Twaalf uren

 

Ontvangen

van de Heer

door

Jakob Lorber

 

Oorspronkelijke titel: ‘Die Zwölf Stunden

Uitgegeven door: Neu-theosofischer Verlag

Bietigheim a. E., Württemberg 1895

Nederlandse vertaling: Auke van Gemert, september 1996

Copyright: Jakob Lorberstichting, Burg . de Millylaan 1 te Warnsveld


 

Voorwoord

 

“De hele mensheid is, op de keper beschouwd, onderling als een eenheid verbonden.

Voor zover het wel en wee van de één bij de ander levende weerklank vindt, in zoverre is er werkelijk mens-zijn ontwikkeld; kwantiteit en kwaliteit van de naastenliefde zijn dus de graadmeters van echte cultuur.

De mens, die tegenwoordig over het algemeen in egoïsme verloren en in genotzucht verdwaald is, omdat hij in een materialistische illusie gevangen zit, kan alleen door een terugkeer naar de goddelijke oer-grondwet van de zuivere liefde teruggewonnen worden voor het ware leven.

Door de nood van de tijd wordt de geest gewekt, en deze doet de leegheid van de tijd en haar dwaling voelen - daarna zal het heimwee naar het paradijs van werkelijk innerlijk geluk en vrede ontwaken.

Zelfkennis van onze gebreken leidt tot deemoed, en wekt het verlangen naar verlossing van ons kwaad; ze is dus de voorwaarde tot geestelijke vooruitgang.

“Vader, ik heb gezondigd in de hemelen en tegenover U, en ben niet meer waard dat ik Uw kind genoemd word!”

 

God weerstaat de hovaardige,

maar de deemoedige geeft Hij genade!

 

 


Inleiding

 

Hoe laat is het? Wat voor tijd is het - bij de beschaafde mensheid in het algemeen en in het bijzonder? Dit is voor het grootste deel de inhoud van dit boekje waarin, behalve het schilderen van de erbarmelijke gebreken van onze huidige toestand, ons ook het hoge doel uiterst aantrekkelijk voor ogen wordt gesteld, helder oplichtend in een eenvoudig beeld.

 

De periode van 12 jaar dat dit boekje niet meer leverbaar was kan verklaard worden door de eigenaardige, door de wereld enigszins ‘pessimistisch’ genoemde inhoud, met zijn vaak misverstane, enigszins drastische beelden; een aan de tijd aangepaste herziening leek dus gewenst, ten behoeve van de steeds (over)gevoeliger wordende mensheid. Daarom vroegen wij het vóór het opnieuw drukken aan de Heer, en ontvingen daarop de in het voorwoord gegeven genadewenken, die in zeer korte vorm al het noodzakelijke bevatten. Maar toch lenen ze zich er ook weer voor om bij menig zwak mens nog meer ergernis te wekken, in het bijzonder bij letterknechten in onze niet gemoedelijke, verstandelijk kritische tijd. Ook hier past de wenk van de Heer: ‘De wereld richt zich op het woord (het omhulsel) – Ik richt Mij op de betekenis ervan’[1].

Daarom zouden wij allen willen vragen om heel rustig het hele boekje te lezen - en te willen bedenken dat de eerste 11 uren alleen maar de weliswaar zeer uitgebreide, maar zeer noodzakelijke verdeemoedigende inleiding vormen, zodat wij de verheffende, zeer indrukwekkende onthulling van het 12e uur zonder schade kunnen verdragen.

Als wij de slotzin van het 11e uur goed vasthouden, zullen wij begrijpen dat hier voornamelijk getoond wordt dat er ondanks de door onze moderne verworvenheden voortschrijdende eigendunk van wetenschap en cultuur in het algemeen en in het bijzonder nog veel corrupt is, hoofdzakelijk met betrekking tot het moreel-geestelijke. Deze tegenstrijdigheid zou meer in zijn wezen gekend moeten worden.

Als wij naar een oorzaak zoeken, dan zien wij dat de veelgeprezen successen van onze tijd merendeels tot de sfeer van het verstand van het hoofd behoren, waarvan de eenzijdige, zelfs abstracte ontwikkeling immers een kenmerk van onze tijd is, als gevolg van haar materiële gerichtheid; want de verstandelijke sfeer bezit is uitsluitend werelds van aard en harmonieert dus met de tendens van de huidige mensheid. Het gevolg is de verwaarlozing van de ontwikkeling van het gemoed, wat toch de enige plaats is waar het edele menselijke wortelt; hier woont het verlangen naar werkelijk innerlijk geluk, dat nooit in uiterlijke cultuur bevrediging vindt omdat daar - al is het ook dikwijls onbewust - het verlangen naar eeuwige waarheid sluimert en zich steeds weer doet voelen.

En als wij nu vragen: hoe is het bij de huidige mensheid dan gesteld met de verzorging van deze hemelse kiem? Dan zijn de dagelijkse verschijnselen en de algemene en individuele omstandigheden veelzeggende getuigen van de verschrikkelijke verwaarlozing van het beste in de wereld, dat wil zeggen: van de cultuur van het hart! Met deze verwaarlozing - als gevolg van de op deze manier naar voren getreden heerschappij van de materiële wereldgeest, die de heilige Schrift met het karakteristieke woord ‘antichrist’ aanduidt - is het zover gekomen, dat dingen die in wezen goddelijk en eeuwig zijn geen plaats meer hebben in deze vermaterialiseerde wereld, en de arme ‘beschaafde’ mensheid dus geen God en geen idealen meer kent, gelukkig met een toenemend aantal uitzonderingen. Is het niet buitengewoon treurig! Deze toestand wordt in de Schrift met ‘de laatste tijd’ aangeduid, omdat het eigenlijke menselijke - het goddelijke in de mens - bijna helemaal verdwenen is.

Om dat aan het licht te brengen is ons boekje, als een scherpe vermaner, heel geschikt, aangezien hierin immers niet alleen de ellende van de onderdrukten en het ongeluk van de onderdrukkers, maar ook het verdriet van de Vader om de verlorenen in beide kampen tot uiting komt. In de toenemende opwinding van deze tijd van strijd ofwel de geboorteperiode van betere toestanden, waarin wij voor de zich nu opstapelende misdaden, ergernissen enzovoort de nodige verdraagzaamheid moeten opbrengen, houden wij staande dat iedere misdadiger weliswaar een zondaar tegen de goddelijke en menselijke orde is, maar in diepere zin een verdwaalde broeder met een zieke ziel, en dat het zieleheil van zo iemand dus de belangrijkste opgave van de maatschappij zou moeten zijn.

Laten wij daarbij wel bedenken dat enerzijds de zondaar ook op een bepaalde manier de lof of triomf van de Schepper uitdrukt; het is immers de hoogste opgave van de Schepper om wezens met een vrije wil te vormen, en juist door het feit dat zij tegen Zijn wil in handelen bewijzen zij het slagen van deze bedoeling. Dat een dergelijk (dikwijls onbewust) misbruik van de vrije wil de plannen van God niet stoort, daar is voor gezorgd; want de mens kan willen wat hij wil, uitvoeren kan hij echter alleen maar wat de goddelijke Voorzienigheid in haar opvoedende wijsheid toelaat! Wat overigens de verantwoordelijkheid niet opheft. Anderzijds oogst de Vaderlijke liefde, door de berouwvolle verdwaalde mens te vergeven, de meest kostelijke beloning in diens verhoogde kinderlijke liefde! Laten ook wij hetzelfde doen! (Luk 15: 18, 21; 18: 11)

Wanneer wij ons eigen ik eerlijk met de maatstaf van de bergrede (Matt. 5-7) bekijken, dan kan het niet anders of het inzicht zal in ons dagen dat ieder voor een deel mede schuldig is aan het aanwezige kwaad, en dat dus ook ieder verplicht is om binnen zijn mogelijkheden mee te helpen aan de ommekeer tot het betere. De eerste stap, het in zichzelf kennen van het kwaad, moet algemeen worden. De klaagroep van de profeet (Jer. 30: 12): ‘De ellende is uiterst kwaadaardig’ moet de uitdrukking van het algemeen gevoelen zijn - waarop dan natuurlijk de roep om hulp volgt: ‘Maar waar is dan redding en heil?’ Weliswaar klinkt daarop van vele kanten het antwoord dat velen misleidt: ‘Hier’, ‘Nee, hier’, ‘Hierheen, bij ons is het heil der wereld’, enzovoort (Matt. 24: 23 e.v. - tekenen van de laatste tijd), maar bij nader onderzoek blijken al deze stelsels (sociaal-democratische, ethische, spiritistische, vegetarische enzovoort) veel te kortstondig, eenzijdig en ontoereikend te zijn, hoewel ze voor enkelingen en hele groepen een zegen kunnen zijn.

Ondanks dit deprimerende resultaat van het onderzoek naar onze toestand in de huidige crisis van de mensheid moeten wij ons echter toch niet laten ontmoedigen; want er is geen ommekeer mogelijk, voordat de dwaling ingezien wordt - en wij herinneren ons wat de enig ware Heiland ons troostend toeroept (Luk. 21: 28): ‘Wanneer jullie die dingen zien, hef dan het hoofd omhoog, want jullie verlossing nadert!’

Hij heeft deze grootste nood aller tijden wel voorzien, en beloofde daarom ook als grootste troost Zijn wederkomst - een wederkomst, voorafgegaan door Zijn nieuwe woord, in Zijn heerlijkheid van vredevorst - opdat er één herder en één kudde zal zijn.

Ja, moge Zijn geest - Zijn geest van medelijden met het ongeluk van allen, Zijn geest van offervaardige overgave - nu rijkelijk wederkomen over de mensheid en velen stimuleren om ware navolgers te worden van Degene, die als de Allerhoogste de hemelen van Zijn heerlijkheid verliet en als de geringste in de wereld kwam om het grootste te volbrengen: een eeuwige verlossing van alle verdwaalden, gevallenen en ellendigen die vurig naar het betere verlangen. Hij deed dat door de kloof tussen de heiligheid van God de Schepper en de gevallen mens door Zijn leer en levenswandel, ja met Zijn leven te overbruggen en de basis te leggen voor de vervulling van de lang geleden gedane belofte (‘Zie, Ik maak alle dingen nieuw’ - Openb. 21: 5); en zo legde Hij op de deemoedige, zachtmoedige, lijdzame en alles opofferende liefde het fundament van de nieuwe hemel! En alleen op dat fundament is omvorming van de toestand op aarde mogelijk.

In dit Lichtpunt zijn alle mensenvrienden van goede wil één, in het duidelijke besef dat het nodig is om deze enige reddende, zuiver christelijke, d.w.z. ideaal-menselijke gedachte door middel van woord en daad meer ingang te doen vinden.

Dus, welgestelden, die mee willen helpen om de catastrofe (waartegen uiterlijke macht weinig kan uitrichten, aangezien ze door de geest gedreven wordt) af te wenden: hier is het zaak om terwille van God en het goede te handelen - door in navolging van het eeuwige voorbeeld in zelfverloochenende liefde voor de mensen de ellendigen geluk te brengen - en zo tegen uiterlijke offers innerlijke ware, eeuwige en hoge zaligheid te winnen, onmiddellijk en voor eeuwig!

Maar ook voor de onderdrukten is troost en licht in het voorbeeld van Hem, die nog geen steen zijn eigendom kon noemen en die toch, zoals Zijn woorden en daden getuigen, in Zijn geest de rijkste van allemaal was. Hoewel Hij de macht had om alle hindernissen uit de weg te ruimen, verdeemoedigde Hij zich toch, gevolg gevend aan Zijn eigen geboden: ‘Weerstreef de boze niet!’, ‘Bidt voor je vijanden!’, ‘Zegen degenen die je vervloeken!’ en behaalde zo de overwinning. En daarin ligt de kracht om ook nu in de strijd tussen wereld en geest redding te brengen. Hierin, in het navolgen van Hem, is de sleutel gelegen voor de oplossing van ieder conflict!

Laten wij goed in de gaten houden dat het beloofde hemelrijk niet enkel pas aan gene zijde is, o nee, maar de wortel ervan moet reeds hier in onszelf geplant zijn en ons reeds hier zalig maken (zie de voorbeelden van de martelaren); pas dán kan ze in de vrije wereld aan gene zijde voor eeuwig tot een oneindige volheid uit ons opgroeien.

Net zoals ook de hel reeds hier in onszelf wortelt door het koesteren van zelfzucht, trots en traagheid, die wij zodoende meebrengen naar gene zijde.

De ‘antichrist’, het algemene kwaad, de zwaarste belemmering van de vooruitgang, wordt overwonnen door het ‘bloed van Christus’ - wat wil zeggen: Zijn heilige levensgeest, de alles opofferende, barmhartige, heil brengende verlossende liefde. Moge Christus zó, in de geest van Zijn leer, gelouterd, verlicht en praktisch gerealiseerd in de mensheid opstaan; zo’n gezegend, verblijdend Pasen streven wij na!

Laten wij ervoor bidden en werken dat deze geest rijkelijk uitgestort wordt, opdat er een groots Pinksteren zal komen en het door Jezus op aarde gebrachte hemelse vonkje wordt tot een vuur dat al het kwaad verteert (Luk. 12: 49), wat weldra moge oplaaien als het heerlijkste teken van dank en lof aan de hemelse Vader!

 

Hier voelen wij nog de behoefte om de weinige trouwe, behulpzame lieve vrienden broederlijk te bedanken en hun, evenals allen, het beste toe te wensen!

 

                        Dat geve God, Die helpen kan en wil -

                        wanneer wij biddend eigen moeite doen,

                        dan zal des Vaders genade en zegen

                        steeds met ons meegaan allerwegen!

 

Palmzondag 1895

De uitgever


Wat sinds het oerbegin verborgen was, verhuld,

wordt hier in ‘t Licht des lichts genadiglijk onthuld!

J.B.

 

Eerste uur

In de zogenaamde betere en ontwikkelde wereld, in het bijzonder waar de christelijke religie in de vorm van verschillende sekten algemeen gangbaar is, wordt de moraal meestal alleen gepredikt zoals die in politiek opzicht voor de machthebbers in werelds of geestelijk opzicht het meest doelmatig is. Het volk wordt een schemerige kennis van God bijgebracht, niet met het doel dat het Hem zou kennen en liefhebben, maar alleen opdat het Hem als de meest onverbiddelijke tiran aller tirannen mateloos zal vrezen; en zo wordt de Godheid alleen gepredikt als een gesel, die nog vruchten af moet werpen wanneer alle andere gesels al vruchteloos zijn geworden.

In plaats van dat de Godheid aan het volk bekend gemaakt wordt als de allerhoogste troost, wordt zij het volk alleen maar gegeven als Iets, dat niets anders te doen heeft dan iedere minuut miljoenen moreel verdorven en ongehoorzame kinderen onherroepelijk tot de eeuwige vuurpoel te verdoemen. Kijk maar eens om je heen: zie de talloze kerkers,  die allemaal overvol zijn met allerlei morele misdadigers, en hoe deze kerkers voortdurend, van minuut tot minuut, zodanig in aantal toenemen dat jullie, wanneer deze kerkers op één punt verzameld zouden zijn, zouden moeten geloven dat het hele menselijke geslacht van de aarde binnen slechts enkele jaren rijp zou zijn om daar naar binnen te marcheren. En vragen jullie je af wat er gebeurt met deze mensen, die daar binnen komen?

Kijk dan maar eens[2] een beetje naar het oosten: daar zien jullie ontelbare groepen doodsbleke mensen staan, omringd door allerlei gewapende mensen en venijnige rechters, en zie daar verder een aantal moordwerktuigen, waarmee de ongelukkigen terechtgesteld worden. Daar zien jullie hun brandende brandstapels, galgen, schavotten en veel andere soorten moordwerktuigen. Kijk, dat is de laatste verbeteringsinrichting voor zulke morele misdadigers! Nu zullen jullie vragen: wat hebben al die mensen eigenlijk gedaan? Ja, zeg Ik, onder hen zijn moordenaars, rovers, dieven, deserteurs en opruiers van de staat. Verder zijn er nog een groot aantal mensen die door allerlei bedriegerijen de staat grote schade berokkend hebben; en er zijn mensen bij die zich ernstig verzet hebben tegen de een of andere politieke of morele verordening. Kijk, dat zijn dus de misdaden van deze ongelukkigen, voorzover die tenminste als schijnbare reden kunnen dienen.

Maar nu willen wij een volgende vraag stellen, en die luidt: Wat is eigenlijk de reden, waarom deze mensen tot zulke misdadigers zijn geworden? En als jullie iemand anders naar deze reden zouden vragen, zouden jullie beslist geen ander antwoord krijgen dan: ‘de reden is de verwaarloosde opvoeding’ of, wat eigenlijk één en hetzelfde is, ‘hun ouders, voorouders en stamouders waren ook al zo’. Maar dan vraag Ik weer: Waar lag het dan aan dat deze mensen een zo slechte opvoeding kregen, ja, dat men de opvoeding van een hele generatie verwaarloosd heeft? Jullie hoeven niet zo ver te zoeken, want het antwoord ligt voor de hand: de voornaamste reden is geen andere dan de politiek, door middel waarvan de heersende klasse van de mensen ervoor zorgt - want dat is waar ze alleen maar belang in stellen - dat de ondergeschikten zoveel mogelijk geheel in het duister worden gehouden; want ze zijn bang dat, wanneer het volk meer opheldering over Mij en daardoor over zijn eigen bestemming zou krijgen, het weldra afgelopen zou kunnen zijn met hun macht en tijdelijke inkomsten - o de dwazen! Ze zouden maar hoeven te kijken naar Mijn David, die zelf een koning en een profeet en als zodanig een groot leraar van het volk was, dan zouden ze weldra zien dat een volk, dat God en zijn eigen bestemming kent, ook een volk is dat vervuld is van gehoorzaamheid en goede wil. En duizenden kunnen gemakkelijker met een donzen veertje geregeerd worden dan tien duistere domkoppen, die van Mij geen andere voorstelling hebben dan van een misschien werkelijk bestaande tiran, of van een wezen dat als een vampier eerst de laatste druppels bloed zuigt uit degenen die in hem geloven, voordat het die gelovigen eindelijk zalig maakt met het eeuwige leven, waar ze eeuwig op een lichte wolk knielen en aanbidden.

Kijk, is het dan niet gemakkelijk te begrijpen, dat mensen zich zoveel mogelijk trachten los te maken van een dergelijke boosaardige God? En ook al bezitten zij nog een of andere religie, dan bestaat die uit pure ceremonie, en deze weer uitsluitend uit goddelijke beschouwingen. Reeds vanaf het begin is het gevolg alleen maar geweest dat het wereldzuchtige deel van de mensen zich tenslotte voor alle religie en datgene wat voor christelijke godsdienst door moet gaan uit de voeten heeft gemaakt, zoals jullie plegen te zeggen. Aan de andere kant ontstonden er kerkscheuringen en vorming van secten, en wel door mannen die de dwaasheid van een op die manier verkondigd evangelie wel min of meer inzagen en in zekere zin bij zichzelf zeiden: Luister, met die Godheid zoals die daar geleerd wordt kunnen wij echt niet overweg; daarom willen wij de zuivere leer zelf ter hand nemen, haar nader onderzoeken en kijken of er niet ergens betere kanten aan de Godheid te ontdekken zijn!

En bij een dergelijk onderzoek ontdekten ze dan ook inderdaad dat Ik niet zo’n tiran ben; maar aan de andere kant vergaten zij dat Ik desondanks God ben, en ook zij namen vervolgens Mijn wil te lauw op. Anderen plaatsten Mij weer te hoog en beredeneerden op deze manier iedere handeling, die in hun menselijke natuur ook maar enige stimulans vond, tot gerechtvaardigd en volkomen overeenkomstig Mijn wil, in het onjuiste denkbeeld dat datgene, wat hun ook maar in hun dwaze gedachten kwam, door Mij gewild zou zijn! En zo ontstonden er in plaats van de oude dwaasheid een groot aantal onnozelheden en zo’n verscheidenheid aan opvattingen over God, dat het werkelijk niet de moeite waard is om ze voor jullie op te sommen. De reden van dit alles was en is alleen maar, zoals hierboven al opgemerkt, voor een deel de morele politiek, maar hoofdzakelijk de traagheid en ook angst bij de mensen om de uitgestippelde weg naar het eeuwige leven in ernst te bewandelen. Want waarlijk Ik zeg jullie: wie Mijn rijk niet neemt zoals Ik het heb verkondigd zal het niet ontvangen, al zou hij ook alle secten in zich verenigen of bij alle secten horen; want Ik alleen ben de weg, de waarheid en het leven.

 

 

Tweede uur

 

Kijk eens naar het tableau hier: zie, het land dat voor jullie uitgespreid ligt, is Azië. Zie daar de volkeren, hoe zij allemaal zonder uitzondering in een zeer dichte geestelijke sluier gehuld zijn en door elkaar rennen, en hoe hun lege borst enkel gejammer en geweeklaag uitstoot. Hier is niets anders te vinden dan het meest krasse heidendom, ook al bidt er zo hier en daar nog een groep christenen tot Mij, die in dit beeld worden voorgesteld door kleine groepen naakte, bloedende mensen. Zie daar ongeveer in het midden van Azië een reusachtige burcht in het hoogland; dat is de burcht van de god Brahma. Kijk, deze maakt het echt bont, want hij verstaat de kunst om zelfs koningen bij de neus te nemen en hen met drek te voeden.

Niemand mag zijn burcht tot op een uur gaans naderen. Wee de overtreder; want de ‘engelen’ van deze god staan overal op wacht, als heren over leven en dood. Wie daar dicht in de buurt komt en goud en edelstenen, vette ossen, koeien, kalveren en schapen meebrengt, die doen de engelen niets. Ze nemen het offer in ontvangst en laten de gever gaan na slechts 50 tot 100 slagen met een bamboestok. Jullie zullen denken dat dat iets ergs is. O nee, zeg Ik: aan degene, die daarvan terugkeert en zijn door de engelen blauw geslagen rug toont, wordt zelfs goddelijke eer bewezen, en met behulp van deze kwitantie is het gemakkelijk voor hem om de belangrijkste staatsambten te verkrijgen.

Alleen is dat niet het enige wat zulke gevers overkomt. Want als er iemand komt die niet behoorlijk gepakt en gezakt is wordt de gave weliswaar ook aangenomen; de gever wordt echter niet afgeranseld, maar door de engelen gedwongen tot allerlei andere afschuwelijke boetedoeningen. Deze boetedoeningen zijn van dien aard dat ze, wanneer ze hier verteld worden, bijna ongelooflijk of op zijn minst in hoge mate lachwekkend zouden moeten klinken. Dat bijvoorbeeld iemand jarenlang op één been onder een boom moet staan is maar een kleinigheid; want deze engelen zijn in dergelijke boetedoeningen zo vindingrijk dat jullie, als Ik ze jullie allemaal zou vertellen, zelfs Mij nauwelijks zouden geloven. Hun wreedheid kent in dit opzicht geen grenzen; en toch wordt er door hun staatsbestel nadrukkelijk verkondigd dat volgens hun leer niemand de eeuwige zaligheid kan ontvangen, wanneer hij deze Brahma niet tenminste één keer in zijn leven een aanzienlijk offer heeft gebracht.

Alleen zijn deze offers nog niet alles, wat deze Brahma van zijn gelovigen verlangt; hij verlangt ook mensenoffers. Ten eerste moet iedere vrouw na de dood van haar man aan hem geofferd worden, en ten tweede moeten hem ieder jaar meisjes en jongens geofferd worden, d.w.z. de meisjes mogen niet jonger dan 12 maar ook niet ouder dan 14 jaar zijn; jongens moeten echter al geofferd worden als ze zes jaar oud zijn. Het spreekt vanzelf dat de meisjes buitengewoon mooi en de jongens heel fris en gezond moeten zijn. Wie van de ouders een dergelijk offer en bovendien nog een aanzienlijke bruidsschat brengt kan voor zichzelf dan twee dingen vragen, namelijk dat hij een zogenaamde aflaat voor al zijn kinderen ontvangt en hem alle boetedoeningen kwijtgescholden worden, of hij kan zich ook, wat een bijzondere gunst is, door de engelen direct van zijn lichaam laten ontdoen, om op deze zeer betrouwbare wijze zijn zaligheid te bereiken!

Een ander middel tot begenadiging is nog, als iemand een mooie jonge vrouw genomen heeft en deze genade wil verkrijgen, dat hij haar niet mag aanraken, maar haar eerst naar de grens moet brengen, waar de engelen op wacht staan. Daar moet zij zich voor de ogen van de engelen helemaal naakt uitkleden, in een daartoe reeds bereid bad stappen en zich daar wassen; vervolgens moet zij, wanneer zij uit het bad komt, zich feestelijk opmaken en gedurende drie nachten gemeenschap hebben met de engelen die op wacht staan. Wanneer zij dan terugkomt is zij dan ook voldoende gezegend; en deze zegen kan tot gevolg hebben dat zij zich niet hoeft te laten verbranden, ingeval haar echtgenoot eerder zou sterven, maar een ander persoon in haar plaats kan laten verbranden of zich door middel van een aanzienlijk offer helemaal van het verbranden kan vrijwaren.

Ja, de zotternijen gaan vaak nog verder. Zo is het onder andere ook een gunst - die overigens alleen verleend wordt wanneer het daarbij passende offer gegeven is - dat bij een meisje tussen de 1 en 3 jaar oud de schaamlippen door een engel op een kleine opening na aan elkaar genaaid worden, om haar kuisheid te bewaren; en wanneer zo’n meisje dan huwbaar is geworden, dan geeft zo’n engel haar huwbaarheid weer de ruimte. En zo zijn er nog talloze andere dwaasheden, die daar algemeen gangbaar zijn. Kijk, dergelijke onzin moet Ik al bijna voor de derde duizend jaar aanzien, namelijk hoe dit goddeloze volk - dat nog in het bezit is van de oude religie van vóór de zondvloed, waar jullie nu iets van weten[3] - zulk onuitsprekelijk aanstootgevend gedrag vertoont!

Kijk eens naar het uiteinde van het verlichte tableau: zie, daar staat een zandloper, en er zijn nog maar weinig korreltjes over die moeten vallen. Ik wil jullie niet al die afgrijselijke beelden van Perzië, Arabië, Turkije, het Chinese rijk, Siberië en andere kleinere staten voor de geest halen; want nergens zullen jullie iets anders ontdekken dan de meest afschuwelijke onderdrukking van het volk, en de overal gepredikte god is echt niets anders dan Satan zelf, in de meest uiteenlopende ontaardingen van zijn slechtheid. Maak je echter maar geen zorgen over Mijn lankmoedigheid; want de armen van geest zullen wel verrijkt worden. Maar wee de dienaren van de slechtheid! O, hun loon zal groot zijn!

