GENEZING EN GEZONDHEID
Keuze
uit de werken van de nieuwe openbaring door Jakob Lorber e.a. met een
voorwoord van Dr.Erich Heinze (arts)
Uitgeverij
De Ster –Breda - Ginnekenweg 124, 4818 JK Breda, Tel.. 076 226700.
Oorspronkelijke titel: Heilung und Gesundheitspflege
uitgegeven bij Lorber Verlag - Bietigheim-Bissingen 1980.
Foto omslag: J.de Vries
Druk: ICG-Printing - Dordrecht
Vertaling: JA. Kroneman
ISBN: 9065561323 NUGI: 747
Copyrights@1989 Uitgeverij De Ster -
Breda
Ten geleide.
Voorwoord van Dr. Erich Heinze
Verklaring van de titelafkortingen.
Inleiding: De mens -evenbeeld van God.
1. De menselijke drie-eenheid
2. Over de
geest als het fundament van het leven van de mens.
3. Geestelijke anatomie van de mens.
a) Uit 'Weltbild des Geistes', inleidende opmerking naar Viktor Mohr
b) Het hart als drager van het leven.
c) Bouwen functie van de menselijke hersenen
d) Bouwen functie van de ingewanden.
e) Over het ontstaan van het menselijk
lichaam.
f) Het oog en het proces van het zien.
g) De wijze waarop narcose werkt.
4. Het levenskrachtveld van de mens.
5. Over de
invloed van demonen en hoe deze is uit te bannen.
1. De erfzonde
als grondoorzaak van lichamelijke gebreken
2. Over de
nood van ziekte waaraan men zelf schuld is.
3. De
belangrijkste oorzaken van ziekten.
4. Doel van
ziekten,lijden en pijn
5. Over het
wezen van het bezeten zijn.
DEEL III –Over genezende hulp
1. Hulp door
voorbede.
2. Genezing
alleen met Godswil
3.
Vooronderstellingen voor goddelijke hulp.
4. Hemelse
raadgeving tot heil: trouw aan God.
5. Vertrouwen en gehoorzaamheid zijn beter
dan medicijnen
6. Vaderwoord
en gebed van iemand die hulp zoekt.
7. De
hoofdzaak -overgave en vertrouwen
8. Heil door
vaderlijke liefde
9. Voorwaarden voor het succes van
magnetische kuren om sterker te worden
10. Over het
heilmagnetisme
11. Allopathie, homeopathie, heliopathie,
hydropathie en magnetisme
12. Wenken met
betrekking tot de 'zonnekuur'
13. De meest
juiste en natuurlijke genezing.
14. Genezing
met kruiden
15. 'Gaat op
tot de bergen!'
16. Geestelijke genezing op afstand en door
het bestrijken
17. Genezing in bovenzinnelijke slaap
(hypnose)
18. Opwekken
van hypnose
19. Over
zwaarmoedigheid en de behandeling ervan.
20. Over
inenting tegen pokken
21. Kuur voor
mensen die aan scrofulose lijden.
22. Raad voor
mensen met 'dik bloed'
23. Wenken voor
een kuur van een bezetene.
24. Een wenk
voor het vrouwelijk geslacht.
1. Over de geestelijke basis van de
gezondheid.
a) Basisleer over de verzorging van lichaam en
ziel
b) Nederigheid, de basisvoorwaarde voor elk
heil.
c) Aards en hemels streven
d) Zegen der eenvoud
e) Het geestelijk nut van een natuurlijke
levenswijze
f) Wat de mens nodig heeft -en de aarde
biedt
g) Geveinsde heiligheid
h)
Geen bekrompenheid aangaande vreemde gebruiken.
i) Geen vlucht voor de wereld
k) Geen blinde wetmatigheid
2. Gezond huwelijk.
a) Waarschuwing
voor onreine wezens.
b) Zegen der kuisheid
c) Over het vermogen tot verwekken en het
juiste gebruik ervan
d) Een evangelie van het huwelijk.
e) Vaderwoorden op de huwelijksweg.
f) De wil van
God voor man en vrouw
g) Slechte huwelijken en hun vruchten.
h) Man en vrouw
3.
De opvoeding van kinderen
a) Over de ziel van de kinderen
b) Over de ernst van de opvoeding van kinderen
c) De belangrijkste regels voor een gezegende
opvoeding van kinderen.
d) Andere dingen over de opvoeding van
kinderen.
e) Wenken voor de voeding van zuigelingen.
f) Goede raad voor moeders die hun kind de
borst geven
g) Opvoeding van driftkoppen.
h) Raad voor meisjes in de puberteit.
i) Vruchten van slechte en goede opvoeding.
DEEL Va –Voeding
1. Het gevaar
van onzuivere spijzen en invloeden.
2.
Voedingsprocessen
3. Hoofdregel:
eenvoud en matigheid.
4. Over de
zegen van eenvoudig voedsel.
5.
Spijzegeboden van de Vader aan de eerste mensen.
6. Het eenvoudigste,
zuiverste en gezondste voedsel.
7.
Verschillende raadgevingen en aanwijzingen.
8. Voedsel voor
geestelijk ingestelde mensen.
9. Over de aard
van wijn en andere natuurgeesten.
10. Over het roken en andere dwaasheden.
11. Wenken met betrekking tot de voedingswijze.
12. Het
voorbeeld van de Heer wat betreft de goede voeding.
13. Over het vraagstuk van het vegetarisme.
14. Over het vraagstuk van vlees als dagelijks
voedsel.
1. Het echte
vasten
2. Over het zwelgen
en de ware zelfverloochening.
3.
Verschillende raadgevingen en wenken.
DEEL Vc –Uit Jezus' jeugd
1. Vrolijk ochtendmaal
2. Het
lievelingsgerecht van het kind Jezus.
3. Koude vis
met olie en citroensap.
4. God
welgevallige gasten
DEEL Vd -Tafelgebed, zegenbelofte, liefdemaal
1. Tafelgebed.
2. Zegenbelofte
3. Liefdemaal
1. Kleding
Verbondenheid met de natuur
-niet week worden!
2. Rust
a) Rusttijden in de geestelijke wereld.
b) De Heer als Voorbeeld
c) Ware rust en het nietsdoen
d) Lof der werkzaamheid
e) Meditatie en innerlijke zelfbeschouwing.
f) Ware Sabbatviering
3. Slaap
a) Nachtrust op ligstoelen.
b) Over het droomleven
c) Dromen en hun betekenis
d) Over het slaapwandelen
DEEL VIb Leeftijd, sterven, dood
1.
Ouderdomskwalen
2. Over de
doodsangst
3. Over de
zelfmoord
4. Over het
sterven en de dood
Over de voortijdige dood.
DEEL VII –Over het leven met en
zonder God
1. Waar geen arts meer kan helpen
2. Beloften en raadgevingen
3. Troostend
licht voor hen die hulp zoeken.
4. Liefde, het alles genezende middel.
5. De arts die
op meer dan één manier gezond maakt.
6. Genezing
door geestelijke ommekeer.
7. Over het ware heilsstreven
8. De bescherming in de ark van Noach.
9. Ken uzelf!
10. Bij d horlogemaker
11. Over de zegen van het gebed
12. Het ware geloof
13.
Profetenscholen, wegen om tot geestelijke voltooiing te komen
14. Andere
woorden aangaande het leven met en zonder God
Het is
misschien goed hier nog een toelichting te geven ten behoeve van hen die nog
niet eerder kennis maakten met de geschriften van Jakob Lorber, Gottfried
Mayerhofer of Ida Kling. Tijdens het lezen kunnen vragen rijzen met betrekking
tot de wijze waarop deze geschriften tot stand zijn gekomen en wat de meer
algemene geestelijke achtergrond ervan is. Wij hebben enige informatie dienaangaande
samengebracht in de appendix (pag. 272). De lezer kan deze informatie indien
gewenst dus eerst lezen.
Ook voor
degenen die reeds vertrouwd zijn met.de geschriften van de Nieuwe Openbaring is
het wellicht zinvol er hier ten overvloede op te wijzen dat de gekozen citaten
in de tijd soms 2000 jaar overbruggen, bijvoorbeeld teksten 4it het Grote
Johannes Evangelie en teksten die betrekking hebben op de tijd waarin Jakob
Lorber zijn dictaten opschreef. Wat de medische adviezen betreft is het
mogelijk ook nuttig om te beklemtonen dat sommige adviezen betrekking hebben
op een ander klimaat en een andere omgeving dan dat van Nederland in de huidige
tijd. Vanzelfsprekend zijn ook de medische terminologie en diagnostiek
aangepast aan het algemene kennisniveau van het midden van de vorige eeuw.
Sommige termen, zoals 'zenuwgeest' of 'levenskrachtveld' zouden misschien
vervangen kunnen worden door meer moderne of algemeen geaccepteerde, zoals
'etherisch lichaam' of 'aura'. Om verwarring daarin echter te voorkomen hebben
wij gemeend de oorspronkelijke terminologie te moeten handhaven.
De uitgever.
In dit boek
wordt genezing en gezondheid vanuit een andere visie bekeken dan gewoonlijk het
geval is. Veel mensen vragen zich af waarom er eigenlijk ziekte bestaat. Kon de
goede God de mens niet scheppen zonder de plaag van ziekten en pijn? Is het
werk van de Schepper derhalve niet een onvolmaakte schepping? Zo deed men al
van oudsher onderzoek en de artsen deden en doen hun best om door middel van
allerlei methoden en langs velerlei wegen de zieken te helpen. Maar hoe wil een
arts een goede therapie toepassen als hij geen juiste diagnose kan stellen, als
hij niet weet wat de eigenlijke oorzaak van een ziekte is?
Door de
geschriften van de Nieuwe Openbaring van Jakob Lorber vernemen we belangrijke
dingen over het wezen van de ziekte en haar oorzaken. Overeenkomstig die
geschriften zou elk mens allereerst moeten weten dat hij uit de drieëenheid
van lichaam, ziel en geest bestaat.
Wat is het
lichaam ? Daarover Jezus in het Grote Johannes Evangelie (Gr.Joh.Ev.) Deel 11,
hfd. 227: "Het lichaam van een mens is op zichzelf genomen niets anders
dan een kunstige machine die door de vrije wil van de ziel in menigvuldige
beweging kan worden gezet." De geest als goddelijke vonk is in het hart
van de mens in zijn polariteit gelokaliseerd.
Een
omschrijving geeft Jezus in het Gr.Joh.Ev. deel VIII ,hfd.56, 5-6: "In het
hart van de mens bevinden zich twee ontzettend kleine, nietige puntjes, voor
het oog nauwelijks zichtbare kamertjes, die overeenstemming vertonen met de
beide grote bloedkamers. Hoe klein echter deze punten ook mogen zijn, ze
bepalen door hun wijze van zijn totaal het leven van het hart en daardoor van
het gehele lichaam met al zijn organen. Het eerste en belangrijkste kamertje
stemt overeen met wat tot de g e e s t behoort en derhalve het eigenlijke
leven is, en we zullen het het bevestigende noemen. Het tweede minder
belangrijke, hoewel voor het leven van het lichaam absoluut noodzakelijk,
willen we het ontkennende noemen. Het stemt overeen met de materie. Dit heeft op zichzelf geen leven,
maar is slechts een vat waarin het leven wordt opgenomen en dit met elke nieuwe
hartslag uit het bevestigende kamertje opnieuw opneemt en vervolgens door het
bloed aan het hele lichaam meedeelt.
Jezus
omschrijft de ziel van de mens als volgt in het Gr.Joh.Ev., deel II, hfd.
169,3: "De ziel van een aards mens is een samenstelling van vele
levensdeeltjes die, uit satan genomen, in de materie van de aarde worden
gevangen gehouden, door deze materie vervolgens via het plantenrijk in de vele
fasen van het dierenrijk overgaan en zich uiteindelijk in de vorm van een
potentie, die uit ontelbare oerzieledeeItjes bestaat, tot een mensenziel
vormen. Bij de schepping in de schoot van de vrouw worden deze deeltjes
stoffelijk en kunnen vervolgens geboren worden." De zielen die zich op
deze manier uit de elementen van de aarde ontwikkelden, worden in de Nieuwe
Openbaring aangeduid als 'van beneden' komend. De zielen die van andere sterren
komend op onze aarde reïncarneren worden als 'van boven' komend aangeduid. De
reïncarnaties van de van andere sterren op onze aarde gereïncarneerden kunnen
menigmaal plaatsvinden. Jezus zegt tegen de Griekse geleerde Philopold, dat hij
op andere sterren reeds voor de twintigste keer is gereïncarneerd. Aldus is de
ziel het eigenlijke lichaam van de mens, dat in al zijn delen overeenstemt met
het fysieke lichaam. Als etherisch-substantieellichaam maakt het zich bij de
dood van de mens los van het fysieke lichaam en bestaat verder.
Door het
buiten God geplaatst zijn van de mens is hij door zijn bewustzijn en zijn
vrije wil een evenbeeld van God in zijn schepping. De vrije wil, onder de
invloed van het geweten in zijn g e e s t verankerd, stelt hem zowel tot al
het goede als ook tot al het kwade in staat. Deze vrije wil bracht Lucifer en
zijn aanhang ten val, terwijl het andere grotere leger van geestelijke wezens
zich uitsprak voor de goddelijke ordening. Door de goddelijke geestesvonk, met
Gods wezen verwant, heeft de mens in zich de roeping tot het hoogste
kosmisch-goddelijke bewustzijn en tot de hoogste geestelijke functies; dit al
naargelang en in zoverre als hij zijn ziel van de materie, welke luciferisch
van aard is, heeft bevrijd.
Jezus in het
Gr.Joh.Ev.,II , hfd. 210,12-15: "Blijft de ziel in de stoffelijke materie
met liefde en heerlijk welbehagen volharden, dan is ze net zo onrein als de
meest onreine geesten van haar lichaam. Ze blijft daardoor in de zonde en dus
in de hel en in de dood. Indien ze op de wereld ook net als haar lichaam
voortleeft, is ze echter zo goed als dood, voelt ook de dood in zich en heeft
er een grote vrees voor. Want de ziel kan in zo'n zondetoestand doen wat ze ook
maar wil, ze kan het leven echter niet vinden, hoewel ze het bovenmatig
liefheeft. Hierin ligt ook de reden waarom vele duizenden en nog eens duizenden
mensen van een leven van de ziel na de dood van hun lichaam net zo veel weten
als een steen die langs de weg ligt. En als men hun daarover iets vertelt,
lachen ze hoogstens of ze worden zelfs kwaad en wijzen de wijze de deur. En toch
zou ieder mens op z'n laatst op z'n dertigste jaar zover met de vorming van
zijn ik moeten zijn, dat voor hem het volgende, vrije leven na de dood van het
lichaam net zo volledig bewust en zeker is als voor een adelaar de vlucht hoog
in de lucht. Maar hoe ver is de mens, die er pas naar begint te vragen, daarvan
nog verwijderd! En hoe ver zelfs diegenen die er helemaal niets van willen
horen en zo'n geloof zelfs iets doms vinden. Zulke mensen bevinden zich
dientengevolge gedurende hun gehele aardeleven in de hel en zijn in die zin
volledig dood."
Aldus staat de
ziel van de mens tussen materie en geest in. De mens heeft het door zijn vrije
wil, die niet door God wordt aangetast om de mens niet in een gerichte, d.w.z.
gedwongen toestand te brengen in eigen hand zijn ziel te vergeestelijken of te
vermaterialiseren. Jezus zegt dat als een mens zijn ziel voor driekwart aan het
vlees heeft prijsgegeven deze in het hiernamaals in een zeer behoeftige
toestand een lange, moeilijke weg voor zich heeft, terwijl ze hier op aarde de
mogelijkheid bezit deze lange, moeilijke weg door een leven in overeenstemming
met de goddelijke ordening te verkorten. Deze bestaat voor de mens uit het
opvolgen van de Tien Geboden van God -die geen 'moeten-wetten' zijn -en die in
hun totaliteit de beide geboden van de liefde tot God en tot de naaste
bevatten, met name in het bijzonder de daadwerkelijke naastenliefde. In het
Gr.Joh.Ev.III, hfd. 12 zegt Jezus: "Door allerlei zelfverloochening wordt
de ziel vrijer en wordt ook de juiste harding van het lichaam tot stand
gebracht. Waarechter alle zorg wordt gegeven aan vertedering van het lichaam,
daar is geen vrije, sterke ziel meer en doet zich over zulke zwakke lichamen
een zachte, verpestende invloed gelden, dan kan de dood gretig oogsten. Maar
niemand staat er bij stil, dat al dat lijden, alle ziekten, alle oorlogen, alle
duurte, honger en pest enkel en alleen daarin hun oorzaak vinden dat de mensen
in plaats van voor hun ziel en hun geest alles te doen overeenkomstig Gods
ordening, alleen maarvoor hun lichaam zorgen!" En in het Gr.Joh.Ev. V,hfd.
