De
Menswording van het Godscentrum in Jezus en als Jezus
van Wilfried Schlätz
voordracht gehouden in Hohenwart [Dld] - 2010
[ingekorte
versie!]
De eeuwig oneindige ruimte
[GEJ.02_008,05] Kijk, de aarde zweeft
in een oneindige ruimte!... Je
zou met de snelheid van de gedachte deze aarde kunnen verlaten en met deze
snelheid in een rechte lijn wegsnellen, - en als je zo eeuwigheden na
eeuwigheden voort zou snellen, zou je na vele eeuwigheden met gedachtesnelheid te hebben gevlogen toch nooit
ergens een einde naderen!...
[GEJ.08_033,02] Ik zei:…’maar de ruimte, als
een buitenste omhulsel, is uiteindelijk toch de drager van alle hemelen en alle
geestenwerelden, omdat die zich op geen enkele wijze ergens buiten de oneindige
scheppingsruimte kunnen bevinden…
[GEJ.08_033,03]
Maar wat het
zogenoemde individuele wezen van een geest betreft: dat kan zich, net zo min
als Ik, toch niet volledig buiten ruimte en tijd bevinden;…
De oneindige vormloze Godheid
[GEJ.04_119,01]
RAPHAËL komt nu naar voren en zegt: "God is in Zich Zelf eeuwig en
oneindig. De oneindige ruimte is alleen van Hem vervuld. Hij, die van
eeuwigheid de hoogste, zuiverste en grootste gedachte en de eeuwige, meest
volmaakte idee in en uit Zich Zelf is;…
[GEJ.01_140,05]
Hoewel de ruimte dus in der eeuwigheid nergens eindigt en daarom in de ware zin
des woord naar alle kanten oneindig is, is er toch in de eindeloze diepten en
verten van de ruimte geen puntje, waar de geest van de wijsheid en macht van
God niet net zo aanwezig is als hier nu bij jullie op deze plaats…
[GEJ.08_028,12] Daaraan zien jullie, dat de
scheppingsruimte noodzakelijkerwijs eeuwig in alle richtingen oneindig was en
nooit een begin gehad kan hebben; en omdat God, ruimte en eeuwigheid identiek zijn, zoals Ik jullie al heb verteld, is
God, die al deze begrippen in Zich verenigt, ook zonder begin, omdat een begin
van God even onvoorstelbaar is als het begin in het ontstaan van de oneindige
ruimte en met deze van de eeuwige tijd.
Het persoonlijk innerlijk Goddelijk
Wezen = het Goddelijk Centrum
[Fl.01_007,07]
In dit centrum is alle levende kracht van de gehele oneindigheid
en deze kracht gaat vanuit dit centrum weer in de gehele oneindigheid.
[HGt.01_005,02]
De
Godheid was van eeuwigheid af aan de alle oneindigheid der oneindigheden
doordringende kracht en was en is en zal eeuwig de oneindigheid Zelf zijn. In
het midden van Haar diepte was Ik van
eeuwigheid af aan de Liefde en het Leven Zelf in Haar;
[HGt.02_139,20] Wat jullie de oneindigheid van
de ruimte noemen, is geest van Mijn will, die sinds
eeuwigheden deze eindeloze ruimte heeft geschapen en haar allerwegen heeft
gevuld met weens van allerlei soort.
[HGt.02_139,20b]…….en dit machtscentrum
van het oneindige goddelijke geesteswezen is de liefde, welke het leven is van
deze geest; en deze liefde ben Ik sinds eeuwigheid.
[GEJ.04_257,10]
[10] IK zeg: "Ja, als je dat nu nog niet begrijpt, dan heb je eerder
Mijn onthullingen over de vrije levensether van de geest niet goed genoeg
begrepen! Je zult toch wel begrepen hebben dat de eeuwige scheppingsruimte
eeuwig en oneindig is, en dat deze met niets anders gevuld is dan overal eeuwig
altijd met Mijn geest, die bestaat uit zuiver liefde, dus leven, licht,
wijsheid, het zuiverste zelfbewustzijn, en een heel nauwkeurig voelen,
gewaarworden, zien, horen, denken, willen en werken.