Ik zeg: hoe vindingrijk Satan ook is, werkelijk, ook Ik heb in het geheim een uitvinding gedaan, en daar zal hij zich binnenkort van eeuwigheid tot eeuwigheid over moeten verbazen. Ik heb het lang verdragen en overal op verbetering gewacht, maar de aarde is vervuld geraakt van smerige stank; daarom heb Ik Mijn fakkel al aangestoken om haar weldra te verbranden, zodat haar smerige stank niet tot zelfs in Mijn hemelen opstijgt en de woningen van Mijn getrouwen verpest. Daarom: letten ook jullie erop dat de wereld jullie niet ergert! Want ieder woord van haar is een schuimbel, gevuld met dodelijk pest. Luister dus naar Mijn woord en volg Mijn raad op, dan zal het vuur van de aarde jullie niet branden, wanneer Ik het aan zal steken; want dit vuur zal leven brengen aan de levenden, maar dood aan de doden!

 

 

Derde uur.

 

Kijk nu daar eens: het land dat zich op het witte tableau aan jullie blikken vertoont - jullie kunnen het goed herkennen - is Afrika. Kijk er maar eens goed naar; het is geen landkaart, zeg Ik jullie, maar een getrouwe afbeelding van hoe het land werkelijk is. Zie hier de noordelijke kusten, zie hier in het noorden het oude Egypte; zie verder naar het westen al de jullie bekende roofstaten, bekijk daar de ontoegankelijke bergmassa’s en daar tussenin weer onafzienbare zandwoestijnen en steppen. Kijk, overal heerst de afgod Mohammed; overal roof, moord, slavernij, en aan de andere kant despotisme en tirannie in de hoogste graad! Kijk, al deze bewoners die nog een beroep uitoefenen zijn niets anders dan lijfeigenen van hun heerser, en het zwaard van de despoot zwaait constant rond hun blote nek, als zij niet bijna alles wat zij verworven hebben aan hun heerser afgeven. Zie hoe hun priesters vanaf hun torens vloek en bedrog, maar geen zegen verkondigen en de buik van de armen vullen met hun paradijselijke lucht; en als tegenprestatie voor dit niets moeten deze armen ook nog datgene, wat de heerser hun heeft laten houden, voor minstens de helft aan hen offeren. Zie hoe een klein aantal christenen hier een heel ellendige, beklagenswaardige indruk maken, terwijl weer anderen - christenen in naam, die machtiger zijn - goed gewapend in machtige legers rondtrekken, de ellendigen nog ellendiger maken dan ze toch al zijn en, zoals jullie zien, hun in plaats van Mijn zegen en Mijn genade oorlog, dood, verwoesting, hongersnood en talloos veel andere kwaden brengen. Werkelijk, zelfs Paulus heeft het met zijn vervolging van christenen niet zo bont gemaakt als deze christenen met deze ellendigen doen.

Maar laten we de kusten daarboven voor wat ze zijn, en laten we even naar Egypte kijken. Zie dit mooie land, deze vroegere zegen van Jakob. Kijk maar eens hoe het er uitziet: werkelijk, daarbij vergeleken is de hoer van Babylon een reine jonge vrouw. Weliswaar bevloeit de aloude Nijl nog de grond, waar Jozef heerste en alles voor de farao was; maar wat voor land bevloeit de Nijl nu? Toen het volk Israël hier vandaan door Mij thuisgebracht werd, was dit land binnen slechts korte tijd geteisterd door 7 harde plagen, totdat men de kinderen Israëls liet gaan. Maar wat waren die plagen vergeleken bij het eindeloze aantal plagen van nu - ja, daarbij vergeleken vormden die van toen een echt manna uit de hemel. Destijds heersten er weliswaar heidenen over datzelfde land; maar het waren tenminste mensen, en zij wisten de waarde van de mens heel goed te waarderen. Hun leer stamde, net als die van midden-Azië, nog uit de tijd van Noach, en het wezen van de grote God was hun goed bekend. Door deze kennis hadden zij wijsheid op allerlei gebied, die zij in hun mysteriën natuurlijk alleen aan bepaalde mensen leerden; dat deden zij, opdat de grote God niet door een of andere onbekwaam of onwaardig mens ontheiligd zou worden. Om deze reden kende het land dan ook een overvloed aan allerlei zogenaamde wereldwonderen, en hun wijsheid en hun scholen stonden bij alle naties hoog aangeschreven.

Tot op de dag van vandaag zien jullie nog grote resten van de voormalige grootsheid van dit land boven het heilige zand uitsteken; maar kijk nu eens naar het land. Zie de arme volken, hoe zij als dieren opgejaagd worden. Zie daar, tamelijk in het zuiden: enkele vreedzame hutten, ingesloten door bijna onoverklimbare bergen. Maar kijk daar eens, en kijk onbevreesd: gewapende klimmers van de despoot beklimmen moedig de bergtoppen; zie hoe ze zich van daar af op de vreedzame hutten storten, al de vreedzame bewoners gemeen ombrengen en hun bezit wegslepen, en hoe ze andere gevangen mensen daarvoor in de plaats zetten en hun, onder bedreiging met de vreselijkste doodstraf, de bittere plicht opleggen om in de loop van 3 jaar voor tenminste 10 jaar de schatting voor de despoot bij elkaar te werken.

Kijk hier: dat is een ander soortgelijk landschap, waar 3 jaar geleden iets dergelijks is gebeurd; zie hoe de brandschatters juist de daar geplaatste slaven naderen en hun al hun verworven bezit afnemen en wegslepen, nadat ze hen eerst wreed mishandeld hebben en al hun vrouwen en meisjes verkracht hebben. Kijk nu weer meer naar boven, en zie daar verscheidene krijgsknechten van de despoot, voorzien van lasso’s, zwaarden en geweren. Zie hoe de lasso’s her en der over de vluchtende bewoners van deze bergstreek worden geworpen; zie daar een beetje naar het westen, hoe enkelen daar trachten te vluchten door over de rotsen te klimmen: vaders, moeders en kinderen. Jong en oud klimt met bloedende vingers om de woestelingen te ontlopen; maar zie tegelijkertijd ook hoe dezen hen nazetten en nu de één na de ander van de rotsen afschieten. En zie nu hoe ze daar reeds een groot aantal gevangenen, mannen en jongens, aan elkaar knevelen, om hen op een heel ellendige en afschuwelijke manier naar de plaats van hun militaire bestemming te brengen.

Ga nu weer met jullie blik van de bergen naar beneden, en zie daar hoe een bevoegde machthebber en tribuutpachter van de despoot een hele groep slavinnen met een zweep door elkaar drijft om zijn geilheid aan te wakkeren, om daarna weer met één van hen, bloedend door zijn slagen, gemeenschap te kunnen hebben. Over andere gruwelen, die hier in dit land tegenwoordig in groten getale bedreven worden, zullen we het maar niet hebben. Zie hoe het land er nu uitziet en vergelijk deze plagen met de vroegere zeven, dan zullen jullie werkelijk moeten toegeven dat die zuiver manna uit de hemel waren; want als jullie je de hoogste graad van helse verdorvenheid willen voorstellen, reis dan naar Egypte, dan zullen jullie die letterlijk aantreffen. Want Ik zeg, en kan jullie niet genoeg zeggen: het is hier al zó ver gekomen, dat zelfs wanneer de groten van dit mooie rijk iets goeds doen, het je reinste wreedheid is. Kijk maar eens een beetje aan deze kant, in de ziekenhuizen, hospitalen en krankzinnigengestichten: zie hoe de zieken met allerlei middelen gemarteld worden, de armen bijna met vuilnis gevoed worden en de krankzinnigen als mummies hurken in holtes in de muur, voorzien van een ijzeren hek, en hoe ze schreeuwen en weeklagen. Ik wil jullie deze kwestie niet nader uiteenzetten, en het moet voldoende zijn als Ik zeg dat een weldaad daar de reinste wreedheid is; en maak je er zelf maar eens een voorstelling van, in welke gedaante de wreedheid zelf verschijnt.

Nu laten we dit noordelijke deel van dit beklagenswaardige land, evenals dat van heel Afrika, achter ons, en kijk dan hier naar het onbekende midden van dit continent! Zie de hutten hier, nog hier en daar verspreid; dit is een groot land, rondom ingesloten door nagenoeg onoverklimbare bergen. Kijk, dit is de enige plek op aarde waar zich nog een onbedorven, zeer goedmoedig soort mensen bevindt. Kijk, deze mensen hebben allemaal nog het innerlijk gezicht, en afgezien van een door Mij gezonden leerling van de apostel Thomas heeft nog geen enkele vreemdeling voet op deze grond gezet; en zo bezit dit volkje, dat natuurlijk klein is en de hete streken slechts dun bevolkt, nog Mijn zuivere leer, die tot op dit uur nog niet vertroebeld is. Het is tegelijkertijd  het enige kleine aanknopingspunt dat de aarde nog met Mijn hemel verbindt, en onthoudt goed wat Ik jullie nu zal zeggen: wanneer een brutale voet dit heiligdom hebzuchtig zal betreden, zal Ik Mijn fakkel over de aarde slingeren.

Maar kijk dan vanuit dit land eens naar het oosten en naar het westen, hoe twee belangrijke naties reeds vol hebzucht en begeerte alle mogelijke ladders tegen de bergen plaatsen om in dit land hun onverzadigbare dorst naar het vermeende goud te stillen. Ja, Ik zeg jullie: het zal hun ook weldra lukken, en ze zijn bijna zover dat ze er binnen zullen dringen; maar werkelijk, zeg Ik, zij zullen er niet het goud vinden waar ze naar dorsten. Ze zullen er weliswaar een soort goud vinden, maar dat goud zal met zijn gewicht de hele aarde erg veel schade berokkenen.

En begeef je nu nog een beetje naar deze kant, naar de zuidwestelijke kust van dit continent. Zie daar de prijzenswaardige mensenhandel eens even aan, zie hoe despotische woekeraars daar hun schepen, zo goddeloos dat er geen woorden voor zijn, volpakken met arme - onsterfelijke - mensen. Kijk eens even binnen in dit schip: zie hoe het rondom planken galerijen heeft, nauwelijks een span[4] boven elkaar, en hoe deze arme mensen daar als houtblokken op die galerijen gestapeld worden, vlak naast elkaar op de buik liggend. Zie nu eens: zo’n schip is geladen met 600 tot 1000 van zulke ongelukkigen. Voor de mond van ieder van hen wordt een 4 pond zware brok steenhard brood neergelegd, als proviand voor de reis van deze kust tot aan Amerika, en vóór hen, vlak voor hun mond, loopt overal een goot, waar voor allen één keer per dag water ingegoten wordt. Kijk, met deze kost moet zo’n arm mens een reis van dikwijls 2000 mijl maken, en gedurende de reis wordt er dagelijks een onderzoek ingesteld of er misschien enkelen gestorven zijn.

Maar hoe gebeurt zo’n onderzoek? Kijk daar maar eens: daar gaat juist een zogenaamde slavenbewaarder met een puntig instrument de galerijen langs, en steekt iemand in zijn voet; als degene die aldus mishandeld wordt schreeuwt, dan geldt dat als een teken dat hij nog leeft. Er zijn echter nog meer middelen om te onderzoeken of iemand nog leeft, die deze mensenkooplui, die echt satanische misdadigers zijn, zich veroorloven. Maar wij zullen die verder niet memoreren, want aangezien deze kooplui leeuwen, tijgers, slangen en hyena’s meenemen, is het wel zeker dat zij deze beesten een oneindig grotere aandacht, zorgzaamheid en verzorging bieden dan hun arme broeders.

En daarmee hebben wij het hele werelddeel leren kennen, dus kijk nog even naar beneden, naar het zuidelijke deel van dit continent, dat ‘Goede Hoop’ genoemd wordt. Waarlijk Ik zeg jullie dat daar voor Satan goede hoop is; want juist hier is de handel zo aanzienlijk dat de vorst der duisternis zijn kapitalen doorgaans tegen 1000 procent investeert. Meer hoef Ik jullie niet te zeggen; jullie kunnen je gemakkelijk voorstellen hoe deze handelwijze Mij bevalt, en met name die van de christenen. Daar zal een groot loon op volgen!

 

 

Vierde uur

 

En kijk nu eens naar deze vlakte. Weer een ander beeld: er is daar alleen maar te zien hoe golf na golf de ene watermassa na de andere voortdrijft. Ik kan jullie alleen maar zeggen: dit beeld is niets anders dan een klein deel van de Atlantische Oceaan, en in dit vierde uur willen wij dus ook een beetje op deze grote watervlakte ronddobberen, om zo hier en daar het doen en laten van die drijvende huizen gade te slaan. Kijk nu hier eens! Daar, aan de westelijke rand van het tableau vertoont zich juist een groot zogeheten lijnschip, en zie: er langszij liggen nog een groot aantal kleinere, andersoortige vaartuigen. Welnu, laten we dit schip eens volgen, en kijk: hier aan deze kant, ver in het zuiden, vertoont zich een tamelijk groot eiland. Zie: het schip gaat in een rechte lijn op dit eiland af. Wat denken jullie, dat dit schip in zijn schild voert?

Raad maar eens, neem eens een kijkje in zijn voorraadkamers, en zie: het is voor minstens 6 jaar gevuld met proviand. Kijk in de gouden kajuit van de kapitein en werp eens een blik op de tafel, dan zullen jullie kaarten van landen en de meest uiteenlopende meetinstrumenten aantreffen. Nu kunnen jullie haast wel raden wat dit schip in zijn schild voert, maar wacht nog maar even. Kijk eens naar de gezichtsuitdrukking van de uitkijk in de hoge mast, hoe hij, voorzien van een verrekijker, naar alle kanten rondtuurt en de onoverzienbare watervlakte van golf tot golf nauwkeurig bekijkt; maar nog altijd neemt hij geen land waar. Kijk, op het dek rennen de mensen vertwijfeld door elkaar; want door de langdurige zeereis is hun drinkwater opgeraakt.

Kijk nu eens naar dit tafereel! Kijk, hier worden loten in een pan gegooid; en zie: nu trekken ze een lot. Een arme neger heeft het lot getrokken; zie: nu wordt hij uitgekleed, zijn ogen worden geblinddoekt en beide armen onder de oksels stevig vastgebonden. Kijk, daar nadert de beulsknecht en opent hem de aderen, en het bloed dat uit zijn aderen stroomt wordt onmiddellijk, vermengd met wat rum, gedronken om de dorst te stillen; maar de leeggebloede neger wordt direct overboord in zee gegooid. En omdat deze drank niet voldoende was voor iedereen, wordt deze handelwijze op nog enkele anderen toegepast en uit hun bloed een bloeddrank bereid.

Hoewel dit tafereel uiterst zeldzaam is en daar alleen in uiterste waternood toe overgegaan wordt, is het daarom absoluut nog niet te verontschuldigen. Ja, het zou wat anders zijn wanneer in een dergelijke nood de een of ander uit zeer grote naastenliefde zou besluiten om zijn broeders zijn bloed te laten drinken om hen van de dood te redden, welke daad voor degene die zoiets zou doen een groot getuigenis van zijn naastenliefde zou zijn. Maar op deze manier is het een gruwel, en het zou beter zijn dat duizenden zich voor één mens zouden opofferen, dan dat één mens zoiets gruwelijks wordt aangedaan.

Maar zie nu: de uitkijk schreeuwt ‘Land!’ vanaf zijn post, en onmiddellijk is iedereen op het schip blij, en zoals jullie zien varen alle schepen met volle zeilen op het eiland af. Kijk: als een pijl vliegt het schip over de torenhoge golven, en zie: ze hebben juist een inham bereikt; de ankers worden uitgeworpen, alle manschappen, behalve de noodzakelijke wachten, haasten zich de kleine vaartuigen in en hiermee naar de kust. Zie hoe ze daar op de kust al gauw een heldere bron ontdekken, en hoe het er nu dol en dwaas aan toegaat om het verse water te verzamelen. Zo is het schip binnen een paar uur weer van zoet water voorzien en varen alle schepen weer weg. Langzaam bewegen ze langs de kust, om te zien of dit land misschien ergens bewoond is of niet.

Nu ontdekken ze juist een klein dorp dat uit eenvoudige, ronde hutten bestaat, en ze gaan direct op dit dorp af. De schepen landen, en men gaat aan land; de bewoners, opgeschrikt door het kanongebulder, slaan op de vlucht. Maar direct worden hun hutten grondig doorzocht, en wat daar gevonden word, wordt meegenomen, wat het ook maar is en hoe het ook heten mag. Kijk, daar wordt een volkje, dat toch al arm is, van zijn bezit beroofd; maar dat is nog niet alles van dit tafereel. Deze arme vluchtenden worden achtervolgd, niet zelden helemaal in de pan gehakt of, als het goed gaat, op zijn minst gevangen genomen en als een goede handelsbuit bij gelegenheid in Amerika verkocht.

Kijk, nu zullen jullie wel weten wat dat voor een schip was en wat het in zijn schild voerde. Zie: het was een schip dat op ontdekkingsreizen uitgaat. Maar wij zullen wij dit schip nu verder zijn schandalig slechte weg laten vervolgen. Kijk: hier is al een ander schip. Het schip dat jullie nu zien laat Ik jullie echter alleen maar in de geest zien; het is namelijk reeds in 1835 in de Middellandse Zee door een andere, Franse schipper ontdekt en ook direct vernietigd.

Maar nu laat Ik jullie zien hoe het vóór die tijd op de Middellandse Zee zijn kwalijke praktijken bedreef. Let wel: dit is niet het enige; zeker ongeveer 20 schepen van dit soort zwerven tegenwoordig nog onheilbrengend rond in de Atlantische wateren. De heren van deze schepen zijn meestal Spanjaarden of Portugezen, en slechts vier van hen zijn mohammedaans. Kijk: dit schip vertrekt juist van de kust van Afrika, volgepakt met slaven, om die in Amerika aan een plaatselijke slavenhandelaar uit die tijd te verkopen. Maar kijk nu eens: nauwelijks 200 mijl uit de kust wordt het door een Engels schip ontdekt, achtervolgd en gevangen genomen. De matrozen verweren zich vertwijfeld, maar dat helpt niets; het Engelse schip is veel sterker dan het roofschip en het moet zich dus overgeven. De Engelse matrozen klimmen nu meteen op de het dek van dit schip, bevrijden de slaven en brengen die naar hun schip, met een iets betere verzorging. Maar wat gebeurt er met het roofschip? Kijk maar eens heel goed, jullie zullen het direct ontdekken.

Zie hoe de Engelse matrozen op bevel van hun gezagvoerder ijverig alle manschappen van dit schip uitkleden en hun kleren in zee gooien, maar de mensen met lange, puntige spijkers vastspijkeren, volgens de orde waarin de slaven lagen. Maar de kapitein hangen zij aan zijn handen op aan de mast met zijn gezicht naar buiten, en zijn voeten binden zij met een lus onder aan de mast vast. En als ze klaar zijn met dit werk, gaan ze de kajuiten in en nemen alles wat bruikbaar is mee; vervolgens hijsen ze de zeilen van dit schip, verlaten het dan - terwijl ze natuurlijk naar hun eigen schip terugkeren - en geven het prijs aan de wind, onder luid gillend en jammerend geschreeuw vanaf het dek.

Zie het, en bedenk wat er uiteindelijk uit voort moet komen, wanneer op die manier de ene wreedheid met pure willekeur tegen de andere optreedt! En bedenk wat voor indruk zulke taferelen maken voor het aangezicht van Degene die, stervend aan het kruis, de Vader nog om vergeving voor zijn vijanden bad! Zouden er geen andere middelen bestaan om het kwaad van de slavenhandel te onderdrukken dan juist zulke, die hoe dan ook steeds het stempel van nauwelijks voorstelbare wreedheid dragen?

Maar, zullen jullie vragen, wat hebben de bevrijders van de slaven nu met de slaven gedaan? Denken jullie misschien dat zij hen naar hun vaderland terug hebben gebracht? O nee, dat hebben zij niet gedaan. Zij hebben hen weliswaar ook niet verkocht, maar hielden hen zelf in dienst, aangezien zij zelf bezittingen in Amerika hadden; op deze manier waren ze voor hen natuurlijk veel goedkoper dan wanneer zij ze hadden moeten kopen. Zo zien jullie dus dat er nu door Engeland flink toezicht gehouden wordt, wat de slavenhandel moet tegengaan. Als nu zo’n met slaven volgepakt schip ontdekt wordt, wordt het onmiddellijk met straffend geweld gevangen genomen, de slaven worden bevrijd en dan naar believen voor werk gebruikt, maar daarna ook dikwijls uit de vrije hand verkocht. Deze handelwijze is dus niets anders dan wat het oude Romeinse spreekwoord zegt: ‘Scyllam prateris, Charybdim invadis[5].

Kijk, dit heb Ik jullie alleen maar laten zien, opdat jullie je een juiste voorstelling kunnen maken van het zogenaamde opheffen van de slavenhandel. Een laaghartige koopman blijft een koopman, en schrikt er niet voor terug om zijn schandelijke wisselkramen en kruidenierswinkeltjes in Mijn heiligdom neer te zetten. Ja, wanneer je zo’n geldwolf een miljoen goudstukken biedt, verkoopt hij je het bloedende hart van zijn eigen dochter, en als je hem twee keer zoveel biedt, heeft hij misschien ook het hoofd van zijn eerstgeboren zoon te koop.

Maar, zullen jullie zeggen, gaat het er dan op alle schepen zo ellendig aan toe? Wordt er nergens in deze zwalkende huizen aan God gedacht? Dan zeg Ik jullie: weliswaar is ieder schip voorzien van één, vaak ook meerdere priesters, die - net als een muziekband terwille van de matrozen - vanwege de ceremonie als ballast aan een dergelijk schip worden meegegeven. Die laatste benaming is ook de voornaamste, want al het andere is niets anders dan lege vorm, en de landsvlag van het schip is op zo’n schip een veel groter heiligdom dan alle priesters en hun zwalkende godsdienst bij elkaar. Door enkele beteren word Ik alleen aangeroepen wanneer donderende watergolven hen voor een korte tijd uit hun winstroes wekken. Overigens is op ieder schip tirannie zo gewoon dat die, vergeleken bij een heerser in Egypte, deze geen schande zou aandoen; en deze koude en droge gevoelloosheid van de hogere zeelieden wordt in de morele wereld scheepstucht genoemd. Maar tot slot van dit 4e uur zeg Ik jullie: laat dergelijke heerszuchtige handelwijzen maar gedijen; werkelijk, de beloning daarvoor zal later niet klein zijn!

 

 

Vijfde uur

 

Nadat we nu op zee hebben rondgevaren, laten wij eens op zo’n slavenschip klimmen en daarop ook onder zeer gunstige wind meevaren, en wel naar Amerika. Zie daar: de groene streep die daar tevoorschijn begint te komen is reeds een welbekende Noord-Amerikaanse kuststreek. Zie hoe hij steeds maar duidelijker wordt; kijk, daar zien jullie al een grote stad, voorzien van een grote haven. Zie, wij zijn er al helemaal, en zie hoe het op de schepen, in de haven en de kaden wemelt en krioelt van op winst beluste mensen. Zie nu: de vrije slaven worden juist aan land gezet, iedereen loopt en rent erheen; maar daar komt een buitengewoon goed gevoede eigenaar van suikerplantages, en die neemt de slaven bij hem in dienst. De scheepskapitein, die aan deze slaven een zo mensvriendelijk werk heeft verricht, krijgt voor de meegebrachte slaven weliswaar geen cent betaald, maar er wordt hem alleen maar een vette beloning gegeven voor zijn mensvriendelijke instelling. Kijk, op deze manier krijgt een dergelijke afschuwelijke handel een uiterlijke schijn van humaniteit en mensen- en naastenliefde; maar van binnen is het niets anders dan dezelfde slavenhandel, alleen onder het mom van een moreel verantwoorde politiek.

Maar nu we weten hoe het zit, laten we eens een kijkje nemen op zo’n suikerplantage; en om niet te lang op ons tableau te hoeven zoeken: kijk maar direct hier! Zie, hier in het midden van het tableau: niet ver buiten de stad ligt de zeer grote plantage van onze grootmoedige beloner van menselijkheid, die we eerder hebben gezien. Kijk daar maar eens op een klein deel van zijn bezitting, hoe daar 100 van zulke arme mensen bijna helemaal naakt onafgebroken moeten werken. Zie hoe achter iedere 10 van hen een goed doorvoede slavenhoeder loopt, gewapend met geweer en zwaard, en bovendien nog een scherpe zweep in de hand houdt. En wanneer zo’n arm mens zich ook maar een minuut lang opricht van de grond om zijn pijn van het werk te verminderen, omdat door het voortdurend gebukt staan bijna al zijn ledematen stijf zijn geworden - kijk maar eens hier en overtuig jullie zelf, hoe wreed de eerlijke, zorgzame beschermer onmiddellijk zijn zweep in actie laat komen; en in het gebruik daarvan is hij zo bedreven, dat iedere slag het bloed rijkelijk uit het lichaam van de getroffen arme doet stromen.

Maar jullie zullen denken dat deze slaven dan tenminste toch menselijk gevoed worden, zodat zij voldoende kracht krijgen voor zulk werk, waarbij Satan het zou moeten afleggen. Ik zal het jullie niet vertellen, maar kijk zelf, hier op deze kleine plek: wat jullie daar zien is nu zo’n slavenmaaltijd. Jullie kijken natuurlijk of er schalen zijn; alleen: de schalen - en niet slechts één, maar veel, voor zoveel slaven - zou de eigenaar toch voor geld hebben moeten kopen, en dan vraagt zo iemand: wat is er goedkoper dan zo’n schaal? En na niet lang nadenken vindt de grote speculant een uitgeholde boomstam, op de binnenplaats neergezet als een grote lange trog, praktischer. En kijk nu in deze lange schaal eens naar het gerecht, dat uit niets anders bestaat dan alleen maar in water half gaar gekookte peulvruchten: linzen, bonen of op feestdagen een soort gort. Met zulke kost wordt deze trog dus gevuld, en de arbeiders worden dan door de zogenaamde slavenratel of ook wel door een knal met de zweep tot de maaltijd genodigd.

Maar het spreekt vanzelf dat voor deze maaltijd alleen de arbeiders uitgenodigd worden die in de buurt aan het werk zijn; degenen die veraf werken worden van een soort brood voorzien waar jullie echt in zouden stikken, of wanneer het werk op die afstand niet al te noodzakelijk is wordt het hun toegestaan om daar in een speciaal daarvoor gebouwde hut voor zichzelf hun bekende middagmaal te koken. Maar, let wel: behalve op een feestdag mag de maaltijd nooit langer dan een kwartier duren. Wie eventueel te laat zou komen wanneer het sein tot werken weer wordt gegeven, stelt zich ogenblikkelijk bloot aan de ergste mishandelingen. Alleen op feestdagen wordt er met houten lepels gegeten. Nu zouden jullie kunnen vragen: wat voor beloning krijgen deze slaven verder nog? De heel ijverigen, die zich zogezegd dag en nacht dood werken, krijgen af en toe wat rum en een paar vruchten, en zelfs een afgedragen jasje om op feestdagen aan te trekken. Dat is ongeveer wel het meeste, waarmee deze mensen mensvriendelijk bedacht worden; voor de anderen is een slaap van zes uur en de bekende maaltijd alles wat zij als beloning voor hun werk krijgen.