75 staat: "De pijn welke het lichaam ondergaat is steeds alleen maar het
gevolg van een zich gedeeltelijk ontdoen van de ziel van het lichaam. De
belangrijkste reden voor een pijn, die steeds alleen door de ziel, echter nooit
door het lichaam wordt ervaren, ligt in de druk die een of ander te traag en
dus ook te zwaar geworden lichaam op een of ander levensdeel van de ziel
uitoefent."
Gr.Joh.Ev.VI,
hfd. 13, 8: "Op zichzelf beschouwd is het vlees dood en heeft het geen
ander leven dan alleen maar het tijdelijke meeleven uit de levenskracht van de
ziel die met de geest verwant is, er sterk op lijkt en daarmee één kan worden,
als ze zich volledig van de wereld afwendt en zich alleen richt op het meest
innerlijke, geestelijke volgens de manier waarop Ik het u door Mijn leer en
Mijn eigen voorbeeld heb getoond."
Deze in alle
beknoptheid geschetste uiteenzettingen over geest, ziel en lichaam zijn
noodzakelijk om de vraag op te lossen: wat is ziekte? Waardoor ontstaat ze en
hoe is ze te genezen? Zoals we reeds hebben gezien is het wezen der ziekte
gefundeerd in de wanorde, het in strijd handelen met de goddelijke ordening.
Omdat de wanorde van de geest en de ziel uitgaat, gaat ook de ziekte daarvan
uit, die zich vervolgens ook uit in dysfuncties van het lichaam. De op die
manier van de ziel uitgaande ziekte kan men niet met chemische preparaten of
door andere toepassingen van buitenaf genezen, maar ze kunnen vanuit hun
oorzaak slechts vanuit de ziel uitgeschakeld worden. Men kan wel meer dan eens
de symptomen van een ziek lichaam doen verdwijnen, maar het kwaad zelf is
hiermee niet uitgeschakeld (Gr. Joh.Ev.IX, hfd. 35, 6 7). Hoezeer de
psychische instelling van een mens van doorslaggevende betekenis is voor zijn
lichaam zegt Jezus met de volgende woorden: "De ziekten van het lichaam
zijn de bittere gevolgen van het niet opvolgen van de door Mij voorde mens duidelijk
uitgesproken geboden. Wie deze geboden vanaf zijn jeugd trouw onderhoudt, zal
tot op hoge leeftijd geen arts nodig hebben, en zijn nakomelingen zullen niet
aan de zonden van hun ouders hoeven te lijden." Jezus genas doordat Hij,
zoals Hij zegt, de ziel van de zieke, indien deze nog niet al te zeer tot vlees
is geworden, vrij maakt en vervolgens daarin de levensvonk wekt door het geloof
in Hem, dat wil zeggen het herstel van de relatie tot God. Tot de genezene
zegt Hij dan gewoonlijk: Zondig niet meer, of Hij voegt eraan toe: opdat je
niet nog iets ernstigers overkome.
De geneeswijze
van Jezus en de apostelen die stellig door Jezus een bijzondere kracht om te
kunnen genezen kregen, alsmede de mogelijkheid van genezing van mens tot mens
of de genezing door zelfhulp in het gebed wordt in het onderhavige werk van de
Nieuwe Openbaring door Jakob Lorber uiteengezet, en er wordt in verklaard welke
betekenis het ziek zijn heeft en hoe het kan bijdragen tot loutering van de
ziel. Gr.Joh.Ev.II, hfd. 169, 12, Jezus tot Petrus: "De meeste ziekten van
de mensen moeten verhinderen dat de ziel één worde met het vlees, dat ook bij
de kinderen van het Licht uit de verbannen satan is genomen. Bij de kinderen
van het Licht is het bijzondere dat hun lijden, als hun ziel vlees wil worden,
hun vanuit de hemel wordt aangedaan. Ook de pijnen van de kinderen van de wereld
worden om deze reden vanuit de hemelen opgelegd en toegelaten, maar zijn
echter toch pijnen van de hel, omdat het lichaam van het kind van de wereld het
als een deel van satan meevoelt wanneer door de geweldige invloed van de hemel
aan de hel een deel van haar algehele leven wordt ontnomen."
In het
Gr.Joh.Ev. VIII, Hfd. 16, 12 zegt Jezus over het lijden van de mensen:
"Over mensen, die door allerlei wereldse zaken hun ziel te zeer aan hun
vlees hebben gebonden, komt tenslotte meestal bitter leed, want zo'n ziel moet,
wil ze niet volledig in haar vlees onder gaan, met grote kracht daarvan
losgemaakt worden, wat ook in het lichaam veel pijn veroorzaakt. En dat is goed
voor de ziel, omdat zij door pijn en leed van haar vleselijke lusten wordt
gereinigd en daardoor in het hiernamaals gemakkelijker verder kan komen op de
weg van het geestelijk leven."
G.Joh.Ev. X,
Hfd. 148, 12: Tot een vrome Jood, wiens verlamde zoon Jezus had genezen, zegt
Hij: "Je hebt nu ingezien, dat een rechtschapen Jood ook bij lichamelijk
kwaad steeds meer op God zijn vertrouwen moet stellen in plaats van op de vaak
onwetende artsen van deze wereld, want waar geen arts meer kan helpen daar kan
God alleen nog zeker helpen. En Ik wist immers ook dat Ik tot u zou komen om u
door middel van de genezing van uw zoon een teken te geven dat Ik de Heer ben
en dat voor Mij niets onmogelijk is."
Zo werd in
deze uiteenzettingen betoogd dat het wezen van ziekte, genezing en gezondheid
gezocht moet worden op het gebied van het geestelijk-psychische in de mens.
Vanuit dit gebied komen de functies van het lichaam tot stand en worden door
het 'levenslichaam', dat net als de zielook van substantieel-etherische aard
is, gestuurd. De inhoud van dit boek helpt de lezer tot deze inzichten te
komen.
Dr.Erich
Heinze (arts)
"Wanneer Nazareth je niet geneest, dan geneest de
hele wereld je ook niet".
De Jeugd van
Jezus, Hfd.278.
Verklaring van
titel-afkortingen
B M = Bisschof
Martin (hfd en alin.)
Ed = Aarde en Maan (Erde und
Mond) (Hfd)
Fl = De Vlieg (opgenomen in 'Geheimen
der Natuur)
(Die Fliege) (Hfd)
G.M. = Gottfried Mayerhofer (Datum)
Gr.Joh.Ev. =
Het Grote Johannes Evangelie (11 delen) (Das grose Evangelium Johannes)
(DI.,Hfd. en alin.)
Heilkr. = Die Heilkraft des Sonnenlichts
Hi = Himmelsgaben (2 delen; dl. en datum)
I.K. = Ida
Kling (Datum)
J.J = De Jeugd van Jezus (Die
Jugend Jesu) (Hfd.)
J.L. = Jakob Lorber (Datum)
Lao = Paulus' Brief aan Laodicea (Paulus' Brief an Laodizea)
LGh = Lebensgeheimnisse (door Gottfried Mayerhofer)
(pag.)
NO = Neuoffenbarung (naslagwerk
op het Lorber-oeuvre;
door Dr.Walter Lutz)
NS = Die natlirliche Sonne (Hfd)
NZ = Naturzeugnisse
RBI = Robert Blum (2 delen; nieuwe titel: Von der Holle bis
zum Himrpel) (DI., Hfd. en alin.)
SGh =
Schopfungsgeheimnisse (door Gottfried Mayerhofer)
WdG = Weltbild
des Geistes ( door Viktor Mohr; uittreksels uit de Lorberwerken)
De nummers van
de pagina's verwijzen naar de Duitse boeken (!) De in de tekst tussen haakjes
geplaatste notities zijn toegevoegd door de uitgever.
INLEIDING
(Geciteerd uit
de samenvatting van teksten uit de Nieuwe openbaring, Deel I )
Gr.Joh.Ev. IX/22 (5-6) (N.O.p.185) De Heer:
"Indien de mensen van deze aarde kinderen Gods willen worden, moeten ze in
alles zo volmaakt trachten te worden als de eeuwige, heilige Vader in de hemel,
die in zichzelf de eeuwige liefde, waarheid en macht is en al het oneindig
goede, rechtvaardige en heerlijke. Daarom ook staat er in de schrift: 'Naar
Zijn gelijkheid schiep God de mens en Hij maakte hem naar Zijn evenbeeld en
blies hem Zijn adem in, opdat hij een levende, vrije ziel worde!' Op deze manier
zijn de mensen van deze aarde niet slechts schepsels van de almacht van Jehova,
maar kinderen van Zijn Geest, dus van Zijn liefde."
Gr.Joh.Ev. 11/222 (4-5) (N.O. p.187) De Heer: "De
mens is de reden en het einddoel van de totale schepping; hij is het uiteindelijke
resultaat van al het werken vooraf van God. En omdat juist de mens dat is wat
God door alle eerdere scheppingen bereiken wilde en ook bereikt heeft, zo
stemt ook alles in de hemelen en op alle hemellichamen overeen met de
mens."
BM, Hfd.163, (3) (N.O.p.187) "De mensengestalte
is de eigenlijk goddelijke, omdat God ons mensen naar Zijn evenbeeld zowel
uiterlijk als innerlijk heeft gemaakt."
Hi II, p.135 (2,3,8) (N.O.p.186) De Heer: "Het is
waarlijk niet iets gerings dat een mens uit het moederlichaam op deze wereld
wordt geboren. Wan t wat hiertoe be
hoort, eer een
mensenziel na alle fasen (van de geestelijke natuurrijken) doorgemaakt te
hebben rijp wordt voor de geboorte in de (mensen )wereld, geloof Mij, is meer
dan gij tot in eeuwigheid in staat zult zijn om te begrijpen! Dat de wording
van een mens voor Mijzelf niet iets gerings is bewijzen immers alle daden en
eerdere scheppingen, welke alleen voor de mens tot stand werden gebracht.
Dientengevolge is het dan ook billijk en gerechtvaardigd dat zelfs de
geboortedag voor elk mens een belangrijke dag moet zijn, omdat het geen
toevallige, maar een al van eeuwigheid her berekende dag is! Want pas toen de
werelden vanuit de oer-centraalzonnen neerwaarts waren gevormd, werd elk
wereldatoom precies op het duizendste van een seconde berekend, wanneer het zou
worden opgelost. En was de grote berekening eenmaal bepaald, pas op dat moment
ontstonden de organische scheppingen op de hemellichamen door alle fasen heen
in de op de meest wijze manier berekende ordening. En daarna kwam eindelijk de
mens als het volmaaktste organisme dat tot opnemen in staat is, volmaakter dan
alles wat aan hem voorafging, als een volmaakt herenigingspunt van het eens van
Mij uitgegane leven."
Fl. Hfd. 7,9 en 24 (N.O.p.186) De Heer: "God
heeft als gevolg van Zijn oneindige liefde naar behoefte al eeuwigheden her
schepsels van allerlei soort geschapen, van de meest volmaakte geest neerwaarts
tot het meest onbetekenende atoom-diertje. Al deze ontelbare wezens heeft God
uit Zijn eigen kracht -elk naar zijn aard -van Zijn leven gegeven, opdat de som
van hun leven zou overgaan in een meer volmaakt en krachtiger leven en aldus
voortgaande tot de ziel van de mens, die tegelijk in staat is het sterkste
leven (van de geest) dat uit Mij is, in zich op te nemen. Dit leven kan zich
met Mij door de liefde nu weer volledig tot één kracht verenigen."
Fl. Hfd. 7.
(5-6) (N.O.p.95) De Heer: "Om het oneindige, meest volmaakte, meest vrije
leven van God te begrijpen, moet u zich een oneindige ruimte indenken waarin
zich een middelpunt bevindt, van waaruit naar alle kanten stralen zonder einde
uitlopen, die weliswaar vanuit het middelpunt beginnen, maar waarvan het eind
nergens valt te zien. In dit centrum is alle levende kracht van de gehele
oneindigheid verenigd en deze gaat van dit centrum weer in de gehele
oneindigheid uit. Opdat deze levende kracht echter niet te zeer verstrooid rake
in het oneindige en daardoor zwakker zou worden, heeft ze door de gehele oneindigheid
van de eeuwige ruimte oneindig veel levensverzamelpunten gecreëerd, waarin het
leven zich in zekere zin zelf opvangt en daarna terugkeert naar zijn
oer-eeuwige centrale punt."
GS II /126 (19-20) (N.O.p.95) De Heer: "Ik strooi
het leven in de kleinste deeltjes uit M ii uit in de oneindige gebieden van
Mijn overal werkzame Zijn, om uit elk van deze kleinste levensdeeltjes een
buitengewoon versterkt leven terug te krijgen. Buiten Mij bestaat er nergens
leven en daarom ben Ik ook eeuwig de voedingsbron voor al het leven!"
H 1/185 (19-22) (N.O.p.95/96) Op de vraag van Ghemela
de hemels reine, deemoedige dochter van de aartsvader Zuriël 'Wat is leven ?'
onderricht Abedam-Jehova haar en de kinderen van de hoogte: " Wat het
leven in Mij Zelf is zou voor jou onmogelijk te begrijpen zijn, want zoals Ik
Zelf het meest oorspronkelijke leven ben voor eeuwig en oneindig, zo zal ook
de hoogste en van grootste wijsheid doordrongen cherubijn nooit in staat zijn
dit te begrijpen. Het leven in jou echter is Mijn adem in jou, of Mijn
volmaakte evenbeeld in welk mens dan ook. Zoals ik M ii echter in het helderste
bewustzijn van het meest volmaakte leven bevind zo heeft ook elk schepsel een,
hoewel voor jou onbegrijpelijk klein deel van Mijn leven in zich, en is daardoor
voor zijn behoefte geheel levend. Al het leven is echter van dien aard dat het
zich voortdurend kan vermeerderen en kan groeien door Mijn onophoudelijk binnen
stromen; hoe volgroeider het leven echter wordt, des te volmaakter doet het
zich dan ook altijd voor. Maar het wordt zich pas dan van zichzelf bewust, als
met het vonkje der liefde ook een vonkje van het genadelicht uit God wordt
ontvangen; met dit licht herkent het gegeven leven zijn eigen Zelf en wordt
vrij om zich ervan bewust te zijn. Als echter dit van zichzelf bewuste leven
zich ook bewust wordt van zijn eeuwige, heilige oorsprong en daaraan dank en
eer geeft, liefde en aanbidding en diens wil erkent, dan pas wordt het volkomen
vrij en een kind der eeuwige liefde en van het eeuwige leven."
Gr.Joh.Ev. VII /147 (9) (N.O.p.188) Een verlicht
iemand uit Boven-Egypte: "Als het b ii de mens om iets gerings zou gaan
dan had God hem niet zo wonderbaarlijk wijs en kunstig toegerust, zodat de mens
reeds gelet op zijn lichaam een allergrootst meesterwerk in de gehele materiële
schepping is en ten tweede had God hem niet een ziel gegeven die aan Hem, de
Schepper, in alles gelijk kan worden wanneer deze dat in ernst wil -en ten
derde zou God niet reeds zo vaak tot de mensen zelf gesproken hebben en hen
hebben onderricht wat Zijn wil is, welke bedoelingen Hij met hen heeft en wat
ze bereiken kunnen."
Gr.Joh.Ev. VIII /140 (5) (N.O.p.187) De engel Rafaël:
"Alles wat op aarde en op alle sterren gebeurt, dat gebeurt alleen voor
het beste van de mens; want alleen in de mens ligt de reden en het doel van
elke schepping in de oneindige ruimte."
Gr.Joh.Ev.
