Profeten?
door Klaus Opitz [Dld]
„…Juist daarom heb Ik ooit zieners
opgewekt als nieuwe profeten en weliswaar volgens een bepaald doel, welke Mijn
Woord onvervalst aan de mensen
moeten weergegeven; zodat er geen
vervalsing van menselijke kant kan binnensluipen, daarom dikteer Ik nu Zelf
Mijn schrijvers (Jakob Lorber,
Gottfried Mayerhofer,
Leopold Engel), wat Ik van de mensen
geloofd en wil opgevolgd hebben!”
(Mayerhofer,
‘Staat de katholieke of protestante kerk Mij veel meer nader?’ (Lebensgarten’). Zie ook het citaat in het JLB-Bulletin van november 2016, bladzijde 5
Bewijzen over God?
kort samengevat
„Het
geestelijke leven is de hoofdbasis van al het zijn, en het materiële leven is
slechts als een zichtbare factor. Wie beiden verwisselt of de eerste zelfs
verloochent, die zal aan het einde toch gewaar worden, dat met het verloochenen
van de zaak het niet is afgedaan, maar eerst daardoor wordt het geestelijk oog
verblind en de ziel doof voor alle stemmen van de haar omgevende natuur.”
[Richtlijnen van het leven-20:57]
De
pogingen, om de existentie van God op
een rationele wijze te bewijzen (het
bewijs over God), gaat - zoals men weet, terug naar de Griekse filosoof
Plato, Aristoteles, en voortgezet door Anselm von Canterbury, Thomas von Aquin en vele anderen (de
ontologische bewijzen over God, de kosmologische bewijzen over God, de
teleologische bewijzen over God, de moralistische bewijzen over God, en zo
voort. – (zie daarover het internet
onder het trefwoord ‘bewijzen over God’).
Waarvoor
dienen bewijzen over God? Het
gemotiveerd zijn van een eigen geloof, motivatie tot een afwijzing van geloof
in een God?
Natuurlijk
kunnen zogenaamde bewijzen over God de kritische denker tot een uitgangspunt
zijn en erover na te denken, om in gesprek te gaan met de zogenaamde atheïsten,
materialisten en godloochenaars.
(„Goddelozen
duiken voor het eerst op rond 1970 in de Duitse statistiek. Al voor de
hereniging met de atheïstische DDR,
verhoogt haar getal zich markant, en vandaag vormen ze met ca. 38% de grootste
groep, ver voorliggend bij de katholieken of de protestanten. Globaal gezien
spreekt het voor zich dat, volgens de taxatie van ca. 800 miljoen mensen, deze
als ongelovig worden aangemerkt, dus elke tiende inwoner op de Aarde“. [volgens
‘DER SPIEGEL’ 49/2016]
Voor
het overige kunnen bewijzen over God ook voor de zoekende hulprijk zijn en tenslotte voor diegenen, die hun God intussen wel gevonden hebben.
Uit
de Nieuwe Openbaringen van Jezus weten wij, dat God in
Jezus alleen maar door de liefde kan
worden ervaren! „Mijn
schepping te begrijpen is niet een zaak
van het verstand, maar een zaak van
het hart, het gevoel!’ (Scheppingsgeheimen 01_026,30)
Om
die reden heeft ieder mens [ook] een verstand
en de daaruit voortkomende overwegingen
van het verstand. Hij kan daarom door lering,
door wetten van buitenaf en door allerlei ervaring worden wijs gemaakt en
kan dan voor het goede, juiste en ware kiezen en zichzelf in zijn handelen
ernaar richten; maar dan is hij daarbij toch niet aan enige dwang onderworpen,
want hij kiest immers zelf vrij van wat hij als goed, juist en waar inziet. (GEJ.05_109,05)
Echter‚ het verstand behoort tot de beoordeling van de wereldse dingen‘, om
machines uit te vinden en ontdekkingen te doen, om jullie leven gerieflijk in
te delen, of de een of de andere meer
macht te verlenen, enz. Maar wat jullie
alles zo ook met je verstand telkens verzinnen willen, Mijn schepping, en jullie
‚waarom zo en niet anders‘, dat kunnen jullie niet doorgronden!“
(Lg.01_030,30)
Wat
leert Jezus ons nu echter Zelf in de Nieuwe Openbaringen als antwoord op vragen
naar bewijzen over God‘?