Nu zullen jullie vragen: heeft zo’n mensvriendelijke en grootmoedige eigenaar van de plantage geen heer boven zich, met betrekking tot de behandeling van zijn slaven? Kijk, dat kan Ik jullie niet in het beeld tonen, maar Ik kan het jullie rechtuit zeggen: nee! In dit opzicht heeft hij een onbeperkte macht over leven en dood van zijn arbeiders, en hij heeft het recht om een ongehoorzame slaaf naar believen op iedere manier terecht te stellen. Maar om jullie te laten begrijpen hoe heerlijk wreed hun wetten zijn, laat ik jullie een voorbeeld zien, zoals die daar bij honderden, ja duizenden voorkomen. Onlangs zijn er twee slaven weggelopen vanwege de al te satanische behandeling door zo’n duivel. Een naburig huis heeft hen opgenomen; want dit naburige huis had tenminste nog een klein beetje menselijk gevoel in het lijf. De benadeelde duivel ging onmiddellijk naar de autoriteiten en eiste zijn slaven terug. Het naburige huis, zich welbewust van de wetten, meldde zich direct bij de autoriteiten en hield een betoog ten gunste van de slaven, op grond van hun bittere klachten. Er ontstond direct een proces tussen deze twee buren; en hoe denken jullie dat de wijze rechters in deze zaak hebben beslist?

Ik wil jullie hier het complete oordeel weergeven, dan kunnen jullie op de meest passende wijze zien hoe het er in Amerika, dat de naam heeft ontwikkeld te zijn, voor staat. Hier komt het oordeel, dat aldus luidde: ‘De buurman moet, op straffe van een boete van 1000 pond, de beide vluchtelingen dood of levend aan de eigenaar overhandigen; wanneer ze gaan mogen ze er levend heen gebracht worden, maar ingeval van weigering moet genoemde buurman hen direct neerschieten en hun hoofden dan wel hun hele lichamen naar de eigenaar brengen, waarna deze vervolgens naar eigen goeddunken dient te handelen. Als de genoemde 2 vluchtelingen zich echter vóór de executie uit de voeten hebben gemaakt, dan heeft ieder het recht en de plicht om hen overal, waar ze maar aangetroffen mochten worden, onmiddellijk neer te schieten’.

Nu moet Ik nog één ding vermelden, opdat jullie de schandelijkheden helemaal kennen. In het oordeel was sprake van het ‘goeddunken’ van de eigenaar; wat houdt dit eigenlijk in? Kijk maar weer eens even naar Mijn tableau! Een klein tafereel zal jullie op deze vraag naar tevredenheid antwoord geven. Zie daar: een vijver; het is een visvijver van zo’n eigenaar, en kijk: daar in de hoek van deze vijver liggen twee mannelijke slaven en een vrouwelijk slavin vastgebonden; geen van hen is nog ouder dan twintig jaar. Naast hen liggen een vrouwelijke en een mannelijke slaaf, dood; het zijn de ouders van deze jongeren. Zie daar: de bewaker staat op, want hij ziet dat de eigenaar nadert met twee zogenaamde zwaardvechters, zijn twee bedrijfsleiders en verscheidene slavenhoeders. Zie: nu zijn ze daar, met een vreselijke uitdrukking op hun gezichten. Zijn bevel of liever: zijn goeddunken voor deze armen luidt, dat eerst de twee doden in kleine stukken gehakt en de stukken vervolgens in de vijver gegooid moeten worden als voer voor de vissen. Daarna moet het meisje losgemaakt, door alle slavenhoeders die daar zin in hebben verkracht en daarna pas tot voer voor de vissen geprepareerd worden. De twee jongens echter moeten ieder op een paal gebonden en vervolgens dood gegeseld worden, en pas daarna eveneens tot visvoer geprepareerd worden. Kijk, zo ziet de zozeer geroemde wetgeving in het hoog ontwikkelde Amerika eruit.

Oordeel nu zelf: met welke naam zouden dergelijke schepselen eigenlijk aangeduid moeten worden? Werkelijk: daarbij vergeleken is Mijn ergste vijand, de vorst van alle duisternis, een armzalige prutser. En echt,  jullie kunnen Mij geloven of niet: jullie hebben over bezetenen gehoord dat zij bezeten worden en werden door duivels en satans; maar Ik zeg jullie dat geen enkele satan ertoe te bewegen zou zijn om een dergelijke Noord-Amerikaanse mensenvriend innerlijk in bezit te nemen. Want bij zulke omstandigheden heeft iedereen nog liever de laagste graad van de hel, dan te wonen in een dergelijke suikerplanter! Uit deze kleine vergelijking kunnen jullie je wel een idee vormen van hoe zo’n handelwijze er in Mijn ogen uitziet! O, Ik zeg jullie: op werkelijk iedere korrel suiker ligt een duizendvoudige vloek van Mij; want echt, wanneer deze onmensen het daarbij vergoten bloed naar gewicht zouden verkopen, zou dat de gewonnen suiker meer dan honderdvoudig overtreffen. Jullie kunnen dus met zekerheid aannemen dat aan een lood suiker 100 lood[6] vergoten mensenbloed kleeft.

Kijk, om jullie gemoed te ontzien heb Ik Mij voorgenomen jullie alleen naar het beste deel van dit werelddeel te laten kijken, en jullie kunnen hier dan ook tevreden mee zijn. Want werkelijk, als Ik jullie het doen en laten in de zuidelijke helft van dit land zou laten zien, dan zou de pen in jullie hand het begeven, zodat jullie niet in staat zouden zijn drie zinnen op te schrijven; over zulke extreme dingen wil Ik later iets vertellen in het laatste, 12e uur, wanneer jullie wat meer gewend zullen zijn om met Mij naar alle soorten gruwelen te kijken.

Hier zal Ik niets zeggen over een toekomstig loon, maar in plaats daarvan jullie iets nieuws zeggen: zulke schepselen moeten geheel en al voor eeuwig vernietigd worden! Amen.

 

 

Zesde uur

 

Nu jullie voldoende hebben rondgekeken op een plek in het noordelijk deel van Amerika, willen wij onze blik op het tableau weer naar de zeekust richten en daar nog een paar ogenblikken blijven tot het grote schip dat jullie hier aan de kust zien, volgeladen wordt met suiker. Daarna willen wij samen met dit schip een reis maken naar waar het zijn steven zal wenden. Maar kijk nu eens naar die kant, naar die plek: zie hoe de slaven op vele karren grote vaten en kisten naar de oever slepen. Zie hoe hier een zware kar, die op een wagen[7] lijkt, met als het ware een kleine berg van kisten bepakt is; zie hoe er ongeveer 40 slaven als ossen voor deze kar zijn gespannen, hoe de slavendrijvers hen met zweepslagen tot grotere snelheid dwingen, hoe aan iedere kant van deze rijdende berg een groot aantal slaven hem met hooivorken en touwen tegen omvallen moeten beschermen, en hoe de wrede zweep in hun nek zwiept, zodra de wagen ook maar enigszins een nauwelijks merkbare slingerende beweging maakt. Kijk: nu zijn zij al tamelijk dicht bij de kust gekomen; het is goed gegaan met de wagen. Maar jullie hebben niet gemerkt dat een wiel van de wagen het onder het gewicht begeven heeft en door midden breekt, en kijk: ongeveer 20 slaven liggen nu verpletterd onder grote last van de veel te zwaar beladen wagen, en de andere helft wordt nu verschrikkelijk mishandeld, vanwege het feit dat zij de wagen niet overeind hebben gehouden. Ook de trekkende slaven worden bij deze gelegenheid niet ontzien, zoals jullie zien. En omdat er een slecht beslagen kist van bovenop de wagen door de geweldige val nauwelijks 3 lood suikerpoeder uit een barst verloren heeft, moeten voor deze grote schade tenminste 3 slaven met hun leven boeten. Voor alle schuld, die bij de afschuwelijke drijvers en hun bijna doorlopende dronkenschap ligt, moeten deze onschuldige lammeren van de mensheid boeten.

Kijk nu eens: de woestelingen hebben genoeg gegeseld, en nu wordt er iets nieuws geregeld: er worden nieuwe en kleinere karren gehaald, en daarmee worden nu al deze kisten onder gejammer en geweeklaag van de slaven naar de oever gebracht. Zie maar: alles is er nu heen gebracht. De Engelsman neemt de waren over en maakt de zaak in orde met de aanwezige boekhouder van de eigenaar van de suikerplantage. Maar nu moeten deze kisten ook naar het schip gebracht worden; dit werk is bij de handel inbegrepen, en komt nu weer op de schouders van de slaven terecht. Zie, hoe zij de vaak vele centenaar[8] zware kisten in kleine bootjes tillen. Maar gelukkig valt er niet één in zee, wat dikwijls wel pleegt te gebeuren, in het bijzonder wanneer ergens een slavendrijver teveel brandewijn in zijn maag heeft gegoten en als tijdverdrijf zijn arme ondergeschikten heeft mishandeld. Wanneer bij zulke gelegenheden zo’n ongelooflijk grote schade optreedt - omdat de verzwakte ledematen van de slaven niet in staat zijn om zo’n kist helemaal in het bootje te tillen en deze in het water valt, en ook al wordt hij er door de slaven direct uitgevist en is er geen druppel water in de inhoud binnengedrongen - worden zulke onoplettende arbeiders ofwel met de zweep bijna dood geslagen of ook wel, al naargelang de wrede luimen van zo’n slavendrijver, direct doodgeschoten en in zee gegooid. Zulke arme mensen zijn pas helemaal buiten gevaar, wanneer alle waren voorspoedig aan boord van het schip zijn gebracht. Daarna moeten de karren natuurlijk mee teruggenomen worden, en in plaats van de kisten gaan de slavendrijvers erop liggen; voor hun vermaak en genoegen moet het dan in een constante galop gaan, en dit snelle vervoer weten zij met het geknal van hun zwepen heel goed te bewerkstelligen.

Jullie zullen misschien vragen: wat gebeurt er eigenlijk met de verpletterde slaven? Ik zeg jullie: helemaal niets, maar kijk daar eens, en overtuig jezelf met de ogen van jullie geest, hoe enkelen van hen met gebroken handen en voeten weeklagen, schreeuwen en jammeren en op hun manier om hulp roepen. Denken jullie soms dat er een chirurgijn wordt gehaald, of dat ze misschien naar een slavenziekenhuis worden gebracht? O, dan vergissen jullie je! Deze duivels van mensen kennen een veel snellere manier van genezen dan jullie: daar krijgt ieder van hen een stenen pleister omgehangen, en tenslotte komt er op de bodem van de zee nog een algehele pleisteromslag bij, en op deze manier zijn ze voor alle eeuwige tijden genezen.

Nu zouden jullie wellicht nog willen vragen: wanneer deze galopperende slaven met hun slavendrijvers hun huis hebben bereikt, zal er voor deze arme mensen toch op zijn minst een uurtje rust of wellicht alleen maar een pauze bij zijn? O, dat is in dat land helemaal niet gebruikelijk; maar wel kan het zijn, wanneer de eigenaar een heel groot onmens is, dat zij voor hun onoplettendheid onder bevel van de barbaarse eigenaar nog speciaal voor zijn genoegen mishandeld worden. En willen jullie het werkelijke aantal weten van deze ongelukkigen, wier lot wat ongeluk betreft absoluut niet verschilt? Over het hele gebied van de Noord-Amerikaanse vrije staten verspreid zijn dat er ongeveer elf miljoen; en jullie moeten je onder deze slaven niet alleen maar zwarten voorstellen, maar onder hen is op zijn minst ook een vierde deel blank. Maar omdat een wet de blanke slavernij eigenlijk verbiedt, worden deze witte slaven speciaal zwart gemaakt en verblijven ze daar ‘zwart’[9].

Welnu, aangezien wij nu ongeveer alles bekeken hebben, laten wij nu dan ook aan boord van het schip gaan, dat, zoals jullie zien, juist reisvaardig de haven uitvaart. Zie hoe de matrozen als koorddansers hun evenwichtsoefeningen doen op het zeiltuig; kijk eens even naar de door de zee verbrande gezichten van deze mensen, wier naaktheid enkel door de armzaligste lompen bedekt wordt. Zie hoe onmenselijk en onwezenlijk zij eruit zien, alsof ze tot een ander soort wezens behoorden dan de menselijke. Zie: deze mensen zijn dus de veelbesproken Engelse zeematrozen.

O mensheid! In wat voor diepten heeft jouw wereldse instelling je gestort! Hoe ver verwijderd ben je van Mij, de oerbron van al het leven, en hoe dicht bij de afgrond van het eeuwige verderf! De diepte van de zee schrikt je niet af, Mijn stormen razen en bruisen vergeefs aan je ogen voorbij; jij kent niemand meer boven je dan alleen jezelf! Je tuurt weliswaar met je vermeende scherpe blik ver over de bedrieglijke golvende vlakte. Je voorspelt de storm en kent alle klippen en zandbanken in de zee. Zorgeloos drijf je op dat zwalkende oppervlak tussen leven en dood, op lichte planken over onafzienbare afgronden, van het ene gebied op de wereld naar het andere. Maar jij bedenkt niet dat Ik - en niet meer als jouw Vader, maar als jouw onverbiddelijke rechter - Mij ook aan boord van dit drijvende planken paleis bevind. Jij kent de weg, en aan de hand van het rimpelen van de zee bepaal jij je route. Maar zie: jouw tijd is ten einde. Met één vinger beroer Ik de diepten der aarde, en terwijl jij niets vermoedt heb Ik een nieuwe klip op jouw  weg geplaatst die jij niet kent. En Ik, de onzichtbare stuurman, zal jouw armzalige maakwerk, deze schandelijke kist, die volgepropt zit met het vuil van jouw schandelijke verwachtingen, wel tegen deze onbekende klip weten te slingeren en jou op die manier te gronde te richten.

O kijk: dit geladen schip loopt nu juist op zo’n onbekende klip af. Zie - en schrik niet - hoe de wind het daar pijlsnel heen drijft. Zij vermoeden niets, want Ik heb de klip niet boven de waterspiegel uit getild. Maar zie: nog twee ogenblikken, en dan ligt die armzalige kist met zijn hele inhoud aan stukken. Kijk hier! Zie, nu slaat het met groot geweld met de voorsteven tegen de klip. Zie, hoe die helemaal aan stukken ligt en hoe het schip begint te zinken. Zie hoe de matrozen zich inspannen om de roeiboten, die aan het grote schip hangen, los te maken, en zie hoe enkelen met grote snelheid planken bij elkaar grijpen en drijvend in het water voor zichzelf een vlot in elkaar duwen. Kijk: het wrak hangt aan de klip en een groot aantal mensen klemmen zich vast aan de boven de waterspiegel uitstekende spanten van het schip, en een kleiner aantal drijft op hun armzalige vaartuigen een wisse dood tegemoet.

Maar de kapitein en de eigenaar van de waren hurken op de uitstekende mast en worstelen, in de greep van grote vertwijfeling, nu al voor de 3e dag na de schipbreuk met de dood, evenals de andere reizigers op de scheepsspanten. Denken jullie dat één van deze mensen Mij op een of andere manier om hulp gesmeekt heeft? In plaats daarvan turen ze over de wijde open zee, of ze wellicht een schip zullen ontwaren. Alleen is hun uitkijken tevergeefs; want Ik zal de andere vaartuigen wijselijk wel zo weten te sturen, dat die niet zo gauw in de buurt van deze plaats zullen komen.

Kijk nu hier eens hoe deze twee, die op de mast hurken, met elkaar worstelen; jullie zullen denken dat zij zich met dit worstelen steviger aan de mast willen vastklemmen. Alleen heeft dit worstelen een ander doel, en dat heet: hongersnood! En nu wil de één de ander ombrengen om iets te eten te krijgen. En kijk eens naar de spanten van het schip: daar kunnen jullie al zo’n maaltijd zien, namelijk hoe een andere Engelse koopman juist de borsten van zijn kostbare vrouw, die zich aan hem vastgeklampt heeft, met grote gretigheid opeet. Kijk, dit opeten van elkaar gaat gewoonlijk de hele tijd door, en deze ene maakt zich tenslotte nog meester van zichzelf en eet zichzelf zover op als hij maar kan bereiken; en dit tafereel eindigt na enkele uren gewoonlijk met het doodbloeden. Van de botten wordt zoveel mogelijk afgeknaagd, en de rest vervolgens - dikwijls vloekend - in zee gegooid. En omdat wij hier nu niets meer te beleven en zien hebben, willen wij onze 3 vaartuigen volgen, en zien hoe het daar toegaat!

Kijk eens, daar is er al één! Zie: er hurken nog maar 3 lijkachtige menselijke wezens op. Dat zijn 3 helden, die - aangezien ze de rest van het gezelschap in het water gegooid hebben - met elkaar hebben afgesproken om elkaar niet op te vreten en zichzelf nu, nauwelijks nog levend, aan het blinde toeval overlaten. Opdat jullie je niet langer meer bij deze drie hoeven op te houden zullen wij er gauw een eind aan maken: zie, een machtige golf slaat tegen het zwakke vaartuig, en er wacht al een goedmoedige haai met groot verlangen op de inhoud van dit vaartuig, dat hij al lange tijd als trouwe metgezel begeleid heeft. Zie eens: de golf heeft zijn dienst gedaan en de haai heeft zijn met verlangen verwachte prooi verslonden. Er is hier voor ons dus ook niets meer te zien; laten wij dus een van de andere vaartuigen gaan opzoeken.

Jullie zullen nu denken: waar zal dat zich dan wel bevinden? Maar Ik zeg jullie: maak je geen zorgen. Voor wie met Mij zoekt zal het vinden niet moeilijk zijn. Kijk nu eens: hier is het al! Tel de mensen, die zich er nog op bevinden; het zal niet moeilijk voor jullie zijn om het tafereel te beoordelen. Waarom tellen jullie eigenlijk niet? Jullie zeggen: wij zien niemand. Ga maar eens wat dichterbij, en kijk eens binnen in het zwalkende bootje; zie: niets dan afgekloven botten, en toch is het pas de tiende dag na de schipbreuk! Nu zouden jullie wel willen weten waar de laatste, die nog aan de botten geknaagd heeft, eigenlijk gebleven is, aangezien hij toch niet zichzelf tot op het bot opgegeten kan  hebben? Richt jullie blik dan maar eens een klein beetje naar opzij: zie, hier in de meer westelijke helft van het tableau steekt een bemoste klip met een omtrek van slechts een paar klafter[10] boven de zeespiegel uit. Zie: daar hurkt hij vol vertwijfeling midden op dit uiterst kleine eilandje, en zie hoe hij het mos en het weinige gras bij elkaar schraapt en het in zijn mond propt. Dat is nu het lot van de laatste, en dit is ook de enige van alle schipbreukelingen die binnen twee dagen nog levend door een ander schip opgenomen zal worden, met de bedoeling dat hij zal vertellen wat daar gebeurd is; en hij is ook de enige, die zich tenminste op dit eiland Mij enigszins begon te herinneren.

Laat hem daar maar wachten op zijn redding, en laten wij eens kijken waar het vlot zich bevindt. Kijk daar eens: daar drijft het vlot! Zie, ook hier is geen mens meer aanwezig, maar er zijn enkele botten met een touw aan een plank vastgemaakt, en daar in het midden van het vlot ligt ook een dichtgekurkte, zwarte fles. De laatste schipbreukeling heeft namelijk de ondergang van het schip, evenals die van hemzelf, opgeschreven en dat verhaal samen met de fles aan een plank vastgeknoopt. Bij die gelegenheid struikelde hij, verzwakt als hij was, onvoorzichtig genoeg met één voet het water in. Zo hield hij zich nog enige tijd met zijn handen vast aan de plank, tot een haai met een verfijnde smaak hem het halve lichaam afrukte en tenslotte ook de andere helft verorberde. Kijk, nu zijn wij met onze scheepvaart geheel en al aan het eind gekomen. En aangezien, zoals jullie spreekwoord zegt, zelfs de dood zijn rechten verliest waar niets meer is, willen ook wij ons recht om te kijken opgeven, aangezien de dood alles voor onze ogen heeft weggeroofd. Laten wij eens kijken of er voor jullie niet nog iets gedenkwaardigs ronddrijft, wat klaar ligt om bekeken te worden.

Welnu, kijk daar eens! Daar drijft inderdaad een Engels lijnschip; behalve de matrozen en de stuurman is er op het dek niets levends te zien. Jullie zouden nu wel willen weten wat zich binnen de geteerde planken ervan bevindt? Kijk dan maar eens! Ik zal over dit schip nu een ‘effata[11] bulderen, dan zal het schip onmiddellijk doorzichtig als glas worden, en de inhoud ervan zal jullie duidelijk genoeg in het oog springen. En dus zeg Ik nu: effata! Kijk nu, en oordeel wat hier aanwezig en gaande is. Zie in de onderste ruimen van het schip zo’n 300 bijna helemaal naakte mensen van beiderlei geslacht, vastgeklonken aan zware kettingen. Kijk eens naar hun lichamen, hoe vermagerd ze zijn, tel de bloeddoorlopen striemen en kijk naar de armzalige kost die hun niet dagelijks, maar wekelijks wordt uitgereikt: per persoon nauwelijks een derde pond steenhard zwaar brood en een kroes troebel water. Zie hoe daar in een hoek een ouwelijke man, aan wiens voeten enige ratten al begonnen zijn te knagen, de binnenkomende gevangenbewaarder om de dood smeekt. Zie daar in een andere hoek een echte vrouwelijke Venus volgens jullie opvattingen van schoonheid, met kettingen om haar zachte armen; zie hoe ze angstig schreeuwt en smeekt of men haar alsjeblieft in zee zou willen gooien, of tenminste één van haar handen vrij zou willen maken, zodat zij het bijtende ongedierte van haar neus weg zou kunnen houden. Maar wat doet de bewaker? Hij neemt een scherpe bezem en houdt die voor haar neus, zodat zij zichzelf kan reinigen; op deze manier bekrast en besmeurt hij haar hele gezicht, zodat het tenslotte vol zweren en etter komt te zitten. En wanneer zij over die behandeling klaagt wordt ze bovendien nog getuchtigd.

Kijk eens naar beneden, naar haar voeten. O die tere voetjes, wat stonden die nog maar 3 weken geleden nog in hoog aanzien bij een geile en rijke Engelse brasser! Alleen, omdat zijn rijke beloften weinig uithaalden om dit meisje te verleiden, wist hij aan de laaghartigheid van zijn wraak lucht en ruimte te geven door een gezworen rechter om te kopen, die dit arme meisje vanwege een verzonnen, voorgewende ernstige diefstal daar bracht, waar jullie haar nu zien. En zoals dit arme mens als misdadigster hierheen gedeporteerd werd, zijn er nog enkele anderen in dit gezelschap. Kijk daar, in de tegenoverliggende hoek: daar zit een nog tamelijk jonge man vastgeklonken die, aangezien hij de enige erfgenaam van een rijk man was, na de dood van zijn vader door zijn eigen moeder met hulp van haar laaghartige minnaar ook hierheen is gebracht. We zullen ons niet verder in zijn geschiedenis verdiepen, maar opnieuw een blik werpen op de mooie, tere voeten van onze mooie gevangene. Zie, hoe druk ze heen en weer springen om het scheepsongedierte af te weren, zodat het met haar voeten niet hetzelfde zal doen als met de voeten van die oude man. Kijk maar eens naar beneden, nog lager, bij haar voeten, hoe zij door haar ijver al een regelrecht kussen van ratten gemaakt heeft! En denken jullie soms dat de luie scheepsbeesten naar beneden zouden gaan om tenminste het gedode ongedierte op te ruimen? O nee, dat doen ze niet. In plaats daarvan roken ze dit ongelukkige gedeelte van het schip liever dagelijks uit met teer, om zodoende een algehele scheepsziekte te voorkomen.

Jullie zullen natuurlijk denken dat zo’n onmenselijkheid alle begrip te boven gaat, en dat er toch artsen en priesters voor moeten zorgen dat de algemeen geldende wetten in acht genomen zouden worden. Ik zeg jullie echter dat in Engeland ieder schip, wanneer het de haven verlaat, geen andere wet heeft dan de eigen wet van de kapitein; maar het duurt niet lang of alle autoriteiten op het schip trekken één lijn, en dan heerst er vaak maar één en dezelfde laaghartigheid op het dek. En ook is er niet méér voor nodig dan - zoals hier het geval was - dat zo’n mooie, jonge gedeporteerde vrouw geen gehoor geeft aan de wilde hartstochten van de vaak dronken scheepsofficieren om zich voor alle denkbare geile laagheden te laten gebruiken; dan is het voor deze wereld beklagenswaardige oordeel over haar al geveld. Kijk, nu zullen jullie wel begrijpen waarom het ongedierte niet uit het schip gehaald wordt. Maar dat is nog niet het enige wat zo’n arme gedeporteerde moet doorstaan; daar bovenop worden haar door haar lotgenoten van beiderlei geslacht vaak de gruwelijkste verwensingen toegebruld, omdat het alleen maar aan haar gelegen zou hebben om hun lot wat draaglijker te maken.

Kijk nog maar eens een beetje rond in deze treurige vertrekken, en ga dan met jullie blik eens naar boven, naar de glanzende vertrekken van de heren van het schip: zie eens hoe dol en dwaas het daar toegaat! Uit hun bekers sproeit schuimende wijn; allemaal schreeuwen ze hun gezagvoerder een ‘hij leve hoog!’ toe, één van het schreeuwt ook: ‘leve onze mooie gevangene!’ en allemaal vallen ze hem bij, als door dezelfde waanzin gegrepen. Kijk eens: nu steken de officieren de koppen bij elkaar; wat zouden ze dan wel van plan zijn, zouden jullie willen vragen? Maak je maar niet druk om dit geheim, want het houdt niets anders in dan een slimme truc om de arme schone te krijgen. En wat denken jullie dat deze truc dan wel is? Kijk, deze truc houdt alleen maar het volgende in: de knappe vrouw wordt nu direct van haar boeien bevrijd en onmiddellijk onder effectieve medische verzorging gesteld; als ze dan weer hersteld is, wordt haar een formeel huwelijksaanzoek gedaan, krachtens welk zij de vrouw van de één of andere officier kan worden. De arme vrouw doorziet het bedrog niet, te zeer verschrikt als ze is door de helse kwelling van de onderste vertrekken, en verbindt zich onder een valse inzegening - namelijk niet die van een priester, maar van een verklede scheepssoldaat. Op deze manier gebruikt haar schijnbare gemaal haar nu, en ‘s nachts komt er in zijn plaats een willekeurige ander. Zo wordt onze arme gevangene dan onbewust een scheepshoer. Haar maag ontbreekt het natuurlijk aan niets, en zij leeft in de gelukkige veronderstelling dat zij haar geluk gevonden heeft; maar haar ogen zullen pas in Botany Bay[12] open gaan, aan de kust van Australië, aangezien zij net als de andere misdadigers aan een levenslange straf wordt overgeleverd. Het lot van deze ongelukkigen volgt in het zevende uur.