1/165 (7-8) (N.O.p.187) De Heer onderricht de verstandige, erudiete tollenaar
Kisjonah: "Een groot deel van de voor iouw begrippen ontelbare oergeesten
heeft de vrijheid van zijn wil misbruikt en wordt daardoor bedreigd met het
gericht. Uit zulke geesten waaruit deze gehele aarde en alle ontelbare andere
werelden, zonnen en manen bestaan komen, volgens in elke natuur onveranderlijk
vastgelegde wetten, de mensen van deze aarde alsook van de andere werelden
voort. Dit langs de bekende weg van voortplanting en geboorte en zij moeten
daarna door opvoeding en onderwijs tot waarachtige mensen en na aflegging van
hun lichaam tot zuivere en geheel vrije geesten worden gevormd."
Hl 11/110 (7 e.v.) De Heer heeft de mensen hun zwakke
kanten gegeven voor eigen, zelfstandige oefening. Juist door deze zwakke kanten
is onze geestelijke vrijheid bepaald, en door het inzicht daarin en de overwinning
ervan kunnen we pas volmaakt vrij in de geest worden.
Want het
zwakke in ons is een door de Heer met opzet onafgemaakt deel van ons wezen dat
we (met goddelijke genadehulp) zelf moeten volbrengen om daardoor het
Gode-gelijk-zijn in ons sterker makend te rechtvaardigen en een waarachtig vrij
leven voor immer door onszelf te stichten.
Als we echter
onze zwakheden liever bedekken dan deze open in ons zelf te willen dragen,
brengen we onszelf slechts schade toe en zijn we er zelf schuld aan als we aan
het eind erdoor ten onder gaan.
Gr.Joh.Ev. VII /141 (3,4) (N.O.p.188) De Heer:
"God is geen trotse keizer op een gouden troon, die zijn onderdanen als
verachtelijke wormen beziet en elk met de dood bedreigt die Hem zonder
toestemming wil naderen. God is tot in eeuwigheid een volmaakt Meester in het
grootste alsook in het klein ste. De mens is echter het volmaaktste van de
ontelbaar vele verschillende schepsels, het hoogtepunt van de goddelijke
liefde en wijsheid en ervoor bestemd een evenbeeld van God te worden. Hoe zou
God zich dus voor Zijn meest voortreffelijke werk schamen en het voor onwaardig
houden als dat Hem zou naderen ?!"
Gr.Joh.Ev. 11/6 (3) (N.O.p.187) De Heer:
"Gods hoogste zaligheid is de mens die zich in Zijn orde ontwikkelt. In
hem vindt God Zijns gelijke weer."
1. De
menselijke drie-eenheid
Gtr. p. 380.
a) De mens is
volgens de leer van de Nieuwe Openbaring een drie-eenheid van geest, ziel en lichaam.
Het lichaam heeft in deze drieklank een meer ondergeschikte, dienende
betekenis. Het heeft geen andere taak dan voor de ziel en de geest een vat en
een deugdelijk werktuig te zijn, door welks opbouw, instandhouding en wijs
gebruik de ziel onder leiding van de goddelijk verlichte geest de bereidwillige
en gezegende dienst in Gods orde moet leren. Over de belangrijkheid dat de
mens zich van zijn ware wezen bewust wordt, informeert de Heer een bekeerde
Farizeeër: het leven van de mens bergt in zich een hoeveelheid vragen, waarvan
het einde niet te vinden zou zijn zonder verlichting van boven. Zo is ook de
verhouding tussen lichaam en ziel een diep raadsel en juist vandaag de dag
worstelt de mensheid in het bijzonder om inzicht te krijgen in deze dingen.
Kunnen we de ziel door het lichaam en het lichaam door de ziel genezing
verschaffen? Wat zal er dientengevolge gebeuren als het lichaam in zijn
hoedanigheid en zijn functies niet in orde is? Wat heeft over deze vraagstukken
de grote bode uit het rijk van het licht, Jakob Lorber, te zeggen ? Hoe kan de
zieke mens vanuit geestelijk standpunt geholpen worden?
Gr.Joh.Ev.
III/24 (6 -12,14)
b) (De Heer:)
"Zie, de mens is volledig naar Gods evenbeeld geschapen en wie een
volmaakt besef van zichzelf wil hebben, die moet weten dat hij als één en
dezelfde mens uit drie persoonlijkheden bestaat. Je hebt een lichaam voorzien
van de noodzakelijke zintuigen en van de voor een vrij, zelfstandig leven nodige
ledematen en bestanddelen.
Dit lichaam
heeft voor de benodigde verfijning van de in hem wonende ziel een geheel eigen
natuurleven dat zich van het geestelijke zieleleven in alles sterk
onderscheidt. Ook de ziel is op zich een volledig mens met de
geestelijk-substantieel zelfde bestanddelen als het lichaam en naar een hogere
geestelijke analogie zich daarvan net zo bedient zoals het lichaam dat doet
van zijn materiële. Hoewel enerzijds echter het lichaam en anderzijds de ziel
twee verschillende mensen of personen voorstellen, van wie elk voor zich een
voor hem typische bezigheid uitoefent, vormen ze in wezen slechts één mens.
Het lichaam moet de ziel dienen en deze met haar verstand en wil het lichaam
reden waarom de ziel voor de handelingen waarvoor ze het lichaam gebruikt net
zo verantwoordelijk is als voor haar eigen handelingen, die uit allerlei
gedachten, wensen en begeerten bestaan. Als we het leven van de ziel echter
nader beschouwen, dan zullen we spoedig ontdekken dat ze zich als een
substantieel mensenwezen niet op een hoger niveau bevindt dan de ziel van een
dier, waarbij van een verstand en van een hogere, vrije beoordeling der dingen
en verhoudingen geen sprake is. Dit hoogste, aan God gelijke vermogen in de
mens komt tot stand door een zuiver essentieel, geestelijk derde mens, die in
de ziel aanwezig is. Door hem kan de ziel het ware van het verkeerde, en het
goede van het kwade onderscheiden, kan ze volledig vrij denken en willen en
zich volledig aan haar geest gelijk maken, indien ze met haar vrije wil voor
het ware en goede besluit. Hoewel een in de geest dus volledig wedergeboren
mens slechts één volmaakt mens is, bestaat zijn diepste wezen toch te allen
tijde uit een goed te onderscheiden drieheid."
Gr.Joh.Ev.III/42
(4:6)
c) (Mathaël
tot de bekeerde Suetal:) "Vriend, wanneer je dit nog niet weet, dat in
elke ziel een geest van al het leven woont, dan kun je zeker nog lang niet (het
ware wezen van de mens en jezelf) begrijpen. ..
De ziel is immers slechts een vat van het
leven uit God, maar nog langniet het leven zelf; want zou ze het leven zelf
zijn, welke profeet zou haar iets van het bereiken van het eeuwige leven, of
omgekeerd van een mogelijk eeuwige dood, hebben kunnen vertellen? Omdat
echter de ziel pas op de weg van de ware, goddelijke deugd tot het eeuwige
leven kan geraken, hetgeen ook nog door veel voorbeelden kan worden bewezen,
dan kan ze toch onmogelijk het leven zelf, maar slechts een vat zijn om dit op
te nemen.
Slechts een
vonkje in het centrum van de ziel is dat wat men Geest Gods en het eigenlijke
leven noemt. Dit vonkje moet gevoed worden met geestelijke spijze, zijnde het
zuivere Woord van God. Door deze spijze wordt het vonkje groter en machtiger in
de ziel, trekt uiteindelijk zelf de mensengestalte van de ziel aan, doordringt
de ziel tenslotte volledig en vormt aan het eind de gehele ziel in zijn wezen
om. Dan wordt de ziel echter zelf ook totaal leven, dat zich als zodanig tot in
het diepste doorgrondt".
2. Over de
geest al.s het fundamentele leven van de mens
Gr.Joh.Ev.
IV/76 (9-11)
(De discipel
Johannes:) De geest is het meest innerlijke gezichtsvermogen van de ziel,
waarvan h et licht alles doordringt omdat het een heel innerlijk en zuiver
licht is. Wanneer jouw geest in jou wakker wordt zul je zijn stem als
lichtende gedachten in je hart ervaren. Hier moet je goed naar luisteren en je
daarin je gehele levenssfeer naar richten, dan zul je daardoor voor je geest
een steeds groter arbeidsterrein verschaffen; aldus zal de geest in jou tot
mannelijke grootheid groeien en zal je gehele ziel doordringen en met haar je
gehele materiële wezen. Heb je die zienswijze bereikt dan ben je ook in staat
niet alleen dat te zien en te begrijpen wat alle natuurlijke mensen met hun
zintuigen zien en waarnemen, maar ook die dingen die voor de gewone mens niet
te onderzoeken zijn.
3. Geestelijke
anatomie van de mens
a) Uit:
'Weltbild des Geistes', inleidende opmerking naar V.Mohr:
Men kan niet
verwachten met behulp van zuiver materiële methoden en hun middelen tot in de
mysteriën van het leven door te dringen.
Hier blijft de
mens steeds op de gave van het innerlijk schouwen, op de kracht van het zien
van zijn geestelijk oog, aangewezen. Het is geen toeval dat juist de
contemplatieve wijze van beschouwen uit het Oosten ons in talloze, vooral
oud-Indische geschriften, een anatomie van het fijnstoffelijke mensenlichaam
heeft nagelaten: van dat etherlichaam dat het vegetatieve leven van het fysieke
bestaan regelt en welks straalorganen (chakra's) het verbindende element
tussen het primaire zieleleven van de mens en het door hem mede opgewekte leven
van het lichaam vormen.
De afwijzing
van deze feiten door de westerse medische wetenschap is de reden waarom deze in
principe nauwelijks meer in staat is verder te komen dan het tot nu toe
bereikte. Hoger nog dan dit naar binnen gekeerde psychische schouwen staan die
zeldzame kennisgevingen van de geest, die door het inspiratieve 'innerlijke
woord' soms aan de aardemens worden gegeven. De tot op heden belangrijkste
drager van deze goddelijke gave was de mysticus Jakob Lorber. In zijn
geschriften staan op meerdere plaatsen belangrijke aanwijzingen met betrekking
tot het wonder van het menselijk lichaam met de grote verscheidenheid aan
kunstige organen en hun doel in het totale verband van alle cellen. De basis
wordt gevormd door de leer van de drieëenheid van de mens: zijn meest
innerlijke geest als de leidende vonk van God, zijn psychische wezen als de
krachtenwereld welke hem leven en vorm schenkt en zijn fijn en grofstoffelijke
lichamelijkheid als de draagster van idee en kracht.
In deze
zin drukt elk lichaamsorgaan een stoffelijk vorm gekregen geestelijk
scheppingsidee uit, die -door de krachtstroom van de ziel doorweeft zo lang
organisch leven aan de dag legt tot de krachtbron van de ziel zich weer uit de
stof terugtrekt. Men zegt dan dat het leven uit het lichaam is vervlogen. Het
werkt voortaan alleen in het zielelichaam verder, terwijl het aards-stoffelijke
omhulsel uiteenvalt en tot de ongedifferentieerde elementaire materie
terugkeert, waaruit het door de wil van de geest en de zielekracht eens werd
gevormd.
b) Het hart
als drager van h et leven
Gr.Joh.Ev. V/114 en VIII /56 e.v. (geciteerd
naar V.M.) (Jezus sprak:) ..."Het lichaamsorganisme van de mens heeft
dichtbij in het midden van het hart zijn levensader: een heel klein klompje
van waaruit het gehele lichaam wordt gestimuleerd. De delen van dit ene
klompje van de hartzenuw zijn zo toegerust om de levensether uit het bloed en
uit de ingeademde lucht zodanig in zich op te nemen, dat ze allereerst zelf
volledig levensvatbaar blijven en daarna deze activiteit aan het totale
organisme doorgeven, waardoor het gehele lichaam langs de daarvoor geëigende
weg wordt gestimuleerd. De geringste verwonding van dit deel van het hart,
waarin zich de genoemde belangrijkste levensader bevindt, heeft de directe dood
tot gevolg. .
Deze kleine
zenuw, die voor de mens van zo'n levensbelang is, ligt niet precies in het
midden van het hart, maar meer aan de linker kant ervan. Weliswaar bevindt zich
in het midden van het hart ook een erg groot levenscomplex, maar dit is niet de
belangrijkste zetel van het leven, maar vormt slechts een plek om de
levensvoedingsstof uit het bloed en de lucht op te nemen en te bewaren. Daar
wordt deze pas door de belangrijkste levensader opgenomen en erdoor bevrucht
als een voor het leven dienstige substantie, dat wil zeggen tot het tijdelijke
mede-natuurleven van de zieI, die zonder deze zenuw helemaal niet in verbinding
zou kunnen komen met het organisme van het lichaam.
Deze
levensader aan de linker hartkant is een heel onooglijk, buiten gewoon klein
wratje, zoals het kleinste gevoelswratje aan de onderste bal van de kleine
teen van de linker en op overeenkomstige wijze ook van de rechter voet. (Deze
gevoelswratjes, die alleen maar door de opperhuid worden bedekt, zijn de
belangrijkste geleiders van het gevoel in de gehele voet. Wie derhalve zijn
kleine tenen moet missen, zal veel moeilijker lopen dan wanneer hij de andere
tenen zou moeten missen. ...
..."Verder
bevinden zich in het hart twee buitengewoon kleine kamertjes die overeenkomen
met de beide grote bloedkamers (rechter en linker kamer van het hart). Voor het
menselijk oog zijn deze beide kamertjes nauwelijks als kleinste punt zichtbaar.
En toch bepalen ze alleen al door de manier waarop ze zijn toegerust het leven
van het hart en daarmee ook het gehele leven van het lichaam in zijn ontelbare
delen en organen. Het eerste en belangrijkste kamertje komt overeen met dat wat
tot de geest en het leven ervan behoort. We willen het daarom het ware of
bevestigende (positieve) noemen. Het tweede, in zekere zin minder belangrijke,
-hoewel het voor de natuurlijke instandhouding van het lichaam absoluut noodzakelijk
is -willen we het met de
materie
overeenkomende, derhalve het ontkennende (negatieve) noemen. Want het heeft in
zich zelf geen eigen leven, maar is slechts een vat om het leven op te nemen
dat het met elke hartslag weer opnieuw uit het positieve kamertje opneemt en
dan door het bloed aan het gehele lichaam doorgeeft. Uit dit beeld valt
gemakkelijk af te leiden hoe het hart eruit ziet en moet functioneren om het
aardse lichaam als basis voor het leven te dienen. Dat het hart daarenboven nog
op een buitengewoon kunstige, mechanisch-organische manier is toegerust ter
continuering van het daarin ontwikkelde leven is zonder nadere verklaring
begrijpelijk. Wantwaar iets verder geleid moet worden, moeten ook wel gebaande
wegen en middelen bestaan.
Het
bevestigende levenskamertje in het hart is -wat betreft zijn stoffelijke delen
-wel het onooglijkste deeltje van het gehele lichaam. Het wordt door de mens,
die hierdoor toch kan leven, helemaal niet herkend en blijft derhalve
onopgemerkt. En toch moet elk mens die zichzelf en God waarachtig wil kennen
geestelijk deemoedig en volgzaam in dit nietige hartkamertje binnengaan en het
daaruit ontvangen leven geestelijk weer teruggeven. Als een mens zoiets doet
dan vergroot hij het levenskamertje en verlicht het door en door. Hiermee wordt
het gehele hart en van daaruit de gehele mens nieuw leven geschonken en herkent
hij God in zich. Want hij is nu in staat te aanschouwen hoe het leven in dit hartkamertje uit God
binnenstroomt en hier samenkomend zich tot een vrij, zelfstandig leven omvormt.
In dit kamertje is dus de eigenlijke geest uit God werkzaam. Gaat de mensenziel
door nederigheid en liefde in dit kamertje tot de eeuwige liefde van God
binnen, dan bereikt ze de wedergeboorte van de ziel in de geest uit God,
hetgeen de mens pas tot het evenbeeld van de Schepper maakt."
c) Bouw en
functie van de menselijke hersenen
Gr.]oh.Ev.IV/232 e.v. (geciteerd naar V.M.) (De Heer:)
" ...Voor Mij op de tafel lagen vier sneeuwwitte kiezelstenen. Het waren
twee grote en twee kleine, overeenkomstig de grote voorhoofdhersenen voor de
beelden van het Licht en de kleine achterhoofdhersenen voor de tekens van de
kIanken. Ik raakte de stenen aan en ze werden doorzichtig als bergkristal.