Het Godscentrum
is de eeuwige, ongeschapen oermens
[HGt.02_138,26] Alleen de liefde is een maatstaf voor Mijn
goddelijkheid, en met geen enkele andere maatstaf ben Ik te meten; want Ik ben
waarachtig een oneindige God. Maar Mijn ruimtelijke oneindigheid is slechts een
door de tijd bepaald verschijnsel, - in de geest echter is dat slechts de
volkomenheid van de macht van Mijn wil en van Mijn liefde en wijsheid…
[GEJ.07_072,09]
God Zelf is echter de eeuwige Oergeest en de eeuwige
[ongeschapen] Oermens in Zijn centrum.
[GEJ.04_056,01]
(Zorel:) „God Zelf is de hoogste en meest volkomen,
en meest eeuwige [ongeschapen] oermens uit Zich Zelf.
[3] Als je echter nog steeds blijft vragen:'Ja, waar
is God dan, en hoe ziet Hij er eigenlijk uit?', dan zeg Ik je, dat niemand het
eigenlijke goddelijke Wezen kan zien en in leven blijven, -want Het is oneindig
en daarom ook alomtegenwoordig, en Het is daarom als iets puur geestelijks ook
het binnenste van ieder ding en ieder wezen, dat wil zeggen door de werking van
het licht van Zijn machtige wil; in Zichzelf en op Zichzelf is God echter een
mens zoals Ik en ook jij, en woont in een ontoegankelijk licht, dat in de
wereld der geesten de genadezon genoemd wordt. Deze genadezon is God echter
niet Zelf, maar het is de uitstraling van Zijn liefde en wijsheid.
[GEJ.06_088,03] …in Zichzelf en op Zichzelf is God
echter een [ongeschapen] mens
zoals Ik en ook jij…
[GEJ.02_144,04]
Wie God niet als een
volmaakt [ongeschapen] mens liefheeft, kan nog minder zijn naaste
liefhebben, die een nog heel onvolmaakt [geschapen] mens is!
[GEJ.02_144,04] Als er echter geschreven staat dat God
de mens geschapen heeft naar Zijn evenbeeld, wat moet God dan anders zijn - als de mens Zijn evenbeeld is -dan ook
een mens, maar dan natuurlijk geheel volmaakt!
[ongeschapen]?
De geschapen menswording van het Godscentrum
[RB.02_292,05] Slechts een eerste kan een eerste zien, een tweede
slechts een tweede, en de tweede [kan] pas
dan een eerste [zien],
wanneer de eerste de gestalte van een tweede heeft aangenomen.
[RB.02_292,06]
Daarom kunnen jullie Mij
als een zuiver goddelijk wezen nooit zien. Daar Ik echter een tweede
lichamelijke vorm heb aangenomen, kunnen jullie Mij zien voor zover Ik een volmaakt, blijvend tweede
wezen [schepsel]
vanuit Mijzelf geworden
ben.
[Ste.01_008,06] De eeuwige schiep Zich Zelf
hier voor de eerste en voor de laatste keer tot een [geschapen] mens.
De strijd van de geboren en ware mens
Jezus
[Verborgen
teksten-.01_008,14] Zijn [Jezus] handelen kwam alleen maar voort uit Zijn
aanhoudend grote liefde voor het goddelijke en dus ook uit Zijn liefde tot de
naaste. Elke handeling was een otter aan God en Hij handelde zo dat Hij
daarbij nooit Zijn voordeel, maar alleen dat van Zijn naasten voor ogen had.
Daarbij wijdde Hij elke dag drie uur aan algehele rust in God.