 

Zevende uur

 

Aangezien wij het schip, waarvan de betekenis jullie nu beslist nooit meer vreemd zal voorkomen, voldoende beschouwd hebben in zijn afschuwwekkende handelwijze, zullen wij het verlaten en bij wijze van vooruitblik eerst het viernamige land, dat volgens jullie bepalingen tussen 131 en 171 graden oosterlengte en tussen 10 en 30 graden zuiderbreedte ligt, enigszins in ogenschouw nemen. Dat is hier voor jullie noodzakelijk omdat jullie met de gesteldheid, de indeling en ook met de klimatologische omstandigheden niet in het minst vertrouwd zijn; kijk dus maar hier, op het jullie welbekende tableau!

Het land dat zich aan jullie vertoont - en kijk er maar eens goed naar - bestaat in feite uit Australië, Indonesië, Oceanië en Polynesië. Kijk eens naar het zuidelijke deel van het land, hoe het nog uit onoverzienbare plassen en moerassen bestaat, waarin jullie - als jullie heel scherp kijken - een talloze giftige monsters en ongedierte zullen ontdekken. Zie hoe daar verder naar het zuiden een groot aantal koraaleilanden ligt, die zich uitstrekken tot bijna aan de zuidpool; om deze reden is het niet mogelijk om de zuidkust van dit land heen te varen, evenals het ook over land onmogelijk is om deze zuidelijke kust, die eigenlijk geen kust is, te bereiken en de gesteldheid ervan te onderzoeken.

En het is nog moeilijker om daar kennis van te nemen omdat dit land voor het merendeel uit onafzienbare vlakten bestaat, die alleen hier en daar door kleine heuvels worden onderbroken. Er zijn namelijk absoluut geen bergen van enige betekenis, afgezien van enige koraal- en leisteenrotsen bij de kusten. Dit land, voorzover het tot nu toe bekend is, heeft op zijn continent een oppervlakte van bijna 200.000 vierkante mijlen[13], en op deze oppervlakte wonen ongeveer 2 miljoen zestigduizend mensen. De bewoonbare landstreken bevinden zich merendeels aan de oostkust, en deze landstreken zouden jullie wel min of meer kunnen kennen, zoals bijvoorbeeld gebieden met de namen Carpentaria Golf, Arnhemland, Willisland, Edelland, Eendrachtland, Lewisland, Nuytsland, Bowdensland, Flindersland, Grantsland, en nog enkele minder bekende namen, die natuurlijk niet belangrijk zijn. Aan deze oostkust bevindt zich een landingsplaats met de naam ‘Botany Bay’, en op die plaats zijn in de loop van nog geen 10 jaar tot nu toe ongeveer 170.000 misdadigers door de Engelsen aan land gezet, en van daaruit over de verschillende landstreken verdeeld.

Niet alleen deze oostkust heeft echter zo’n bestemming, maar ook in het westen worden tegenwoordig bijna bij voorkeur gedeporteerden ontscheept. Zie daar een rivier, die in de zee uitmondt; het is de zogenoemde Swan River, en aan de oevers daarvan zien jullie ook een tamelijk grote stad gebouwd, van waaruit nu door de daarheen gebrachte misdadigers een kolonisatie uitgevoerd wordt; maar met een veel slechter resultaat dan aan de oostkust. Want hier worden gewoonlijk alleen de allerslechtste spitsboeven van Engeland gebracht, tegen een vergoeding van de Hollanders en Nederlanders aan wie deze kust toebehoort, om hier de uiterst onherbergzame streek te cultiveren. Aan de oostkust is al langere tijd een stad gebouwd, en wel aan de Botany Bay; deze wordt Sydney genoemd, net als de hele kust van New South Wales. Let voor dit moment echter alleen maar op de westkust; want nadat wij ons schip in Botany Bay zullen zien aanleggen zullen wij hierheen gaan, waar de martelarij van mensen onvoorstelbaar veel erger is dan aan de oostkust. Maar voordat wij dit hoofdspektakel in ogenschouw zullen nemen, wil Ik jullie nog met het land zelf meer vertrouwd maken, zodat jullie daarna des te gemakkelijker een werkelijke voorstelling kunnen maken van wat het wil zeggen om - schuldig of zelfs volkomen onschuldig - daar als gedeporteerde heengebracht te worden.

Kijk nu eens hier, hoe het er in het binnenland uitziet! Jullie denken dat deze onafzienbare velden die jullie zien niets anders zijn dan bosjes en struikgewas. O nee, zeg Ik: dat is gras, en het moet jullie niet verbazen wanneer jullie daar op sommige plaatsen gras van 3 of 4 manslengten hoog ontdekken. Dit gras lijkt op waterriet, en is op geen enkele andere manier uit te roeien dan door middel van vuur, wanneer het droog is geworden. Dat vuur moet echter aangestoken worden wanneer de wind uit het noorden waait; want wind vanuit het zuiden dooft het vuur uit. Jullie zouden natuurlijk graag een bomenbos zien, maar zulke bossen zijn er hier maar weinig, en de bomen die met name in de zuidelijker streken groeien zijn dikwijls nauwelijks even hoog en groot als veel soorten gras, en brengen heel weinig eetbare vruchten voort.

In het noordelijke deel evenals aan de oostkust zijn er weliswaar dikwijls andere soorten begroeiing, maar allemaal, zonder uitzondering, gedijen die niet zo goed en veranderen langzamerhand ook merkbaar van natuur. Zo worden de peren vaak helemaal houtig, en bij de steel breder dan aan hun kroon. Bij de kersen groeien de stenen pitten dikwijls aan de buitenkant op de huid, en de vrucht zelf is waterig; en zo ondergaan nog verschillende andere soorten vegetatie dergelijke veranderingen, die jullie misschien wonderlijk in de oren klinken. Het beste gedijen nog de jullie nog weinig bekende slangenoten, evenals aan de noordkust kokosnoten, Indiaanse vijgen, het zogenaamde Johannesbrood en een soort meloenpruimen.

Er moet echter goed voor gezorgd worden dat die slangenoten niet door een bepaald rood insect aangestoken worden; als een dergelijke aangestoken noot daarna in de grond valt, ontstaat daaruit een buitengewoon giftige soort opslag, die nog tien keer zo erg is als de zogenoemde ‘bohunupa’. Want terwijl ze haar bladeren maar 1 schoen hoog boven de aarde uit laat steken, hebben deze bladeren een zo hevige verwoestende giftige uitwaseming, dat ze niet alleen alle dieren en mensen doden die daar in de buurt komen, maar ook dikwijls in een omtrek van een uur gaans een zo hevige verwoesting onder de planten aanrichten, dat er binnen korte tijd niet eens meer een mosplantje groeit; het doet alles verdorren en tot een soort as worden. Het is bij deze plant nog een geluk dat ze niet langer dan een half jaar groeit, maar met de winter direct weer verdort en bijgevolg onschadelijk wordt. Aangezien wij nu de plantenwereld enigszins bekeken hebben, willen wij nog een korte blik werpen op de dieren.

Zie in de eerste plaats hoe de lucht wemelt van  grote witte adelaars, die in kracht en behendigheid alles in hun soort verre overtreffen; hun roofzucht is in het bijzonder in de winter zo groot, dat ze meer in het binnenland als vliegende wolven de mensen aanvallen. Behalve deze is er nog een andere soort kwaadaardige vogels, die er bijna net zo uitzien als een struisvogel; in plaats van veren hebben die echter haren; sommige hebben helemaal geen vleugels, maar andere hebben vleugels als van een vleermuis. Deze vogels hebben vaak poten van meer dan een klafter lang en kunnen met behulp daarvan zo snel lopen, dat ze gemakkelijk 10 mijl in een uur afleggen. Wanneer ze hun prooi bereikt hebben slaan ze die met één poot neer en zetten zich vervolgens aan hun klaarliggende maaltijd. En zo zijn er nog massa’s andere, kleinere en onschadelijker vogels.

Er valt onder andere nog een viervoetig, van een sterke snavel voorzien zoogdier op te merken; de meest juiste naam zou ‘vogelwolf’ zijn. Dit dier is in zijn soort wreder dan elke tijger. Wat de grond en de moerassen echter betreft: dit is een waar thuisland van slangen en allerlei soorten hagedissen waarvan vele soorten vleugels hebben en die, hoewel ze niet allemaal giftig zijn, toch min of meer schadelijk zijn. In het binnenland komt dikwijls een soort grote vleermuizen voor die zeer giftig zijn en nog sterker dan de ratelslang zo’n sterke verdovende werking in hun blik hebben dat iemand, wiens blik door zo’n vleermuis gevangen is, weldra op de grond valt alsof hij door een sterke drank verdoofd was; en wanneer niemand hem te hulp komt en de aanvliegende vleermuis doodt, zuigt deze weldra zijn laatste bloeddruppels op en vliegt vervolgens verzadigd en schel fluitend weer weg.

Wat het klimaat betreft: dit is een ware kameleon. Want afgezien van enkele streken in het oosten en noorden is het zo veranderlijk, dat in sommige streken iemand op één dag alle vijf verschillende klimaatsoorten[14] te proeven krijgt. Waarom dit allemaal zo wonderbaarlijk ingericht is, zal jullie te zijner tijd wel verteld worden; maar voorlopig kunnen jullie wel onthouden dat Ik met bepaalde landen op aarde heel andere bedoelingen heb dan dat ze door de schandalige hebzucht van de mensen voortijdig uitgebuit zouden worden. Maar als de mensen in hun dwaasheid voortijdig binnendringen in landen die nog niet rijp zijn, dan is het alleen maar terecht dat het hun vergaat als verwaarloosde kinderen, die onrijp fruit en giftige bessen opeten. Maar, zoals gezegd, bij een volgende gelegenheid zal jullie daar meer over verteld worden.

En kijk eens: in de tijd dat wij zo in dit land rondgezworven hebben, heeft het jullie reeds bekende schip zijn ankers uitgeworpen in de haven van Botany Bay, en kijk: daar is het al! Want wanneer men alles in één beeld voor zich heeft, heeft men geen lange reis nodig om te bestemder plaatse te komen. Kijk nu maar eens heel goed! Ik spreek weer het ‘effata’ uit, en zie: het schip is alweer helemaal doorzichtig geworden. Kijk vooral eens naar onze knappe schijn-gemalin! Zie hoe zwak ze is, zodat ze nauwelijks van haar stoel op kan staan. Ga nu eens even naar de hut van de kapitein. Zie hoe daar reeds drie kolonisten samen met hem de lijsten doornemen, en wel in tegenwoordigheid van de plaatselijke gouverneur. Zie: 20 zijn er doorgestreept, en daaronder bevindt zich ook onze oude; maar onze knappe vrouw is niet doorgestreept. Zie, nu worden ze - dat wil zeggen de lijsten - door de gouverneur en de kolonisten ondertekend en bekrachtigd; de gevangenbewaarders begeven zich naar beneden, maken de geketenden vrij nadat ze hun handen op de rug hebben vastgebonden, en drijven hen op die manier naar het dek van het schip.

Zie: de gevangenbewaarders gaan nu ook het vertrek van onze schone binnen, delen haar haar lot mee, beroven haar van haar kleren en binden haar, terwijl ze in vertwijfeling vanwege haar lot is flauwgevallen, eveneens de handen op de rug en sleuren haar naar de anderen boven op het dek. Zie hoe ze hier voor haar vermeende echtgenoot op de knieën valt, hem smeekt met alle macht en kracht waartoe een vrouwelijk wezen in staat is, en hem alles vertelt wat ze maar kan bedenken: hoe ze onschuldig tot dit oord van verschrikking veroordeeld werd, en hoe schandelijk hij van haar ongeluk gebruik heeft gemaakt om haar, die zo rein was als de zon, erger te misbruiken dan een bordeelhoer voor Engelse matrozen.

Kijk, en neem een voorbeeld aan een mens, die het christelijke geloof belijdt!! Zie hoe hij als een grote heer de gevangenbewaarder beveelt om het schreeuwende dier de mond te snoeren en haar, als ze zich niet net als de anderen heel rustig gedraagt, onmiddellijk 30 zweepslagen te geven. En kijk eens naar het resultaat van haar smeekbede! Zie hoe twee beulsknechten haar aan de kleinste mast binden met een touw over haar borst en haar voeten, en zie hoe schandalig wreed de arme ongelukkige van de gevangenbewaarders ontelbare zweepslagen krijgt. En zie: nadat haar voeten helemaal van boven naar beneden door de scherpe zweep stukgeslagen zijn wordt ze losgemaakt, direct met de andere misdadigers aan touwen over boord gelaten in kleinere boten en aldus bloedend aan het ongelukkige land gebracht en onmiddellijk door de gouverneur aan de desbetreffende kolonist toebedeeld. Denken jullie dat men haar daar naar een of ander hospitaal heeft gebracht? Dan vergissen jullie je! De pleister op zulke wonden bestaat uit niets anders dan dat zo iemand een half uur lang in zee mag gaan zitten, waar het heel ondiep is. Dat is de beroemde geneeswijze daar te lande. En het helpt ook nog! Maar stel je de brandende pijn voor, speciaal bij een zo gevoelig meisje! Welnu, hier zijn wij klaar. Laten we nog even gaan zien wat er verder met deze ongelukkigen gebeurt.

Kijk, daar meer naar het binnenland, volgens jullie berekening ongeveer honderd mijl van de kust: zie hoe deze armen daar met hun werktuigen onder leiding van verscheidene opzieners moeten vechten tegen al die kwaden, die jullie nu uit de beschrijving van het land een beetje kennen; zie hoe ze als het ware tussen twee vuren zitten. Het is werkelijk zoals jullie uitdrukking zegt: slikken of stikken[15]! Wat geeft zo’n hoofdkolonist erom of er 20 of 30 van zijn meestal nog met ketenen geboeide ondergeschikten door slangen opgegeten worden, of dat ze dikwijls in het klafterhoge gras in plotseling doorbrekende moerassen wegzakken, of dat de een of ander door de bekende adelaars aangevallen en verscheurd wordt; of wanneer er bij het uitroeien van zo’n opkomende gifplant nog verscheidene te gronde gaan. Kijk, daar trekt zo’n kolonist zich allemaal weinig of niets van aan; want voor zijn huis is voldoende gezorgd, ook zonder zulke arbeiders, die er pas bijgekomen zijn. Wanneer hij in het gunstigste geval door zulke pogingen om verder in het land door te dringen weer een aanzienlijk stuk land kan winnen, vindt hij dat goed, maar wanneer dat ondanks al die wrede pogingen mislukt, dan geeft hij daar niets om; want hij is, zoals hij zelf zegt, toch wel verzorgd.

Jullie zullen misschien denken, als deze misdadigers een nieuw stuk land ontgonnen hebben, dat dat dan misschien aan de een of ander tegen pachtgeld in eigendom gegeven wordt. O nee, zeg Ik, zo’n kolonist gebruikt het land voor heel andere doeleinden. Hij laat weliswaar hier en daar arbeidershutten neerzetten, maar wat de grond opbrengt behoort van A tot Z aan hem toe. De arbeiders hebben niets anders dan de meest armzalige, nauwelijks eetbare kost en soms, wanneer ze niet helemaal willen verhongeren, vangen ze slangen en hagedissen, hakken die de kop af, braden ze boven een strovuur en eten dit vlees met de grootste smaak; want het is echt zoals een ander gezegde van jullie zegt: honger is de beste kok. Ja, deze honger gaat bij sommigen zo ver, dat ze niet eens de tijd nemen om zo’n slang te braden, maar wanneer de kop, de huid en de ingewanden verwijderd zijn, wordt die onmiddellijk opgegeten. Een nieuwe plaag voor deze arme mensen is nog, dat ze speciaal in de noordelijke gedeelten op de oorspronkelijke bewoners stoten, die goede boogschutters zijn en hen met vergiftigde pijlen terugjagen of hen gevangen nemen en rauw opeten. Kijk, zulke aangename dingen moeten deze armen hier beleven; en de tuchtigingen, die ze daar bovenop nog eens van hun bevelhebbers en leiders krijgen en die nog veel onmenselijker zijn dan bij de Noord-Amerikanen, staan hier in geen verhouding tot de kwellingen van het land.

Kijk eens: ook onze arme vrouw is hier al aan het werk met gras snijden. Bij jullie is gras maaien een vermakelijk werk. Maar hier hebben de arbeiders met echte oerwouden van gras te maken, en in de ondoordringbare warwinkel daarvan huizen met name in de zomer ontelbare geweldig stekende insecten. Die werpen zich dan zó op de naakte arbeiders, dat er na een paar dagen alleen maar een samenhangend skelet overblijft. Maar als het cultiveren in de winter gebeurt, en wel door middel van vuur, dan gebeurt het niet zelden dat het vuur vaak zo enorm groot wordt dat de vlammen langs de grond vaak uren gaans ver door het droge gras heenslaan. En wanneer de arme brandstichters niet snel genoeg op de vlucht slaan verbranden ze helemaal of raken ze dikwijls toch over hun hele lichaam verbrand. Maar het ergste is, wanneer een vuur ergens uitgedoofd is. Dan moeten de arme brandstichters vaak urenlang over zulke nog gloeiend hete as lopen om het vuur weer aan te steken op de plaats waar het uitdoofde. Het is hun weliswaar toegestaan om een soort plankjes onder de voetzolen te binden, maar vaak verbranden deze plankjes al voordat ze halverwege zijn, en dan is het om het even: hun voetzolen raken desondanks nog heel vaak tot op het bot verbrand. En over ontelbare andere soorten leed en ziekten, die in dit land thuis horen, zullen we nog maar niet spreken!

Over de westkust hoef Ik jullie alleen maar te zeggen dat het er daar nog tienmaal onmenselijker toegaat dan in het oosten, om welke reden de kolonisatie daar heel slecht voortgang maakt. Kijk, van dit alles is niets anders dan alleen de schandelijke hebzucht van de ‘morele’ en zelfs ‘christelijke’ mens de schuld. Dat Ik zulke gruwelen niet lang meer aan kan zien, zullen jullie zonder diep nadenken gemakkelijk begrijpen; want werkelijk: de mensen stapelen hun zonden torenhoog tot reeds in de derde hemel. Meer hoef Ik jullie niet te zeggen.

En dus ‘amen’ voor vandaag; het achtste uur zal jullie nog grotere en opmerkelijker dingen vertellen!

 

Achtste uur

 

Nadat we nu het vasteland van Australië overzien en overal bekeken hebben, willen we de grotere eilanden nog een bezoek brengen, om ook daar te zien hoe het daar toegaat. Ik zei: alleen de grotere eilandstaten; want er zijn nog een ontelbare kleine eilanden in de oceaan, die echter allemaal zonder uitzondering door de vastelanden, maar ook wel door de grotere eilandstaten overheerst worden. Want werkelijk, jullie zouden niet veel meer dan duizend kleine eilandjes in de oceaan kunnen ontdekken, waar niet door het jullie  bekende Europese despotisme aan geknaagd en gesnuffeld is. En deze voornaamste wereldveroverende natie heeft alleen die eilandjes min of meer ongemoeid gelaten, waarbij zij zich na zeer nauwkeurig onderzoek ervan overtuigd heeft dat er daar voor haar rattengebit niets te knagen valt.

Kijk maar eens hier op het tableau: Ik zal de hele aarde van pool tot pool voor jullie ogen ontvouwen, en er zal geen enkel plekje verborgen blijven. Kijk hier, naar het grote gebied tussen Azië, Australië en Amerika; zie het grote aantal eilandjes, hoe ze verspreid over de grote watervlakte te zien zijn als sterren aan het firmament! Maar om jullie een beter idee te geven van de koopmanshebzucht van deze wereldveroverende natie, wil Ik ook voor ieder eiland de naam in letters erbij zetten, zoals die door de hebzuchtige ontdekkers gegeven werd. Lees nu maar! Zie al die onherbergzame, afgelegen schuilhoeken van de aarde! Kijk alleen maar naar de woorden, dan zal jullie direct duidelijk zijn voor welke natie op aarde alle klimaten toegankelijk zijn. Want deze mensen geven er niets om of hun zeilen onder de evenaar van hitte beginnen te gloeien, of dat ze aan de andere kant driekwart van het jaar invriezen tussen de ijsbergen en hun schepen vaak vele klafter diep onder de sneeuw begraven liggen. Kortom: jullie zullen weinig andere namen aantreffen dan die van deze mondiale geldwisselaar. Daarom willen wij ons nog naar de grote eilandstaten begeven, om daar het doen en laten van deze natie in ogenschouw te nemen.

Zie daar aan de oostelijke kant, in het noorden, een behoorlijk groot eiland met de naam Nieuw Guinea. Dit eiland wordt eveneens tot Australië gerekend. Het heeft eveneens maar weinig bergen en is, gerekend naar het ontstaan, nog jonger dan Australië; want Australië is pas nauwelijks iets meer dan 3000 jaar oud. Het eiland Guinea is echter bijna 700 jaar jonger dan Australië. Dit land werd echter door enkele Aziatische volkeren veel eerder ontdekt dan Australië, en de Engelsen en ook de Hollanders hebben het dus veel gecultiveerder aangetroffen dan later het vasteland van Australië zelf. Wat was er nu natuurlijker dan dat door het kanongebulder van deze wereldzuchtige natie deze vondst zonder meer volledig in bezit genomen werd.

Hier werden weliswaar geen gedeporteerden neergezet, maar de arme bewoners van dit eiland zijn er zelf vrijwel geen haar beter aan toe dan de slaven in Noord Amerika. Aan deze mensen wordt weliswaar tot op zekere hoogte enige cultuur gebracht; maar niet om hen ter wille van zichzelf in de zogenaamde christelijke religie of in andere wetenschappen te vormen, maar alleen met de bedoeling - zoals bij jullie wilde paarden afgericht worden - dat ze handiger en geschikter worden om Engelse lasten te dragen, om voor hen te werken en te vechten. En terwijl de heren brassen, valt deze mensen vervolgens ook een beloning ten deel die niet beter, maar dikwijls slechter is dan wat bij jullie het trekvee na gedane arbeid krijgt. Want deze voornaamste makelaars van de wereld willen hun brood absoluut niet in het zweet van hun aangezicht eten, maar zij stellen zich met werkeloze handen op aan alle uiteinden van de aarde, trekken hun muil wijd open en laten zich door de onrechtmatig onderworpen volkeren de gebraden duiven in de mond jagen, zoals jullie zeggen.

Kijk nu eens hier, in het midden van het tableau, daar waar het eiland heel breed is. Kijk naar de arbeiders, hoe ze bijna naakt en onder de gloeiende stralen van de zon het zwaarste werk moeten verrichten. Zie, daar klimmen er velen rond in de bomen om daar een soort wol te verzamelen, die daar veel mooier en fijner is dan een soortgelijke wol in Oost-Indië; zie hier weer anderen, die bijna dag en nacht bezig zijn met de aanplant van suikerriet. Zie hier nog weer anderen, die daar in de diepten van de aarde naar goud en allerlei edelstenen moeten graven. En zie: nog weer anderen, die net als lastdieren hun werkeloze heren in een draagstoel moeten ronddragen, en weer anderen, die voor het bouwen van verdedigingswerken en grote magazijnen gebruikt worden en vanwege het zeer slechte goud vaak jammerlijk mishandeld worden. Er zou nog een groot aantal ellendiger situaties te bekijken zijn, maar laat het jullie voldoende zijn wanneer jullie deze weinige goed in ogenschouw nemen.

En jullie kunnen daar nog aan toevoegen dat deze wereldzuchtige natie met bijna alle veroverde eilandstaten op een soortgelijke politieke wijze te werk gaat als de Romeinen vroeger deden met betrekking tot vreemde goden. Wanneer het hun namelijk duidelijk wordt dat een heidens volk ergens op een eiland goedmoedig van aard is wordt er over het christendom niet veel gesproken, maar in plaats daarvan laten zij zich onderrichten in deze heidense vorm van religie. En wanneer zij daardoor tot het inzicht zijn gekomen dat zo’n armzalige religie voor hun grote wereldbuidel beter geschikt is dan de christelijke, zeggen zij, net als Mijn beste Paulus: wij willen alles met allen zijn, om van allen iets te verkrijgen - natuurlijk niet zoals Paulus, die voor allen alles wilde zijn om hen voor Mij te winnen, maar, zoals gezegd, om van allen alles te winnen. Maar wanneer ergens een heidense religie heel zelfzuchtige grondbeginselen heeft, dan wordt natuurlijk met het zwaarste kanongebulder de christelijke religie verkondigd; en als deze heidense natie de christelijke religie heeft aangenomen, dan spreekt het wel vanzelf wat voor alomvattend loon de heilsverkondigers toekomt. En kijk nu maar weer naar het tableau.

Zie: weer een ander eiland. Het wordt New Britain genoemd, en zie daar iets verder naar boven nog een eiland - men noemt het New Ireland. Ik denk dat jullie je niet lang hoeven af te vragen wie de heren van deze twee tamelijk grote eilanden zijn. Kijk: verder naar beneden weer een groot eiland, omringd door verscheidene kleinere eilanden: New Caladonia. Jullie hoeven niet te vragen wie de heren van deze behoorlijk grote gebieden zijn, en hoe het daar toegaat: kijk maar ten dele naar Noord Amerika, Australië en Nieuw Guinea. Zie nu verder naar het zuiden in het oostelijke deel van Australië een tamelijk groot, maar heel mager en moeilijk toegankelijk eiland, Van Diemensland genaamd. Kijk, het ziet er daar behoorlijk mager uit; daarom werd dan ook zelfs aan de Hollanders toegestaan dat dit eiland, al stelt het verder niets voor, toch een Hollandse naam draagt. Ondanks deze Hollandse naam hebben de Engelsen echter toch de allerbeste landingsplaats uitgekozen. Alleen het westelijke deel staat tolvrij open voor de Hollanders. Maar wat de grote visvangst in het oosten betreft weten de Engelsen hun netten heel goed in het water te werpen.

Nu verlaten wij dit eiland, en wenden ons tamelijk ver naar het zuiden; daar zien jullie twee heel grote eilanden naast elkaar, die alleen door de zogenaamde rotsstraat gescheiden zijn. Dat is Nieuw Zeeland. En zie, nog een beetje meer naar het zuiden, een tamelijk groot eiland met de naam Cornwallis[16]. Kijk, de Engelsen hebben deze eilanden een vrije soevereiniteit gelaten, tegen betaling van een aanzienlijke schatting in graan. Dat wil zeggen dat de heersers van deze eilanden nog in hun ambt zijn gelaten, en wel om verschillende redenen. De voornaamste reden is, dat op deze manier het regeren van deze zeer ver afgelegen landstreken de Engelsen niets kost terwijl die hun, zoals reeds eerder gezegd, erg bevallen vanwege de zeer gastvrije instelling ervan; daarom maakt het christendom hier ook heel erg weinig voortgang. De tweede reden waarom deze wereldzuchtige natie nog geen sterker donderende expedities tegen deze landen heeft ondernomen, zijn de hoge onkosten die daarmee verbonden zijn. De derde reden is, dat dit land vanwege de dikwijls optredende stormen en de vele klippen en zandbanken voor grote schepen niet gemakkelijk toegankelijk is. En zo zouden er nog verschillende andere zelfzuchtige redenen zijn waarom deze ver verwijderde, maar toch zeer vruchtbare zeelanden nog niet helemaal in de despotische klauwen van deze wereldberoemde natie zijn gevallen.