Het ene komt voort uit
het andere
„…Alles, wat bestaat moet een basisgedachte gehad hebben, waarom dat zo
geschapen werd, en tot wat het bestemd was, en wat het eindelijk ook naar toe
zal leiden“
(Lg.01_023,04)
“Het
tevoorschijn komen van het een uit het andere‚ als dat zo is, dan moet dit ook
zo worden‘- dat dit principe, en geleid door Mijn oneindige wijsheid, dat de
grondslag is van het geschapen Universum, de bouwsteen is van het geestelijk
wereldrijk, en de basis van elke echte denkwijze van een verstandig wezen, die
dan alleen zo en niet anders, eveneens Mijn natuur volgend, Mijn scheppen
begrijpt en Mijn Ik vermoeden kan!’ –
Zo
moet jij je de wereld voorstellen als een boek
van alleen maar opgeloste mathematische problemen, die natuurlijk ook
diegene lezen en begrijpen kan, die zelf een rekenkundige en logische denker
is.
Probeer
jij – en jullie allemaal, die dit en Mijn vorig Woord leest, dat te worden, en het zal jullie zeker lukken, ook in jullie
doen en laten daar een regelmaat, een ordening in te brengen, die menselijk
gezien verstand, en goddelijk uitgedrukt de ‘hoogste wijsheid’ betekend.
‘Dan
zullen jullie je doel en de middelen daartoe nooit mislopen. Je leven zal dan
gaan lijken op Mijn gehele organische en
geestelijke schepping, waar alles
binnen de ordening zijn bestemming tegemoet gaat en alles op de juiste plaats
staat, om op de juiste tijd de wisselwerking van de onderlinge werelden en
de eenheid van het totale reusachtige bouwwerk te bevorderen en bij iedere stap
de wijsheid van hun schepper te verkondigen.’
[Scheppingsgeheimen - hfdst. 20:90 e.v.]
"Tevergeefs
sloven vele materialisten zich uit om
alle bewegingen en verschijnselen in het menselijke alsook in het dierlijke of
om het plantaardige leven terug te voeren op de chemische verbindingswetten:
maar het is en blijft een eeuwig verkeerde conclusie. Want wanneer jullie
geleerden je alle elementen zouden opnoemen waaruit je lichaam of dat van een
dier of een plant bestaat, wanneer ze aantonen, dat een begaafd iets uit
fosfor, kalk of ijzer, zout enzovoort bestaan, dan wil Ik hun alleen maar
zeggen: neem al deze primitieve elementen en meng ze door elkaar, en zie of
ooit een slagader, een ader, een zenuwstreng of zelfs een kloppend hart zich
daaruit zal ontwikkelen?
‘Kijk, jullie zwakke blinde geleerden, jullie
kunnen wel zien, dat in het organische leven de basiselementen bij hun
vermengingen bepaalde verbindingen aangaan en weer andere stoffen van een
hogere orde voortbrengen; maar dat hele chemische laboratorium zal vanuit al
deze stoffen geen grashalm tot stand brengen en nog veel minder een van
organisch leven voorzien levend wezen!’ [Levensgeheimen-hfdst.
19:9,10 e.v.]
‘Kijk,
misschien willen jullie wetenschappelijke boeken bestuderen en vinden jullie
daarin de natuurwetten, de
combinaties van oerstoffen, de chemische verwantschappen,
het kristallisatieproces van mineralen, de wet van de celvorming bij planten,
de bouw van de dierenwereld en de mens, voor zover het jullie mensen mogelijk
is, verklaard. Die studie is echter een studie voor enkelen of van de enkeling
die, als hij wil, achter de wetten ook
de Wetgever kan vinden. Want wie Mij werkelijk zoekt, die vindt Mij overal;
want het is voldoende, dat hij Mij wil vinden!’ [Scheppingsgeheimen, hfdst. 31:2]
„Waar wetten bestaan, daar moet ook een Wetgever zijn; want elementen en natuurkrachten manifesteren
zich niet vanzelf. Wanneer dus door de wetten uit de aard van de zaak een
wetgever verondersteld wordt, dan spreekt het vanzelf, dat er bij zeer wijze wetten ook een zeer wijze Wetgever moet zijn,
die het toppunt van alle wijsheid is.” [Levensgeheimen, hfdst.
30:19]
"Als echter de hele schepping volgens jullie
nieuwe filosofie alleen maar het werk van het blinde toeval zou zijn, zouden
dan de dingen in de natuur ook naar alle kanten hun huidige
bestaansbestendigheid behouden? (GEJ.06_087,06)
"Hebben wij in de
natuur een voorbeeld, dat een ding zichzelf wetten geeft?“ [Levensgeheimen-hfdst.