[15] De
in alle volheid in Hem sluimerende Godheid wekte Hij zo steeds meer in Zich op
en maakte die, al naar de wijze waarop en de mate waarin Hij handelde, aan zich
schatplichtig.
[JJ.01_000,01]
Zoals
bekend is, leefde Ik in de tijd tot mijn dertigste jaar, zoals iedere andere
welopgevoede jongen, jongeman en man leeft; ook Ik moest, door mijn leven in te
richten volgens de Wet van Mozes, eerst het goddelijke in Mij opwekken [het in
Hem sluimerende centrum van de Godheid], net als iedere mens Mij in zichzelf -
tot leven moet wekken.
[JJ.01_000,02]
Zo goed als ieder ander ordentelijk mensenkind, moest ook Ikzelf beginnen
met aan een God te geloven, waarna Ik Hem in alle denkbare
zelfverloochening steeds meer en meer heb moeten omhelzen, en met steeds sterker
wordende liefde Mij aldus geleidelijk aan volkomen aan de Godheid [het Godscentrum] heb moeten onderwerpen.
[JJ.01_000,03a]
Op die wijze was Ik, als de Heer Zelf, een levend voorbeeld voor iedere mens,
en daarom kan iedere mens Mij nu dus ook op precies dezelfde wijze aantrekken
als Ikzelf in Mij de Godheid [Het Goddelijk centrum] heb aangetrokken…
[PH.01_013,08a] Op die momenten kwamen alle
invloeden van de menselijke hartstochten op Mij af. Alleen daardoor, dat Ik
geheel mens werd en het Goddelijke [het Goddelijk centrum] zich in Mijn
binnenste terugtrok…
[PH.01_013,08b] kon Ik Mijn geesten het voorbeeld geven, hoe
men kan zegevieren en hoe men alle aanvechtingen kan weerstaan. Ik wilde door
deze proef allen als eeuwig voorbeeld voorgaan…
Gottfried Mayerhofer: 10.Juni 1870 [Vers 2f] „Ik moest
dus, toen Ik op deze wereld kwam, een compleet [geschapen] mens zijn, en
[moest] daarom als [geschapen] Zelf-Mens
ook Mjn hartstochten en gebreken, die Ik wijselijk in
Hem gelegd heb, eveneens met lijden, dit zelf bestrijden, en hoe Ik
dit ook van de mensen verlang, dat zelf ook te overwinnen.’
[Vers 2g] „Nu begrijpen jullie wel, dat daar,
toen het aan de laatste momenten aankwam, waar
Ik als [geschapen] Mens de dood vooruitzag, Ik
als [geschapen] Zelf-Mens eveneens
de doodsangst, overwinnen moest, zoals ieder
ander [geschapen mens].“
[vers 3] „Gedurende Mijn gehele levensloop op
Aarde was het Goddelijk principe in Mij in zover slechts in Mijn Macht, toen Ik
gedurende Mijn leer de wonderdaden nodig had, zoals het vooruitzicht alle
beschadigingen, die Mijn vijanden tegen Mijn leven gebruikten, te veredelen….’
Het geschapen en ongeschapen Ik in
Jezus
[Hemelse
Gaven.01_41.04.09,08] Wat Mijn lijden aangaat, heb Ik dus geleden aan Mijn
lichaam zoals elk ander mens. Omdat echter het [geschapen] menselijk
lijdende Ik nog een ander [ongeschapen] goddelijk Ik in zich
toesloot, was dit lijden ook een dubbel lijden, namelijk uiterlijk fysiek,
en innerlijk goddelijk.
[wordt vervolgd! – zie verder menswording 2]
Redaktionele
opmerking: voor de-niet-Lorber-kenners bedoelt de
auteur, dat Jezus als eeuwige Schepper Zichzelf heeft belichaamd [geschapen]
via de in Hem wonende Godheid. Als Mens moest de Godheid in Hem Zich op de
achtergrond houden, om de liefde van de Godheid [het Zoonschap] op de proef te
stellen voor de mensheid, zoals ook de mens op de proef wordt gesteld. [Met wat
aanvullende tekst!]