Maar kijk eens, daar varen juist enkele Engelse schepen, die het midden houden tussen koopvaardij- en oorlogsschepen, zoals jullie zien, naar deze landen; want daar zijn het graan en andere bruikbare vruchten al binnengehaald. Want jullie zullen wel weten dat jullie voorjaar daar de herfst is. Kijk, zo zullen deze schepen daar precies op het goede moment aankomen. Tel ze eens, hoeveel het er zijn? Zie: het is een flinke karavaan van 170 schepen in totaal, grote en kleine meegerekend; maar Ik zal deze scheepvaart in de geest versnellen, zodat jullie hun doen en laten daar in ogenschouw kunnen nemen. Kijk eens, wij zijn al ter plaatse. Zie hoe deze arme volkeren, voor het merendeel nog echte Kaïnieten, zwaar beladen met manden en zakken en kisten, die speciaal voor dat doel door de Engelsen zijn achtergelaten, zich naar de kust haasten om de schatting aan de vermeende goden te brengen.

Want deze arme mensen houden die wereldzuchtigen voor hogere wezens, die met behulp van zulke mooie drijvende huizen vanuit de wolken op aarde zijn afgedaald om - zoals zij denken - aan het einde van hun wereld de offers te ontvangen die hun toekomen. Dat zij zulke hogere wezens zijn concluderen zij uit het feit dat zij vanaf deze huizen net zo bliksemen en donderen en geweldige donderkeilen slingeren als vanuit de wolken. Aangezien de brandschatters van deze zwakheden van het volk op de hoogte zijn, geven zij hun aankomst ook door middel van kanongebulder te kennen. En wanneer zij na een verblijf van enkele weken alles in hun schepen gepakt hebben, wordt deze arme volken als betaling nog een geweldig kanonnen- en rakettenspektakel gegeven; en dit spektakel zegt de inwoners dan, dat de goden een voldoende groot offer hebben gekregen. Maar om te zorgen dat niet een andere natie dezelfde gratis vondst doet zijn de kleine eilanden, die rondom deze grote eilanden liggen, heel goed voorzien van Engelse forten. Op deze manier zijn deze grote landstreken als het ware voortdurend gevangen; want op enkele plaatsen, waar het mogelijk is om op deze eilanden te landen, hebben de Engelsen hun vuurmonden kris kras opgesteld. En waar het land, zoals reeds opgemerkt, ontoegankelijk is, is ook geen bewaking nodig.

En zo dienen deze wereld- en zeezuchtigen, ondanks de soevereiniteit van deze landen, van de kust tot diep in het binnenland als de heersers beschouwd te worden. Hier bedrijven zij weliswaar geen wreedheid, d.w.z. zij zwaaien hun slavenzweep en helse fakkel niet over deze armen, maar Ik zeg: juist dit is de plaats waar deze mensen zichzelf tot de grootste monsters der aarde bestempelen. Want zolang ergens een mens uit hebzucht en begeerte zijn medemensen tiranniseert, is hij zeker te vergelijken met een duivel, die een pure dienaar van Satan is. Maar hoe erg een tirannie ook mag zijn, het is tenminste zeker dat de mishandelde partij op zijn minst tot in het diepst van zijn merg verdeemoedigd wordt en er wordt hem, al is het ook op tirannieke wijze, toch op zijn minst een begrip van het christendom bijgebracht, ten gevolge waarvan zulke armen met de blik op Mijn kruis gericht hun ellende lijdzaam ondergaan.

Maar wanneer uit schandalige hebzucht een volk helemaal van al het hogere licht afgesloten en uitgesloten wordt, terwijl desondanks aan de andere kant leugenachtig tegen iedereen wordt rondgebazuind wat voor zegenrijke vooruitgang zo’n natie boekt, terwijl zij in het geheim in de meest schandalige duisternis wordt gelaten - luister: dergelijke kunststukken kan geen enkele duivel ten uitvoer brengen, maar daar moet een grootmeester aan het werk zijn. Kijk, dat behoort tot de grootste gruwelen op aarde! Werkelijk, als een tiran duizend onschuldige mensen een heel jaar lang met de afschuwelijkste martelwerktuigen om het leven zou brengen, zodanig dat geen menselijke tong in staat zou zijn zijn martelarij in woorden uit te drukken, dan zou Ik hem eerder genade kunnen betonen dan zo’n monster uit het A... van de vorst der hel.

De onuitsprekelijke wreedheid hiervan dringt natuurlijk helemaal niet zo tot jullie door als wanneer jullie zouden zien, hoe op een ander eiland de mensen aan hun voeten aan een boomtak worden opgehangen, zodat hun hoofd tot op de grond hangt, waar ze vervolgens door een speciaal soort groene mieren worden opgegeten en dikwijls de 6e of 7e dag onder onuitsprekelijke pijnen de geest geven, en daarna nog zo lang blijven hangen tot de laatste druppel merg uit hun gebeente door de genoemde mieren opgegeten is. Ja, Ik zeg dat jullie de haren sneeuwwit ten berge zouden rijzen, wanneer jullie op een andere plaats zouden zien hoe de mensen tegen een slijpsteen worden gehouden en tot op de laatste vezel stukgeslepen worden; ja, jullie zouden je ogen onvermijdelijk sluiten, wanneer jullie op een ander eiland mensen zouden aantreffen met vastgebonden armen en voeten, met hun geslachtsdelen aan boomtakken opgehangen, terwijl het vrouwelijke geslacht, met een touw door hun schaamlippen getrokken, aan de voeten van het mannelijke geslacht hangt. Ik zou nog een ontelbaar aantal van dergelijke wreedheden voor jullie kunnen aanhalen; alleen zouden jullie daar niets anders in zien dan allerlei kruisigingen, door middel waarvan de mensen van het leven beroofd worden.

Maar kijk, al deze wreedheden zijn te beschouwen als nauwelijks als een dauwdruppel ten opzichte van de oceaan, die een dergelijke geestelijke mishandeling van de arme mensheid eigenlijk is. Want als iemand het ene ledemaat na het andere van het lichaam scheidt, dan zal het lichaam van zo’n martelaar het maar tot op zekere hoogte uithouden; als het de ziel eenmaal te bont is geworden, maakt zij zich samen met de geest direct los van haar omhulsel. Daarna kan de tiran het lichaam knijpen, geselen, branden, slijpen, kortom: wat voor wreedheden hij er ook maar wil mee uithalen - dat is dan toch niet zoveel anders dan wanneer iemand van jullie dat zijn uitgetrokken kostuum zou willen aandoen. Want het lichaam is alleen maar gevoelig voor pijn, zolang de ziel daar aan gehecht blijft. Als deze is vertrokken wanneer het haar te bont is geworden, dan heeft ook, zoals gezegd, alle pijn opgehouden. Maar het mishandelen van de ziel en de geest, een dergelijk uit winstbejag voortkomend aanleggen van slavenketenen aan de onsterfelijke geest is meer, ja, Ik zeg: oneindig veel meer dan alle lichamelijke wreedheden die op de hele aarde bedreven worden. Want denken jullie dat het gemakkelijk is om zulke slaafse geesten naderhand tot hun vrijheid te bekeren?

O, de menselijke geest is een vrije geest; maar wanneer hij eenmaal een bepaalde richting is ingeslagen, wie is dan in staat die te veranderen, zonder de geest te vernietigen? En stel je eens voor hoe het het hart van de Vader te moede kan zijn, wanneer Hij als een zorgzaam gezinshoofd werkeloos moet toezien hoe de hagel Zijn vruchten vernielt. Daarom zeg Ik: wee jullie tirannen, jullie zullen het lot delen van jullie broeders, de duivels; maar oneindig maal wee jullie, die de macht in handen hebben om alle volkeren op aarde een waar licht te brengen en het niet doen, maar hen uit laaghartige hebzucht en wereldse begeerte in een nog groter labyrint van duisternis slingeren dan waarin zij tevoren in hun onschuld waren. Ja, Ik zeg nog een keer: oneindig maal wee jullie, wanneer voor jullie de betaaldag zal aanbreken: werkelijk, jullie zullen datgene ontvangen, wat Mijn godheid in Haar allerinnerlijkste diepte van Haar vuur van toorn in staat is uit te vinden en te bedenken! Meer hoef Ik niet te zeggen. Want een mens zijn God te ontnemen is de allergrootste gruwel; meer hoef Ik jullie niet te zeggen. Het gebruiken van Mijn woord voor de laagste, hebzuchtigste en begerige doeleinden is, net als al het voorgaande, de grootste gruwel; meer hoef Ik jullie absoluut niet te zeggen!

Hetzelfde geldt voor de andere eilanden - behalve Japan, waar het negende uur over zal gaan - waar hetzelfde het geval is als bij de voorgaande eilanden, behalve op een eiland in het midden van de oceaan met de naam Haïti. Met dit eiland gaat het bijna net zo als met Nieuw Zeeland; alleen heeft men hier op enkele plaatsen Europese wapenoefeningen en hier en daar het christendom ingevoerd. Want dit eiland, hoe klein het ook is vergeleken bij de andere, voorziet tegenwoordig bijna alle Engelse eilandstaten van zwavel en uitstekend salpeterzout, en dat is de reden waarom daar ook heel grote kruitfabrieken gebouwd zijn. De grond van dit eiland is bijna puur zwavel, vanwege het feit dat zich daar ook één van de grootste vulkanen bevindt; de krater daarvan heeft een omtrek van verscheidene uren gaans en is constant vol gloeiende lava.

Dit zou voor jullie nu voldoende moeten zijn voor dit 8e uur van vandaag; want op basis van de kleine inleiding, die Ik jullie in dit uur zowel in lichamelijk als geestelijk opzicht heb gegeven, zal het hierna volgende 9e uur jullie duidelijker inlichtingen geven. Amen.

 

Negende uur

 

Nu wij over het zuiden van de aarde rondgezworven hebben en de omstandigheden - let wel: meer naar het innerlijk dan naar het uiterlijk - doorzien hebben, zullen wij weer naar de noordelijke helft van de aarde terugkeren en, zoals eerder opgemerkt, de eilandstaat Japan een bezoek brengen. Maar zoals bekend zullen wij geen jaren en maanden nodig hebben om daar te komen; kijk maar eens hier op het welbekende tableau: de hele heidense eilandstaat ligt al uitgespreid voor jullie ogen. Bekijk de kusten eens: zie hoe huiveringwekkend ze vanaf de hoge toppen van hun rotsklippen op de stormachtige zee neerstaren. Kijk het eiland maar eens rond, en jullie zullen weinig plekken vinden waar het landoppervlak op gelijke hoogte met de zee ligt. Kijk: hier in het zuiden is één enkel punt waar schepen kunnen landen, en krachtens de binnenlandse wetgeving kunnen enkele vreemde naties hun schepen daar ook heen sturen. Wat de weinige andere landingsplaatsen voor inlanders betreft, die zijn in de eerste plaats minder goed of helemaal niet toegankelijk, en in de tweede plaats is het door de zogenaamde allerstrengste en allerrechtvaardigste regering daar te lande niet toegestaan dat buitenlanders ergens anders aanleggen dan op die bepaalde landingsplaats, om de volgende redenen: ten eerste om te zorgen dat deze plaatsen niet ontheiligd zullen worden door gedegenereerde mensen, en ten tweede omdat de vreemdelingen de grote gevaren van deze andere kleine landingsplaatsen niet kennen en dus onvermijdelijk schade zouden oplopen en ten onder gaan.

De derde reden is echter, dat deze regeerder meent dat hij als enige in het bezit is van alle kunsten, ambachten en geheimen, en dus leeft hij voortdurend in de begerige vrees dat het met zijn welstand gedaan zou zijn, als de vreemdelingen dat te weten zouden komen. Daarom heeft ook maar één landingsplaats aangewezen waar zulke producten, die naar zijn mening buitengewoon zijn, uit een bijzonder gerechtvaardigd medelijden verhandeld worden.

Hij is er namelijk vast van overtuigd, net als zijn hele natie, dat hij zich als enige in het middelpunt van de wereld bevindt, en dat alle vreemdelingen van de hele wereld naar hem toe zouden moeten komen om zijn buitengewone landsproducten te kopen, daardoor bezit te verwerven, en om zich door dit bezit er een voorstelling van te kunnen maken tot wat voor volmaaktheid het centrale vorstendom van de wereld uitgegroeid is. Ja, hij meent werkelijk dat de mensen op andere plaatsen op aarde helemaal niet het vermogen bezitten om zelfs maar te vermoeden hoe een heel simpel bijenkorfje vervaardigd wordt. En als hem verteld wordt dat de schepen van de vreemdelingen buitengewoon kunstig gebouwd zijn, dan worden de boodschappers na zo’n bericht altijd afgeranseld, omdat zo’n bericht als een openlijke majesteitsschennis beschouwd wordt. Wanneer hij er vervolgens één of twee commissarissen heen stuurt om zich er heimelijk van te overtuigen of het inderdaad zo is, en als dezen daarna met bericht terugkomen en de mededeling bevestigen, dan wordt zo’n bevestiging als regelrecht landverraad beschouwd.

Want deze monarch zegt: ‘Wanneer dat niet door één van mijn onderdanen aan de vreemdelingen verraden zou zijn, hoe zou het dan mogelijk zijn dat deze domme vreemdelingen in bezit zijn gekomen van de geheimzinnige wetenschap om huizen van hout te bouwen, die in staat zijn hen over de baren van de zee te dragen? Zulke dingen kunnen alleen wij, het uitverkoren volk van het midden der aarde’. En dan worden er door de hoofdstad en residentie onmiddellijk onderzoekscommissarissen naar alle drie de landstreken gestuurd met de opdracht om onder de kustvolken ten strengste te onderzoeken waar dat verraad vandaan gekomen is. Wanneer die commissarissen niets hebben ontdekt, worden zij na hun terugkeer eveneens flink afgeranseld en voor drie jaar uit hun dienst ontslagen. Binnen die tijd moeten ze dan hals over kop studeren, en wel bij de alleronverbiddelijkste professoren ter wereld. Na het beëindigen van die studietijd volgt dan een buitengewoon streng examen; wie dat examen haalt, wordt weer in dienst genomen, maar wie het niet haalt, wordt nogmaals afgeranseld en moet met de studie weer van voren af aan beginnen.

Gedurende de tijd echter dat die commissarissen hun strafstudie moeten doormaken worden er zeer genadig direct plaatsvervangers benoemd. Deze benoeming gebeurt op de volgende wijze: door zijne zeer rechtvaardige en zeer gestrenge majesteit worden er negen zogenaamde praktikanten bij zich geroepen, en hij neemt hen zelf een mondeling examen af. Dit examen houdt in, dat zij in de eerste plaats alle fabrikaten van het land moeten opsommen en hoe deze gemaakt worden; daarna moeten zij alle bergen, alle rivieren, alle dalen en vlakten, all dieren, hetzij tamme dan wel wilde, alle bomen, planten en kruiden letterlijk benoemen en opsommen. Verder moeten zij de namen van alle onderdanen precies aangeven, en ook waar ieder woont en wat hij bezit; en tenslotte moeten zij nog de gehele naam van de keizer uit het hoofd opzeggen, wat eigenlijk het allermoeilijkste is voor de praktikanten. Want deze naam is zo lang, dat jullie die nauwelijks in één regel op een strook papier van minstens een mijl lang zouden kunnen schrijven in een handschrift van gemiddelde grootte. Die naam bevat alles - zoals: de ingebeelde oneindig lange stamboom, vervolgens alle dingen en ambachten van het land, en zo ook de namen van al zijn onderdanen. Wanneer jullie dat bedenken, dan zullen jullie wel begrijpen wat voor inspanning van het geheugen ervoor nodig is om deze naam uit het hoofd te leren, zoals jullie plegen te zeggen.

Nu zullen jullie vragen: waar dient zo’n lange naam toe? Dat kan jullie gemakkelijk uit de doeken gedaan worden: het is omdat hij, de monarch namelijk, daarin zijn gehele heerlijkheid, geschiedenis en bezit heeft opgetekend. Weliswaar hebben ook andere personen in het land zeer lange namen, maar op straffe des doods mag er niet één langer zijn dan die van de monarch. Er wordt in dit opzicht ook veel studie besteed aan de naam van de monarch, om te zorgen dat zij hun eigen naam wat de lengte betreft niet kunnen vergelijken met de naam van de monarch. En wanneer iemand ontdekt dat - vanwege een eveneens zeer oude afstamming - zijn naam nog langer is dan die van de monarch, dan neemt hij het naamprotocol, brengt het jammerend en met gescheurde kleren aan de voeten van de monarch en smeekt om de straf en algehele vernietiging van zijn naam. Wanneer de monarch de naam dan met een passer heeft uitgemeten en ontdekt heeft dat hij inderdaad 2 klafter langer is, wordt er 6 klafter van de naam afgesneden en verbrand; de smekeling ontvangt dan allergenadigst het passende aantal stokslagen, en daarna wordt hem pas de nieuwe naam overhandigd.

En nu gaan wij weer terug naar onze praktikanten. Als drie of vier van hen het examen hebben gehaald, wordt hun direct hun - in jullie taal - bewijs van aanstelling overhandigd, maar onmiddellijk ook de verplichting opgelegd om als commissarissen ter plaatse te gaan kijken, om het eerder besproken landverraad te ontdekken. Maar deze zijn dan gewoonlijk een graadje slimmer dan de vorige. Bij dit onderzoek blijven ze gewoonlijk 1, 2 of 3 jaar weg, en in deze tijd zinnen zij op een slimme kunstgreep om hun monarch bij de neus te nemen. Wanneer ze terugkeren brengen zij gewoonlijk verscheidene omgekochte getuigen mee, die vervolgens verklaren dat na die afschuwelijke gebeurtenissen de bliksem nog drie keer op die plaats is ingeslagen[17], en dat daarop alle aanwezigen de grote God in de zon hebben geprezen, omdat hij voor het volk zo’n groot teken heeft gedaan om zijn grote vorst te verheerlijken.

Misschien zullen jullie nu vragen: waarom waren de eerste drie eigenlijk niet zo bijdehand als hun opvolgers? En jullie zullen je verbazen, wanneer Ik jullie zeg dat de eerste drie nog slimmer waren dan hun opvolgers. Want zij worden nu onmiddellijk bevrijd van hun studie en bij monde van de monarch zelf als volkomen rechtmatige, gestrenge en zeer wetenschappelijke staatsmannen erkend; op deze manier bereiken zij de hoogste waardigheid, krachtens welke het hun zelfs is toegestaan om vier keer per jaar het kleed van de monarch aan te raken, en zodoende zijn zij van alle verdere afstraffing gevrijwaard. Want ook al hebben zij de ware toedracht niet zo opgehemeld als hun opvolgers, dan maakt dat niets uit; hier geeft enkel en alleen de grote trouw de doorslag. Maar de opvolgers komen daarna als werkelijk aangestelde staatsbeambten op het niveau van hun voorgangers.

Jullie moeten niet denken dat dat daar te lande iets onbeduidends is. Een beambte, die vier keer per jaar het kleed van de monarch mag aanraken, is iets zo buitengewoons in het land dat, wanneer hij op straat loopt of in een draagstoel wordt rondgedragen, al het volk op straffe des doods voor hem op het aangezicht moet vallen. En één woord, dat door hem tegen iemand gezegd wordt, is iets zo buitengewoons, dat de desbetreffende persoon dikwijls drie dagen lang de plaats niet verlaat, waar hem een dergelijke genade ten deel is gevallen. En als dat woord iets ongunstigs is geweest, als de beambte tegen de desbetreffende persoon wellicht een terechtwijzing of een andere onaangenaamheid zoals misschien een dierennaam of iets ander oneervols heeft gezegd, begint de desbetreffende persoon ogenblikkelijk te jammeren en te weeklagen, en smeekt de hoge beambte om het zeer genadig verlenen van straf - een verzoek wat ook zonder veel omhaal wordt ingewilligd. Onmiddellijk smeekt hij dan de hoge staatsman om hem de straf niet te mild op te leggen, maar hem overeenkomstig zijn strengheid, rechtvaardigheid en genoegen volledig te laten afranselen. Wanneer de staatsbeambte zo’n verzoek dan in zijn allergenadigst geneigd oor vernomen heeft, beveelt hij zijn rijkelijke personeel onmiddellijk om de betreffende rekwestrant bij handen en voeten vast te pakken en hem van de grond op te tillen. En wanneer deze zich zodoende midden tussen 8 dienaren in zwevend in de lucht bevindt, komt vervolgens de knuppelaar met een roede van bamboe, die de rekwestrant net zo lang afranselt tot de hoge staatsman hem een teken geeft, dat met deze slag zijn genade ten einde is. Vervolgens wordt de rekwestrant half dood geslagen weer op de grond gelegd, en zijn buren komen erbij, die vanwege de afgeranselde de hoge wijsheid, rechtvaardigheid en gestrengheid van de beambte prijzen. Jullie zouden wellicht wensen dat door het volk ook de monarch lof en eer betoond zou worden, maar dat gaat niet in dat land; want daar staat de monarch te hoog om door het gewone volk geprezen te mogen worden.

Dit en nog enkele soortgelijke dingen zijn eigenlijk nog het beste deel van deze wetgeving; aangezien wij dit nu hebben leren kennen, is het ook passend dat wij het slechte deel enigszins belichten. In dit opzicht gaat het hier werkelijk toe zoals nergens anders in de wereld. Ten eerste heeft niemand in dit land enig eigendom, maar alles is uitsluitend eigendom van de monarch. Aan ieder mens - of veeleer: iedere klasse - is precies voorgeschreven wat hij moet doen en hoeveel hij moet werken. Het voedsel is hem voorgeschreven, evenals de kleding; de woning is hem voorgeschreven en het gebied, waaruit hij zonder een speciaal staatsbevel nooit mag weggaan. Verder is hem voorgeschreven hoeveel vrouwen hij mag hebben en hoeveel kinderen hij bij zijn vrouwen mag verwekken. Het is hem volgens de wet tot in detail voorgeschreven wat hij moet afgeven van wat hij geproduceerd heeft. De bewoners van de kusten is het ten strengste voorgeschreven om buiten de vastgestelde handelsplaats voor vreemdelingen niets weg te geven; het is hun voorgeschreven om een vreemdeling onder geen enkele voorwaarde ooit het Japanse land te laten betreden, afgezien van de vastgestelde plaats. En zo zijn ook alle handelsartikelen precies voorgeschreven, wat er aan vreemdelingen weggegeven mag worden en wat de vreemdelingen daarvoor mogen bieden. En verder is hun nog ten strengste voorgeschreven dat van de vreemdelingen er nooit meer dan één in die plaats als tolk mag verblijven, terwijl die, vanaf het moment dat hij als zodanig aangenomen is, de kust nooit meer mag verlaten. Bovendien moet hij zijn taal nog aan drie Japanse commissarissen bijbrengen, maar mag zich desondanks nooit ook maar een uur gaans het binnenland in begeven.

Kijk, dat is zo ongeveer de korte samenvatting van de Japanse wetgeving; Ik zeg: zo ongeveer, omdat dit land absoluut geen zogenaamde vaste staatswet heeft, maar de levende staatswet is de op dat moment bestaande vorst en zijn hoogste staatsbeambten, en het wordt bijna helemaal aan hun vrije willekeur overgelaten om voor ieder voorkomend geval onmiddellijk een nieuwe wet te maken. Want jullie kunnen je er werkelijk geen voorstelling van maken, wat voor kleingeestige omstandigheden voor de wet aanleiding zijn voor een heel andere straf op een of andere misdaad.

Ik wil hier slechts één enkel klein voorbeeld aanhalen. Aan iemand is zijn gebied afgemeten toegewezen, en daarbuiten mag hij zich niet bewegen. Iemand heeft die grens niet precies onthouden en slechts een halve voet over de draad gezet; wanneer zijn buurman dat merkt, meldt hij het weer aan zijn volgende buurman, en deze weer aan zijn volgende, tot het vervolgens de woning van de zogeheten districtswachter bereikt.

Deze begeeft zich vervolgens met een passer direct naar de plaats des onheils en meet de overtreding precies op; als de overtreding iets meer is dan een halve voet, dan moeten de overtreder als straf onmiddellijk 100 stokslagen gegeven worden. Maar wanneer de districtswachter geconstateerd heeft er minstens ¾ van de voet over de lijn gezet is, dan verhoogt deze omstandigheid de straf met bijna het dubbele. Maar wanneer iemand zijn hele voet over de grens heen gezet heeft, krijgt hij in de eerste plaats een ongeteld groot aantal stokslagen, en daarna wordt hij gedurende drie dagen aan een paal vastgebonden, om daar te wennen aan zeer nauwe grenzen. Wanneer zo’n geval zeven keer voorkomt, wordt zijn voet, zover hij die buiten de grens gezet heeft, direct afgehakt. Wie het echter gewaagd zou hebben om zonder gerechtelijke toestemming slechts enkele stappen buiten zijn grensgebied te doen wordt opgehangen, bij wijze van genade, of doodgeranseld. En als het niet op de genadevolle manier gaat, wordt hij naakt op een kruis gebonden en daar net zo lang op gelaten tot hij gestorven is; niettemin kan hij zelfs aan het kruis nog de genade verkrijgen om op grond van een geweldige smeekbede door een lansstoot gedood te worden.

Kijk, uit dit kleine voorbeeld kunnen jullie je er wel een voorstelling van maken hoe het er in dit land uitziet, en de instellingen zijn zo gemaakt dat behalve de bekende hoge staatsbeambten niemand van de doodstraf uitgezonderd is. En zo moet hier in zekere zin op de ene dwangmaatregel de andere volgen. Nooit zal men een geval meemaken dat een lagere ambtenaar ter verantwoording wordt geroepen en gestraft wordt vanwege eventuele wreedheid; maar wel, wanneer hij zich ook maar in het minst de schuld van een of andere onachtzaamheid op zich geladen heeft. Daarom vormen de passer en de weegschaal het voornaamste onderdeel van de staatswetgeving; want daar wordt alles afgemeten en afgewogen. Wanneer jullie nu bedenken dat bij al deze bij benadering meegedeelde grondvoorschriften de doodstraf met allerlei variaties van marteling de hoofdrol speelt, zal het jullie ook niet zwaar vallen om je een redelijk begrip te vormen van hoe het toegaat in een land, waar het despotisme de hoogste graad van tirannie heeft bereikt. Want werkelijk, er zou op het oppervlak der aarde nauwelijks een tweede land kunnen zijn, dat dit land evenaart in zijn willekeur en wrede ontaarding.