Daarop beademde ik ze en ze deelden zich in miljoenen kleine piramides van
vier vlakken, die elk uit drie zijden of buitenvlakken en een ondervlak
bestonden. De twee stenen rechts van Mij stelden hersenen voor die op de juiste
wijze waren geordend, de twee stenen links van Mij hersenen die verkeerd waren
geordend, door verkeerde opvoeding en andere achteraf kwade invloeden die
gewoonlijk van de mens uitgaan.
Er waren niet
louter zuivere piramiden, maar daarnaast waren ook allerlei andere vormen,
figuren en types te zien die des te exacter waren naarmate Ik door het beademen
deze nabootsingen van de hersenen tienvoudig had vergroot.
Nu zei Ik:
"Kijk, hier aan de rechterkant bestaan de grote voorhoofdhersenen louter
uit bijzonder regelmatige piramides net als de kleine achterhoofdhersenen,
alleen zijn de laatste drie keer zo klein, maar voor het opnemen van
luchtvibratie getallen (klankbewegingen) meer dan groot genoeg voor de zielom
het waar te kunnen nemen. Bekijk nu die beide groepen aan Mijn linker kant!
Hier gaat het om heel verschillende vormen die nergens in elkaar passen.
Nu adem Ik
echter onze vier hersengroepen nog één keer aan en voor onze hersenpiramides
zie je twee kleine stiften. Voor elk omgerekend naar haar vlakken acht. Met
deze bijzondere stiften worden door middel van de vibrators van de hiertoe
aanwezige hersenzenuwen, die met de gezichts en gehoorszenuwen in een
organisch mechanische verbinding staan -de wanden hetzij volgens een zekere
ordening beschreven of met andere, dienovereenkomstige geestelijke lichtbeelden
gemerkt. We gaan nu de stiften met een lymfe vullen en zullen onze beschouwingen
eerst bij de geordende hersenen beginnen. Ik wil dat deze hersenvlakjes,
uitgaande van een harmonisch gevoel, zowel van de kant van het gezicht als ook
van het gehoor goed worden volgetekend! Wat bemerkten de aandachtige
waarnemers nu? Ze zagen hoe uit de kleine stiften roodachtige en blauwachtige
sterretjes zich over de hersenwandjes uitstortten en wel in zo'n regelmaat dat
een nauwlettend oog daarin allerlei wonderlijke, kleine beelden kon gaan
ontdekken. Ik zorgde er daarom ook voor dat de ogen van hen die toekeken een
sterk vergrotende kracht kregen, omdat anders de waarnemers van deze kleine
lichtbeelden en vormen niet veel zouden hebben waargenomen. Omdat ze nu echter
de hersenvlakjes duizendvoudig vergroot zagen, konden ze wel erg veel
ontdekken.
Ik vroeg
Cyrenius wat hij nu zag en hij antwoordde:
(Cyrenius:)
"Heer, wonder boven wonder! Uit de zeer beweeglijke piramide-obelisken,
waarvan de vele organen dwars door elkaar heen lopen, stroomt voortdurend een
hoeveelheid sterretjes die een lichtrode en lichtblauwe kleur hebben. de beide
stiften, voelhorens voor elk piramidevlak, bewegen zich vonkend onafgebroken
over deze voor hen staande vlakken heen en bestrooien ze met deze sterren. Men
zou kunnen denken dat door dit schijnbaar zinloze toevallig heen en weer
bewegen op het driezijdige vlak niets anders dan gekriebel zou ontstaan. Maar
er ontstaan echter als vanzelf geordende beelden en het is zelfs aangenaam om
ernaar te kijken! Nu merk ik hoe de beide zuiltjes heel rustig worden zodra
een vlak helemaal is vol getekend. Het is nauwelijks te geloven dat deze
duizenden en nog eens duizenden tekens en beelden in zo korte tijd door de twee
levendige stiften op het vlak kunnen worden ingetekend. Hoewel we de vlakken
op manshoogte waarnemen, zijn de vormen weliswaar nog klein, maar ze staan daar
in volmaakte zuiverheid! Waarom zij n echter in het achterhoofd op de aan het
voorhoofd precies gelijke vlakjes geen beelden te ontdekken? Ik zie hierop
niets anders dan lijnen, punten en een soort haakvormige tekens, waaruit ik
niet kan opmaken wat het betekent."
Ik zeg:
"Dat zijn tekenen van klanken en van het woord. Ze staan
daar echter niet zo maar, maar ze staan steeds met een vlak van een
voorhoofd-hersen-plaatje in een polaire verbinding. Hiermee wordt de klank of
het begrip, zoals deze door middel van tekens op het achterhoofd-vlakje schijnt
te zijn opgebracht, op hetzelfde moment gewoonlijk ook op de beneden liggende
vlakken van een voorhoofdpiramide als een overeenkomstig beeld aangetekend, om
zo voor de ziel gemakkelijker herkenbaar te zijn. Daartoe moet een hoeveelheid
zenuwbanen van elke hersenpiramide van het achterhoofd naar de overeenkomstige
piramide van het voorhoofd leiden, omdat anders niemand zich van een gehoord
begrip of van een d.m.v. woorden beschreven omgeving of handeling een
duidelijke voorstelling zou kunnen maken.
Niet
gearticuleerde klanken, maar ook muziek worden daarheen niet doorgezonden,
waardoor ook geen mens zich onder een klank, een harmonie of melodie een ding kan
voorstellen. Want zulke klanken worden niet op hersenvlakken van het voorhoofd
opgetekend, maar blijven alleen op een overeenkomstig piramidevlak van het achterhoofd
als lijnen, punten of haakjes vastzitten. Daarvoor gaan echter, van de met
zuivere klanken opgetekende piramidevlakken van het achterhoofd, zenuwen door
het ruggengraatmerg naar de maagholtezenuwen (zenuwstelsel van de zonnevlecht)
en van daaruit naar het hart. En dit is de reden waarom zuivere muziek hoofdzakelijk
alleen maar op het gevoel werkt en men het voelend kan pakken. Maar van het
gemoed (hart) opstijgend, kunnen zulke klanken toch door het licht van de
liefde als kleine sterren door de twee obelisken in vormen op de hersenwandjes
worden getekend. Ze zijn dan niet zelden de ware gidsen van de ziel in de
leefwereld van de geest; leer derhalve van en Iaat je onderrichten door zuivere
muziek, want ze is de ziel zeer behulpzaam om met haar geest volledig één te
worden. Onzuivere en obscene muziek bewerkt echter juist het tegendeel. Gij
hebt nu ondergaan hoe zelfs de klanken langs een omweg toch nog iets
aanschouwelijks voor de ziel worden, weliswaar niet als zakelijk beeld, echter
wel als vormen en tekens van een hogere geest zoals men deze op de oude
cultuurmonumenten van Egypte aantreft.
Dit alles komt
echter slechts bij juist geordende en niet beschadigde hersenen voor, doordat
ze op de juiste wijze zijn voorgevormd uit het gevoel, waarbij de
hersenpiramides allereerst door het licht van de liefde met allerlei
geestelijke vormen en zielsvormen worden beschreven.
Na dit
voorwerk moeten we voor het begrip van de hele zaak er nog op letten hoe
uiteindelijk de zielook de beelden uit de materiële wereld in dezelfde
hersenwandjes Iaat inprenten. Ik wil nu dat ook de door het oog komende beelden
daar zelf ingetekend verschijnen! Wat zie je nu? I(ijk nu naar de voor twee
vlakken aangebrachte schrijf-obelisken en zie hoe deze opeens helemaal donker
zijn geworden. Het lijkt alsof ze met een heel erg donker sap zijn volgegooid.
Kijk, hoewel allen reeds exact met wat ons omgeeft nauwkeurig op de vlakken
zijn ingetekend, maar niet eenzijdig en dood, maar veelzijdig en levend. Elk
van onze bewegingen wordt hier duizenden keren weergegeven en toch blijft een
vroegere of ook duizend vroegere posities in de binnenste vertrekken van de
piramide opgetekend. Ze zijn daar voor het oog van de ziel direct zichtbaar
omdat ze altijd door het geestelijke licht der ziel worden verlicht. Aldus
wordt dat tot stand gebracht wat men vooreen deel 'geheugen' noemt en vooreen
deel 'herinnering', omdat het binnen de hersenpiramides vastzit. Langs de weg
van de meest veelsoortige reflectie vermenigvuldigen zulke 'indrukken' zich
echter zo, dat men één en hetzelfde voorwerp ontelbare malen met zichzelf mee
kan dragen.
Dat is de
reden dat elk mens in zijn ziel en nog ontegenzeglijk meer in zijn geest de
gehele schepping, van het grootste tot het kleinste van haar bestanddelen, in
zich draagt omdat hij zelf daar immers uit is voortgekomen. Alle tekeningen uit
de sfeer van de uiterlijke wereld van de natuur verschijnen weliswaar op zich
zelf als donkere beelden. Maar de achter hen staande lichtende beelden uit de
sfeer van de geest verlichten deze beelden van de natuur, zodat de ziel ze in
haar innerlijkste gestel kan doorzien en begrijpen. Bovendien staan in het
bijzonder de voorhersenen in voortdurende verbinding met reuk en
smaakzintuigen, zoals het achterhoofd met de algemene gevoelszenuwen. Ook deze
laten op speciaal daarvoor bestemde hersenwandjes bepaalde kenmerken achter,
waaruit de ziel direct en gemakkelijk herkent hoe bijvoorbeeld een bloem ruikt
of een gerecht smaakt. Want de wijze van toegerust zijn is zodanig dat elk reuk
of smaakwandje door zeer gemakkelijk te prikkelen zenuwen in nauwe verbinding
met het wandje van een of ander ding staat. Zodra nu een bekende geur de
reukzenuwen in beweging zet, dan wordt dit direct op één van de vermelde
piramidewanden uitgebeeld die bij de geur hoort. Van daaruit wordt direct de
overeenkomstige wand van het ding gestimuleerd, waardoor de ziel snel en gemakkelijk
ervaart waarmee ze in dat geval te maken heeft. Datzelfde geldt ook voor de
processen die zich afspelen bij de smaak. Op dezelfde wijze doet zich aan de
zielook een proces van een algemeen gevoel voor door het achterhoofd,
waardoor de zaak waardoor het gevoel werd opgewekt, in haar vorm en
hoedanigheid wordt uitgebeeld. Dit alles gebeurt echter slechts bij zeer goed
geordende hersenen. Bij verkeerd gevormde hersenen zullen we in dit verband
nauwelijks vage overeenkomstigheden aantreffen.
Bekijk deze
goede, oergeordende hersenen! Wat een helderheid in de beeldcomposities. Alles
is licht en alle vormen zijn zowel in hun uiterlijke begrenzing als in hun
organische opbouw zichtbaar en van de allergrootste helderheid. Wat moet een
ziel hier een duidelijk begrip en een heldere voorstelling van alle dingen en
verhoudingen hebben! Hoe wijs en in elk opzicht levenskrachtig is zo'n mens!
Nu echter
hebben we vervormde hersenen voor ons en we zullen zien hoe een en ander door
een achteraf verkeerde opvoeding nog meer ontaardt. Zie, wat een chaos deze
hersenen zijn! Nergens een geordende samenhang, slechts hier en daar een
verschrompeld hersen-piramidetje. Alles lijkt meer op een puinhoop dan op een
geordend orgaan. Menige hersenen zien er zo reeds in het moederlichaam uit
(door een verkeerde ontwikkeling van de ziel!). Ja, als men het bij het kind
daar nog bij zou laten en men zou tien jaar achtereen aan een zorgvuldige
ontwikkeling van het gevoel werken! Waar denkt men echter nog zo? De
verstandigen van deze wereld hebben weliswaar in menig opzicht meestal een
scherp maar egoïstisch verstand. De reden van deze scherpzinnigheid ligt daarin
dat de piramide-hersenwandjes bij ieder mens tenminste in het midden van de
hersenen voor een deel en regel voor regel in stand blijven. Daarom is het
verstand van de wereld zo nu en dan in staat voor zuiver aards doeleinden zelfs
iets bijzonders voort te brengen. Maar voor zo'n mens blijft al het innerlijke,
alles wat geestelijk diep gaat, verborgen.
En zie, dat
alles vindt z'n wezenlijke oorzaak in de reeds verkeerde aanleg van de hersenen
in het moederlichaam en daarna in de nog slechtere opvoeding van het hart en het
gevoel. Zou tenminste na de geboorte nog van een juiste opvoeding in de
genoemde zin sprake zijn, dan zouden daardoor de voorgeboortelijk vervormde hersenen
voor het grootste deel weer genezen kunnen worden. Zulke mensen zouden daarna
grote helderheid en levenskracht kunnen bereiken en door de krachten van de
waarachtige hartewarmte zou zich na jaren datgene wat verloren was weer
helemaal laten vervangen. Van een mens met vervormde, duistere hersenen dringt
geen lichtstraal -die de eraan beantwoordende geestelijke vormen in zich draagt
- uit de stoffelijk-materiële hersenen tot zijn geestelijk psychische hersenen
door; daardoor blijven ook de totaal verkommerde hersenwandjes van de ziel in
zichzelf duister en leeg. Zelfs als het licht van de geest tot deze wandjes zou
doordringen dan zou dat de ziel net zo weinig baten als wanneer iemand licht
zou aan brengen in een volledig leeg vertrek. Wanneer echter het geestesoog in
de hersenwandjes van de ziel kijkt, en ze zijn leeg, dan Iaat het ook geen
licht meer binnendringen en de ziel blijft verder duister. Dan zijn haast
opnieuw geweldmiddelen nodig om tot een daadwerkelijke opleving van het gevoel
te komen, zodat op die basis weer juiste wegen kunnen worden ingeslagen.
Nu wil Ik u
laten zien wat het effect is als de eerste begrippen omtrent de wereld in
zulke beschadigde hersenen van een kind worden ingeprent. U zult nu merken hoe
de obelisken op een vlak van één van de her en der liggende piramides plomp en
traag van een bepaalde zaak een schamel beeld bestaande uit een erg donkere
substantie gaan aanbrengen. Het gevolg van het neer kladderen van deze tekens
is dat de ziel van zo'n kind uit het hem voorgehouden begrip m.b.t. een zaak
geen wijs kan worden, tot het pas na honderden keren in staat is een enigszins
duistere voorstelling te vormen. De reden ervan ligt in de onrijpheid van de
weinige op zichzelf nog juist geordende hersenwandjes. De ervoor aangebrachte
tekenpotloden, zelf nog zwak en ongeoefend, worden -zonder oefening van de ziel
en zonder de juiste substantie te bezitten -met geweld gedwongen op de ruwe en
nog niet geprepareerde piramidevlakken te tekenen. Daardoor vloeit het beeld
steeds opnieuw weg en moet het vaak talrijke keren worden getekend om op de
onrijpe wand vast te blijven zitten. De ziel neemt dan slechts de flauwe
contouren van de buitenkant waar en van een doordringen tot een begrip is maar
nauwelijks sprake. Door het veelvuldig gedwongen zijn worden vervolgens de
bruikbare hersenwandjes met zwart lymfe bezoedeld en ook de geestelijke
Godsleer wordt net als de tafels van vermenigvuldiging in de hersenen
ingeprent zonder de vorming en ontwikkeling van het hart en het gevoel te
kunnen dienen.
Omdat nu door
geen actievere gevoelsaandoening geestelijk licht van het hart naar de hersenen
opstijgt, moet de ziel in plaats van op het aanschouwen zich op het betasten
van haar duistere, stereotype beelden van het hersenvlakje gaan toeleggen.
Doordat echter zo'n verkommerde ziel slechts door het betasten van die
vlakken tot kennis geraakt, ontkent ze ook in het aards bestaan alle begrippen
van de geest, en houdt ze slechts voor reële waarheid wat ze met haar grove
aardezintuigen kan betasten. Die beeldvoorstellingen van verkeerde hersenen,
die meestal geen piramidale ontwikkeling kennen, dienen nergens toe. In de
ziel brengen ze slechts het gevoel van een troosteloos zich-niet-bewust-zijn
voort. Met zulke mensen is daarom elk gesprek over hogere en bovenaardse dingen
vruchteloos, want als zij de natuurlijke dingen reeds moeilijk begrijpen, hoe
zullen ze dan geestelijke of hemelse waarheden begrijpen, daar het h un ziel
immers aan het innerlijk licht ontbreekt?"