[GEJ.09_136,17[17] Maar
als er in de Schrift staat dat God de mens naar Zijn evenbeeld heeft geschapen
en dat Abraham God in
de gestalte van een man heeft gezien, evenals Jacob Israël, waarom
zou iemand zich dan nu aan de volle mannelijke gestalte van de Heer Jezus uit
Nazareth moeten stoten en niet volkomen geloven dat in Hem dezelfde Heer woont die
Mozes op de Sinaï riep en hem de wetten voor Israël
gaf?!
[GEJ.11_075,09] [God was, voordat de
inkleding in het vlees als Jezus plaatsvond, onpersoonlijk. (Voor Zijn
menswording in Jezus woonde God in een ontoegankelijk licht en was voor geen
enkel geschapen wezen zichtbaar. Zelfs de meest reine engelgeesten konden de
Godheid nooit anders zien dan als een Zon (De geestelijke Zon-2/13:7).
In Zichzelf en op Zichzelf is God echter van eeuwigheid af aan een mens (Het
grote Johannes evangelie, deel 6/88:3) naar wiens evenbeeld de mens door
Hem geschapen werd. (Genesis 1 27. De Huishouding van God, deel 2/139:20
en 138:26. Aarde en Maan 54:9. Het grote Johannes Evangelie, deel
1/1:13-16; 2/144:4; 4/88:7; 5/70:3; 6/135:1 en 230:6; 7/121:3 en 219:11;
8/24:6; 9/58:7))
Daarom kon ook niemand Hem
aanschouwen, maar alleen Zijn Wezen voelen, dat zich natuurlijk alleen maar als
Licht merkbaar kon maken, omdat God in Zichzelf puur licht is, dat zijn stralen
uitzendt. Maar waar licht is, is het overal; het doorstroomt alles en wekt
alles tot leven. De onpersoonlijkheid van God veronderstelt echter niet één
punt van uitstraling, zoals vanuit een zon, maar een zee van licht, waarin
geen concentratie is. Diegenen die geestelijk tot het goddelijke Wezen doordrongen,
konden het goddelijke Wezen dus ook niet anders gewaarworden dan als een leven
in het licht, het zweven en rusten in het licht, het wensloze één worden met
het licht. Toen nu de mens Jezus de personificatie van God werd, was het
ervaren van de Godheid voor degene die Haar naderde, heel anders -eenvoudig het
naderen van de ene mens tot de andere. Derhalve hebben de oude zieners gelijk;
maar de nieuwere, die na Mij leefden, hebben eveneens gelijk.
www.zelfbeschouwing.info
- bron: Jakob Lorber
Bulletin Internationaal, juli 2017 – maandelijks gratis tijdschrift voor de
bewuste mens
De Menswording van het Goddelijk
Centrum in en als Jezus
[voortzetting en slot]
bewerkt door Wilfried
Schlätz
voordracht gehouden in Hohenwart
2010
[ingekorte
versie!]
[JJ.01_299,01] Daaraan aansluitend heet het in de
Heilige Schrift (Lucas 2:52): 'Hij nam toe in jaren en in genade bij God en bij
de mensen, en Hij bleef aan Zijn ouders onderdanig totdat Hij Zijn leraarsambt
aanvaardde ...,
[JJ.01_299,02] Vraag:... Hoe kon Jezus, Die immers
Het Enige Eeuwige Goddelijke Wezen was, nog toenemen in welgevallen en in wijsheid
voor God en voor de mensen, Hij, toch de
God van alle Eeuwigheid?
[JJ.01_299,03] En
hoe met name voor de mensen, daar Hij toch, reeds van alle eeuwigheid, het
absoluut volmaakte Wezen was?