Nu heb Ik jullie van dit land ook het slechte deel voldoende meegedeeld. Maar er bestaat nog een slechtste deel. Jullie zullen nu natuurlijk denken: kan er in een land dan nog iets ergers bestaan dan wij al gehoord hebben? Hierop zeg Ik jullie voor dit moment niets, maar zeg jullie alleen maar een blik op Mijn tableau te werpen. Kijk daar, dat gebouw is een tempel! Ook bij deze tempel zeg Ik: ‘effata!’ - en kijk nu maar eens naar binnen. Zie hoe daar in een ver aan de zijkant gelegen ronde cel verscheidene meisjes en jongens gevoerd worden om hen mooi en heel vet te maken. Kijk, de mannen die in gele en blauwe kleren tussen hen in zitten zijn offerpriesters. Wanneer dit land geteisterd wordt door een misoogst, dan wordt direct verkondigd dat God toornig is geworden op dit land, en om hem gunstig te stemmen moet hem een offer gebracht worden.

Dan worden op bevel van de hogepriester onmiddellijk 6 mannelijke en 6 vrouwelijke individuen uit deze cel gewassen en ieder naar zijn aard heel sierlijk gekleed, en daarna gaat een priester op een zogeheten wijsheidsstoel zitten; van hier af bepaalt hij dan met toornige woorden, alsof de vertoornde godheid door hem zou spreken, hoe het offer aan de godheid gebracht moet worden. Als de meisjes door het voeren heel mooi en bevallig zijn geworden, dan wijst de godheid het offeren daarvan af en geeft hen als levenslang eigendom terug aan zijn priesters; maar wanneer één van de jongemannen niet van zeer uitnemende schoonheid is, gaat de vertoornde godheid niet zo omzichtig te werk maar worden ze gewoonlijk bestemd om te worden geofferd. En dat offer vindt plaats doordat ze ofwel levend en wel verbrand worden of eerst onthoofd en daarna pas verbrand worden, ofwel worden ze boven op een rots gebracht, die ergens boven zee uitsteekt, en van daar af in zee gegooid.

Weliswaar vindt dat offeren van mensen slechts zelden plaats; maar dat is voldoende -  als het ergens nog voorkomt, is zo’n land alleen daarom al in de allerdiepste duisternis en heeft het van een ware God een zeer schandalige en armzalige voorstelling. Tot dit allerergste behoort ook het vermoorden van boventallige kinderen; en degene die meer kinderen verwekt heeft dan was toegestaan, wordt aan zijn geslachtsdelen verminkt. Verder behoort tot het allerergste ook nog, dat er in dit land met ongehoorde wreedheid wordt opgetreden tegen het binnendringen van het christendom. In dit land kan zelfs een wedergeborene, toegerust met alle kracht om wonderen te doen, zich niet eens wagen; hij wordt namelijk onmiddellijk als vreemdeling, brenger van onheil en opruier van het volk met de wreedste dood bestraft. Er hebben zich ook inderdaad gevallen voorgedaan, dat christelijke boodschappers daar door Mij in leven zijn gehouden, dwars door de meest verschillende manieren van sterven heen. Maar deze onmensen hebben dat allemaal als van nul en generlei waarde beschouwd en hebben op die christelijke boodschappers onverzadigbaar alle denkbare manieren van sterven uitgeprobeerd, totdat volgens Mijn orde de maat vol was en Ik Mijn afgezanten moest wegroepen, om het heiligdom niet nóg langer aan een dergelijke naamloze verachting prijsgegeven te zien. Maar onthoudt dit: het moment dat deze vrije zetel van Satan vernietigd wordt is niet ver meer; als jullie zullen horen dat de monarchie ten prooi wordt gegeven aan andere volkeren, bedenk dan, dat het einde der dingen niet ver meer is.

Kijk, in dit verst gelegen morgenland zijn nog vele bevolkingsgroepen die niets van Mij willen weten. Ik zal daar echter verder weinig boodschappers meer heen sturen, alleen boodschappers van Mijn nabije gericht; en het zal net zo gaan als met een vruchtboom in de herfst, waarbij het onrijpe fruit samen met het rijpe geplukt wordt. Het rijpe wordt bewaard voor de tafel van de Heer, maar het onrijpe wordt in de pers gegooid en daar stuk gestoten; het weinige sap wordt er nog uitgehaald om te verzuren en de droesem wordt voor de varkens gegooid. En het zal zijn als bij een gezinshoofd, op wiens akker de tarwe rijp is geworden. Werkelijk, hierbij wordt niet naar de rijpheid van het onkruid gekeken, maar het zal samen met de tarwe van de akker gehaald worden - maar daarna zal het door de dienaren van de tarwe gescheiden worden. Deze zullen het in bundels bij elkaar binden en laten verdrogen op het open veld en het daarna aansteken en volkomen laten verbranden, zodat al het zaad van het onkruid vernietigd wordt; maar Mijn tarwe zullen zij in de schuren van het eeuwige leven brengen. Kijk, daarom moeten ook jullie je er niet aan storen, ook al treffen jullie nog zo veel onrijp fruit en zo veel onkruid tussen de tarwe aan. Denk niet dat Ik daarom Mijn dag zal uitstellen, maar echt, Ik zeg jullie: Ik zal die alleen maar bespoedigen, ter wille van de uitverkorenen. Want wanneer in die tijd van de laatste voorbestemde rampspoed deze dagen niet verkort zouden worden, zouden werkelijk zelfs de levenden het leven verliezen!

 

“Wees dus niet bezorgd, en gebruik deze mededeling niet al te zeer als een letterlijke blik op de wereld die vol is van vuiligheid, maar gebruik hem veeleer voor jullie eigen innerlijke blik; want Ik geef jullie dit met de bedoeling dat jullie de wereld in jezelf zullen herkennen en leren haar te verachten en uit liefde voor Mij te ontvluchten. Maar pas aan het einde van het laatste uur wil Ik de bedekking voor jullie ogen wegtrekken, en dan zullen jullie geheel en al zien waar Ik met deze twaalf uren eigenlijk heen wil. Amen”.

 

Nog iets over Japan[18], als aanhangsel bij het negende uur.

 

Japan bestaat uit de eilanden: 1. Sachalin[19], 2. Jesso of Hokkaido, 3. Nippon of Honsjoe, 4. Xikoto of Sjikoku, 5. Kinsin of Kiusju, en is het dichtstbevolkte land op aarde.

Het is qua oppervlak bijna net zo groot als Groot Brittanië.

De (huidige) Japanners bestaan alleen uit Mongolen, Maleiers en een klein aantal oerbewoners; ze zijn absoluut niet verwant met de Chinezen en overtreffen dezen in alles - zowel in ontwikkeling als in wreedheid.

Wat er ook veel toe bijdraagt dat zij in de meest uiteenlopende wetenschappen de Chinezen verre overtreffen, is het feit dat zij in hun taal maar 48 eenvoudige letters hebben, de Chinezen daarentegen ongeveer 50.000. Hun taal is heel soepel en buigzaam, hun religie een geraffineerd heidendom en hun wetten in zeer hoge mate tiranniek.

Er bestaan 10 zogeheten kasten onder de bewoners, en voor elk daarvan bestaan enkele vaste, onveranderlijke wetten en bovendien nog willekeurige, veranderlijke wetten. Aan iedereen is zeer strikt een gebied toegewezen, waar hij zonder verleende vrijheid niet uit weg mag gaan; die vrijheid bestaat in een soort arbeids-vakantie.

De belangrijkste plaatsen zijn: Jeddo of Tokio, aan de rivier de Tonkai, met 280.000 huizen en meer dan 1 miljoen inwoners; het is tevens de dichtstbevolkte stad op aarde. Rio of Kyoto met 140.000 huizen en bijna 1 miljoen inwoners. Nagasaki, een havenstad, met 10.000 huizen en bijna 100.000 inwoners. Mastmaj of Fukujama met 6000 huizen en 60.000 inwoners.

De noordelijke punt van het eiland Sachalin is door de Engelsen Kaap Elisabeth genoemd, in de westelijke helft van dit eiland is dat Kaap Patience. Dit meest noordelijke en ook armste eiland wordt door de Straat van La Pérouse van het eiland Hokkaido gescheiden. Op de zuidwestelijke punt van het eiland Hokkaido ligt de stad Mastmaj of Fukujama. Het eiland Hokkaido wordt door de Straat van Sangar of Tsugaru gescheiden van het eiland Nippon.

Dit middelste en grootste eiland is tegelijkertijd het residentie-eiland. Hier bevindt zich een grote haven, genaamd Namba, die geen stadsrechten heeft; vervolgens de residentie Jeddo of Tokio met een grote haven, die beschermd wordt door de huiveringwekkende Kaap King, en dan de bergstad Rio of Kyoto, de grootste fabrieksstad van de Japanners. Dit eiland is tevens het meest bergachtige, terwijl het noordelijke eiland Sachalin het meest vulkanische is. Het eiland Sjikoku is om zo te zeggen bijna alleen een uit de zee stekende berg, en daarom ook dun bevolkt. Het eiland Kiusju met de havenstad Nagasaki is daarentegen evenwel weer overbevolkt. Dit eiland heeft de strengste wetten en is alleen voor de Nederlanders toegankelijk, en wel alleen op het eilandje dat voor Nagasaki ligt en Guelport heet - een naam die afkomstig is van de verdreven slechte Portugezen en Spanjaarden.

Iets boven de noordwestelijke helft van het eiland Nippon bevindt zich nog het tamelijk grote eiland Sado, dat een toevluchtsoord is voor de oerbewoners, die hier enige voorrechten genieten. Ook hebben zich op dit eiland enkele Portugezen teruggetrokken; maar die mogen niet meer weggaan en zij moeten alles van Japan en de volle maan aanbidden.

De gehele bevolking van Japan bedraagt ongeveer 40 miljoen mensen, en 4/7 deel daarvan is van het vrouwelijk geslacht. Behalve op het gebied van mechanica, wiskunde, zeevaartkunde, geografie en astronomie hebben zij een voorsprong op de volkeren op aarde, en zij zijn in het bezit van grote rijkdommen en geheimen. De bewoners van Sado bezitten af en toe nog het tweede gezicht, en hebben nog kennis uit de oertijden van Meduhed[20]. Hun aantal bedraagt 3 miljoen mensen, zonder de Portugezen, wier aantal slechts enkele duizenden bedraagt.

Dit alles moge jullie dienen tot een nauwkeuriger overzicht van dit land, en kan toegevoegd worden aan het ‘negende uur’. Amen!

 

 

Tiende uur

 

Nadat wij nu in vogelvlucht het buitenland hebben bekeken met betrekking tot de morele cultuur ervan, willen wij ons naar de vaderlandse bodem wenden. Ik zeg vaderlandse, in de eerste plaats omdat jullie daar geboren zijn, maar in de tweede plaats vooral omdat Ik op die bodem toch het meest bekend ben door het christendom, dat evenwel zeer verbrokkeld en geheel en al ontaard is. Er zouden op aarde nog veel landen zijn, zowel op de continenten als op de eilanden; maar het gaat er hier niet om jullie een nieuwe statistiek en beschrijving van de aarde te geven, maar veeleer om jullie geest te wekken, opdat die des te gemakkelijker zijn eigen inwendige statistiek kan zien en begrijpen en de overeenkomstige boosheden in zijn eigen naaste omgeving kan herkennen. En dus is dat wat er tot nu toe over de vreemde landen is gezegd voldoende.

Wat de bijzonderheden van nog andere bekende grote landen en rijken betreft - zoals het keizerrijk China en ook andere landen, die deels tot dit rijk behoren, maar ook eilanden die tot het werelddeel Azië, Australië en ook Afrika behoren, evenals het grote keizerrijk Brazilië met de rest van Zuid Amerika en al de eilanden, die tot dit werelddeel worden gerekend of ook onder een andere naam bestaan - kijk, dat alles kunnen jullie, voorzover nodig, toch wel te weten komen. Maar op grond van verscheidene overwegingen kan Ik het jullie niet op het tableau tonen; want aangezien de afgoderij in zulke landen de volkeren in een te sterke mate verpest heeft, zouden jullie daar echt geen voordeel uit halen, maar door de aanblik van het beeld zouden jullie zelfs meer vergif dan zegen in je opnemen.

Een andere overweging is, dat Mijn heiligheid het niet aangenaam vindt en het krachtens Mijn orde ook niet mogelijk is om de blik der liefde van jullie kant op die slechtheid te richten, omdat vanaf het eerste moment dat zo’n land ontdekt werd door een natie die Ik haat, Mijn vloek op die landen gelegd is; of omdat ze reeds sinds de oude tijden zo ontaard en gruwelijk geworden zijn dat één blik van Mij, al is het ook maar op het overeenkomstige beeld, hen ogenblikkelijk zou vernietigen.

Want de gruwelijkheid van de handelwijzen in deze landen is zo ongehoord dat jullie door een beschrijving daarvan, in het bijzonder wanneer Ik jullie de inwendige toestanden ook maar enigszins uiteen zou zetten, zózeer zouden ontstellen dat niet één van jullie de kracht zou hebben om de pen verder te hanteren. Daarom laten wij die landen onaangeroerd en, zoals reeds gezegd, nemen wij innerlijk in ogenschouw wat jullie en Mij in ieder opzicht nader ligt. Het zal jullie moeilijk vallen te geloven dat er onder de genoemde en deels ook met opzet niet genoemde landen streken zijn, waarvoor zelfs Mijn vloek te heilig is en die die dus letterlijk niet waard zijn. Meer hoef Ik jullie niet te zeggen. Maar jullie zullen nu wel begrijpen waarom Ik Mij niet inlaat met een nadere uiteenzetting van zulke plaatsen op aarde; want waar Satan in alles en iedereen zijn heerschappij volkomen gevestigd heeft, werkelijk, het is niet goed om daarnaar te kijken. En ook al zou Ik jullie zulke gebieden op Mijn tableau vertonen, dan zouden jullie echt niets anders zien dan een zwarte en hier en daar geheel gloeiende aarde. Meer hoef Ik jullie niet te zeggen.

Kijk dus maar liever naar het tableau en probeer het land te herkennen wat zich nu aan jullie blikken vertoont. Kijk maar eens goed. Aan welke kant ligt het land? Nee, het ligt helemaal in het noorden; kijk maar, daar hebben jullie het al. Hoe zouden jullie het ook niet direct hebben kunnen herkennen? De wijd uitgestrekte ijs- en sneeuwvelden vertellen jullie immers luidop de naam: Rusland. Zie hoe dit zeer grote rijk zich over bijna drie werelddelen uitstrekt en tevens, wat de oppervlakte betreft, het grootste land op aarde is dat door een alleenheerser geregeerd wordt. Zie hoe het er hier uitziet, in het bijzonder in de noordelijke gedeelten, alsof de eeuwige vrede daar haar zetel gevestigd zou hebben. Maar je kunt niet altijd op de schijn afgaan; want ook hier zijn er vele stormen in de gemoederen van de bewoners van het noorden. Niet alleen omdat zij in ontwikkeling achterlopen bij de overige volkeren van Europa, maar zij lopen in nog heel veel andere opzichten achter bij het betere deel van Europa - en dit bestaat in het feit dat men van de zijde van de regering nog veel te weinig heeft gedaan om tenminste dat christelijke licht, dat dit rijk in het algemeen eigen is, intenser te laten stralen.

Deze hier genoemde onvrede is dus veeleer een morele onvrede dan een politieke; want voor de mens kan er in geestelijk opzicht geen sussender toestand bestaan dan wanneer een hele vuurstroom van smerig bijgeloof met een vonkje van het christendom wordt verbonden. En dan is het gemakkelijker om de door en door duistere heidenen toegankelijk te maken voor de zuivere waarheid, dan zulke heidens geworden christenen. En deze toestand - kijk maar hier op het tableau - strekt zich bijna ononderbroken uit over het hele noordelijke deel van dit land. Maar bij dat alles is de wetgeving van dit rijk nog zodanig, dat daarin de waarheid, weliswaar onder bepaalde voorwaarden, nog ongehinderd toegang heeft.

Wanneer er ergens een heerser een land regeert en probeert om het binnen deze grote invloedssfeer van hem zoveel mogelijk in zichzelf tot eenheid te brengen, dan is dat meer, ja, Ik zeg jullie, véél meer dan wanneer ergens in een nog zo ontwikkelde staat een heerser enkel en alleen in naam regeert en zijn onderdanen de ene constitutie na de andere grondwet geeft om maar niet van zijn zeer geliefde troon verdreven te worden. Werkelijk, zo’n heerser is er niet veel beter aan toe dan een misdadiger onder arrest; want alleen zijn blindheid staat hem niet toe te zien in wat voor slavenketenen zijn constitutionele volkeren hem geklonken hebben. In de gouden keten ziet hij niet, dat hij een geketende is; maar ook een gouden ketting is een metalen ketting, en bij zulke massieve schakels is die vaak tien keer zo zwaar als de ijzeren ketenen van een misdadiger.

En zo is er voor ons niet veel opmerkelijks meer te zien op deze bevroren vlakten, behalve dat er helemaal in het noorden, tegen het gebergte dat de Oeral genoemd wordt, enkele geheel vereenzaamde families wonen, die het tweede gezicht bezitten.

Dit tweede gezicht is echter geen teken van een meer gewekte geest, maar het heeft zijn grondslag enkel en alleen in een enigszins verhoogd zieleleven, en is over het algemeen het eigendom van verfijnde mensen die gedwongen zijn voortdurend in grote armoede en natuurlijke afzondering van de wereld te leven. Dat dit tweede gezicht met het geestelijk gewekt zijn helemaal geen verwantschap heeft, kunnen jullie duidelijk genoeg zien aan de omstandigheid dat ook zelfs dieren het vermogen tot zo’n tweede gezicht hebben; de individualiteit van hen draagt doorgaans niets geestelijks in zich, maar wel een ziel die verder ontwikkeld kan worden.

Jullie zullen nu natuurlijk vragen wat voor realiteit datgene bezit, dat zich in het tweede gezicht aanschouwelijk vertoont? Het zal helemaal niet moeilijk zijn om dit probleem voor jullie op te lossen. Wanneer jullie nog midden in de winter verkeren en de starre velden van sneeuw en ijs jullie van alle kanten huiveringwekkend aanzien, ja, wanneer jullie bovendien nog gedwongen zouden zijn in koude vertrekken te wonen, zeg eens, zouden jullie dan niet geweldig naar het voorjaar en de zomer beginnen te verlangen? En zal de fantasie van jullie ziel niet bij voorkeur mee bezig zijn om jullie het voorjaar en de zomer in een beeld voor de geest te brengen? Kijk, dit sterk verlangende, als het ware plastische voorgevoel is de eerste trede van het tweede gezicht, en heeft zijn grondslag in het zachte etherische langs waaien van datgene, wat de ziel in haar terneergedrukte toestand als weldadig verwacht. Wanneer iemand nu meer en meer in zichzelf zou keren, zou hij op zijn minst ‘s nachts niet zelden de situaties van het voorjaar en de zomer als vage droombeelden aan zich voorbij zien trekken.

Maar wanneer een ziel wellicht nog meer benauwd raakt door moeizame omstandigheden, dan gebeurt er met haar hetzelfde als bij het experiment, waarbij de lucht te sterk wordt samengeperst: ze ontbrandt, en treedt buiten de lichamelijke sfeer. Nu zijn er in de zichtbare ruimte net zo goed werkingen en bewegingen van de ziel als er in de wijde lichtruimte werkingen en bewegingen van licht zijn. Het verschil is alleen dat de trillingen van het licht zich langs natuurlijke weg alleen maar rechtlijnig kunnen voortplanten; daarentegen komen de die van de ziel meer overeen met trillingen van het geluid, en ze kunnen zich in alle denkbare richtingen en ook met alle denkbare krommingen voortplanten, met een snelheid die groter is dan die van elektriciteit.

Stel je nu eens een of ander feit voor, van welke aard dan ook; daar liggen in feite altijd drie voorwaarden aan ten grondslag: een materiële, een psychische[21] en een geestelijke. Wat de eerste voorwaarde betreft, kan het feit pas door de lichamelijke ogen waargenomen worden wanneer het plaats vindt, en wel op een zodanige afstand die door het lichamelijke gezichtsvermogen bereikt kan worden. Wat de psychische voorwaarde betreft: jullie zullen zonder veel nadenken wel inzien dat een feit eerst van tevoren in de ziel moet gebeuren, voordat het in de lichamelijke wereld treedt. Maar als de ziel nu van haar bedekking bevrijd is, kan zij vanwege de snelle voortplanting van de ziel zo’n feit vaak waarnemen, al geruime tijd voordat zoiets pas tot materiële werkelijkheid wordt; of zij kan ook achteraf een voorgevallen feit waarnemen, net zoals jullie een verre echo horen. Ten overvloede wil Ik hier ook nog drie kleine voorbeelden aan toevoegen over het schouwen van de mens.

Als iemand die het tweede gezicht heeft bijvoorbeeld een onbekend lijk voorbij ziet gaan, terwijl de mens die hij kent nog helemaal gezond en wel is en pas een paar maanden daarna sterft, dan vindt dit op de volgende, gemakkelijk te begrijpen wijze plaats. De ziel van degene die gaat sterven voelt het naderende oplossen van haar omhulsel aan, in het bijzonder op een moment waarop zij door een merkbaar uittreden haar behuizing, die rijp is om ineen te storten, zuiverder en juister beziet. In deze toestand treft zij dan reeds alle noodzakelijke voorbereidingen en ceremoniën voor de overgang; maar tegelijkertijd verkeert ook de ziel van een ander mens in zo’n verhoogde toestand, en die ziet de gehele gebeurtenis die de ziel van die ander voor zichzelf reeds beschikt heeft, en dat allemaal op de jullie nu al bekende wijze van mededelen van de ziel. Kijk, op deze manier worden dergelijke dingen door de ziel voorzien, net als de lichamelijke ogen de dingen zien die juist gebeurd zijn.

Als tweede voorbeeld: Een ziel ziet ergens op grote afstand iets gebeuren. Ook dit schouwen vindt op dezelfde wijze plaats; want wanneer er ook maar iets gebeurt waar mensen tegenwoordig zijn, als enkel toeschouwers of als gelukkige of ongelukkige betrokkenen, dan is er toch ook niets natuurlijker dan dat een dergelijk feit onmiddellijk in het zieleleven van de anderen wordt opgenomen en zich vervolgens als een zeer teer, magnetisch fluïdum in de sfeer van de ziel vaak verscheidene duizenden uren ver voortplant, al naar gelang de omvang en aard van het feit. En wanneer zich dan ergens een mens zich in zo’n verhoogde zieletoestand bevindt, neemt hij dergelijke trillingen direct waar en krijgt hij door de variaties in trillingen een visioen, op dezelfde manier als een materieel beeld lichamelijk aanschouwelijk wordt voor het materiële oog door de variaties in de trillingen van het licht van het voorwerp, waar zij vanuit gaan.

Als derde voorbeeld kan men het geval nemen, dat een gebeurtenis, waarbij verscheidene mensen zullen verongelukken, nog niet heeft plaatsgevonden. Dit soort gezicht is weliswaar iets zeldzamer, maar komt desondanks voor, net als de andere gevallen. Dit gezicht is op te volgende wijze te begrijpen: wanneer een ziel in bijzondere gevallen in een verhoogde toestand raakt, wordt ook de daarin wonende geest gewekt, zij het natuurlijk maar voor een korte tijd. In de geestelijke bestemming liggen echter alle feiten onvergankelijk vastgelegd, zowel die al gebeurd zijn als de toekomstige. Nu kan het schouwen hiervan op twee manieren plaatsvinden, namelijk: de desbetreffende persoon ziet het eerst vanuit zijn geest. Dat wat hij ziet gaat natuurlijk over in zijn ziel; maar als het in de ziel is overgegaan plant het zich ook volgens de jullie bekende wetten voort, en als zich dan ergens een mens in een verhoogde zieletoestand bevindt, ziet deze dit in zekere zin prognostische feit ook, samen met alle omstandigheden die zich daarbij zullen voordoen, en dit schouwen is dan de tweede manier om zo’n gebeurtenis, die nog plaats moet vinden, te zien.

Dat zo’n mens ook zielen van gestorven mensen kan zien, wanneer deze zich willen en kunnen laten zien, hoeft echt niet nader vermeld te worden. Kijk, dat is het hele wezen van het tweede gezicht, en daaruit kunnen jullie direct opmaken dat het gewekt zijn van de geest daarvoor helemaal niet vereist is; bovendien is het schouwen van de geest ook heel verschillend van dat van de ziel. Zoals het waarnemen van het lichaam zich echter verhoudt tot het schouwen van de ziel, zo verhoudt zich ook het schouwen van de ziel tot dat van de geest. En zoals het waarnemen van het lichamelijke oog verscherpt kan worden met behulp van materiële hulpmiddelen zoals allerlei optische instrumenten, kan ook het schouwen van de ziel verhoogd worden door middelen, die van nature met de ziel overeen komen. Deze middelen zijn natuurlijk een sterk en ongeveinsd geloof, een vaste wil en daardoor een minstens voor helft gewekte geest. En zoals het schouwen van de ziel daardoor verhoogd kan worden, zo kan ook het gezicht van de geest tot in het oneindige versterkt worden, en wel door middelen, die de grote Ziener jullie door Zijn leer geleerd heeft - en deze grote Ziener is Degene, Die jullie daar nu aan herinnert.

 Jullie zullen bij jezelf denken: waar blijven, bij al deze uitleg, eigenlijk de Europese staatstoestanden, die jullie al eerder verwachtten? Daarop zeg Ik jullie alleen maar: als jullie die andere gruwelijke toestanden voldoende hebben leren kennen, kunnen jullie er wel tevreden mee zijn wanneer het er in jullie landen ook niet al te best toegaat, maar de omstandigheden desondanks nog zodanig zijn dat iemand, die beter wil, geen belemmeringen ondervindt om beter te zijn, beter te handelen en goed te doen. Op deze aarde bestaat er nergens meer een paradijs, wat tegelijkertijd lichamelijk en geestelijk is. Maar iedereen kan het in de geest bereiken, wanneer hij het maar wil; want ook al heerst er ergens in een land duisternis, dan is dat als hindernis niet erg van belang. En ook al heeft de duisternis zich nog zo diep uitgestrekt over de dalen en bergen, dan zal die toch niets kunnen uitrichten, wanneer de zon eenmaal begonnen is op te gaan.

Maar erg is het alleen maar in die landen, waar absoluut geen vrijheid gebruikelijk is, net als in onderaardse gewelven, spleten en gangen. Dan kunnen er duizend zonnen opgaan in plaats van één, maar dan zal hun licht desondanks niet eerder in staat zijn om in zulke verharde diepten door te dringen, dan wanneer de straal van de hoogste verbrandingsgraad de aarde tot in haar middelpunt in ether heeft veranderd.