13:9]
‘De natuuronderzoekers,
de vaak ijdele natuurdwazen, hebben wel in alle materie bepaalde basiskrachten ontdekt, zoals de aantrekkende en afstotende kracht
waarvan de aantrekkende als cohesie of zwaartekracht en de afstotende als de
centrifugale kracht wordt aangenomen. Daarnaast zijn er nog over de
elasticiteit of expansiekracht, de deelbaarheid en de doordringbaarheid van de
materie nogal geleerde verhandelingen gehouden en ze zijn ook onder de krachten
ingedeeld, die tot de grondeigenschappen van de materie behoren.‘
‘Maar waren deze geleerde
natuurdwazen, als zelf-levende mensen, maar een
stapje verder gegaan en hadden ze de alles
beheersende en alles vullende levenskracht een plaats in hun boeken
ingeruimd, dan zouden ze allang met hun wetenschap een grote stap voorwaarts
gemaakt hebben en hadden ze niet noodzakelijkerwijs de dode krachten - wat de grootst mogelijke onzin is, moeten
onderzoeken en ontbinden; maar hadden ze dadelijk met de basisvoorwaarden van al het Zijn te doen gehad, dan hadden ze
zichzelf en alle materie allang volkomen
en met gemak kunnen doorzien vanaf het juiste, effectieve, ware standpunt. Het
is eigenlijk aller-domst dat de levenden in louter dode krachten rondtasten en
tenslotte ook nog willen bewijzen, dat de levende kracht een mengeling en
samenstelling van louter dode krachten is!
O, wat een klinkklare onzin! Volgens
welke logica kan dan een werkzame kracht als dood worden aangezien? Kan er iets
onzinniger zijn dan dat men bepaalde duidelijk zichtbare werkingen aan een dode
oorzaak probeert toe te schrijven? Dat zou hetzelfde zijn dan van alle
werkingen helemaal geen oorzaak aan te nemen. Want dood is in bepaald opzicht
nog minder dan niets. Een ding kan alleen als dood beschouwd
worden, zolang het uit een of andere werkingssfeer verbannen is. Ziel en geest van een mens kunnen dood
zijn doordat ze een verkeerd gebruik
maakten van hun vrijheidsproef, waarbij ze zich niet aan de goddelijke
ordening hielden en daardoor noodzakelijkerwijs in een zodanige gevangenschap (materie) raakten, dat ze
van elke effectieve werking waren uitgesloten.’
‘Als
er echter in en aan de materie werkende krachten worden ontdekt, dan zijn die
niet dood, maar levend en intelligent; want zonder een bepaalde intelligentie
is een werking even ondenkbaar als een kracht.
Zoals de kracht zich door haar
inwerkingtreding laat zien, zo toont zich ook de intelligentie van die kracht
door de steeds gelijk geordende planmatigheid.’
‘Gaat de groei van het
gras en de planten niet volgens een bepaald innerlijk plan, dan kan iedereen die een plant heeft zien groeien,
dit gemakkelijk waarnemen. Dat is ook het geval met het vergaan en met al de
verschijnselen waaraan bepaalde krachten ten grondslag moeten liggen. Daaruit
kan men gemakkelijk deze gevolgtrekking maken:
‘Waar
men niets anders dan uitwerkingen ziet, daar moeten ook evenveel krachten als
uitwerkingen zijn; en omdat al die werkingen geordend en planmatig zijn, moeten
er ook evenveel intelligenties als
kracht aanwezig zijn.
En uit deze gevolgtrekking wordt dan
ook begrijpelijk, dat de materie alleen maar uit zielen, dus intelligenties
bestaat, die door hogere krachten en intelligenties volgens de ordeningen en
behoeftes tijdelijk kunnen worden vastgehouden’.
‘Als de tijd van het vasthouden
verstreken is, ontwaken de afzonderlijke intelligenties en verenigen zich als
oersubstantie weer tot dat wezen, waarin ze oorspronkelijk uit Mij, de
Schepper, gevormd werden; en deze hereniging is dan gedeeltelijk het werk van
de intelligenties zelf en gedeeltelijk dat van de bekende hogere geesten’. [Aarde
en Maan, hfdst. 41:6 e,v.]
„Wat weten jullie artsen en anatomen
eigenlijk, met inbegrip van hun onophoudelijke lijkensnijderij
[N.B.: en zelfs het plegen van vivisectie] en het chemisch analyseren van de
elementen waaruit het menselijk lichaam samengesteld is?