[JJ.01_299,04] Om dit goed te kunnen begrijpen
moeten wij Jezus niet uitsluitend willen beschouwen als de enige God,
[JJ.01_299,05a] … maar moeten wij ons Hem veeleer
voorstellen als een mens
[JJ.01_299,05b] in wie de Enige, Eeuwige Godheid Zich
gevangen gaf, schijnbaar onwerkzaam, precies zoals de Geest (De goddelijke
vonk in de mens) in ieder menselijk wezen gevangen is.
[JJ.01_299,06] En
alles wat een mens -ingevolge de
goddelijke orde- heeft te doen teneinde
zijn geest in zichzelf
vrij te maken,
[JJ.01_299,07] datzelfde was ook de ernstige taak
van de Mens Jezus, teneinde in Zichzelf het goddelijke vrij te maken. .., om
er één in te kunnen worden.
[JJ.01_299,16. En
precies zoals dat bij de mens het geval is, zo was dat ook bij de Godmens
Jezus.
[JJ.01_299,17a] Zijn
[Jezus] ziel was net als die van ieder ander mens,
[JJ.01_299,17b] ja, die
was zelfs met te meer zwakheden behept, omdat de Almachtige Geest Gods
Zichzelf wel in de allersterkste boeien diende te kluisteren, om in Zijn ziel
te kunnen worden vastgehouden.
[JJ.01_299,18] De ziel van Jezus moest dus wel de
allergrootste verleidingen doorstaan om -in zelfverloochening de ontkluistering te kunnen bewerkstelligen van Zijn Godgeest,
Zichzelf aldus voldoende sterk makend voor de volmaakte vrijheid van de Geest
aller geesten en daarmee één te worden.
[JJ.01_299,19a] Hierin bestond dus dat toenemen in
wijsheid en genade van Jezus' ziel voor God en voor de mensen,
[JJ.01_299,19b] namelijk in die mate, waarin de
goddelijke Geest [het oorspronkelijk gevangen Goddelijk
Centrum] zich langzaam
maar zeker, meer en meer verenigde met Zijn uiteraard goddelijke ziel [met de
geschapen, uiteraard relatief goddelijk aldaagse Ik
van Jezus] welke de eigenlijke
[geschapen]
Zoon is.
[GEJ.10_207,05]
Nu denk en zeg je natuurlijk bij jezelf:
'Hoe zit dat dan? Want dan blijft immers de hoogste en volmaakte geest toch nog
eeuwig niets vergeleken bij Mij!'
[GEJ.10_207,06] Ja, Ik zeg je dat je daar gelijk in
hebt: voor Mij is
weliswaar alles mogelijk, maar een tweede, volkomen aan Mij gelijk. Ik kan Ik niet
scheppen, evenmin als een tweede oneindige ruimte en een tweede eeuwig durende
tijd;
[JJ.01_000,08] Eerst door de dood van Jezus wordt God-Zelf volledig Mens [ook een volkomen geschapen mens], en door en vanuit die hoogste
goddelijke genade-ingreep de geschapen mens [wordt] tot
een
[relatief] nieuw verwekt
Kind van God tot god.
De geschapen Mens Jezus als de Zoon
Huishouding
van God, deel 1-002:10] Dit zeg Ik nu echter: dat Ik de enige, eeuwige
God ben naar Mijn drievoudige aard: als Vader ben Ik dat volgens Mijn
[ongeschapen] goddelijkheid, als Zoon volgens Mijn volkomen [geschapen]
Mens-zijn en als Geest volgens alle leven, werking en inzicht.
[JJ.01_300,01] Hoe heeft de Heer Jezus dan geleefd
van Zijn twaalfde tot Zijn dertigste jaar?
