Jozef en de tempel
[via Jakob Lorber ontvangen in 1840 van de Heer]: Jozef zei tegen de tempelpriester dat
hij al een grijsaard is en thuis
volwassen zonen heeft en gedurende geruime tijd weduwnaar is en bang om het
mikpunt te worden, als hij het meisje Maria in zijn huis opneemt. De priester
vermaande hem en Jozef werd bevreesd en verzocht dat deze voor hem bidden ging.
In het Allerheiligste bad de priester dan voor Jozef en hoorde de stem van God
die zei: ‘maak deze man die Ik uitverkoren heb toch niet bedroefd. Want in heel
Israël is geen rechtvaardiger man te vinden dan hij, zelfs op de hele wereld
niet en ook niet voor Mijn troon in alle hemelen!’ Jozef wordt de
rechtvaardigste van alle mannen op Aarde genoemd.
Jozef in Egypte
Het Kindje Jezus zei
tegen Jozef van Maria: ‘U weet vast niet, wie Melchizédek, de koning van Salem
was? Nee hè? Nu dat weet Ik wel, en Ik zal het u zeggen: de koning van Salem was de Heer Zelf, maar
niemand behalve Abraham had daar notie van. Daarom boog Abraham
zich voor Hem tot op de grond en bood Hem vrijwillig van alles tienden aan.
Jozef, Diezélfde
Melchizédek ben Ik, en u bent zoiets als Abraham. Waarom wilt u Mij
nu niet een tiende van deze lekkere vis geven? Wie heeft de vis dan wel
geschapen, zowel als de zee? Was dat dan soms Maria; of was Ik het, de Koning
van Salem in eeuwigheid? Ik ben hier dus in Mijn Eigendom van eeuwigheid her,
en u zoudt Mij desondanks geen hele portie vis willen toedienen?!
Daarom zullen ook de mensen Mijn
lichamelijke moeder eens veel meer eer geven dan Mij! Jozef had geen idee, wat hij daarop zou
moeten antwoorden, maar hij deelde zijn eigen portie maar gauw in tweeën, en
gaf het grootste van de twee stukken aan het Kindje. Maar nu zei het Kindje
weer: 'Wie Mij iets geeft, maar daarbij een deel voor zichzelf houdt, die kent
Mij niet! Wie Mij iets geven wil, die moet Mij alles geven, anders aanvaard Ik
het niet!' Nu pas schoof Jozef welgezind het Kindje ook zijn eigen deel toe.
'Wie Mij alles geeft, die krijgt wat hij gegeven heeft honderdvoudig terug!
Jozef, neem nu de vis maar weer terug, eet ervan, en geef Mij dan maar wat er
over blijft.'
Jozef
draagt het kruis voor Jezus.
Dit was een fraai gepolitoerde cederhouten kruisbalk. Het kindje Jezus vraagt
aan Jozef dat kruis (de tafel) op zijn schouders te nemen en het voor hem naar
huis te dragen. Voor die last hoefde hij niet bang te zijn, ook al gaat hij
daardoor enigszins onder gebukt. Het kind zal hem niet buigen en hem nog minder
verzwakken. Jozef leefde niet meer als Jezus met Zijn missie begon.
Jozef als grijsaard was al over de zeventig, toen de bijna vijftiend jarige Maria
hoogzwanger was. Cyrenius hoort het
kindje Jezus zeggen tegen hem: ‘Ik jouw Heer en God!’ en vraagt Jozef dan of
het kindje inderdaad de enige ware Schepper is van het hele Al, want de twee
engelen buigen zich iedere keer op de grond als het kindje spreekt. Jozef kijkt
hier vreemd van op want weliswaar hield hij het Kindje voor een regelrechte
Zoon van God, maar voor God Zelf hield hij Het niet: 'Het zou iets te gewaagd
kunnen zijn om het Kind voor God zelf te houden, zegt hij.
Profeten
spraken vroeger in de eerste persoon sprak, als ware hij zelf de Heer. Ik denk
dat dit ook hier het geval is: In dit Kind is God bezig een zeer machtige
profeet te verwekken, en Hij spreekt nu reeds zeer vroegtijdig door diens
mond. Maar Het Kindje riep nu Jozef en Cyrenius bij Zich en zei: ‘Maar weet je
dan niet wat de Heer ooit, ook bij Jesaja (68) sprak, toen Hij zei: "Wie
is het, die van Edom komt, in bloedrode kleren, van Bosra (Bozra)? Stralend in
Zijn feestgewaden en fier op Zijn geweldige kracht? Ik ben Het, Wiens woord
gerechtigheid is, en Die de macht om te redden heeft. Zeg Mij eens Jozef, ken
je Hem eigenlijk wel, Die uit Edom komt, Die er nu is, en Die nu tot jou zegt:
"Ik ben het, Die gerechtigheid leert, en Die de Macht heeft om te
redden?’ Nu sloeg Jozef zich met de hand op de borst, en in stilte aanbad hij
de Heer in de gedaante van het Kindje.
Een
ogenblik later zei Cyrenius zachtjes tegen Jozef: 'Broeder, het lijkt mij
niettemin af te leiden, dat ik gelijk had!' En Jozef antwoordde hem: ‘Ja,
inderdaad, je hebt gelijk, maar, nu komt het er pas echt op aan om daarover te
zwijgen, als je wilt blijven leven!' Cyrenius borg deze vermaning diep in zijn
hart, en heel zijn leven lang hield hij er terdege rekening mee! Cyrenius had
zeer groot respect voor Jozef. Maar nu richtte Het Kindje Zich op en zei: '
Jozef, Ik weet, waarom Ik jou heb uitverkoren maar voor Mij was je nog nooit
groter dan juist nu, nu je je zwakheid bekent tegenover een heiden!
UpToDate 2023-2024