Wie bij een
kind in plaats van het gevoel eerst het verstand aan een bepaalde ontwikkeling
onderwerpt, brengt de ontwikkeling van zijn hersenen in het ongerede. Zijn de
hersenen nog niet voor tweederde volwaardig gevormd en worden ze belast door
woorden, beelden, getallen en tekens in geweldige hoeveelheden op de nog zeer
zachte en waterige hersenwandjes op te nemen, dan worden deze piramidevlakken
aan de ene kant zeer verhard en aan de andere kant echter door de inspanningen
van het geheugen volledig misvormd. Alle hersenen worden hierbij reeds veel
eerder met allerlei indrukken volgeplakt en voor het opnemen van de subtiele
tekens volledig ontoegankelijk gemaakt; deze tekens die uit het gevoel opkomen
zouden zich juist op de ontvankelijke hersenwandjes moeten inprenten. Komt
later de ziel vanuit het gevoel met de één of andere hogere geestelijke
waarheid in aanraking, dan kan deze zich niet hechten en de ziel kan haar niet
'grijpen'. Daarnaast heeft de ziel steeds een hoeveelheid grof -materiële
wereldbeelden, als een dicht woud, voor zich en kan hierdoor de oneindig vele
tere tekens (van het gevoel) slechts heel zwak aanschouwen. Bespeurt ze soms
zulke wazige beelden die heel zacht de hersenen worden aangeboden, en die uit
het hart zijn gekomen, dan doen deze zich voor als een vertekend beeld omdat de
groffe beelden van de materie (zintuiglijke indrukken) voor het geestelijke
beeld komen te staan en dit voor een deel bedekken of zelfs verwoesten. In de
voor eens vastgestelde maatschappelijke structuur gaat het, voor wat betreft
het beschouwen door de ziel, om de weg via de hersenen. Bij het mechanisme van
het menselijk lichaam is er sprake van een strenge mathematische orde, waarbij
alles ook geen duimbreed van z'n plaats verwijderd kan worden en niet kan
worden gewijzigd zonder een totale verandering van het gehele organisme tot
gevolg te hebben. Zo is het ook bij het organisme van de ziel, dat echter veel
teerder en geestelijker is dan dat van het stoflichaam. Ze kan gedurende het
aardse leven slechts zien en horen door middel van de hersenen van het
stoffelijk lichaam. De andere indrukken, die afgestompt en onverklaarbaar
zijn, kan de ziel weliswaar ook met andere zenuwen waarnemen maar, deze moeten
eveneens met de hersenzenuwen in voortdurende verbinding staan, omdat anders
het gehemelte niet in staat zou zijn om te proeven en de neus geen reukvermogen
zou bezitten.
Zolang de ziel
in het aardelichaam is blijven de hersenen haar belangrijkste orgaan om te
kunnen zien. Zijn deze op de juiste manier gevormd dan zal de zielook de vanuit
het gevoel in de hersenen ingeprente beelden van het leven exact zien en
ernaar denken, beslissen en handelen. Daar waar bij een ander waarnemen van de
ziel gedurende de tijd dat het lichaam leeft (bijvoorbeeld door de maagholte,
zonnevlecht) de hersenen van het hoofd er niet deelachtig aan zijn, resteert de
ziel geen herinnering, maar hoogstens een dof vermoeden. Wat echter bij het
innerlijk aanschouwen van de hersenen door de ziel zich in de hersenen van de
ziel vasthecht, kan alleen door de geest worden gezien en bewust worden
gemaakt. Misvormde lichaamshersenen h.ebben voor het innerlijk schouwen van de
ziel helemaal geen nut. Indien de hersenen echter naar de juiste orde vanuit
het hart worden gevormd, zullen de geestelijke beelden van het leven zich
eerder in de hersenwandjes inprenten dan de materiële beelden. En omdat
geestelijke beelden een licht zijn, worden de indrukken van de omringende
werkelijkheid die erop volgen verlicht en daarmee tot in elk deel volgens de
ware wijsheid begrijpelijk.
(De
bovenstaande leer van de ziel en de hersenen bevestigt met het tweevoudige
stempel dat op de hersenen wordt gedrukt, nl. door de geestelijke impulsen
(beelden van licht uit het hart) en door de zintuiglijke indrukken van buitenaf
(materiële beelden) de belangrijkheid van een juiste ontwikkeling van de
hersenen voor de psychische structuur van elk mens. Een geestelijke en fysieke
anatomie, die elk tot nu toe verricht wetenschappelijk onderzoek ver in de
schaduw plaatst! -de uitgever).
d) Bouw en
functie van de ingewanden
Ed. hfd.10 -12 (geciteerd naar V.M.) Na een uiterlijke
beschrijving van de milt licht d e
H e e r over
de functie ervan het volgende toe: "De bloedvaten die in de milt in buitengewoon
grote aantallen verspreid zijn, beginnen in één enkel vat dat met de maag in
verbinding staat en eindigen weer in een hoofdvat dat in directe verbinding
met het hart staat.
Tevens wordt
het gehele miltweefsel door een tere huid omgeven, waar doorheen de kamertjes
en op touwtjes lijkende bloedvaten als donkerrode wratjes zacht glanzend te
zien zijn. Omdat de milt een uiterst teer weefsel is, wordt ze bovendien nog
door een vetweefsel omgeven, opdat ze vanwege haar voortdurend wrijvende
werking goed beveiligd schijnt.
De directe
verbinding van de milt met maag en hart heeft als reden het feit dat ze de van
de maag in het bloed overgaande sappen in zich opneemt, in werkelijk bloed
verandert en dan aan het hart doorgeeft. Bij volbloedige mensen kan het daarom
gemakkelijk gebeuren dat de te volle milt niet al het bloed aan het hart kwijt
kan en dat het opgehoopte bloed naar de maag terugkeert, van waaruit het wordt
uitgebraakt. Het veel voorkomende opgeven van het bloed geschiedt daarom het
meest door de milt en slechts zelden door de longen. -Als het eiwitachtige sap
vanuit de maag naar de milt gaat, blijft het bij perioden in parelsnoer-achtige
bloedaderen vastzitten en rukt bij elke hartslag een parel verder naar voren,
waarmee tegelijkertijd een wrijving van de miltkamers wordt teweeggebracht.
Daardoor vullen de kamertjes zich met elektrisch vuur dat tegenover de
maagstreek positief blijkt te werken en tegenover de hartstreek negatief
blijkt te werken. Daarom hebben ook de kamertjes rond de maag veel scherpere
kanten, terwijl ze in de streek rond het hart meer eivormig worden.
Door dit
elektrische vuur dijen de kamertjes van de milt nu eens uit, worden dan weer
samengedrukt. En omdat ze aan de kanten zowel met elkaar als ook met elk van
die bloedvatbolletjes door kleine cilinders in verbinding staan, beginnen de
sappen in de bloedvaten steeds meer te gisten. Dit proces scheidt de in hen nog
te sterk aanwezige koolstof af, dat voor een deel naar de gal voor een deel
naar het vetweefsel gaat. Tegelijkertijd ontstaan door deze gisting steeds weer
nieuwe blaasjes, die onder de heerschappij van de negatieve elektriciteit ineen
schrompelen en vervolgens de vorm van een lens aannemen. Als zodanig worden ze
voor de helft met die elektriciteit gevuld, krijgen hierdoor een safraan-gele
kleur en komen al als goed bloed in de hartkamer binnen.
Bloed is geen
bestendig vocht, maar een brei die de vorm heeft van kleine lenzen en
die met deze gladde en glibberige lenzen de negatieve elektriciteit over het
gehele lichaam verdeelt. Dit soort elektriciteit verwarmt het gehele
lichaamsorganisme. Op de plaats waar de bloedlenzen door de zeer nauwe vaten
worden gedreven, barsten ze uiteen, waardoor de huls vloeibaar wordt en in de
zogenaamde lymfesappen overgaat, terwijl de vrijkomende elektrische stof als
een ijzerhoudend ether wordt opgebruikt om het zenuwstelsel te stimuleren.
Net als de
milt moet ook de lever als een van de belangrijkste organen van de ingewanden
worden beschouwd. De lever is bij het dier en het menselijk lichaam het
afscheidingsorgaan van giftige stoffen, die naast de tot leven wekkende
voedingsstoffen, in elk voedsel aanwezig zijn. Ieder mens zou na het eten dat
hij genuttigd heeft, lichamelijk worden gedood als het lichaam geen orgaan zou
bezitten dat alle giftige substanties, hoofdzakelijk koolzuren en blauwzuren,
gretig naar zich toe zou trekken en voor een deel door urinelozing af zou
voeren. Deze activiteit wordt door de lever verricht. Haar bouw lijkt op die
van de milt voor wat betreft de inwendige samenstelling, naar de vorm is er
echter een grotere gelijkenis met de long. De lever bestaat dientengevolge
eveneens uit een hoeveelheid aan elkaar zittende kamertjes die, als bij de
milt, slechts iets nauwer met elkaar verbonden zijn. Daarnaast lopen er door de
lever hoofdzakelijk vier verschillende vaatbuisjes als gelijkvormige, zich
voortzettende organen die over en weer nog door kleinere doorgangsvaten met
elkaar verbonden zijn. Een deel van deze vaten ontspringt in het hart
en voert in ruime hoeveelheid bloed naar dit deel van de ingewanden, opdat het
hier met de nodige hoeveelheid koolstof en een kleinere dosis blauwzuur wordt
verzadigd. Pas dan is het bloed geschikt om de spijsvertering in de overeenkomstige
orgaanvaten op gang te brengen en daarenboven de oppervlaktehuid te vormen.
Voor het inwendig gebruik is het bloed daarna niet meer te gebruiken. Daarom
zijn leverziekten hoofdzakelijk gemakkelijk herkenbaar aan de opperhuid
(geelzucht). Een tweede soort van deze doorlopende vaten gaat van de
maag naar de lever. Deze neemt alle waterige substanties op waarin blauwzuur
-zeer verdund afgevoerd -door de kleine verbindingsvaten van de lever aan het
bloed wordt afgegeven. Het merendeel van het giftige blauwzuur wordt echter uit
de lever door de nieren naar de urineblaas geleid, die dit als nutteloze stof
volledig uit het lichaam doet verdwijnen.
Een derde
vaatsoort gaat weer van de maag uit en verbindt in het bijzonder het
slijmvlies ervan met de galblaas in de lever. Door deze kanalen wordt de
slijmerige kool of galstof van de spijzen in de maag afgescheiden en voor het
grootste deel in de galblaas bewaard. Dit met het oog op het feit dat, wanneer
er door het genuttigde eten te weinig van deze spijsverteringsstof in de maag
ontwikkeld zou worden, dat dan de lever weer iets van haar voorraad aan de maag
kan leveren. Want alle spijsvertering bestaat uit een soort gisting, die bij
bepaalde voedingsstoffen gemakkelijker optreedt dan bij andere.
Een vierde
vaatsoort wordt gevormd door de kleine windaders, die, uit de long komend,
in verschillende kronkels door de lever lopen. Voor een deel vormen zij de
galblaas en deze wordt in een voortdurend gelijkmatige spanning gehouden.
Tegelijkertijd wordt door die vaten steeds een bepaalde hoeveelheid
atmosferische lucht en daarmee zoveel zuurstof naar de gal gevoerd dat de
inhouden van die stoffen niet beginnen te gisten en daardoor die kwaadaardige
verschijnselen in het lichaam voortbrengen, waaruit hoofdzakelijk
ontstekingsziekten voortkomen als reumatiek, jicht en dergelijke.
Het is daarom
voor de mens zeer schadelijk zich op die plaatsen te bevinden waar hij in
plaats van de leven schenkende, zuiver atmosferische lucht slechts bedompte
lucht zonder voldoende zuurstof in ademt.
De actie en
reactie van deze vier vaatsoorten wordt net als bij de milt door het
elektrische fluïdum teweeggebracht, dat in de eerder genoemde kamers door hun wrijvende
beweging ontstaat. Allereerst wordt echter het elektrische vuur in de lever
hoofdzakelijk door dat van de milt opgewekt.
In het
menselijk en dierlijk organisme is de nier in drievoudig opzicht een
zeer opmerkelijk levensorgaan. Ze dient drie essentiële en buitengewoon
belangrijke doeleinden, zonder welke het animale leven niet zou kunnen bestaan,
de voortplanting ondenkbaar zou zijn en geen levend wezen tot een fysiek
opgewekt welbevinden in staat zou zijn. Een zekere vrolijkheid komt vanuit de
nieren, reden waarom dit orgaan meer dan eens in de Heilige Schrift wordt vermeld.
In de
eerste plaats heeft de nier de functie het uit de lever afgevoerde en voor het
levensorganisme niet geschikte water op te nemen. Het volledig nutteloze deel
van dit water wordt verder naar de urineblaas getransporteerd, terwijl een deel
dat voor het leven nog van nut is wordt geabsorbeerd,en wordt omgevormd tot de
werkelijk materiële stof van het bevruchtende zaad. Weliswaar wordt het zaad
ook nog door het bloed opgenomen en naar geheel eigen vaten gevoerd, alwaar het
dan als positief polaire kracht door dezelfde negatieve kracht van de
zaadballen voor het verwekken geschikt wordt gemaakt. Hierin ligt de tweede
functie van de nier.
De derde, nog
belangrijkere werking bestaat daarin, dat de nier door kleine, meer verborgen
liggende vaten met hart, longen, maag, milt en lever in een hechte verbinding
staat en daardoor -geestelijk beschouwd -de ziel tijdelijk tot op zekere
hoogte van dienst is als een bij de verwekking noodzakelijk arbeidsterrein.
En juist daarom brengen de nieren in het natuurlijk leven een zeker opgewekt
welbevinden teweeg, dat weliswaar niet aan dit orgaan zelf, maar aan de ziel en
de in haar werkzame geest moet worden toegeschreven. Dit gevoel van vreugde
wordt echter fysiek in de nier veroorzaakt, waarvan de vorm van een kussen op
analoge wijze de indruk vestigt van een zachte zetel voor de ziel. Ook bij de
trance treedt het zielebewustzijn meestal in deze ingewanden binnen, die door
de centrale zenuwen met de maagholte in hecht contact staan, door welke
omgeving (zonnevlecht) de ziel vervolgens waarneemt en ook in staat is zich met
de buitenwereld in verbinding te stellen.
De bouw van de
nier vertoont eveneens belangrijke gelijkenis met die van de milt en lever,
terwijl ze er zich door de kussenachtige verdeling wezenlijk van onderscheidt.
Aan beide kanten van de nier bevinden zich bepaalde zakken die doorwaarneembare
instulpingen en door een wit celweefsel van elkaar gescheiden zijn. Ze hangen
slechts met de middenlijn als één geheel samen.
Dat is
eveneens een wit celweefsel, waardoorheen de belangrijkste kanalen voor het
water lopen en de edele zaadstof naar de zakken naast de nieren afvoeren,
zaadstof, dat zij opnemen uit het van de naast de nieren afvoeren, het zaad dat
zij opnemen uit het van de lever afkomende water. Door middel van de in de
zakken voortgebrachte elektriciteit wordt dit sap rijper gemaakt en als
subtiele vloeistof door de tere bloedvaten van de nier opgenomen. Eén geworden
met het bloed wordt de zaadsubstantie naar het hart geleid, van waaruit het
vervolgens door eigen vaten overgaat naar de voor haar bestemde voorraadkamers.
Hier ontvangt de zaadstof voor zijn bruikbare werking voortdurend voedsel van
de zaadballen en wordt aldus geschikt gemaakt om voor verwekking te kunnen
dienen.
e) Over de
wording van het menselijk lichaam.
