DE ZAAIER
JEZUS sprak in Jesaïra het volgende op de boot,
terwijl de bevolking aan de rand van het meer Galilea naar Hem luisterde:
GJE1-191:
[4] ‘Een zaaier ging eens een goed en gezond gewas zaaien (Matth.13:3).
En terwijl hij zaaide, viel er een deel op de weg; toen kwamen de vogels en
pikten het op. (Matth.13:4) Een deel viel op rotsachtige grond waar niet
veel aarde lag, en het schoot daarom snel op, omdat er weinig drukkende aarde
op lag; (Matth.13:5) maar toen de zon opkwam en fel begon te schijnen,
verwelkte de in de koele en vochtige nacht opgeschoten kiem al gauw omdat hij
geen wortels had, en verdorde. (Matth.13:6) Een deel viel tussen de
dorens, en deze groeiden veel breder Uit dan het gewas en verstikten het. (Matth.13:7)
En een deel viel tenslotte op goede grond en droeg
vruchten, een deel honderdvoudig, een deel zestig voudig en een deel
dertigvoudig. (Matth.13:8) Wie oren heeft om te horen, die hore. (Matth.
13:9)
[11] Jezus verklaring: ‘Als iemand de woorden over het
Rijk van God, die Ik uitspreek, wel hoort, maar in zijn hart niet begrijpt,
omdat dat hart van pure wereldgelijkvormigheid net zo platgetreden is als een
weg, dan ziet de boze maar al te snel het niet in de aarde gevallen, maar op de
vast gestampte, wereldse gladde buitenkant van het hart blootliggende woord, en
pakt met gemak weg wat eigenlijk in het hart gezaaid is maar toch aan de
werelds gladde buitenkant bleef plakken; en zo'n mens lijkt dan op de weg
waarop het zaad, of wel Mijn woord, viel. (Matth.13:19)
- [12] Het zaad dat op de rotsgrond
viel, betekent het volgende: Een mens hoort het woord en aanvaardt het met veel
vreugde. (Matth.13:20) Maar omdat zo iemand net als een steen te weinig
levensvocht, waarvoor een moedig hart alleen borg staat, en ook te weinig
grond, ofwel vaste wil, in en boven zich heeft en daarom ook net als een steen
afhankelijk is van het weer om vochtig of droog te zijn, en dus met het weer
meedraait, ergert hij zich erg en wordt kwaad als hij allerlei ellende en
vervolging ter wille van Mijn woord moet ondergaan (Matth. 13:21) en
lijkt daarom juist op een door de zon verhitte steen, waarop Mijn woord
natuurlijk geen wortels kan krijgen en tenslotte helemaal verdorren moet.
14] Het zaad, dat tussen de dorens viel,
betekent: Dat een mens het woord hoort en ook aanvaardt, maar daarbij bezig is
met allerlei wereldse zaken en de daarbij behorende zorgen, of met bedrieglijke
winsten of de nog bedrieglijker rijkdom. Zulke ijdele zorgen hopen zich van dag
tot dag op, tieren net als alle onkruid welig in het hart voort en verstikken
maar al te makkelijk en te snel Mijn gezaaide woord. (Matth. 13:22) -
[16] Het in de goede aarde gezaaide zaad betekent echter: Dat een mens Mijn
woord hoort en het opneemt in de grond van zijn hart, waar het altijd en immer
helemaal juist en levend begrepen wordt; zo'n mens lijkt dan op een goede grond
waarin het zaad valt en afhankelijk van de wil en de kracht van de mens
gemakkelijk honderdvoudige, of zestig voudige of dertigvoudige vrucht opbrengt
aan goede werken.
(Matth. 13:23) Honderdvoudig betekent daarbij dat hij alles voor Mij doet, en zestig
voudig dat hij veel voor Mij doet, en dertigvoudig dat hij behoorlijk wat voor
Mij doet. [17]
Er zijn dan ook drie hemelen in Mijn
rijk: de bovenste voor de honderdvoudige vrucht, daaronder die voor de
zestigvoudige vrucht en de onderste voor de dertigvoudige vrucht. Minder dan dertigvoudig telt niet
mee, en wie minder dan dertigvoudig heeft, raakt het kwijt aan degenen, die
dertig, zestig en honderdvoudige vrucht hebben. Zo wordt dus genomen van
degene, die niet heeft, en toegevoegd bij degene, die reeds heeft, opdat hij
dan overvloedig heeft!