En zo zullen wij in de nog resterende twee uren ook heel andere dingen vinden dan jullie van tevoren verwacht hebben, en tenslotte zullen jullie zelfs moeten erkennen dat degene, die het laatst lacht, er het beste voor staat. Wanneer jullie dan al deze uren in een heel ander licht zullen zien, wat Ik met een kleine instelling in Mijn kamera tot stand zal brengen, zullen jullie inzien dat Ik jullie geen professoren in de statistiek heb willen maken, maar heel andere professoren, die in staat zijn ver boven het vak van statistiek uit te kijken. Wat dus in het volgende uur aan de orde zal komen, zullen jullie dan ook pas in het volgende uur te horen krijgen. Kwel jezelf niet met raden, en maak geen vergelijkingen met Mijn statistische aanduidingen; want van dat alles zullen jullie moeten erkennen dat het volkomen vruchteloos is.

Maar wanneer jullie iets bedenken, bedenk dan dat Mij aan Europa, Azië, Afrika, Amerika, Australië en alle genoemde eilanden en al hun morele en politieke toestanden bij elkaar zo goed als niets gelegen is; maar waarvoor Ik de beelden daarvan voorzover noodzakelijk voor jullie - alléén voor jullie - gebruikt heb, kijk, dat zullen de nog volgende twee uren jullie getrouw duidelijk maken, zoals het tweede gezicht in dit uur, en nog getrouwer dan dat. Amen.

 

 

Elfde uur

 

Jullie hebben in Mijn Boek het verhaal[22] van de verloren zoon gelezen, en jullie zullen dit verhaal niet slechts één keer, maar al vaker gehoord en gelezen hebben. Maar Ik zeg jullie, dat er in het hele Boek geen vers en geen hoofdstuk is, dat iets groters bevat dan het stuk over de verloren zoon. Ook zal er niet gemakkelijk een tekstgedeelte te vinden zijn dat voor jullie moeilijker te begrijpen is dan juist dit. En dat heeft een oorzaak die jullie moeten kennen, omdat die van het grootste belang en op zichzelf een absoluut noodzakelijke sleutel tot de innerlijke beschouwing is.

Deze oorzaak nu is de volgende: De ene keer zeg Ik vanuit Mijn wijsheid door de liefde verheven dingen, maar dan vanuit de liefde door het licht der wijsheid weer dingen die kleingeestig schijnen te zijn. Onthoudt nu dat jullie in het eerste geval slechts zoveel geboden wordt als jullie huidige individualiteit in staat is te verdragen; maar in het tweede geval wordt jullie een verhulde oneindigheid gegeven, met de eindige ontwikkeling waarvan eeuwigheden nog niet klaar komen. En kijk: ook de ‘verloren zoon’ is zo’n bekrompen lijkende gave; ja, Ik zeg: als jullie zouden weten wat er achter de verloren zoon steekt, werkelijk, dan zouden aartsengelen bij jullie in de leer komen.

In de voorafgaande tien uren heb Ik jullie veel dingen getoond van hoe het in de tegenwoordige tijd op aarde toegaat, waarbij Ik de allergrootste schandelijkheden overigens nog jullie voor verzwegen heb. Ik heb jullie het gebrekkige van de jurisprudentie in het algemeen laten zien; Ik heb jullie de krankzinnigheid van Azië laten zien, evenals het barbarisme van Afrika; Ik heb jullie de schanddaden van Amerika laten zien, natuurlijk maar een klein gedeelte ervan; Ik heb jullie de rechtspleging van Engeland getoond, met name in zijn buitenlandse betrekkingen, evenals de behandeling van de misdadigers op de kusten van Australië.

Zo heb Ik jullie ver in het zuiden een mishandeld land getoond, zoals het was en zoals het grotendeels nog is. Toch moet Ik jullie bij dit land nog op iets opmerkzaam maken, en wel in de eerste plaats dat jullie vooral dubbele aandacht moeten hebben voor wat Ik over dit land gezegd heb, en in de tweede plaats dat jullie datgene, wat Ik over dit land gezegd heb, beslist niet letterlijk moeten opvatten; het vervolg zal jullie laten zien waarom. Verder heb Ik jullie nog de uiterst tirannieke, strenge omstandigheden van andere eilandstaten en met name die van Japan laten zien, en ook in het kort nog iets over de noordelijke staat Rusland.

Hoewel de zaken er in de wereld weliswaar inderdaad zo voorstaan, heb Ik desondanks deze omstandigheden niet aan jullie verteld om jullie daaruit te laten zien hoe het overal op de wereld toegaat, want zulke en nog duizendmaal ergere dingen zullen jullie in de toekomst toch wel maar al te vaak te lezen krijgen. Maar de reden dat Ik jullie deze dingen heb meegedeeld, is alleen maar dat jullie daaruit het grote geheimenis van de verloren zoon enigszins dieper zouden kunnen leren kennen, tot jullie zeer grote voordeel.

Nu denken jullie natuurlijk: wat heeft de verloren zoon eigenlijk met al deze wereldse wreedheden te maken? En jullie zijn nieuwsgierig, hoe de verloren zoon zijn weg uit dit hele labyrint van de wereld zal vinden. Maar Ik zeg jullie, het is nog gemakkelijker om in al deze taferelen de verloren zoon te ontdekken en hem te begrijpen, dan dat een kameel door het oog van een naald gaat.

Om het geheel te begrijpen is het noodzakelijk, dat jullie in de eerste plaats te weten komen wie eigenlijk deze verloren zoon is. Als Ik jullie de verloren zoon zal tonen, ook al is het alleen maar met zijn naam, werkelijk, dan zouden jullie met een meer dan zevenvoudige blindheid geslagen moeten zijn als jullie niet op hetzelfde ogenblik zouden merken, dat er een grote bedekking van jullie ogen is weggenomen. En bereid je nu voor en hoor de naam! Zie, hij heet ‘Lucifer’! Kijk, deze naam bevat in kort bestek de gehele, voor jullie eeuwig onbevattelijke en eindeloze betekenis van de verloren zoon.

Bedenk nu, dat het geheel van de huidige mensheid bijna alleen maar de ledematen van deze ene verloren zoon uitmaakt, en wel met name de mensen die uit Adams niet-gezegende lijn afstammen. Kijk, deze verloren zoon heeft het hele vermogen, dat hem toekwam, meegenomen en verspilt het nu gedurende voor jullie begrippen te wijd uitgestrekte tijdruimten. Uit het verhaal van de verloren zoon weten jullie wat zijn uiteindelijke lot was. Overzie nu eens al deze omstandigheden op de wereld: werkelijk, jullie zullen niets anders zien dan het uiteindelijke lot van de verloren zoon, op zeer grote schaal.

Kijk naar de gebrekkige rechtspleging: wat denken jullie dat hiervan de reden zou kunnen zijn? Werkelijk niets anders dan de lichtzinnigheid en de daaruit voortgekomen afstomping van het geweten. Kijk nu weer eens naar de verloren zoon, of dit bij hem soms niet het geval was, toen hij het huis van zijn vader verliet? Bekijk de krankzinnigheden van Azië: wat zijn dat anders dan de natuurlijke gevolgen, die in de loop der tijd langzamerhand tot het huidige toppunt van gruwelijkheid zijn gekomen? Ga nu maar weer verder naar Afrika: neem de verloren zoon aan de hand mee, en wanneer jullie daar nu een enigszins gescherpte geestelijke blik op werpen, zullen jullie dan niet met een wonderbaarlijke getrouwheid ontdekken - niet alleen in de huidige gesteldheid, maar in alle denkbare situaties van dit land, ja, Ik zeg: niet alleen van Egypte, maar van heel Afrika, en natuurlijk niet alleen in of uit datgene, wat de huidige tijd biedt, maar gedurende alle tijden tot waar de gedachte van een mens ook maar mag reiken en nog verder - dat de verloren zoon zich in dezelfde omstandigheden bevond, toen hij zijn vermogen verspild had en hij tevens op alle mogelijke manieren bedacht hoe hij weer een of ander bezit zou kunnen verwerven, dat zou lijken op zijn vroegere bezit? Alleen: zie maar eens waar al die vruchteloze barbaarse inspanningen van dit hele werelddeel allen, die daar rijk willen worden, toe brengen!

De geschiedenis van het verleden zal jullie veel tonen, en precies hetzelfde toont jullie onherroepelijk de tegenwoordige tijd van dit gehele werelddeel. Want Ik zeg jullie: niet alleen in ieder individueel mens, niet alleen in ieder afzonderlijk volk, maar in het hele werelddeel van het eerste tot het laatste zandkorreltje, ja, van de eerste tot de laatste zonnestraal, in alle landstreken, bergen, rivieren, woestijnen en dieren wordt de situatie van de verloren zoon getrouw weergegeven, vanaf het begin van de oergeschiedenis tot in de huidige tijd en nog verder.

Neem nu de verloren zoon weer bij de hand, maar vergeet niet om hem op deze reis slavenketenen aan te doen, en ga met hem naar Amerika. Werkelijk, jullie zouden blinder moeten zijn dan het middelpunt van de aarde, wanneer jullie hem daar niet in elke voorstelbare nuance duizendvoudig versterkt zouden aantreffen. Hier hoef Ik jullie niet meer te zeggen dan dat het noorden van Amerika zijn innerlijk, maar het zuiden zijn uiterlijk voorstelt, en dat is de reden dat dit land reeds in zijn uiterlijke vorm een insectachtige uitgehongerde gestalte van de verloren zoon voorstelt. Wie oren heeft, die hore, en wie ogen heeft, die zie. Jullie zullen allemaal wel weten hoe het de verloren zoon in zijn laatste periode vergaan is, toen de innerlijke heilige vonk van Afrika in hem gewekt werd; in Australië vindt hij een werkgever die hem niet eens het voer van de varkens gunt, zodat hij genoodzaakt is om zijn maag te vullen met alles wat hij maar tegenkomt. Nu zullen jullie denken: wat zal de verloren zoon eigenlijk in Nieuw Zeeland doen? We hoeven hem helemaal niet naar Nieuw Zeeland te sturen, maar het zal ons werkelijk niet al teveel moeite kosten om Nieuw Zeeland aan de verloren zoon zelf te herkennen. Let maar op: het zuiden betekent het meest uiterlijke van de mens. Kijk nu eens even naar de verloren zoon, hoe hij in deze laatste afschuwwekkende beproevingsperiode nu niet bepaald volgens de nieuwste Parijse modebladen gekleed gaat: alleen schamele en vieze lompen bedekken zijn schaamdelen.

Kijk eens, daar hebben wij al de getrouwe landkaart, die om de naaktheid van onze verlorene wappert. Laten we onze verloren zoon eens uitrekken ofwel vergroten, en bij die gelegenheid ook een kort observerend bezoekje brengen aan de christelijke kerk zoals die tegenwoordig bestaat. Lijkt die niet op dit land? Jullie kunnen het bekijken zoals jullie willen, geestelijk, zoals Ik het jullie heb laten zien, of materieel, zoals jullie het ergens beschreven kunnen vinden: werkelijk, jullie zouden alweer blinder moeten zijn dan het middelpunt van de aarde, wanneer jullie de overeenkomst zou ontgaan tussen dit land en de vodden van de verloren zoon, en tussen deze en de kerk. Zoals de wind daar, op de juiste manier opgevat, de armzaligheid van de bewoners verwaait, zo doet de wind dat ook met de half vergane lompen van de verloren zoon, en hetzelfde doen de heilige winden van boven nu met die kerkelijk sekten, die allemaal zonder uitzondering meer heidens dan christelijk zijn. Er zal nu van jullie kant geen al te diepe wiskundige kennis nodig zijn om te zeggen welk uur van de grote dag het nu is!

Wanneer jullie nog een blik op Japan werpen, kunnen jullie dat op je vingers natellen en met de allerduidelijkste tekenen de innerlijke benauwdheid van de verloren zoon en ook van de tegenwoordige kerkelijke omstandigheden, wat hun inwendige betreft, meer dan glashelder aantonen. Meer hoef Ik jullie hierover niet te zeggen.

Wat zeggen jullie tegen een erg ziek mens, wanneer zijn voeten koud zijn geworden en koude zweetdruppels op zijn hoofd parelen? Werkelijk, er is geen medisch examen voor nodig om in zekere zin met een profetische geest te kunnen zeggen: nog maar een paar moeizame hartslagen, en de gekwelde en levensmoede mens is uitgeworsteld!

Bevoel in de eerste plaats maar eens de voeten van de verloren zoon in het zuiden van de aarde, bevoel in de tweede plaats eens zijn hoofd in het grote rijk van het noorden, en leg daarna je hand op het oude, vermoeide kerke-hart: werkelijk, jullie zouden alweer blinder moeten zijn dan het middelpunt van de aarde, als jullie niet op je vingers zouden kunnen uitrekenen het hoeveelste uur van de grote dag het nu is!

Jullie zullen je van het vorige uur nog heel goed kunnen herinneren, hoe jullie het ‘tweede gezicht’ meegedeeld en uitgelegd werd. Jullie zullen nu wel denken: zou dit tweede gezicht ook met de verloren zoon nog een of andere geestelijke verwantschap hebben? O Mijn geliefden! Wanneer Ik iemand iets geef, geef Ik het niet zoals de mensen, die zelfs met de beste wil van de wereld nooit iets helemaal kunnen geven, maar Ik geef altijd iets helemaal. En dus zeg Ik tegen jullie: juist met dit tweede gezicht zal het hele geval jullie pas duidelijk worden, en daarna zullen jullie je ook geen minuut meer vergissen bij jullie berekening.

Laten wij nu weer naar onze verloren zoon terugkeren, en laten we even toekijken hoe hij met de zeer grote nood van de dood worstelt. Zie zijn ziel, hoe die op één punt is samengedrongen; en werkelijk, zover moet het ook komen! Maar kijk: nu gebeurt er met de ziel van de verloren zoon datgene, wat Ik jullie verteld heb over de zielen die daardoor het tweede gezicht krijgen. Zie: haar grote nood verspreidt zich nu in snelle trillingen en deze bereiken het grote Vaderhuis, en de trillingen van de van liefde vervulde Vader minnekozen de van angst, ellende en nood vervulde trillingen van de verloren zoon. De ziel van de verloren zoon ervaart zo’n heilig, zacht waaien vanuit het huis van de grote Vader. Bemoedigd door deze heilige trillingen keert zij weer terug in haar half vergane huis, verheft het weer, en wendt zich in de diepste, zichzelf vernietigende deemoed naar het Vaderhuis - naar het Vaderhuis, aangezien jullie weten dat de verloren zoon omgekeerd is. Maar wat gebeurt daar? Kijk: slechts de lompen worden de zoon uitgetrokken en verbrand; de zoon zelf zal, zoals jullie weten, weer opgenomen worden.

Kijk, nu ligt het hele geheimenis van het profetische getal van de mens, dat tot op dit moment niet onthuld was, open en bloot vóór jullie. Wanneer jullie nu enigszins de omstandigheden van de tijd nagaan, werkelijk, dan zouden jullie meer dan dood moeten zijn, wanneer jullie nu de heilige genadetrillingen nog niet gewaar zouden worden, die nu in stromen van het heilige Vaderhuis uitgaan!

 

Ook jullie zelf zijn ledematen van de verloren zoon! Spreidt jullie ziel wijd uit en laat de geest in jullie ziel wekken, en wendt je net als de verloren zoon in alle deemoed getroost naar het grote gebied van jullie liefdevolle Vader. Werkelijk, Ik zeg jullie: Hij zal jullie halverwege tegemoet komen!

 

Zie, de tijd van Mijn genade is bijna aangebroken, en daarom heb Ik jullie dit ook gegeven, zodat jullie zullen herkennen dat het de grote tijd is waarover de profeten hebben gezongen - ja, de tijd die met Mijn eigen mond vantevoren verkondigd werd. Volhardt dus nog een korte tijd en verheug je, in groot vertrouwen! Want waarlijk: het grote Vaderhuis is dichter bij jullie gekomen dan jullie vermoeden!

Maar hoe jullie de verloren zoon en al deze tijdsomstandigheden in jullie zelf kunnen herkennen, hoe deze verloren zoon in ieder mens weergevonden wordt of liever zichzelf weervindt, hoe de ‘grote mens’ in het klein gewonnen wordt, lieve kinderen - dat zal het laatste uur jullie getrouw meedelen! Amen!

 

 

Twaalfde uur

                              

Nadat we in het elfde uur de verloren zoon van zijn opgang tot zijn neergang hebben begeleid en belicht, de tijd hebben berekend, en ook bijna het uur hebben vastgesteld dat van zijn ondergang moet getuigen, zullen wij in dit twaalfde uur zien waar en hoe deze verloren zoon, door en door verdeemoedigd, weer in het grote Vaderhuis terug zal keren.

Om dit volkomen te begrijpen is het niet alleen voldoende dat wij het planetaire stofje, dat aarde heet, enigszins overzien hebben. Maar we dienen - aangezien Ik, zoals reeds gezegd, voor dit doel in jullie geestelijk bewuste ‘camera obscura’ een kleine extra voorziening heb aangebracht - in deze nieuw ingerichte ‘kamer’ nog een keer een nu enigszins verder reikende blik te werpen. Maar Ik zeg jullie van tevoren: wees voorbereid; want deze aanblik zal jullie iets laten zien, wat tot op dit moment nog geen mens in gedachten is gekomen. Vanwege deze nieuwe voorziening zal, om zo’n groot beeld op te nemen, het tableau zelf natuurlijk ook iets groter moeten worden en in plaats van een horizontale positie, zoals eerst, nu een verticale positie innemen.

Kijk eens: onze voorziening is getroffen. Richt jullie blikken naar het vergrote tableau, dan zullen jullie direct het grote beeld daarop waarnemen. Want enkel en alleen op deze wijze is het mogelijk om jullie de eindeloos uitgestrekte schepping in één beeld voor ogen te plaatsen.

Kijk maar goed naar het tableau; zodra Ik het woord ‘effata’ zal uitspreken, zullen jullie het machtige beeld op het tableau zien. Nu dan, nu jullie blikken erop gericht zijn, zeg Ik: ‘Effata!’.

Welnu, wat vinden jullie van dit beeld? Inderdaad, jullie zien op dit tableau niets meer of minder dan de duidelijke figuur van een mens, wiens lendenen nog maar nauwelijks door enige lompen bedekt zijn en wiens haren, die er ongekamd uitzien, van zijn hoofd tot halverwege zijn lichaam hangen. Inderdaad, jullie zullen wel denken: ‘aan dit beeld is niet erg veel bijzonders te zien, behalve dat het op dit tableau in een zeer kolossale vorm is weergegeven. Overigens zou iedere enigszins ervaren tekenaar zo’n beeld met witte verf op een zwarte ondergrond hebben kunnen ontwerpen’. Ik kan jullie daarop alleen maar zeggen dat jullie voor de hand liggende conclusie niet juist is; en als jullie nog iets dieper nadenken, kunnen jullie in deze witachtige figuur ook al gauw de gestalte van de verloren zoon zien.

Maar kijk, Mijn lieve kinderen! Het tableau is een beetje te ver weg geplaatst voor jullie ogen; laten we daarom helemaal naar het tableau toe gaan. De gehele gestalte hebben jullie immers nu al gezien, en daarom willen wij de verf, waarmee deze figuur op het tableau is aangebracht, enigszins nader onderzoeken en bekijken. Welnu, nu zijn wij bij het tableau. Kijk, dit zwak glimmende oppervlak van een klafter breed is een deel van de voet van deze hele figuur. Kijk er maar eens van heel dichtbij naar, en zeg Mij wat jullie daarop ontdekken. Kijk maar heel nauwkeurig: inderdaad, jullie ontdekken uitsluitend bijna aan elkaar geregen, kleine, zwak oplichtende bolletjes. Jullie weten dat dit geen geschilderd beeld is, maar alleen maar een lichtbeeld van een uiterlijk voorwerp.

Wat denken jullie nu, dat deze bolletjes in werkelijkheid zijn? Kijk, Ik wil jullie er niet langer naar laten raden. Maar wanneer jullie denken dat deze bolletjes misschien getrouwe afbeeldingen zijn van ver verwijderde zonnen, planeten, manen en kometen, dan moet Ik jullie toch zeggen: ‘Kinderen! Oordeel niet te voorbarig, anders zouden jullie je geweldig kunnen vergissen!’ Maar voordat Ik jullie het wezen van deze zeer nietige bolletjes onthul, moeten jullie eens proberen om op een plekje zo groot als een linze deze bolletjes te tellen!

Wel, zijn jullie al klaar? Ja, ja, Ik zie het al: jullie komen daar niet gemakkelijk klaar mee; want op dit linze-grote plekje is een voor jullie nauwelijks te benoemen groot aantal van zulke zwak lichtende puntjes aanwezig, en het zouden er wel eens meer dan een triljoen kunnen zijn. En nu jullie je een beetje vertrouwd gemaakt hebben met de verf, zeg Ik jullie waar zo’n puntje eigenlijk een getrouwe afbeelding van is. Zoals gezegd, niet van zoiets als een zon of een ander soort hemellichaam, maar elk puntje - of, zoals het zich aan jullie geestelijke blik voordoet, als bolletje - is niets meer of minder dan de afbeelding van een hulsglobe; en hoe het met een ‘hulsglobe’ gesteld is, hoef Ik jullie niet meer te verklaren[23]. Laten we nu een paar stappen terug doen, en weer de gehele figuur beschouwen.

Zie, hoe het een volmaakte menselijke gestalte is. En aangezien jullie deze figuur nu voldoende hebben bekeken, zeg Ik jullie: deze figuur stelt, vanuit en volgens Mijn eeuwige orde, het universum voor en kan in zijn soort door niemand, behalve door Mij, op deze manier in werkelijkheid gezien worden. En ook heeft nog geen enkele geschapen geest dit beeld gezien, zoals jullie het nu gezien hebben.

Maar Ik zie alweer, wat jullie willen. Jullie zouden in deze mens wel graag jullie aarde zien. Maar het is niet mogelijk jullie dat te tonen, zolang de hele figuur op het tableau prijkt. Maar wacht maar even; want kijk, Ik ben een goede opticien, en Ik wil in onze ‘camera’ dus eerst een verandering aanbrengen, en na die verandering zal er van deze hele figuur niet anders dan één enkel lichtend puntje overblijven. Kijk maar: de figuur is verdwenen; alles is al in orde. Laten we nu maar weer dichter naar het tableau toegaan, en ons puntje opzoeken. Wel, hebben jullie het al gevonden? Eén enkel puntje geeft natuurlijk niet veel licht, maar span jullie ogen maar in, dan zullen jullie het wel vinden. Jullie moeten niet naar boven kijken naar het uitgebreide tableau, maar kijk daar helemaal onderaan, waar jullie tevoren de linkervoet van de hele figuur hebben gezien, en daar ook nog helemaal aan de buitenkant van de bal van de kleine teen. Dit bolletje is de hulsglobe, waarbinnen zich ook jullie aarde zich bevindt.

Maar om bij onze aarde te kunnen komen, zal Ik Mijn ‘effata’ wel weer over het zwak oplichtende puntje moeten laten klinken, en dus zeg Ik dan ook: ‘Effata!’. Welnu, zie hoe dit bolletje uit elkaar is gegaan en nu bijna de gehele ronde vorm van het tableau inneemt. Zie de talloze lichtende puntjes nu weer door elkaar schitteren. Zoek nu jullie aarde maar op. Inderdaad, jullie kunnen haar niet vinden, temidden van dit ontelbaar grote aantal schitterende puntjes. Ja, Ik zeg jullie: jullie zouden ook vergeefse moeite doen; want het puntje dat jullie daar zien bestaat ook weer niet uit zonnen, maar uit hele zonnewerelden-gebieden. Daarom zal Ik nu weer een puntje, en wel het goede, uitzoeken en al het overige van het grote tableau wegvegen.

Wel, daar is het uitgekozen puntje, en om sneller bij ons doel te komen zeg Ik direct weer ‘Effata!’. Kijk, ons tableau is alweer vol met nieuwe lichtende puntjes. Alleen, deze lichtende puntjes zijn alweer geen zonnen, maar louter zonnewerelden-allen; het vinden van de aarde zal hier dus niet lukken. En nu zal Ik uit deze puntjes weer het juiste kiezen, en al het overige van het tableau vegen. Wel, daar is het puntje. Zie, hoe het eenzaam en zwak oplicht op het grote oppervlak! Maar nu Mijn ‘effata!’. Kijk, ons tableau is alweer vol met louter glanzende puntjes. Zouden jullie uit al deze triljoenen maal triljoenen puntjes niet de aarde kunnen zoeken? Alleen: ook hier moet Ik jullie weer zeggen: doe maar geen moeite; want ook deze puntjes zijn nog geen zonnen, maar afzonderlijke zonnen-gebieden - ze vormen datgene wat jullie onder een zogeheten sterrenevel verstaan. Maar om ons doel sneller te bereiken wil Ik ook daarin het juiste puntje uitkiezen en al het overige van het tableau vegen, en er direct het ‘effata!’ aan toevoegen. Kijk nu eens naar het tableau. Inderdaad, jullie zien een grijze, zwak schitterende wolk die zich horizontaal over het hele tableau uitbreidt, en zeven keer zo lang als breed is. Kijk eens, daar zo ongeveer in het midden zullen wij weer zo’n grijs, zwak lichtend wolkje uitkiezen en weer al het overige van het tableau vegen. Welnu, alles is alweer gebeurd, zoals jullie zien, en moge Mijn ‘effata’ dit puntje weer zijn juiste gedaante geven.

Kijk nu eens heel goed: nu zullen jullie wel weten waar jullie zijn. Zie: daar in het midden is een lichtend schijfje, zo groot als een linze; kijk, dat is het beeld van jullie zon. Kijk nu nog eens wat scherper: de derde zwak oplichtende punt vanaf de zon, aan de linkerkant, iets naar beneden, is jullie aarde. Ik hoef dit beeld maar een beetje voor jullie te vergroten, dan zullen jullie je aarde onmiddellijk herkennen. En dus, aarde-punt: open je, zodat Mijn toeschouwers je kunnen herkennen. Zie, hoe deze punt nu langzamerhand groter wordt en nu de doorsnede heeft verkregen die voldoende is om jullie natuurlijke, smerige woning te herkennen.

Aangezien wij nu alles hebben gezien, keren we weer terug naar onze verloren zoon. Kijk maar naar het tableau: onze eerste figuur prijkt er alweer op. Maar zie: nu wordt deze figuur kleiner en kleiner, en zie: nu heeft die nauwelijks nog de grootte van een kind, en zie nog eens: nu is ook dit kind tot een punt ineengesmolten. Maar kijk: aan de rechterkant van het tableau begint een ander groot beeld van een mens naar voren te komen. Nu is hij ook in het midden van het tableau, en onder zijn linkervoet ontdekken jullie nog het vroegere, gekrompen puntje, dat daar in de juiste verhouding is weergegeven ten opzichte van de grootte van dit nieuwe beeld.