Gr.]oh.Ev. IV/118 -120 (geciteerd naar V.M.) (De Heer
in een leergesprek:) " Wat je daar door je zielskracht om te schouwen ziet
als een enorm aantal vurige slangen die zich pijlsnel bewegen, is de
werkelijke voedingsstof van al het organische leven, een zout van de lucht en
de zee, dat de natuurgeleerden eens 'zuurstof' zullen noemen. Deze stof
is oorspronkelijk de eigenlijke zielesubstantie en komt als zodanig overeen met
de gedachten, voordat deze nog in een vormgevend idee worden samengevat. Is
echter eenmaal een voldoende hoeveelheid van deze levensstof der ziel ergens
samengeklonterd, dan zal zich ook spoedig daarna daaruit een levende vorm
vormen. Trekken zulke vuurslangen zich met honderden of duizenden tegelijk tot
één klomp samen, dan begint deze hevig op te lichten. Dit is het teken van het
zich vasthechten van die levensvuurslangen en hiermee is ook reeds een idee, onder
wat voor (fijnstoffelijke) vorm dan ook, geboren, een idee, dat zich verder tot
een schepsel ontwikkelt. Gij vraagt nu wie dan wel deze levensgeesten tot een
of andere levensactieve vorm modelleert? Rafaël zal jullie hierop een antwoord
geven."
(Rafaël licht
toe:) "De stof waaruit alles ontstond wat het oneindige omvat zijn de
zuivere gedachten Gods. Wij, in het oerverleden geschapen, alleen door de wil
van de almachtige Geest van God gewekte oerengelen ( de 'Elohim' van het
scheppingsverhaal, de 'aartsengelen' van de christelijke leer) het allereerst,
vervolgens alle dingen en elk wezen echter door ons, die de eerste vaten voor
Gods gedachten en ideeën waren en zijn. Wij vatten de uit God komende
levenwekkende gedachten, die zich aan jullie voordoen in de gedaante van
vurige, lange tongen, samen en vormen naar Gods orde in ons beelden en wezens.
En wanneer je naar de materiële stof tot vorming van deze wezens vraagt: deze
slangachtige vuurtongen zijn de geestelijk fijnstoffelijke bouwstenen waaruit
al het materieelwezenlijke wordt geschapen.
Voegen zich
overeenkomstig de wil van de geest zulke vurige, lange tongen tot een helder
stralende vuurbal samen, dan dringen de vuurtongen naar elkaar toe en streven
allemaal naar het middelpunt. Want hier ligt het centrum van de het meest tot
rijping gekomen gedachten, die de toekomstige vorm in zich dragen, en die tot
op zekere hoogte de rijkste voedingsstof vormen voor het werkzaam zijn van de
lange tongen. Gij verwondert u weliswaar over mijn verklaring, die uit de
eerste omvang van een wezen is afgeleid. Richt echter uw blikken naar de
uiterlijke natuur van de dingen, dan zult gij spoedig hetzelfde gemakkelijk
terugvinden:
Bekijk
bijvoorbeeld de eierstok van een kip. Enkele eiklompies zullen nog klein zijn
als erwten, andere zien er reeds uit als kleine appels. Binnen een lichte,
dunne huid bevindt zich niets anders dan een vormloze dooier. Nu wordt deze
centrale stof echter steeds meer doorvoed en zet om zich heen het heldere eiwit
aan. Na enige tijd wordt van dit eiwit het meest grove afgescheiden en dit
hecht zich als een vaste schaal om het ei als bescherming tegen het platgedrukt
worden bij de geboorte. Nu begint de kip op het ei te broeden. Wat een
veranderingen treden er nu op! In de dooier begint het zich te bewegen en te
ordenen, want de juiste vormgedachten (vurige lange tongen) verbinden zich en
halen wat het meest verwant is naar zich toe. In het verloop van dit proces,
dat zich steeds verder uitbreidt, zult gij spoedig hart, kop, ogen, ingewanden,
poten en vleugels van het kuikentje in wording ontdekken. De aldus geordende
gedachten (deel-ideeën) trekken dan steeds meer het gelijksoortige uit de stof
naar zich toe en vormen alle organen zó, dat deze levensvatbaar zijn.
Heeft zich op
deze manier het lichaam ontwikkeld, dan neemt de levensgedachte, waarvan het
hele organisme is doortrokken, en welke eigenlijk de ziel is, spoedig
waar dat hij zich nog in een kerker bevindt. Hij begint zich daarom sterker te
bewegen, doorbreekt de kerker (geboorteproces) en treedt nog krachteloos de
grote wereld binnen. Daar begint hij zich met de buitenwereld te voeden en het
groeiproces gaat verder z'n gang. We zien nu een ontwikkelde, vruchtbare kip
voor ons; een organisch levend wezen dat nu wederom het vermogen bezit om uit
de natuurrijken de specifiek kenmerkende ziele-delen als voedsel tot zich te
nemen: de geestelijke voor de verdere ontwikkeling van hun levensziel en de
meer grove (het stoffelijke van de voeding) niet alleen voor de instandhouding
van het organisme, maar ook om opnieuw gelijksoortige wezens voort te brengen.
De aard van
het geslacht vindt z'n oorzaak in het telkenmale meer of minder aanwezig ziin
van de oorspronkelijke zwaarte, dat wil zeggen van de grondigheid en de kracht
van de levendige grondgedachte van de ziel. Is deze reeds in oorsprong erg
gedegen, zodat deze zich in zichzelf een idee vorm t ( een geestelijke
samenvatting van gedachten) dan zal zijn ontwikkeling in de richting van de mannelijke
gedaante gaan. Bevindt zich echter het primitieve van de grondgedachte
met betrekking tot het leven op een lager niveau (waarbij nog ontwikkeling
nodig is) dan zal de ontwikkeling in de richting van de vrouwelijke gedaante
gaan.
Door de paring
van de dieren wordt slechts een geordende activiteit van de reeds in het ei
aanwezige ziele grondgedachte van het leven opgewekt, zonder welke deze
gedachte in trage rust zou blijven. Zieleklompjes van het dier (zie de
vuurtongen) verzamelen zich in een bepaalde ordening en in een bepaald aantal in
elk moederlichaam. Ze wekken eerst het wijfje, dit wekt dan het mannetje voor
de bevruchting; niet echter om nieuw zaad in de moeder in te brengen, maar
slechts om het reeds in het moederlichaam aanwezige levensklompje tot
daadkracht op te wekken. Dit geschiedt doordat het zaad van het mannetje -dat
uit meer vrije, ongebonden levensgeesten bestaat -de gebonden levensgeesten in
het eiklompje van de moeder in een soort revolutie brengt en zo tot activiteit
dwingt, zonder welke dwang de levensgeesten in traagheid volharden en nooit
tot de vorming van een wezen zouden overgaan. De zaadgeesten van het mannetje
geven aan die in het vrouwtje geen rust, aan welke prikkel de levensgeesten van
de moeder krachtig weerstand proberen.te bieden, omdat ze, zoals reeds werd
vermeld, tot rust zijn genegen en zonder dwang niet tot een voortdurende
geordende activiteit (celdeling, orgaanvorming) bereid zijn. Zonder opwekking
van buitenaf zou een levensklompje van een moeder in rusttoestand steeds meer
ineen schrompelen omdat de delen ervan steeds meer naar het centrum zouden
samentrekken, dit volledig zouden uitzuigen en tenslotte net als dit centrum
zouden wegkwijnen. Nu komen er echter mannelijke, slechts voor de bewegingopgewekte
oerlevensgeesten bij en beroeren de vrouwelijk trage klomp (het samenkomen
van sperma en eicel). En meteen beginnen de kleinere, vrouwelijke levensgeesten
zich te roeren en doen hun best deze aanvallers kwijt te raken. Deze wijken
echter nooit en het stimuleren van de vrouwelijke levensgeesten grijpt steeds
dieper in tot in haar hoofdlevenscentrum. Tenslotte begint ook dit in beweging
te komen en - omdat de vrouwelijke, lange vurige tongen die haar centrum
omgeven door grote beweeglijkheid als het ware hongerig zij n geworden -zijn ze
gedwongen van het licht van de mannelijke vuurtongen voedsel te nemen.
Op deze manier krijgt dan ook de centrale geest van de hoofdlevensgedachte door
haar een mannelijke aandrift. Door deze activiteit gedwongen krijgen de
omringende (gedachten) van binnenuit een stimulans om zich steeds meer te ordenen
tot een soort goed georganiseerd bolwerk.
De nu goed
verlichte, krachtigere levensgeesten rondom het centrum zijn zich (psychisch)
bewust van hun betekenis en van hun ordening en voegen zich bijeen volgens de
ordening van hun verwantschap. Daaruit ontstaan dan organische verbindingen en
het uiterlijke gaat over in een vorm die steeds meer en meer lijkt op
het te scheppen wezen ( ontwikkeling van het embryo ).
Hoewel bij het
verwekken en de wording van een mens zich veel afspeelt zoals ook bij het dier
gebeurt, is de reden ervan echter heel verschillend. De vrouw heeft weliswaar
ook reeds een natuurstof in zich en als de verwekking plaatsvindt, wordt er ook
een levensklompje opgewekt en bevrucht. Dit wordt als een bes van een druiventros
afgerukt en het wordt de juiste plaats van zijn toekomstige ontwikkeling
gegeven. Daar komt nu een reeds gereed zijnde ziel bij en deze verzorgt
een poos deze levensbes tot de stof hierin zover is opgebloeid, dat de steeds
meer samentrekkende ziel in het vloeibaar losse embryo kan binnendringen.
Hiervoor heeft de ziel ongeveer twee maanden nodig. Heeft de ziel zich volledig
van het embryo meester gemaakt dan wordt het kind voelbaar levendig en groeit
het tot een normale lengte. Zolang de zenuwen van het vleselijke kind nog niet
volledig ontwikkeld en werkzaam zijn, werkt de ziel met zelfbewustzijn ijverig
door en rust zij het lichaam naar haar behoeften toe. Zijn eenmaal de zenuwen
allemaal ontwikkeld en komt hun zich daarin ontwikkelende geest steeds meer tot
activiteit, dan komt de ziel meer en meer tot rust en slaapt tenslotte in het
gebied rond de nieren helemaal in. Ze verliest nu haar zelfbewustzijn en
vegeteert slechts, waarbij de geen enkele herinnering heeft aan haarvroegere
natuurlijke staat. Pas enkele maanden na de geboorte begint ze steeds meer te
ontwaken, wat goed kan worden waargenomen uit het minder worden van de
slaapzucht van de zuigeling. Er is meer tijd nodig voordat de ziel echter tot
enig bewustzijn komt. Wanneer een kind de taal machtig wordt treedt er pas een
zuiver bewustzijn in de ziel, echter zonder herinnering aan een voorbestaan,
omdat dit voor wilsvrije verdere ontwikkeling volstrekt belemmerend zou werken.
De ziel die nu
volledig in de stof van het vlees is ingebed herkent allereerst niets van
hetgeen haar door de zintuigen van het lichaam aan indrukken wordt doorgegeven.
Want ze is uit zichzelf niet in staat iets te herkennen omdat ze door de
materie van het lichaam dermate verduisterd is, dat ze meestal helemaal niet
weet dat ze op zich ook zonder haar lichaam bestaat. Lange tijd voelt ze zich
geheel identiek aan het vleselijk lichaam en een lange ontwikkeling is nodig om
een belichaamde ziel zover te krijgen, dat ze een zelfbewustzijn ervaart en in
staat is zich als iets geheel eigens te beschouwen. Pas als de geest in de ziel
begint te ontwaken wordt het langzamerhand lichter in het zielebewustzijn, dat
zich daarna exacter gaat herkennen en in zichzelf diep verborgen dingen gaat
ontdekken. Pas als de geest en zijn machtig licht tot volle werking in de ziel
komen, keert ook alle vroegere herinnering in de ziel terug en overziet ze haar
totale ontwikkeling vanuit de natuurrijken in een verheerlijkt licht. Hiermee
verdwijnt alle zinsbedrog en alle misleiding en blijft slechts de helderste
waarheid van de eeuwige geest over.
f.) Het oog en het zien.
Uit:
Gr.}oh.Ev. NS,Ed., Fl., NZ., LGh., SGh., (geciteerd naar VM) Het licht van de
zon levert door zijn productieve kracht en werking op de tot haar behorende
hemellichamen het meest sprekende bewijs dat het de schepper van al het
natuurlijk leven is. Als de zon als de belangrijkste schenkster van het licht
aan de aarde is onder gegaan, geven ook de natuurgeesten van de atmosfeer zich
langzamerhand over aan de rust, dat wil zeggen, ze maken een eind aan hun door
het licht opgewekte trillen binnen hun fijnstoffelijke omhulsels.
Daarom bemerkt het materiële oog haar bestaan niet meer en voor de mens treedt
de duistere nacht zonder licht in. Wanneer echter op een of ander punt een
grote samenhang van deze ethergeesten opnieuw in een vibrerende beweging komt,
dan wordt het op dat punt voor het oog weer helder. Dit is bij zonsopgang het
geval, waarbij de vrije levensgeesten der natuur door de beweging van het
etherlicht tot activiteit worden opgewekt. Hoe heftiger trillend zo'n
natuurgeestelijke sfeer werkzaam is, des te meer werkt haar prikkeling ook in
de verste omgeving door en verandert de trage rust ervan in een soortgelijk
streven.
Zodra een
lichtstraal met zijn beweging een voorwerp aanraakt, beginnen de stofdeeltjes
ervan vaak biljoenen keren per seconde mee te trillen. Door deze trillingen
scheiden de stoffen echter bepaalde lichtdeeltjes af, die vervolgens, van de
oppervlakte terugkaatsend, als kleuren kunnen worden waargenomen.
Daarbij komt
nog de reactie die in de elementen van het oog zelf plaatsvindt, en wel door de
hernieuwde breking van de gereflecteerde kleuren in het regenboogvlies (iris)
en andere delen van de gezichtsorganen. 'Zien' betekent dus niets anders dan
elk voorwerp in die kleur waarnemen, die het -als niet eigen aan zijn wezen terugkaatst,
terwijl het alle andere hoofd en mengkleuren opzuigt, omdat ze voor zijn
bestaan noodzakelijk zijn. Zo is zwart geen kleur, omdat het voorwerp alle
lichtelementen heeft opgenomen. Ook wit is daarom geen kleur omdat een voorwerp
dat zich zo aan het oog voordoet volledig het vermogen mist om kleuren op te
zuigen en alle binnenvallende lichtstralen terugwerpt, zonder deze zelf voor
zijn eigen behoefte te ontleden. De werking van de lichtstraal is de grote
factor van al het leven en bewerkstelligt dit feit door het oog van de
menselijke ziel. Wanneer een lichtstraal die van de verste ster afkomstig is
door het oog wordt opgevangen, zou hij toch niet worden opgemerkt indien het
oog zelf niet de aard van de zon zou hebben! Reeds in het vocht van de oogappel
rust een lichtwereld die homogeen (gelijksoortig) is aan het binnen stralende
licht van het gehele universum en daarmee in de mens hetzelfde proces
teweegbrengt als het licht in de gehele schepping bewerkstelligt. Het gezichtsorgaan
is een van die bemiddelaars die door de ziel het zichtbare tot het geestelijke
en onzichtbare verheffen. In de mate waarin in het oog zich van buiten de
verten van de materiële werelden afspiegelen, licht ook de innerlijke geestelijke
wereld door het oog op. Het oog als orgaan dat de indrukken van buitenaf
opneemt is negatief -opnemend, maar als spiegel van de ziel, als uitdrukking
van het innerlijk is het positief terugstralend.
Wat de mens
onbewust door het licht van de sterren en de zon ontvangt, straalt weer
vergeestelijkt uit het kleine gezichtsorgaan op, want materieel licht wekt weer
geestelijk licht op.
In het
menselijk oog bevinden zich stoffen en elementen en wel in het pigment, in het
netvlies en in het vocht van de kristallens, evenals in de iris en het
hoornvlies, die allemaal het karakter van de zon bezitten, dat wil zeggen
slechts etherische lichtstoffen bevatten. Maar deze elementen zijn in het oog
nog aan geheel andere geestelijke processen onderworpen, die een
vergeestelijkende verandering veroorzaken. Juist daarom is ook de ziel in
staat om door middel van het oog datgene te tonen wat zich in zijn wereld afspeelt.