Ze komen Mij
allemaal voor als een kleermaker die uit de kledingstukken die hij krijgt om te
herstellen, het karakter en de geestelijke eigenschappen meent te ontdekken van
degene die ze gedragen heeft. Het materiële,
ja alleen het grofmateriële is voor hen zichtbaar,
maar de stille kracht met intelligentie,
die deze vaten tot in het kleinste detail met dezelfde volmaaktheid opbouwt en
tot de dood in stand houdt, die intelligentie kennen ze niet; want met sectie
plegen laat die zich niet vinden.
Kijk eens naar de hersenen van een mens, wat is
dit weefsel van verschillende door fijne vliezen afgesloten en gescheiden
massa’s met hun windingen eigenlijk?
Waarom zijn die
windingen er, waarom niet één massa, waarom de grijze en waarom de witte massa?
Voor een deel denken jullie geleerden dat ze ontdekt hebben waar deze of gene
vaardigheid haar zetel heeft. Wat is echter vaardigheid, of hartstocht? Is het
een fluïdum, een elektrische of magnetische stroom? Hoe vindt het denken
plaats? Wat gebeurt daarbij in de hersenmassa’s?
Zie, al zouden
de hersenen ook blootgelegd zijn en toegankelijk voor waarneming, dan zouden
deze geleerden toch niets zien; want een gedachte heeft geen lichaam.
Juist hier in
de halfronde witgrijze massa van de hersenen grenzen twee werelden aan elkaar,
die ondanks al het bestrijden toch bestaan.
Al zou ook menige materialist
het met behulp van spitsvondige onzin willen loochenen, in hem zelf wordt nog
in het loochenen bewezen, dat het bestaat. -
Zie nu, je
goede vriend heeft in deze boeken het zoete vergif van de menselijke wijsheid
opgezogen. Hij is deze geleerden stap voor stap gevolgd, heeft hun
bewijsgronden ook in zijn leven dikwijls naar de schijn bevestigd gevonden, en
zo is hij nu ten prooi aan een ‚pseudo-[onecht]-weten‘.Dat
bevredigt en troost hem niet, maar doemt hem om het treurige lot dat deze
geleerden de mens in de schepping hebben toegewezen, helaas met hen te delen,
namelijk om geduldig af te wachten, totdat na veel ongeluk en lijden in het
menselijke leven tenslotte ook zijn uur slaat, dat hem uit dit tranendal
wegvoert en hem misschien een stuk water, of ether, of stikstof doet worden
(volgens hun idee)!
Dit troosteloze vooruitzicht is het, wat hem terneerdrukt,
en aangezien er nog niemand [bij hem!] gekomen is om hem over een beter
vooruitzicht te beleren, heeft hij genoeg van zijn leven en is hij zijn bestaan
moe’. – [Lg.01_031,11 e.v]
‘Ik zeg je: als je in staat
bent het meest eenvoudige wormpje tot een levend bestaan te roepen, dan ben je
even goed in staat een hele Aarde, de Maan en de Zon evenals de overige sterren
tot een bestaan te roepen! … En als degene
die het wormpje in leven roept, zelf niet een volmaakte heer over alle krachten
en al het leven zou zijn - hoe zou hij zo'n machine dan tot leven kunnen
brengen? En hij zou zelf behalve een heer over alle krachten en al het leven
toch ook zonder meer het eeuwige leven zelf moeten zijn -want hoe zou hij
anders het wormpje zelf tot leven kunnen brengen?'
(GEJ.10_170,14 en 15)
"Ik heb bij de schepping in alles, ook in
het geringste atoom, Mijn geest erin gelegd, om de materie geschikt te maken,
om zich tot iets groots en hogers te ontwikkelen." (Predikingen
van de Heer.01_053,16)
"…Want God heeft vanuit Zich Zelf voor eeuwig
een ordening bepaald en daar zal het ook eeuwig bij blijven!‘‘… (GEJ.07_215,09)
De
complete samenvatting „bewijzen over
God“ met de hoofdstukken: 1. Kleine inleiding, 2. Over het menselijk leven,
3. Zo zoek je God met de rekentafel in de hand, 4. Alles wat bestaat moet een
grondgedachte gehad hebben, 5. Het tevoorschijn komen van het ene uit het andere, 6. Onderzoek
alles en behoudt het goede. Zie verder onder: www.JESUS2030.de
linker zijkolom onder „Einführende Texte“.
UpToDate 2023-2024