Volkstelling onder Cyrenius
De
evangelist Lucas spreekt over de eerste volkstelling onder Quirinius,
en daarom moet dit gebeuren onderscheiden worden van een tweede volkstelling.
Het loont zich daarom de moeite zich verder te verdiepen in de gegevens over
het begrip ‘volkstelling’ en de ‘persoon van Quirinius’.
Flavius Josephus vermeldt hoe Cyrenius (dat is de Latijnse naam voor Quirinius)
in de provincie Judea, die bij Syrië was gevoegd, deze
eerstgenoemde registratie moest uitvoeren. Hij vertelt hoe in het noorden
hiertegen verzet ontstond, onder leiding van een zekere Galileeër
die Judas heette. [6 n. Chr.] Lucas noemt dit gebeuren ook in Handelingen 5:37.
Dio Cassius
vermeldt, dat deze heffing de tweede in zijn soort was en dat de eerste [8-6 v.
Chr.] niet genoeg had opgebracht. Dit kan betekenen dat de eerste registratie
veertien jaar eerder werd verordend, waarbij Jozef en Maria zich moesten laten
inschrijven, [wellicht één of twee jaar later] - (Luc. 2:3,4).
Twee
gerespecteerde leiders uit de vroegchristelijke kerk, Justinus en Tertullianus, schreven, dat in de officiële documenten
tijdens het bewind van keizer Augustus ook de registratie van Jozef en Maria te
vinden zou zijn en dat ieder die twijfelde aan
Jezus’ geboorte, maar in de overheidsstukken moest zoeken.
Waarschijnlijk werden deze gegevens plaatselijk bewaard. Justinus (geb. 105 n.
Chr.) schreef: ‘Er is een plaats in het Joodse land, vijfendertig
stadiën van Jeruzalem, [dus bijna 7 kilometer] waar Christus is
geboren, zoals je je daarvan kunt vergewissen in de
registratieregisters, gemaakt onder Quirinius, de
eerste procurator van Judea.’
Een
waardevolle aanduiding hiervoor is te vinden op de grafsteen van een Romeinse
officier met de naam Aemilius Secundus. Op deze
steen, die werd gevonden in Venetië, wordt Quirinius
genoemd als keizerlijk gezant
(legatus) die hem opdracht gaf tot de volkstelling in
Apamea in Syrië. Deze volkstelling viel in dezelfde
tijd als de eerste, die genoemd wordt in Lucas 2.
Flavius Josephus vermeldt verder dat in de
laatste jaren van Herodes een gespannen verhouding
tussen hem en Augustus was ontstaan: ‘De keizer schreef Herodes
dat, waar hij hem vroeger als vriend had behandeld, hij hem voortaan als
onderdaan zou behandelen!....[dit was Herodus de
kindermoordenaar – zie ook Jeugd van Jezus, hfdst.
49]
Het
jaartal van deze volkstelling kunnen we vinden in de Res
Gestae, waar Augustus vermeldt, dat hij in het jaar
van de consuls Censorinus en Asinius
(= het jaar 8 v. C.) al een volkstelling uitschreef. De vroegste vermelding van
Quirinius is te vinden in een verslag van Augustus’
regeringsdaden die de keizer zelf heeft opgesteld, in de Res
Gestae. Een kopie van deze inscriptie bevindt zich in
de tempel van Augustus, in Rome en in Ankara. Volgens deze Res
Gestae werd Quirinius tot
consul benoemd in 12 v. Chr. Met dit ambt bekleedde hij een van de hoogste
regeringsfuncties.
Keizer Octavianus
Augustus plachte dus elke 14 jaar een volkstelling te doen houden. Cyrenius stond als hoogste gezagsdrager in Celesyrië, Tyrus en Sidon waaronder tevens Transjordanië
en Palestina ressorteerden, boven de landvoogden en de viervorsten; hij
superviseerde die! Hier is Flavius Josephus niet in
strijd met Tacitus en Strabo, zoals veelal door
historici wordt gemeend, omdat Flavius Josephus als
landvoogden Sentius Saturninus
en P. Ouintilius Varus
noemt.
Cyrenius zegt hier: ‘Ik heb in Hem [Jezus] juist die mens gevonden, die ik - laten we
zeggen dertig jaar geleden tegen de gruwelijke vervolging van de oude Herodes beschermd heb; Hij is het ook, die dertig jaar
geleden, toen mijn broer Augustus de volksregistratie en volkstelling in het
hele uitgestrekte Romeinse rijk en dus ook in het land der joden invoerde, in
Bethlehem in een schaapsstal is geboren uit de jonge vrouw van de timmerman
Jozef, waarbij zich allerlei wonderbaarlijke verschijnselen voordeden. De
Wijzen uit het Morgenland, daarheen geleid door een grote komeet, herkenden Hem
en hebben Hem begroet als de toekomstige koning der joden en Hem geschenken
gebracht; reeds toen werd Hij door de verbaasde herders als een bijzondere
verschijning voor de mensen van deze Aarde bezongen, waarvan jullie je zeker
nog wel iets zullen herinneren! [GEJ.05_149,04]
‘Laat mij u nog dit
zeggen, dat de keizer allang volledig op de hoogte is gesteld en dat hij mij
heeft gevolmachtigd de stadhouder van Jeruzalem af te zetten, alhoewel die
aan mij verwant is, en om Herodes een boete op te leggen
van tienduizend pond aan goud! De stadhouder, die dus uit zijn ambt is gezet,
moet zich binnen vijf dagen bij mij melden, en Herodes
moet zijn boete uiterlijk dertig dagen later hier volledig komen voldoen! In
geval van nalatigheid zal hij van zijn leenheerschap vervallen worden verklaard!
Fiat! Cyrenius, vice Augusti.’ [De Jeugd van Jezus, hfdst. 48 :17,18]
UpToDate 2023-2024