Zeer innerlijke emoties van het geestelijk leven kunnen zich in het oog tonen
zonder dat zij de samenstelling ervan of de uiterlijk zichtbare vorm
veranderen. Zulke door de spiegel van de ziel getoonde feitelijkheden kunnen
weliswaar niet worden gemeten, maar zij kunnen door een ander mens ( door
overdracht van het geestelijk lichtfluïdum) exact worden aangevoeld: een
bewijs voor die factor van het licht die een uitbeelding is van een in
oorsprong geestelijk vermogen.
Wanneer bij een
sterke geestdrift voor het hogere, niet-materiële deze drang van de ziel nog
toeneemt, dan gebeurt het niet zelden dat het gewone, fysieke proces waardoor
we kunnen zien, wordt opgeheven en dat daarvoor iets anders in de plaats
treedt. Dan openbaren zich aan de mens de fijnere sferen van een
geesteswereld, aan het bestaan waarvan hij misschien nooit eerder zou hebben
geloofd. Bij de overgang van de ziel van het aardse bestaan naar het hiernamaals
neemt de mens van zijn gehele lichamelijke organisme, dus ook van het oog,
slechts het geestelijk bestanddeel mee, waarmee hij dan in staat is de reden en
de oorzaak en niet slechts de werking van de geest in de stofwaar te nemen.
Het oog is het
orgaan om bewust het licht op te nemen en dient daarmee de ziel door middel van
de hersenindrukken bij het beschouwen van de buitenwereld. Omdat slechts
gelijken elkaar kunnen aantrekken en voor elkaar waarde hebben, is het oog
samengesteld uit alle elementen die in het licht overheersen. Uit de volheid
van het licht zou de mens onmogelijk het beeld van de zon afzonderlijk kunnen
waarnemen en als veel sterker oplichtend dan de rest van het lichtfirmament,
als zijn oog hiervoor niet op een bijzondere wijze zou zijn toegerust. Het is
echter zo gemaakt dat het van al het licht slechts de belangrijkste contouren
van de stralen via de kleine opening van de pupil op het bijzonder prikkelbare
netvlies laat komen en vandaar op de gezichtszenuwen. Doordat het oog op die
manier is gemaakt worden alle eenvoudig wegvloeiende lichtstralen
(spreidingsstralen) uitgeschakeld. Slechts de belangrijkste contourstralen -de
door een bepaalde terugwerkende kracht zich in een bepaalde hoek doorsnijdende
lijnen -komen in gebroken vorm op de gezichtszenuw, waardoor het beeld daarna
door middel van daartoe geëigende organen op overeenkomstige wijze op de
hersenvlakjes wordt ingeprent. Als het oog niet aldus zou zijn toegerust dan
zou de mens niet de zon als afzonderlijk beeld kunnen aanschouwen en zou alles
één gelijkvormige lichtzee zijn.
Het oog van de
mens komt volkomen overeen met een hulzenglobe (sterrensysteem in het
universum) met haar in het middelpunt werkende oercentraalzon. Daarom bevindt
zich in het midden van het oog de kristalpupil die (in het bijzonder bij
sommige dieren) een waarneembaar licht van zichzelf bezit. Tevens ontvangt de
pupil het licht van de uiterlijke dingen, zoals een zon het licht van de andere
hemellichamen ontvangt. Door de kristallens nemen de binnenwanden van het oog
direct alle stralen op en reflecteren deze, ondersteund door het eigen licht
van de lens, weer terug naar de verte. Het is belangrijk te weten dat de mens
de voorwerpen niet zelf ziet, maar slechts de dienovereenkomstige spiegelbeelden
ervan. Dit gebeurt doordat deze door het zwarte aan de achterkant gelegen
spiegelvlies worden opgenomen en direct daarna weer volkomen verlicht naar
buiten worden geworpen, waar men dan pas de dingen op die plaats ziet
waar ze zich in hun natuurlijke werkelijkheid bevinden.
Wat de
waarneming van de hemellichamen buiten de aarde betreft, ziet de mens er
slechts de afbeelding van op het grote aardeoog. Dit wordt gevormd door de
luchtkring van de aarde met al zijn verschillende dichte ethersoorten. Het
lijkt op een lensvormig rond doorzichtig lichaam dat werkend als een brandglas
de lichtstralen uit het heelal verdicht en op verkleinde schaal op de
oppervlakte van de aarde en daarmee ook in het menselijk oog doet komen. Zonder
dit aardeoog zou de mens geen verkleinde beelden van de hemellichamen kunnen
opnemen.
Zou het oog de
voorwerpen zelf zien dan zou het alle dingen in hun natuurlijke grootte moeten
zien. Dat alles echter door de hulzenglobeachtige hoedanigheid van het oog
slechts in zeerverkleinde vorm wordt waargenomen, wordt bewezen door het feit
dat zelfs de kleinste materiedeeltjes door een microscoop zeer sterk vergroot
kunnen worden. Dit proces is niets anders dan een gestadige toenadering van het
geschouwde voorwerp, respectievelijk van het lichtspiegelbeeld ervan, tot de
werkelijke omvang van het voorwerp zelf. Aldus laten juist de eerst onzichtbare
deeltjes zien dat het vrije oog onmogelijk de dingen zelf ziet, maar slechts
hun op de geschetste wijze verkleinde spiegelbeelden.
Het oog is
verder zo geschapen dat de lichtstraal met de enorme snelheid waarmee hij in
het oog binnenkomt het oog geen schade toebrengt en bovendien de ziel tijd
geeft de haar verschafte beelden te verwerken om zo tot een geestelijke
voorstelling te komen van hetgeen wordt gezien. De ziel staat door de hersenen
en de gezichtszenuw in voortdurende verbinding met het oog. Omdat de geestelijke
functies van de ziel nu via de materie van de hersenmassa een bepaald proces
moeten doormaken dat zich langzamer afspeelt dan de snelheid van het licht, is
het oog zodanig toegerust dat het de snelle lichtstraal adequaat in snelheid
kan doen verminderen. Hiertoe dienen de verschillende vochtsubstanties die het
binnenste van het oog vormen en vullen en in zekere zin dienen om de stralen te
breken. Ook het bloed mag niet met dezelfde kracht door de hersenen gaan zoals
bij de andere organen, maar het moet zijn tempo verminderen opdat het
bemiddelen tussen geest en materie in alle delen van de hersenen adequaat kan
plaatsvinden. Daarom merkt men dat de grote slagader, zodra die naar het hoofd
gaat, daar niet recht loopt, maar in kronkelende bewegingen de hersenen
bereikt. Daarmee wordt de drang van het bloed afgezwakt en de ziel tijd gegeven
om uit hetgeen van de materie werd ontvangen iets geestelijks te vormen.
(Vergelijk de bewustzijnsverstoring in de vorm van een duizelig gevoel als de
hersenen met teveel bloed zijn gevuld!). Hetzelfde geldt voor het organisme van
het oor waar de geluidstrillingen ook verkort gemodificeerd worden om zich via
de ziel tot geestelijke indrukken te kunnen omvormen.
De
doordringing van de lichtstralen met die substanties die zich in het menselijk
oog bevinden en die met het licht verwant zijn, dat wil zeggen magnetisme en
elektriciteit die in het fosfor zitten, dit alleen zou niet voldoende zijn
om bovengenoemd resultaat te bereiken. Er is daarom in voorzien dat de
lichtstraal niet als onopgelost zuiver wit element in het oog binnenkomt
doordat aan diens vochtige stoffen nog substanties zijn toegevoegd die
meehelpen dat de straal wordt gebroken. Daardoor is het vermogen ontstaan
kleuren waar te nemen. Opdat in het kleine oog de overvloed aan lichtstralen
van alle voorwerpen, die zich weer verspreidt, een verkleind beeld van de
waargenomen dingen produceert, bevindt zich achter de pupil van het oog de
kristallens. Deze neemt de stralen op, concentreert ze en laat ze in het
pigment van het netvlies weer uit elkaar gaan, om op de zwart fluwelen basis,
die op een spiegel lijkt, de getrouwe afbeelding weer op te roepen.
De theorie dat
bij het zien het beeld omgekeerd op de zenuwhuid gespiegeld wordt en vervolgens
door reflexie uit het binnenste van het oog weer wordt omgekeerd, berust op een
grote vergissing. Weliswaar is de optiek erin geslaagd met een glas, dat zo is
geslepen dat het op de kristallens lijkt, het resultaat van een omkering van
het beeld op te roepen. Glas is echter levenloos en zijn breking van de
lichtstralen is om die reden een andere dan in het orgaan van het oog. Want dit
orgaan is doortrokken van geestelijk en materieel leven, waarbij de ziel bij het
proces van het zien op geheel andere wijze te werk gaat dan de wetenschap der
optiek vermoedt. Hoe zou ook het gehele proces van het zien zich slechts kunnen
beperken tot de wiskundige lijnen van een cirkel, daar waar toch ook het oog
van een paard of een geit, waarvan de pupil zoals bekend een langwerpig
vierkant vormt, een correct gezichtsbeeld veroorzaakt! En hoe totaal anders
geaard is bijvoorbeeld het oog van een vlieg. Deze heeft een paar ogen
die bijna een zevende deel van haar hele wezen uitmaakt. Elk oog op zich
bestaat weer uit meerdere duizenden kleinere ogen die -als de cellen van een
bijenkorf aan elkaar geregen en elke cel kegelvormig toegespitst -allemaal op
een gemeenschappelijk gezichtspunt bij elkaar komen. Ze vormen zo een
onbeschrijfelijk sterke microscoop, waarmee de vlieg zelfs in staat is de
atomisch kleinste diertjes te zien.
Zelfs de
materiële benadering van alle delen van het mensenoog is niet in staat de
doelmatigheid van de wijze waarop het is toegerust te onderzoeken.
Bij de meeste
ontdekkingen hebben de mensen steeds uitgaande van het levenloze conclusies
m.b.t. het levende getrokken en daardoor veel wetenschappelijke vergissingen
verspreid, waardoor altijd weer onverklaarbare tegenspraken aan het daglicht
treden. Bij de mens maakt zich bij de dood van het lichaam het levensprincipe
van de ziel los van het stoffelijke lichaam, dat met de beide grote
levensfactoren van de schepping -elektriciteit en magnetisme alleen in staat
is elk leven in de natuur te onderhouden. Zo kan in het opengesneden lijk in
het gunstigste geval die verwoesting als effect worden geconstateerd, welke
door de onregelmatigheid van het in en uitstromen van deze beide
hoofdelementen werd veroorzaakt. Maar de eigenlijke levensfactor is verdwenen
en daarmee elke mogelijkheid om de basis van het leven en het waarom ervan te
ontcijferen.
Zo liggen ook
in het gezichtsorgaan van de mens diepe geheimen verborgen. Wanneer hij met
zijn oog, deze kleine zon in zijn lichaam, naar de sterren aan de hemel kijkt,
dan wordt zijn oog zelf een klein universum waarin miljarden zonnen zich
spiegelbeeldig weerspiegelen. Het oog van de mens draagt dan een oneindige
schepping in zich. En het stralen en terugstralen van de ontelbare zonnen in
het aan de zon verwante oog roept in de ziel een vermoeden op van het wonder
hoe het grootste zich in het kleinste terugvindt en herkent als datgene wat in
zichzelf wezenlijk is.
g) De wijze
waarop narcose werkt
Gr.]oh.Ev. X/209 en Hi. 11, pag., 309 e.v. (geciteerd
naar V.M.) Alles wat door de maag tot voeding van het lichaam wordt opgenomen
is niet zo dood als het wel lijkt. Want elk voedsel bestaat uit drie delen:
een grofstoffelijk, een etherisch en een substantieel deel. Het materiële deel
van het eten is dat wat zichtbaar en merkbaar is en zich in mond en neus door
zijn smaak en reuk aan de zintuigen manifesteert. Wanneer voedsel en drank in
de maag komen worden ze daar in zekere zin voor de tweede keer verkookt.
Daarbij ontwikkelen zich twee hoofdbestanddelen, waarvan de wat groffere door
het bloed overal daarheen wordt geleid waar de lichaamscellen een versterking
nodig hebben om het lichaam, zijn ledematen, ingewanden en spieren, te voeden.
Het (meer) fijnstoffelijke
bestanddeel van het voedsel wordt pas in de onderste maag afgescheiden.
Hier wordt langs de weg van een eigen gistingsproces de etherische stof van
het genuttigde voedsel uit de stoffelijke celhulzen geschift en dit dient om de
zenuwen tot leven te brengen, reden waarom men deze de 'zenuwgeest' kan
noemen.** (**De zenuwgeest ('Nervengeist') verbindt het lichaam met de ziel en
is verwant aan de ziel)
Het
buitengewoon fijn-etherische echter dat de eigenlijke substantie
van elke materie voorstelt, wordt (na het gistingsproces) door de milt op
een bijzondere manier naar het hart gevoerd en gaat van daaruit volledig
gelouterd over in de ziel van de mens. Derhalve haalt ook de ziel van
elk voedsel dat genuttigd wordt het aan haar verwante naar zich toe en wordt
daardoor in al haar afzonderlijke delen, die volledig aan het stoffelijk
lichaam gelijk zijn, gevoed en gesterkt. (Vandaar dat de voedingswijze ook van
invloed is op de zielekwaliteiten van de mens!).
De reeds
vermelde 'zenuwgeest' (het 'levenslichaam) dit etherische
fluïdum, dat de verbinding van lichaam en ziel tot stand brengt, speelt bij het
proces van de narcose een beslissende rol.
Elk ether, zijnde
een spirituele, specifieke vloeistof van buitengewoon zuivere fijnheid werkt
verdovend op de zenuwgeest. Dit is ook zo bij wijn, bier, most en soortgelijke
vloeistoffen, omdat hier de specifieke psychische eigenschappen reeds vrijer en
ongebondener zijn dan in het water en andere ongegiste vloeistoffen. In de
zuivere ether zijn ze bijna reeds geheel vrij en ze kunnen slechts in een goed
afgesloten vat worden vastgehouden. Komt zo'n ether door het inademen in
verbinding met het lichaamsorganisme, waarin de zenuwgeest werkzaam is, dan
wordt hij door de zenuwgeest, waarmee ether verwant is, gretig opgezogen en
gebruikt om de binnenste zenuwkamers te verzadigen. Worden deze kamers
op zo'n manier plotseling onvoorbereid verrijkt, dan worden ze door deze
verzadiging als een belopgeblazen en zijn in zo'n toestand niet meer in staat
om te reageren; noch als gevoelsgewaarwording bij uitwendige verwondingen noch
door een innerlijk aangegrepen worden van de kant van de zenuwgeest. (Het
anesthesieprincipe van de narcose!).
Dat daardoor
echter ook de zenuwgeest zelf voor het lichaam werkeloos wordt is begrijpelijk
doordat het zich vanwege de oververzadiging van de zenuwkamers op dat
ogenblik buiten elke samenhang met de kamers heeft geplaatst. Daardoor wordt
de ziel weer vrij omdat ze niet in staat is de zenuwgeest in die
toestand van overvolle zenuwkamers aan hen te binden. Is echter de ziel
(tijdelijk) van het lichaam bevrijd, dan bevindt ze zich gedurende de periode
van deze kortstondige verdoving van de zenuwen qua bewustzijn in die sfeer van
de geestenwereld die overeenstemt met haar menselijk hart of gemoed. In de
verdovingstoestand van de narcose toeft de ziel dus precies in die mate van
innerlijke waarneming die overeenstemt met haar eigen goede of kwade
hoedanigheid. Omdat ziel en zenuwgeest hier echter net als bij de natuurlijke
slaap nog in volledige samenhang verkeren (slechts ziel en zenuwkamers
zijn gescheiden) is de ziel in staat de vormen van haar voorstellingen over te
dragen naar de nog met haar verbonden zenuwgeest. Zo kan de ziel zich datgene
wat ze in de geestelijke zielewereld zag erg goed herinneren, terwijl ze echter
niet waarneemt wat intussen met het lichaam is gebeurd. Uit een zuiver
somnambule toestand (vandaag de dag in de parapsychologie 'trance' genoemd)
evenals ook uit een diep natuurlijk droomleven neemt de ziel daarom geen herinnering
mee naar de natuurlijke toestand van het waakbewustzijn, omdat ze daar
gewoonlijk buiten een samenhang met de zenuwgeest staat. Want deze blijft nauw
verbonden met de zenuwen die, omdat ze anders niet meer verzadigd zouden worden
en daardoor zouden verzwakken, zonder zenuwgeest spoedig zouden af sterven en
zouden uiteen vallen, wat dan ook de dood van het lichaam zou betekenen.