[19] Als iemand een akker heeft, die
hem veel vruchten opbrengt, omdat de grond goed is, maar ook een akker heeft,
die ondanks alle bemesting slecht blijft en nauwelijks meer vruchten oplevert
dan wat er op gezaaid wordt, -dan vraag je je af: Wat zal de eigenaar doen?
Wel, hij zal de geringe opbrengst van de slechte akker nemen en bij de goede en
rijkelijke vrucht van de goede akker doen en hij zal het jaar daarop niet meer
zaaien op de slechte akker, maar alles zaaien op de goede akker! Die zal dan de
volle oogst geven, maar de slechte wordt overgelaten aan het onkruid, de
distels en de dorens.
[23] Of doen jullie, als Mijn leerlingen,
onrecht, als je Mij volgt en tempel en Farizeeën en alle Schriftgeleerden
verlaat, en daardoor het laatste vonkje vertrouwen dat je in hen had, bij hen
wegneemt en het aan Mij geeft, terwijl Ik door Mijn daden en woorden toch al
zoveel vertrouwen bezit?! Ik denk, dat het jullie nu wel duidelijk is dat
er absoluut geen onrecht gebeurt als, zoals Ik jullie vertelde, eenmaal van
degene die niet heeft volgens dat getal
dat Ik noemde, ook dat wat hij heeft
wordt afgenomen.
[24] Ik spreek echter alleen maar over het geestelijke en niet over de
materie, want het zou welonrechtvaardig zijn als men bij de weinig bezittende
het kleine bezit weg zou nemen en het aan een rijke zou geven, wiens
voorraadschuren en kamers toch al te vol zijn. Daarom betreft alles
waarover Ik nu spreek, alleen maar het geestelijke en niet de materie, waarvoor
slechts een dwingende en harde wet kan en mag gelden tot de tijd van haar
eens komende ontbinding.
Opmerking: De Heer sprak dus over de 100, de 60 en de 30,
samen 190. De Hebreeuwse letter ”qof”, dat de Hebreeuwse getalswaarde 100
heeft, betekent “oog van de naald”; de kameel, moet door het oog van de naald
gaan. Met de 100, is het eeuwige koninkrijk in zicht. Er zijn bepaalde
getalssamenstellingen in de Hebreeuwse [hemelse] taal, die met 190 identiek
zijn. Zo heeft het gelijkende Hebreeuwse woord voor ZOMER[land] een identieke
betekenis. De hemel is het einde van de mensenreis door de aardse woestijn,
mits hij aan de voorwaarden heeft voldaan, die God voor de mens heeft
ingesteld. Ook bloesem en bloei hebben overigens dezelfde Hebreeuwse waarden,
zoals die van Kanaän [190]. De hemel is de eeuwige leefsituatie waar Gods
volk zal ‘opbloeien’. Bloeien [190] betekent op een gelijkend niveau ‘uitbotten’,
zoals de olijfboom in de zomer zal uitbotten. Egypte
heeft de dubbele waarde van 190, namelijk 40.10.200.90.40 = 380 [Misrajim] en
het betekent hier ‘lijden’, ‘strijd’, ‘vijandschap’, ‘honger’, ‘dood’,
‘dualiteit’; terwijl het Kanaän [190] [het beloofde land] in contrast staat met
Egypte en dat zich verhoudt als 1:2. 100-voudig,
60-voudig en 30-voudig is gezamenlijk 190 en het impliceert:
‘vruchtdragen’, ‘voortbrengen’, ‘leven’ en ‘eenheid’ - (Markus 4:20) Maar het zaad dat in goede aarde
valt, zijn degenen die naar het woord luisteren, het aanvaarden en vrucht
dragen: 30, 60 en 100 keer zo veel. Dit staat in
tegenstelling tot Egypte [= de dualiteit], in de verhouding van de tweeheid
naar de een[heid]: = de {hemel}. Matth. 13:23 ‘Het zaad, dat in goede aarde valt, is diegene, die het Woord hoort
en de betekenis ervan begrijpt. Zo iemand draagt de [bloesem] en
uiteindelijk de vrucht. G
UpToDate 2023-22024