[JJ.01_300,02a] Hij heeft in Zichzelf voortdurend en
op de meest levendige wijze gevoeld [in Zijn almachtige alledaagse Ik] dat Hij de Almachtige Godheid was [in het
begin v.h. gevangen Godcentrum];
[JJ.01_300,02b]
Hij wist ook in Zijn
ziel [in Zijn alledaagse Ik] dat
alles, wat in heel de grenzeloze oneindigheid bestaat, voor eeuwig
ondergeschikt is en moet zijn aan Zijn geringste wenk. [de
zachtste wenk van het begin van het gevangen Godcentrum].
[JJ.01_300,03] Daardoor was er in Zijn ziel [in Zijn
geschapen alledaagse Ik] een
meest hevigste aandrang om over alles te heersen.
Jezus mocht nooit een eigen wil in zich
laten opkomen
GEJ.06_088,11a] … maar omdat Ik eerlijk gezegd wat Mijn
innerlijk geestelijk wezen [door het inwonende Godcentrum] betreft iets meer dan alleen maar puur een
[geschapen] mens ben, zo had Ik [als geschapen Mens] het eigenlijk moeilijker, …
[GEJ.06_088,11b] omdat Ik als [geschapen]
Mens van deze Aarde nooit
een eigen wil in Mij mocht laten opkomen, maar steeds heel precies de wil
moest opvolgen van Hem [van het goddelijk Centrum] die door Mij in deze wereld wilde
komen en de mensen het eeuwige leven wilde brengen en geven.
[Er.01_070,08a]…evenals
Ikzelf, toen Ik in het vlees op Aarde was, niet kon
en mocht doen wat Ik wilde maar alleen wat Diegene wilde, die Mij had gezonden. Deze
[het ongeschapen goddelijk Centrum] was wel in Mij, zoals Ik in Hem; maar het
was de Geest van God als Vader in eeuwigheid. [= het God-Centrum]
[Er.01_070,08b] Ik
echter was en ben Diens ziel [= Diens geschapen alledaagse Ik]. Deze [ziel = de
geschapen alledaagse Ik van Jezus] bezit wel haar eigen kennis en bekwaamheid,
zijnde als de hoogste ziel en de meest voleindigde ziel van alle zielen; [als de hoogste volbrachte geschapen
alledaagse Ik]
[Er.01_070,08c] maar
toch mocht deze ziel [deze hoogst volkomen, geschapen alledaagse-Ik van Jezus] niet doen wat ze wilde,
maar alleen dat, wat Degene wilde [wat het ongeschapen goddelijk Centrum wilde]
van Wie ze [van Degene van deze hoogst volbrachte, geschapen alledaagse Ik van
Jezus] was uitgegaan.
[Er.01_070,08d] Al
wilde de ziel [de hoogst volkomen geschapen alledaagse Ik van Jezus] ook de
laatste bittere kelk terzijde schuiven, dan toch wilde Hij [het ongeschapen
goddelijke Centrum], die in Mij [in deze hoogst volkomen geschapen alledaagse
Ik] was [en blijvend is], dat niet;
[Er.01_070,08e]
daarom
deed Mijn ziel [Mijn hoogst volbrachte geschapen alledaagse Ik] ook datgene wat
Hij [het ongeschapen goddelijk Centrum] wilde, die in Mij was [en eeuwig] is.
[JJ.01_300,06] Hij verdeemoedigde Zijn trots door
middel van de armoede; maar bedenken wij hoe hard dit middel wel moest zijn
voor Hem, aan Wie alles toebehoorde, maar Die desondanks niets het Zijne mocht
noemen!
[JJ.01_300,07] Hij legde Zijn heerszucht aan banden
door middel van een meest gewilligste gehoorzaamheid tegenover hen, die in
vergelijking met Hem praktisch niets te betekenen hadden!
[JJ.01_300,08] Zijn eeuwige absolute vrijheid deed
Hij geweld aan door Zichzelf hoe ontzettend moeilijk dat ook was -aan de mens uit te leveren, voor
de meest vernederende slaafse arbeid!