Wat denken jullie nu, dat dit beeld voorstelt? Jullie, die de ‘grote mens’ min of meer uit de geschriften van Swedenborg hebben leren kennen, zullen misschien denken dat dit nu de ‘grootste mens’ is. Maar Ik zeg jullie: dat is helemaal mis! Deze mens, die jullie daar zien, is niets meer of minder dan de verloren zoon die zichzelf weergevonden heeft, evenwel niet in zijn alomvattendheid, maar het is die verloren zoon, die zichzelf in ieder individueel wedergeboren mens heeft weergevonden. Of met andere, gemakkelijker te begrijpen woorden: dat is een van de allerminsten in Mijn nieuwe rijk. In dit beeld is de juiste verhouding weergegeven en het laat jullie de volmaakte maat zien van een mens, die oneindig veel verhevener is dan het hele eindeloos schijnende universum in de gedaante van de verloren zoon, dat Ik jullie hiervoor door opsplitsing heb laten zien!

Wanneer jullie dit beeld nu enigszins in je opnemen, zouden jullie ook enigszins kunnen beginnen te begrijpen hoe het gesteld is met de terugkeer van de verloren zoon.

Jullie moeten niet denken dat deze Lucifer, die jullie in het elfde uur hebben leren kennen, als geheel persoon weer terug zal keren. Als zoiets mogelijk geweest zou zijn, echt, dan zou er nooit een materiële schepping hebben plaatsgevonden. Maar deze verlorene wordt weergevonden in ieder individueel mens die volgens Mijn woorden leeft en door het woord en de verlossing wedergeboren wordt, en zo zal hij terugkeren in het grote Vaderhuis! Ik zeg jullie niet voor niets: ‘in het grote Vaderhuis’. Want voor mensen die zo groot zijn geworden moet er ook een heel groot huis gereed zijn, waar zij bij hun Vader weer hun intrek kunnen nemen.

Dat het zo is, kunnen jullie uit al het voorgaande helder en duidelijk afleiden. Want lijdt bij de algemene kwelling niet ieder mens voor zichzelf, en wordt niet iedereen geslagen in zijn eigen persoon? Al deze slagen gelden echter één en dezelfde verloren zoon. Maar als een mens geslagen wordt, is het dan niet zo, dat hij als degene die geslagen wordt als enige de pijn voelt, terwijl degene die niet geslagen wordt dikwijls genoeg zonder pijn toekijkt? Of als er een hele natie in een ander werelddeel mishandeld wordt, zeg eens, of jullie ooit één zweepslag op jullie huid hebben gevoeld? En als iemand sterft, sterft hij dan voor zichzelf of voor anderen? Of kunnen jullie beweren, dat iemand voor een ander ter wereld is gekomen? Of gelden Mijn verlossing en Mijn woord niet evenzeer voor ieder mens afzonderlijk als voor hele volkeren? En kan niet ieder mens voor zichzelf Mij volledig opnemen met zijn liefde en het daaruit voortkomende levende geloof, zodat Ik in hem en hij in Mij woont? Wanneer jullie dit alles overwegen, kunnen jullie dan ook maar in de verste verte staande houden dat Ik in één mens minder zou zijn dan in allen tezamen?

Maar als Ik met een mens één ben geworden en hij met Mij, zeg eens, wat ontbreekt er dan nog aan het weervinden van de verloren zoon in een individueel mens? Heeft hij niet alles ontvangen en in zich opgenomen, die Mij heeft opgenomen? Waarlijk: ieder afzonderlijk mens die één is geworden met Mij is meer, ja, Ik zeg: oneindig veel meer dan de grote Lucifer ooit was in zijn grootheid, die voor jullie langs natuurlijke weg niet te begrijpen is!

Zie: onder deze verloren zoon, die Lucifer heet, wordt dus ieder afzonderlijk mens op zichzelf verstaan; en als een heel volk één is geworden met Mij, wordt dit hele volk eveneens maar één mens met Mij. En alle mensen, die ooit op aarde hebben geleefd en nog zullen leven, zullen ook maar één mens zijn in Mij, wanneer zij één met Mij zijn geworden. Dat wil zeggen: allen zullen bezield worden en tot leven komen door één en dezelfde heilige geest van alle liefde, alle waarheid, alle macht en alle kracht; en velen zullen niet meer zijn dan één en één minder dan velen, maar allen zullen volmaakt één zijn in Mij. En velen zullen niet meer macht en kracht hebben dan één, maar allen zullen leven als één, vanuit dezelfde kracht en macht van de heilige geest van alle liefde en alle waarheid uit Mij!

Jullie hebben echter gehoord dat de lompen van de verloren zoon door de wind als kaf verstrooid zijn, en dat de resterende lompen hem werden uitgetrokken en verbrand. Weten jullie wat onder deze lompen verstaan moet worden? Daaronder moet niets anders verstaan worden dan de gestorven, vroegere universele mens op ons tableau; want door het winnen van ieder afzonderlijk mens is het edele, dat van Mij uitgaat, ofwel de verloren zoon weer teruggewonnen. De lompen, ofwel het eigenlijke door en door kwade, zullen in het vuur gegooid worden, waaruit ze in feite zijn voortgekomen. Maar dit vuur is datgene in de Godheid, waaraan alle dingen hun materieel bestaan ontlenen. Wie dus aan de wereld hangt en aan de materie gehecht is, hecht zich aan de lompen van de verloren zoon. Maar alle materie, die jullie reeds haar grote verwantschap met vuur toont, vormt ook de lompen om de lendenen van de verloren zoon.

Maar zo zal het gebeuren! Opdat God weer een vrije God wordt, zal het vuur - ofwel datgene wat aan de toorn verwant is - weer moeten terugkeren naar waar het als zodanig vandaan is gekomen. Het zal net zo gebeuren als wanneer jullie ergens op je lichaam een harde plek hebben en er hete omslagen op leggen om die plek weer zacht te maken; zo zal ook Mijn eeuwige vuur deze door en door slechte verharding in zijn alomvattendheid aanpakken, om het daardoor weer in zijn eigen wezen zelf te assimileren.

Er is nog een vraag aanwezig in jullie, namelijk of de wezens die onder de lompen worden verstaan ook voortdurend een zelfbewustzijn hebben, of niet. Ik zeg jullie: de vraag stellen is haar bijna ook beantwoorden, want jullie kunnen toch onmogelijk aannemen dat er in de Godheid ergens een punt zou kunnen zijn dat zich niet van zichzelf bewust zou zijn. Deze vraag lost zich dus vanzelf op; maar de vraag, of dit een lijdzaam bewustzijn is of niet? Kijk, dat is een andere kwestie. Om deze echter op de juiste wijze te begrijpen, zouden jullie eerst moeten begrijpen dat ieder streven om zichzelf te vinden noodzakelijkerwijs in zichzelf een zeker lijden moet bevatten. Het hangt er alleen maar vanaf, of dit lijden pijnlijk of weldadig is! Wanneer dit lijden inhoudt, dat het wezen in zichzelf voortdurend zichzelf aanpakt en zodoende voortdurend moeite doet om zichzelf tot een eenheid te vormen, dan is een dergelijk lijden zeer weldadig en de beleving vanuit het zeer heldere zelfbewustzijn uiterst zaligmakend. Maar wanneer het lijden of de zelfbewuste beleving van een wezen in zichzelf verscheurend en vernietigend is, dan is het ook zeer smartelijk.

Jullie kunnen dat gemakkelijk zien in de natuur, wanneer jullie eens een met ontsteking gepaard gaande ziekte hebben bekeken, die niets anders inhoudt dan dat bepaalde lichaamsdelen meer en meer beginnen op te zwellen. Hoe heftiger zo’n gebeuren begint op te treden, des te pijnlijker wordt het. Uit dit alles volgt dan ook dat de toestand van het door en door slechte, dat het aan het vuur verwant is en zich van zijn toestand bewust is, ook uiterst lijdzaam en pijnlijk moet zijn. Jullie zullen nu misschien denken dat de Godheid daardoor in zekere zin voortdurend uiterst pijnlijk zou moeten lijden, wat betreft haar delen die woede in zich dragen. Alleen: dat is niet zo! Maar het is precies zoals wanneer voedsel in jullie maag verteerd wordt: daar barsten ook de hulsjes van het gegeten voedsel, daartoe aangezet door het vuur van de maag. Maar vraag jezelf eens af, of het vuur van jullie maag in natuurlijke toestand bij dit afschuwelijke vernietigingsproces ooit pijn gedaan heeft!

Maar omdat Ik jullie nu al zover gebracht heb, wil Ik jullie bij deze gelegenheid een nog nooit geuite wenk geven! Als jullie de uiteindelijke oorzaak van alle wereldse materiële oer-slechtheid willen zien, werp dan een blik in jullie maag en kijk eens naar wat daar gebeurt met de daarin opgenomen spijzen, en hoe, en waarom! Dan zullen jullie een groot deel van Mijn wegen zien, en zien wat er zal gebeuren. De tijd staat echter niet in jullie maag geschreven, en het is voldoende voor jullie dat Ik jullie het doel getoond heb.

Kijk nu eens, lieve kinderen! Dat is alles wat jullie gegeven kan worden; dit is alles wat jullie kunnen verdragen. Meer hoeven jullie niet te weten, maar neem dit van punt tot punt in acht, en wel van het aan jullie gegeven eerste uur tot aan het laatste uur. Doorloop langs deze weg de hele aarde in jullie zelf, en vindt op deze manier de verloren zoon in jullie zelf. Doe hetzelfde wat hij gedaan heeft en nog steeds doet, in iedere afzonderlijke zondaar die naar Mijn rijk streeft. Laat in de innerlijke kamer van jullie geest op het tableau van jullie wereldse begeerten datgene gebeuren met de wereld, wat jullie op het aan jullie getoonde tableau het laatst met de universele mens zagen gebeuren.

Dan zal in ieder van jullie de verloren zoon weergevonden worden en zal zijn toestand worden zoals Ik jullie heb laten zien, aangezien er een ander mens in de plaats is gekomen van de vroegere, die tot één punt is samengevloeid. Dan pas zullen jullie als weergevondenen de grote waarheid, die Ik jullie in deze twaalf uren heb gegeven, in het helderste licht in jullie zelf zien en herkennen. Want zoals eerder gezegd werd dat alle mensen ook één mens uitmaken, zoals één allen: zoek dan ook al het kwaad in jullie zelf. En als jullie het gevonden hebben en met Mijn krachtige hulp uit jezelf verwijderd hebben, zal Ik als jullie heilige Vader, die jullie al meer dan halverwege tegemoet is gekomen, geheel en al tot jullie komen, jullie vervolgens van je lompen bevrijden en daarna opnemen in het grote Vaderhuis van Mijn eeuwige liefde!

Tot slot maak Ik jullie er nog opmerkzaam op dat Ik in deze tijd niet alleen jullie, maar ook al veel andere verloren zonen tegemoet ben gekomen. Maar let vooral op Mijn komst in jullie zelf, en bekommer je minder om de algemene. Wat jullie echter ten aanzien van het algemene ervaren, draag Mij dat biddend in jullie harten op en bekommer je niet om al het andere; want het grote ‘wanneer’, ‘hoe’ en ‘waarom’ wordt goed bewaard in de beste handen. Amen. Dat zeg Ik, jullie grote, heilige, zeer liefdevolle Vader. Amen.

 

Over de naam en het wezen van

Jezus

 

Nu we de grote verloren zoon hebben leren kennen, zou het passend zijn om ook enige woorden te presenteren over zijn grote Terugbrenger, als eeuwige zoon van de Vader, om beter te kunnen instemmen met de hymne: ‘Ere zij God in den hoge, en vrede op aarde, en in de mensen een welbehagen!’. Moge deze aanvulling hier zo ruimte vinden. (De uitgever)

 

(Uit ‘De geestelijke zon’, in de sfeer van de apostel Johannes, die zegt:)

“O broeders en vrienden! Als jullie zouden kunnen vatten wat Jezus, deze naam aller namen, wil zeggen, wat hij is, en wat voor uitwerking erin ligt, zouden jullie ogenblikkelijk ontsteken in zo’n machtige liefde voor Jezus waarvan het vuur toereikend zou zijn om een heel leger van zonnen te doen ontbranden, dat die in hun eindeloos wijde gebieden in de ruimte daardoor nog duizend keer helderder zouden vlammen dan nu het geval is. Ik zeg jullie: Jezus is iets zo onmetelijks, zo geestelijk-wezenlijk groots, dat de hele oneindigheid beeft van zeer diep ontzag wanneer deze naam innig in de geest van liefde wordt uitgesproken.

Als jullie ‘God’ zeggen noemen jullie weliswaar ook het allerhoogste Wezen, maar jullie noemen Het in Zijn oneindigheid, aangezien Het het oneindige Al vervult en met Zijn oneindige kracht werkt van eeuwigheid tot eeuwigheid. Maar met de naam Jezus duiden jullie het volmaakte machtige, essentiële centrum van God aan; of, nog duidelijker gezegd: Jezus is de waarachtige, allerwezenlijkste, essentiële God als mens, uit Wie pas alle Godheid, die de oneindigheid vervult, als de geest van Zijn oneindige macht, kracht en heerschappij voortkomt, zoals stralen uit de zon. Dientengevolge is Jezus het alomvattende begrip van de algehele volheid van de Godheid, ofwel: de Godheid in haar alleroneindigste volheid woont werkelijk lichamelijk en essentieel in Jezus. Daarom wordt de hele goddelijke oneindigheid dan ook altijd in beweging gebracht wanneer die oneindig heiligste verheven Naam wordt uitgesproken!

En tegelijkertijd is het ook de oneindige genade van de Heer, dat Hij zich heeft laten welgevallen het lichaam van een mens aan te nemen. Maar waarom deed Hij dat? Luister, ik wil jullie nu een klein geheim onthullen!

Vóór het neerdalen van de Heer kon een mens nooit met het eigenlijke wezen van God spreken. Niemand kon dat ooit aanschouwen zonder daarbij het leven geheel en al te verliezen, zoals bij Mozes dan ook staat: “Niemand kan God zien en tevens leven!” Weliswaar is de Heer in de oorspronkelijke kerk, evenals in de kerk van Melchisedek waar Abraham een aanhanger van was, wel vaker persoonlijk verschenen; Hij heeft gesproken met Zijn heiligen en Zijn kinderen Zelf onderwezen. Maar deze persoonlijke Heer was eigenlijk toch niet direct de Heer Zelf, maar altijd slechts een voor dat doel van de Geest Gods vervulde engelengeest. Vanuit zo’n engelengeest sprak dan de Geest van de Heer, alsof de Heer Zelf direct sprak. Maar in zo’n engelengeest was niettemin nooit de meest volkomen volheid van de Geest Gods vertegenwoordigd, maar alleen in zoverre als voor het beoogde doel nodig was.

Jullie kunnen het geloven: in die tijd konden niet eens de allerzuiverste engelengeesten de godheid ooit anders zien dan jullie daar de zon aan het firmament zien. En geen van de engelengeesten zou het ooit gewaagd hebben om zich de Godheid in een of ander beeld voor te stellen; iets dergelijks  werd nog ten tijde van Mozes ook het Israëlische volk ten strengste verboden, namelijk dat het zich van God geen gesneden beeld, dus volstrekt geen figuratieve voorstelling moest maken. Maar luister nu: dit oneindige wezen van God heeft het eenmaal behaagd - en wel in een tijd dat de mensen daar het minst aan dachten - om zich in Zijn hele oneindige volheid te verenigen en in die vereniging de volmaakte menselijke natuur aan te nemen!

Stel je nu eens voor: God, Die nog nooit door een geschapen oog aanschouwd was, kwam als van de alleroneindigste liefde en wijsheid vervulde Jezus op de wereld! Hij, de Oneindige, de Eeuwige, voor Wiens adem eeuwigheden als los kaf verstuiven, wandelde rond op aarde en onderwees Zijn schepselen, Zijn kinderen; en niet als een Vader, maar als een Broeder! Maar dat zou allemaal nog te weinig zijn. Hij, de Almachtige, liet zich zelfs vervolgen, gevangen nemen en door Zijn nietige schepselen naar het lichaam doden! Zeg mij: zouden jullie je een oneindig grotere liefde, een grotere welwillendheid kunnen voorstellen dan deze, die jullie in Jezus kennen?!

Door deze onbegrijpelijke - albeminnende en verlossende - daad heeft Hij alle dingen van de hemel op een andere manier vorm gegeven. Al woont Hij ook in Zijn genadezon, van waaruit het licht alle hemelen onuitputtelijk toestroomt, toch is Hij helemaal dezelfde lijfelijke Jezus, zoals Hij op aarde in al Zijn goddelijke volheid rondgegaan is als een ware Vader en broeder, als volmaakte mens tegenwoordig onder Zijn kinderen. Hij geeft al Zijn kinderen al Zijn genade, liefde en macht, en leidt hen Zelf persoonlijk en essentieel om binnen Zijn ordening eindeloos machtig werkzaam te zijn!

Voordien was er tussen God en de geschapen mensen een oneindige kloof, maar in Jezus is die kloof bijna volledig opgeheven. Want zoals jullie weten, heeft Hij ons dit immers Zelf zichtbaar getoond: ten eerste door Zijn menselijke neerdaling; ten tweede, doordat Hij ons niet eenmaal maar herhaalde malen ‘broeders’ noemde; ten derde, doordat Hij met ons at en dronk, en al onze lasten met ons droeg; ten vierde, doordat Hij als Heer van de oneindigheid zelfs aan de wereldlijke macht gehoorzaamheid betoonde; ten vijfde, doordat Hij zich zelfs door een wereldse macht gevangen heeft laten nemen; ten zesde, doordat Hij zich zelfs door die werelds machtige intrige aan het kruis heeft laten nagelen en laten doden; en tot slot, als zevende, doordat Hij Zelf door Zijn almacht het voorhangsel, dat in de tempel het allerheiligste van het volk scheidde, doormidden gescheurd heeft!

Daarom is Hij ook als enige de weg, het leven, het licht en de waarheid. Hij is de deur, waardoor wij tot God kunnen komen, dat wil zeggen: door deze deur overschrijden wij de oneindige kloof tussen God en ons en vinden daar Jezus, de oneindig heilige broeder! Hem, die aldus gewild heeft dat deze kloof opgeheven zou worden, kunnen we toch zeker boven alles liefhebben!

Daarom, zoals ik direct aan het begin al heb gezegd, is voor het wekken van onze liefde voor Jezus zeker één enkele gedachte al voldoende: alleen Zijn naam, uitgesproken in ons hart, moet eeuwig genoeg zijn om in alle liefde voor Hem te ontbranden. Als ook jullie dus deze naam bewust en zo waardig mogelijk in je hart uitspreken, zullen jullie zelf gewaar worden in wat voor volheid het vuur van de liefde uit jullie harten zal losbreken om het hout van het leven te doen ontbranden, waardoor de heidenen aan dit nieuwe offeraltaar zouden moeten genezen.

Zulke heidenen, zoals mijn broeder Paulus die eens bekeerde, zijn er in deze tijd nog heel veel, terwijl ze zich christenen noemen maar in hun hart erger zijn dan degenen die vroeger Moloch en Baäl aanbaden! Wanneer het hout op dit altaar zal beginnen te branden zullen jullie in deze wereld, die uit jullie zelf is opgeroepen, veel dingen gewaar worden die jullie tot nu toe nog niet gezien hebben. Want ik zeg jullie: in de wereld van de geesten bestaan ondoorgrondelijke diepten; geen geschapen geest zou deze ooit in hun volle omvang kunnen overzien. Maar wij zijn hier in de Geest van de Heer. Zijn Geest leeft, heerst en werkt in ons, en in deze Geest is geen diepte ondoorgrondelijk voor ons; want niemand kan weten wat in de Geest is dan alleen de Geest Gods. Jezus, de verenigde God in al Zijn volheid, heeft ons echter vervuld van Zijn Geest. En met deze Geest van Hem in ons kunnen we ook doordringen in Zijn goddelijke diepten. Haal je dus nu de Naam aller namen voor de geest, de heiligste van alle heiligheid, de liefde van alle liefde, het vuur van alle vuur - en het hout op het altaar zal branden!”.

 

 

 


Inhoud

 

Eerste uur

Inleiding. Laat ons zien hoeveel er wel niet mis is in de wortel van het leven, d.w.z. op het gebied van religie in het algemeen en in het bijzonder. Iedereen onderzoeke derhalve bovenal zijn    eigen innerlijke wereld, want die wordt bedoeld in de eerste regel, in het hele boek. 1

 

Tweede uur

Azië, met zijn grote heidendom. Vervolgens de burcht van Brahma en zijn dienaren met hun wandaden, alhoewel zij (tenminste de hoger ontwikkelden) in het bezit zijn van de leer van de kerk van vóór de zondvloed. De religieuze toestanden in Perzië, Arabië, Turkije, China, Siberië, enzovoort. De Heer dreigt met het vuur van het gericht.2

 

Derde uur

Afrika. De roofstaten met hun afgod Mohammed. Het huidige Egypte en terugblik op het oude Egypte, waarvan de wijsheid van de kerk van Noach stamt. Centraal Afrika. Het bergland met het laatste heiligdom van de Thomas-christenen. De gruwel van de slavenhandel. Land van de goede hoop.6

 

Vierde uur

Andere tekenen van ‘cultuur’. Een lijnschip op de Atlantische Oceaan op ontdekkingsreis. Bloeddorst van de zogenaamde beschaafde christenen. Een veroordeeld slavenschip. Over de Engelse handelsgeest. De zogenaamde scheepstucht.8

 

Vijfde uur

Reis naar Noord Amerika. Hoe het in dat land in werkelijkheid gesteld is met de menselijkheid. Bezoek aan een        suikerplantage. Heerlijke wetten. Vloek van de koloniale suiker.12

 

Zesde uur

Bevrachting en reis van het Engelse suikerschip. De ramp. Geciviliseerde kannibalen. Het einde van de mensen op het schip. Aan boord van een Engels transportschip voor misdadigers. Een onschuldige vrouw ongelukkig als gevolg van corrupte rechtspraak. Inzicht in de Engelse cultuur. Nobele scheepsheren.15

 

Zevende uur

Australië belicht. Landing van de bannelingen in de misdadigerskolonie Botany Bay. Opneming en behandeling,        leven en toestanden aldaar. De vloek van de hebzucht.18

 

Achtste uur

Bezoek aan Polynesië. Aanwijzing over de ouderdom van Australië en Nieuw Guinea. Geestelijke mishandeling van goedige eilandbewoners door de politiek van de Engelse handelsgeest. Haïti.26

 

Negende uur

De situatie in Japan (vóór het ontwaken voor de cultuur van het westen). Een teken voor de laatste tijd. Heilswenken voor iedereen. Aanhangsel over Japan.32

 

Tiende uur

Blik op Europa met zijn weggekwijnde christendom. Aanwijzingen over het eigenlijke doel van dit geschrift, voor iedereen. Korte zijdelingse blik op Zuid Amerika. Rusland met       zijn tot bijgeloof vervallen christenen. Over het tweede gezicht (in de Oeral). Verschil tussen het schouwen van de ziel en dat van de geest. Geestelijk-optische hulpmiddelen bij schouwen. Een aanwijzing over het paradijs. Nog eens over het speciale doel van dit geschrift.42

 

Elfde uur

Toelichting op de gelijkenis van de verloren zoon. Over de oorzaak van de corrupte rechtspraak. Terugblik op de tot nu toe getoonde gruwelen. De grote verlorene. Diagnose van de zieke verloren zoon

 Aanwijzingen over zijn heilsproces. De Heiland nadert, als de barmhartige Vader. Een treurig beeld van de kerk, als voornaamste teken van de tijd.48

 

Twaalfde uur

Onthulling van de kern van deze boodschap als ‘kosmorama’ van God de Vader, waarbij het grootste zich in het kleinste bevindt.51

 

Aanhangsel

De apostel Johannes spreekt over de naam en het wezen van Jezus.59

 

 

UpToDate 2023-2024



[1] Oorspr. een woordspeling in het Duits: ‘Die Welt das Wort im Sinne hat, und Ich den Sinn im Worte’.

[2] De beelden in dit boek werden aan Lorber en de mensen in zijn gezelschap getoond in een levend-realistisch visioen, een geestelijk ‘tableau vivant’. De lezer moet zich dan ook voorstellen dat deze tekst beschrijft, wat Lorber als een levend beeld voor ogen stond.

[3] Zie ‘Die Haushaltung Gottes’, deel I.

[4] Oude lengtemaat, ongeveer 20 cm; de maximale afstand tussen gespreide duim en wijsvinger.

[5] Wat zoveel wil zeggen als: ‘Het maakt niet uit of je door de hond of de kat gebeten wordt; gebeten wordt je toch’.

[6] Lood: oude gewichtsmaat, ongeveer 1/30 deel van een pond. Een Oostenrijkse pond was 561 gram.

[7] Oorspr. ‘Karren’ en ‘Wagen’. Een ‘Karren’ is een klein, meestal tweewielig vervoermiddel (bijv. kruiwagen, ossekar); een ‘Wagen’ is groter en heeft meer wielen (bijv. treinwagon, vrachtwagen).

[8] Centenaar: oude gewichtsmaat, overeenkomend met een gewicht van 100 pond.

[9] Oorspronkelijk een Duitse woordspeling: sie werden... geschwärzt und ‘eingeschwärzt’. Beide woorden betekenen ‘zwart maken of verven’, maar ook ‘smokkelen’, ‘illegaal laten verblijven’. Dit laatste is te vergelijken met onze betekenis van ‘zwart’ geld e.d.

[10] Klafter: oude lengtemaat; de spanwijdte van de zijwaarts gestrekte armen.

[11] ‘Effata’, dat is: word geopend! (Mark. 7: 34).

[12] Baai in N.S.Wales in Australië, waar Cook in 1770 landde. Het tegenwoordige Sydney ligt aan deze baai.

[13] De Oostenrijkse mijl had een lengte van 7586 meter.

[14] Op ieder halfrond worden in grote trekken vijf klimaatsoorten onderscheiden: tropisch regenklimaat, droog klimaat, gematigd warm regenklimaat, sneeuw- en bosklimaat, sneeuwklimaat.

[15] Oorspronkelijk: ‘Vogel friß oder stirb!’.

[16] Waarschijnlijk wordt hiermee Stewart, het ‘derde’ eiland van Nieuw Zeeland bedoeld.

[17] Namelijk de plaats waar het ‘landverraad’ zou hebben plaatsgevonden. Op deze manier zijn natuurlijk de ‘verraders’ vernietigd en dus niet meer te achterhalen, maar tevens bevestigt de bliksem de goddelijke macht van de keizer.

[18] De gegevens in dit gedeelte gelden anno 1841.

[19] Vanaf 1875 hebben Rusland en Japan herhaaldelijk getwist over het bezit van Sachalin. Sinds 1945 behoort het definitief niet meer bij Japan.

[20] Zie in ‘Die Haushaltung Gottes’.

[21] Oorspronkelijk ‘seelisch’, d.w.z. ‘betrekking hebbend op, of van, de ziel’. ‘Psyche’ is Grieks voor ‘ziel’.

[22] Luk. 15: 11 e.v.

[23] Onder andere in het ‘Groot Evangelie van Johannes’ van Jakob Lorber en in ‘Schöpfungsgeheimnisse’ van Gottfried Mayerhofer wordt het begrip ‘hulsglobe’ nader besproken.