Wie God willen liefhebben, dan moet je
toch eerst geloven, dat er een God bestaat, die, zoals de liefde zelf, de eeuwige oergrond is van
alle dingen in de gehele oneindigheid. Hoe kan echter een mens tot zulk een
geloof komen? Het zekerste door de Openbaring, door het aanhoren van het Woord
van God en door het besef van de wil der eeuwige liefde. Heeft de mens zulke wil niet herkend, verplaatst hij
zijn wil van de eeuwige liefde en de hoogste wijsheid aan God toe en laat hem
door de wil van de Heer – gelijk als de vissen – verorberen door een goed toebereid gericht.
Als de mens in deze wereld komt, wordt
hij, wat zijn ziel betreft volledig gescheiden van Gods almacht en is hij in alle opzichten
aangewezen op zijn eigen wil en
kennis. Pas als hij langs de weg van onderricht uit de mond van zijn ouders en
andere wijze leraren God leert kennen, zich gelovig tot Hem richt en Hem om
Zijn hulp en bijstand smeekt, begint ook van goddelijke zijde het invloeien
door alle hemelen heen naar hem toe. De ziel van de mens gaat dan over in een
steeds helderder kennis en van daaruit steeds meer in de liefde voor God; ze
maakt haar eigen wil ondergeschikt aan die van God en verenigt zich op die
manier met de geest Gods, wordt zodoende geleidelijk aan even volmaakt in en
door de geest Gods in haar als de goddelijke geest zelf, en blijft daarbij toch
in alles volkomen vrij en zelfstandig, zoals God als zodanig eeuwig en volmaakt
vrij en zelfstandig is. [GJE9-171-4]
De
mens stelt zijn wil onder de wil van God en hij verenigt zich met de geest van
God en zal daardoor geleidelijk en evenzo volkomen door de geest van God in
haar, zoals de goddelijke geest in haar zelf volkomen is, en blijft hierbij dan
toch nog in alles volkomen vrij en zelfstandig, zoals God voor Zichzelf steeds
volkomen vrij en zelfstandig is. [Aarde en Maan 57-6]
Welk
nut heeft, dat de Aarde het licht van de Zon krijgt, wanneer het niet met de
daadkrachtige warmte verbonden is? Wat is het de mens voor nut om alle kennis
en wetenschap te hebben, als hij deze niet in de praktijk omzet?... [Aarde en
Maan-73 – Is de mens eenmaal in het reine met zichzelf gekomen, zo komt de
hemel vanzelf in hem. De geest is het evenbeeld van de Heer in de mens: jullie
weten, dat de geest van de mens een volkomen levendige afdruk van de Heer is en
deze heeft in zich de vonk of het brandpunt van het goddelijk wezen.
Dus jullie moeten nu je best doen om
hiernaar te handelen; doe alle moeite en onderzoek jezelf of je niets nalaat,
zodat je uiteindelijk niet hoeft te zeggen: 'Kijk nu eens, nu heb ik gedurende
tien tot twintig jaar alles gedaan wat de nieuwe leer me voorschreef, en toch
ben ik nog geen stap verder gekomen, ik merk nog altijd niets van een
bijzondere verlichting in mezelf, en van het zogenaamde eeuwige leven bespeur
ik ook nog bitter weinig in mezelf! Wat mankeert er dan nog aan?' En daarom zeg
Ik tegen jullie: Ga zorgvuldig bij jezelf na, of er niet nog sterke, wereldse,
baatzuchtige gedachten jullie hart besluipen, of jullie hart, en daarom ook
jullie ziel, niet af en toe bevangen is door hoogmoed, door een zekere te
overdreven zuinigheid -een jongste zus van gierigheid -, eerzucht, neiging tot
oordelen, graag gelijk willen hebben,
neiging tot lichamelijke wellust, en door meer van dergelijke zaken! Zolang dit
nog bij de een of de ander het geval is, zal hij de belofte, dat wil zeggen
het volledig in vervulling gaan ervan, aan zichzelf nog niet meemaken. [GJE5-125:1,2]
De
belangrijkheid van het zelfonderzoek wordt vaak onderschat; men meent het goede te kunnen zonder
voordien het negatieve opgelost te hebben. Het goede der liefde kan eigenlijk
alleen de Heer in onze ziel bewerken. Van de mens wordt alleen maar verwacht om
het kwade niet meer te praktiseren. De tien geboden betekent voornamelijk, dat
je niet moet. De mens kan niets van zichzelf iets goeds doen, maar alleen uit
de Heer. Het is ook veel meer nodig om de plek van het levensvuil preciezer te
lokaliseren, dan de plek van de reinheid zelf.
Alles
kan Ik voor de mensen doen, maar hij blijft zoals hij is; maar het hart is zijn
eigen, dat hij volkomen zelf moet bewerken, wanneer hij zichzelf het eeuwige
leven wil bereiden. Want zou Ik eerst de vijl aan het mensenhart leggen, dan
zou de mens een machine worden en nooit tot een vrije zelfstandigheid komen;
wanneer echter de mens de leer ontvangt wat hij te doen heeft, om zijn hart
voor God te vormen, dan moet hij dit ook met een vrij hart volgen, eerst dan
trek Ik in de geest in ditzelfde…
De mens is het eigenlijke doel van de
schepping, een engelhemel uit het menselijke geslacht. Voor Jakob
Lorber is alle materie substantie van de ziel. Want
zij klimt geleidelijk op door het mineralenrijk, het planten, - en dierenrijk. De ziel van
mineralen en dieren wordt steeds complexer, waaruit tenslotte een natuurziel
ontstaat en uiteindelijk een mensenziel. Dit proces kan miljoenen jaren
duren!...[zie ook GJE6-133:3]
Mijn scheppingen hebben nooit en te
nimmer op de een of andere wijze een einde. De wijste en de mooiste scheppingen
zijn met liefde vervult en de zachtste en de heerlijkste [BM51-67]. De mens is
niet slechts het einde van de natuur, maar ook het begin van de geest!’
UpToDate 2023-2024