[JJ.01_300,09] Zijn uitermate sterke drang naar een
goed leventje bestreed Hij door zeer menigvuldig te vasten, zowel uit nood
alsook door Zijn Ziel daartoe vrijwillig gedreven!
[JJ.01_300,10] Zijn hang naar vrouwen onderdrukte Hij
door veelvuldige zware arbeid, door schrale kost, door gebed en door de omgang
met wijze mannen.
[JJ.01_300,11] Op dit punt had Hij zelfs extra veel te
verwerken doordat Zijn uiterlijk en de klank van Zijn stem buitengewoon
aantrekkelijk waren,
[JJ.01_300,12] waardoor de vijf dochters van Cyrenius over het algemeen dodelijk verliefd op Hem waren
en onder elkaar wedijverden om Hem het allermeest te bevallen.
JJ.01_300,13] Dit soort van liefde beviel Hem wel,
maar desondanks dwong Hij Zichzelf telkens weer tegen elkeen te
zeggen: 'Noli me tangere!' (Raak mij niet aan, laat me met
rust!)
[JJ.01_300,14] Waar Hij voorts de slechtheid van de
mensen op het eerste gezicht doorzag, en hun slinksheid en huichelachtigheid
door had, zoals Hij ook listigheid en egoïsme kende,
[JJ.01_300,15] daar is het begrijpelijk dat Hij vlug
opgewonden raakte, en dat Hij bijzonder gemakkelijk gekwetst en vertoornd kon
worden;
[JJ.01_300,16 maar door middel van Zijn liefde
kalmeerde Hij dan Zijn goddelijk gemoed, waarvan dan barmhartigheid weer het
gevolg was.
[JJ.01_300,17] Zijn
leven voerde Hij met
uitsluitend zware zelfverloochening, teneinde daardoor de ontwrichte eeuwige
orde te herstellen.
[JJ.01_300,18] Hieruit is gemakkelijk te zien, dat
Jezus deze achttien jaren als [ware geschapen Mens] heeft doorgebracht onder
onophoudelijke verleidingen en bestrijding daarvan.
Jezus waarste
ongeschapen God en gelijktijdig geschapen Mens
[GEJ.08_027,04] Zoals
jullie Mij nu als Godmens bij jullie zien, ben Ik met Mijn hele oercentraal
Wezen beslist volkomen en ongedeeld in jullie midden, hier in deze eetzaal op
de Olijfberg, en bevind Mij dus als
hoogst ware [ongeschapen] God en [hoogst ware geschapen] Mens
tegelijk nergens anders.
[GEJ.08_027,04b] Niet op
deze Aarde en nog minder op een andere; maar door de van Mij uitgaande kracht,
die de Heilige Geest is, vervul Ik toch alle hemelen en de aards materiële en eindeloze
ruimte met Mijn werkzaamheid. Ik zie daarin alles, van het grootste tot het
kleinste, ken alles, weet alles, bepaal alles en schep, leid en regeer alles.
Jezus is het Goddelijk Centrum
[GS.02_013,02a] Ik zeg
jullie: Jezus is enorm groots, dat, wanneer deze Naam wordt uitgesproken, de
hele oneindigheid beeft van overgrote eerbied.
[GS.02_013,03a] Jezus
is de waarachtige, meest eigenlijke, wezenlijke God [zowel] als [ongeschapen]
Mens [als ook als geschapen Mens]. Zoals stralen voortkomen uit de Zon, zo komt
uit Hem de gehele Godheid voort, die als geest van oneindige macht, kracht en
gezag de oneindigheid geheel en al vult.
[GS.02_013,02c] Maar
met de naam Jezus duiden jullie het volmaakte, machtige, wezenlijke centrum van
God aan.
[GS.02_013,03b] Jezus
is bijgevolg het alomvattende Wezen van de totale Godheid oftewel: in Jezus
woont de Godheid waarachtig, lichamelijk, wezenlijk in Haar oneindige
totaliteit. [Einde]
UpToDate 2023-2024