Bij de
ethernarcose echter is juist de ether het substituut (vervangingsmiddel) van
de zenuwgeest, zoals bij de natuurlijke slaap de ether van de maag uit het
voedsel deze functie overneemt. Hier kan de zenuwgeest zonder gevaar voor een
ontbrekende verzadiging van de zenuwkamers zich vrij maken. Omdat hij daarbij
volledig en alleen in dienst staat van de ziel is het gevolg hiervan juist het
zich weer kunnen herinneren van de ziel van datgene wat ze in de sferen van
de geestwereld schouwde. (Opmerking: dit zich weer herinneren heeft betrekking
op het opnemen van het waargenomene in de ziele hersenen, waarbij veel
minder vaak een verdere overdracht van deze indrukken op de fysieke hersenen en
daarmee een dagbewust herinneren van het droomleven plaatsvindt.)
Daarin ligt,
heel begrijpelijk, het fundamentele verschil tussen deze ether
verdovingstoestand en de zogenaamde magnetische slaap (trance, resp. hypnose)
waarin de ziel haar lichaam kan zien, omdat de zenuwgeest er nog mee verbonden
is, waar daarentegen bij de narcose bij beide de samenhang met het lichaam
ontbreekt.
Soms
treden bij sommige mensen achteraf bijwerkingen van de narcose op in de vorm
van krampachtige toestanden. Deze stellen een bepaalde 'ontsnappingsdrang' van
de ziel uit haar materiële ketenen voor, welke behoefte juist door de toestand
van de narcose werd opgewekt. Tegen dit euvel zijn gebed en vasten de
genezende middelen die het meest effectief zijn.
4. Het
levenskrachtveld van de mens.
Gr.]oh.Ev. VIII /102 en IV/215 Zie, elk mens heeft als
een levend wezen naar geest, ziel en lichaam net zo'n levenskrachtveld om zich
heen zoals ook elk hemellichaam, elke individuele steen dat heeft, passend bij zijn
eigen aard, en ook elke boom en elk gewas naar de eigen aard en dus ook elk
dier. Want zonder een levenskrachtveld zou noch een aarde, noch een steen, noch
enig ander mineraal, noch een gewas of een dierlijk levend wezen kunnen
bestaan. Dat dit zo is kunt gij afleiden uit de zeker door één van u vaak
getoetste ervaring dat gij bijvoorbeeld in een eikenbos door een geheel andere
gewaarwording wordt bevangen dan in een cederbos. Een heel ander gevoel maakt
zich van de mens meester als hij zich op een kalkrots bevindt en weer een ander
gevoel als hij op een granietrots staat. De aandachtige mens heeft een andere
gewaarwording op een wijnberg en weer een andere in een tuin met vijgebomen. En
datzelfde veranderlijke gevoel heeft de mens als hij verschillende dieren
nadert en nog sterker als hij verschillende mensen nadert. Een zeer
fijngevoelig mens ervaart dat vaak reeds op aanzienlijke afstand en voelt of
hij een goed of een slecht mens zal tegenkomen.
En zie, dit
ervaren ook de dieren en menig dierveel scherper dan welk materieel ingesteld
mens ook, die weinig over het goede en ware nadenkt. Heeft een mens een
volmaakt goede inborst en is hij in zijn ziel van de goddelijke geest vervuld,
dan wordt zijn uitstraling ook steeds krachtiger en dat zal ook tot op grote
afstand te merken zijn. Wanneer zo'n mens dan ook zelfs de grootste roofdieren
nadert, dan worden ze doordrongen en tot bedaren gebracht door zijn uitstraling,
dan zullen ze hem in alle vriendelijkheid naderen en hem geen enkel kwaad doen,
en hij zal ze zelfs met zijn wil kunnen gebieden en ze zullen hem gehoorzaam
zijn.
Voorbeelden
aangaande de waarheid van het gestelde vindt gij bij de aartsvaderen der aarde,
bij de patriarchen en bij de profeten; en in deze tijd hebt gij dat reeds zelf
aan Mijn zijde heel vaak ondervonden. Ik Zelf zeker het meest en ook gij met
Mij, wij bezitten wel de verst reikende, boven onszelf uitreikende uitstraling
van de hoogste kracht, goedheid en volmaaktheid!
De in het
gevoel volmaakte ziel is persoonlijk weliswaar in de volmaakte mensengedaante
in het lichaam aanwezig; maar haar gewaarworden, voelen en willen gaat net als
de lichtstralen van de zon ver uit naar alle denkbare richtingen. Hoe
dichterbij de ziel, des te intensiever en effectiever is dan dit voortdurende
uitstromen van het denken, voelen en willen.
Het
lichtkrachtveld van de zon, waarin deze aarde, de maan en nog een grote
hoeveelheid van allerlei andere hemellichamen zich bevinden, is in zekere zin
het levenskrachtveld van de zon, waardoor alles wat zich binnen haar bereik
bevindt tot een bepaald natuurlijk leven wordt opgewekt. Alles moet zich daar
min of meer voegen naar de orde van de zon en deze is dan een wetgever en
heerst over alle andere hemellichamen die zich ergens elders in het bereik van
haar lichtuitstraling bevinden. Weliswaar kan men van de zon niet zeggen dat ze
denkt en een wil heeft, maar haar licht is toch een zeer grote gedachte en de
warmte van haar licht een zeer standvastige wil -echter niet van de zon maar
van Mij uitgaand en werkend door het organische wezen van het zonnelichaam.
Naarmate een hemellichaam zich dichter in de buurt van de zon bevindt, des te
sterker moet het ook de tot leven wekkende kracht van het levenskrachtveld van
de zon in zich werkend en richtinggevend waarnemen, en moet het zich voegen
naar alles wat het licht en de warm te van de zon in en op hem wil
voortbrengen.
De manier
waarop de zon louterdoor haaruitstralende levenskrachtveld op de hemellichamen
wonderbaarlijk inwerkt, op die manier geschiedt dit ook door een onbedorven en
in haar oorspronkelijke wezen volmaakte ziel welke volleven is, dus volliefde,
vol geloof en vol van een standvastige wil! Zo'n ziel is geheel en allicht en
warmte en straalt het in sterke mate uit, en deze uitstraling vormt dan direct
haar machtige levenskrachtveld. De manier waarop echter in de uitstraling van
de zon Mijn wil zich wonderbaarlijk werkend kenbaar maakt en geen macht haar
kan tegenwerken, op dezelfde manier maakt de wil van een volmaakte, onbedorven
ziel, waarin ook Mijn wil aanwezig is, zich wonderbaarlijk werkend kenbaar .
5. Over de
invloed van demonen en hoe deze is uit te bannen.
Gr.Joh.Ev.V/96.
Een engel spreekt: "Je hebt van jouw kant volledig gelijk als je beweert
dat de demonen over een mens, die geheel en al in de liefde tot God staat, al
zijn ze nog zo groot in aantal, absoluut niet in staat zijn geweld uit te
oefenen. Want van een gemeenschappelijke kracht kan bij hen geen sprake zijn,
omdat elk van hen gevoed wordt door het grootste egoïsme en de grootste
eigenliefde en daarom immers niemand eraan denkt om zijn buurman in het één of
ander te ondersteunen uit vrees dat die buurman heimelijk en verholen weer een
voordeel zou kunnen behalen, waardoor men dan zeker daarover weer spijt zou
moeten krijgen. Als ze met elkaar om zo te zeggen op roof uitgaan dan verraadt
niemand aan de ander zijn streng geheim gehouden bedoeling. En treffen ze
elkaar toevallig op de plaats van de roof, dan ontstaat er onder hen zelfs vaak
de bitterste oorlog. Want de eerste die zich op een buit werpt is een vijand
van eenieder die zich naast hem ook op de buit werpt en hem ervan probeert weg
te dringen. Een derde maakt vol leedvermaak van deze gelegenheid gebruik en
steelt zelf. En begint een vierde naast hem ook te stelen, dan beginnen deze
twee ook met elkaar te vechten en een vijfde steelt dan weer heel rustig zijn
deel. Komt er een zesde bij dan ontstaat direct weer een nieuwe strijd en een
zevende kan dan weer zo lang met stelen zijn gang gaan totdat een achtste in zijn
buurt komt. Allen strijden nu en niemand Iaat zich door de ander de plek ontnemen
waar iets te roven valt noch het reeds door hem geroofde.
Je ziet dat
hier geen enkele duivel de ander ook maar met iets helpt, maar door hun
bijzonder zelfzuchtige dringen vermeerderen ze even wel de betekenis die de
buit in het algemeen heeft. En het gaat dan ongeveer zo, als wanneer men twee
volledig gelijke gewichten in de schalen van een weegschaal legt, die elk op
zich de weegschaal niet doen uitslaan. Je bestrijkt nu echter één gewicht met
een haast niets wegende druppel honing en direct zal de zoet geur duizenden
bijen aanlokken; deze zullen op het gewicht gaan zitten en geheel onwillekeurig
zal de weegschaal direct uitslaan.
Kun je God
daarom van onwijsheid beschuldigen omdat Hij de bij de reuk en de begeerte naar
honing en de honing zelf de geurende en verlokkende zoetheid heeft gegeven ?!
Of is de Heer onwijs omdat Hij Zijn schepsels niet alleen heel erg doelmatig
maar ook heel erg mooi, elk naar zijn eigen wezen, heeft gevormd?! Is het soms
onwijs van Hem de maagd die geweldig bekoorlijke en aantrekkelijke vormen te
hebben gegeven, zo dat deze voor de zinnen van de ruwere man op deze wereld van
de allergrootste waarde zijn, zodat hij vader en moeder verlaat en zijn vrouw
aanhangt?!
Zoals aan de
buitenwereld echter reeds valt waar te nemen dat het ene wezen zich in een of
ander opzicht tot het andere voelt worden aangetrokken, des te sterker is dit
in de wereld van de geesten het geval. En als dit niet zo zou zijn, hoe is het
dan mogelijk dat er dan een aarde, een maan, een zon en de talloos vele andere
hemellichamen in de ruimte van de schepping bestaan?! Een atoom voelt sympathie
voor zijn buurman; beide voelen zich tot elkaar aangetrokken. Wat die beide
doen, dat doen dan talloze aeonen, het gelijke trekt het gelijke aan en
tenslotte ontstaat hieruit een wereld.
Als het echter
zo is, is het dan onwijs van de Heer dat Hij absoluut noodzakelijk aan elke
ziel de onvoorwaardelijke wilsvrijheid en vrijheid om tot kennis te komen
geeft met daarnaast natuurlijk ook de daaruit voortkomende gevolgen ?! Of zou
je God als bijzonder wijs kunnen prijzen indien iemand van hieruit naar
Jeruzalem zou willen reizen en zich daartoe ook op weg zou begeven, maar
ondanks zijn vrije wil en kennis omtrent de route toch niet in Jeruzalem zou komen,
omdat God het niet zo wilde, maar in plaats van in Jeruzalem aan te komen, waar
hij belangrijke zaken had te regelen, in Damascus zou komen, waar hij helemaal
niets te zoeken heeft?! Zeg me, of je zo'n goddelijke beschikking wijs zou
vinden! Of vind je het dwaas wanneer overdag bijen, wespen, horzels en allerlei
vliegen je hevig bestoken en opvreten als je, helemaal met honing bestreken, je
naar buiten in de vrije natuur begeeft? ! Indien je ziel nu echter de een of
andere zondige hartstochtelijke bekoring in de haar omringende wereld zou
verspreiden, en de reeds van het vlees bevrijde maar nog onder dezelfde
bekoring staande zielen dat in zekere zin in je levenskrachtveld ruiken, op je
afstormen en zich aan jouw overvloed verzadigen -zonder eigenlijk te weten wat
ze doen, maar zich alleen maar daarom steeds talrijker om jou heen verzamelen
omdat ze in jouw sfeer de gewenste spijs vinden -dan is dat zeker niet dwaas
van de Schepper, bij wie niets zo hoog staat aangeschreven als de onvoorwaardelijke
vrijheid van elke ziel. Want elke ziel heeft immers toch steeds voldoende
middelen in handen om zich van ongewenste gasten te ontdoen, hoe vaak en
wanneer ze dat maar wil.
Wil je in de
vrije natuur niet worden lastig gevallen door de stekende insekten, was je dan
en reinig je van de dwaze honing en je zult met rust worden gelaten. En wil je
geen demonen in je levenskrachtveld, die jouw ziel verzwakken en je lastig
vallen, kies dan de jou van de Heer bekende orde als je levensprincipe. Ik sta
er dan voor in dat geen demon in de jou omringende sfeer zal komen.
Geloof me,
indien je niet met het één of ander in jouzelf en uit jouzelf ontstane
verkeerde in je leven de demonen lokt en naar je toe trekt, dan zullen ze jou
zeker niet naar zich toe trekken en verleiden. Heb jij ze echter aangetrokken,
dan heb je het aan jezelf te wijten als ze je ziel door hun voortdurend
aandringen nog meer verharden in dezelfde hartstocht, zonder dat je het
eigenlijk wilt. Ik zeg je: elk mens wordt eerst uit zichzelf slecht en ontrouw
aan de goddelijke orde! Weliswaar is een meestal geheel verkeerde opvoeding de
voorbereiding hiertoe, waardoor de mens aan allerlei kwade hartstochten
blootstaat en van daaruit allerlei zonden begaat. Hierdoor opent hij dan echter
ook de deur voor alle erge en vreemde invloeden en zo kan hij in zijn
zieleleven totaal verdorven raken en ook blijven -echter alleen maar als hij
dat zelf zo wil.
Als hij zich
wil veranderen staat hem van de kant van de Heer niets in de weg; want iemand
die in benauwdheid verkeert hoeft immers slechts de geringste wens kenbaar te
maken en hem wordt terstond hulp geboden. Maar als hij zich heel wel voelt in
zijn slechtheid en er tevreden mee is en nooit de wens Iaat horen of in zich
heeft zich te verbeteren, dan zal hem zeker geen bijzondere ingeving ten deel
vallen. Wel wordt hem het goede in het sensorische orgaan (gewaarwordings
orgaan) van zijn hart, dat men 'geweten' noemt, ingefluisterd en van tijd tot
tijd krijgt hij van ons flinke vermaningen. Richt hij er zich ook maar
enigermate naar, dan is er van een verloren gaan en van ondergang geen sprake
meer. Dan komt de geheime hulp onafgebroken van boven en verleent de ziel
steeds inzicht en kracht om zich meer en meer uit de grote verwarring los te
maken. En met een beetje goede wil gaat het dan al heel snel veel beter -in
ieder geval tot dat moment waarop de mens, gereed voor een hogere openbaring,
door de Geest Gods zelf wordt aangegrepen en in het ware levenslicht verder
wordt geleid.
Maar het
spreekt vanzelf dat waar de mens in zijn grove verblinding en in zijn
zinnelijke roes zich niet in het geringst Iaat leiden door de zachte
vermaningen die van ons uitgaan en die zich in het hart openbaren, maar eenvoudig
zo handelt alsof hij over de hele wereld heerst -ja, in dat geval heeft toch
wel niemand anders schuld aan de onverbeterlijke toestand van de ziel dan juist
de ziel zelf!"
1. De erfzonde
als grondoorzaak van lichamelijk gebrek
Gr.Joh.Ev. 11/224 (e.v.) De Heer: "Had
Adam het (hem door God gegeven) positieve gebod in acht genomen dan zou de
mensheid, dat wil zeggen de volmaakte ziel van de mens, niet het harde, zware en
gebrekkige vleselijke lichaam hebben gehad, dat nu met zo veel gebreken en
tekortkomingen is belast. Maar de ongehoorzaamheid jegens de positieve wet
heeft de eerste mens noodzakelijk langs verre omwegen gevoerd, waarlangs hij nu
het doel veel moeilijker en veellater bereikt.
Je denkt en
zegt waarschijnlijk bij jezelf: "Ai, hoe kan nu een kleine, louter morele
wet, of die nu wel of niet in acht wordt genomen, op het totale wezen van de
mens zo'n wezenlijke invloed hebben? Adam zou zonder het domme genot zeker
evengoed de vleselijke Adam zijn gebleven zoals hij het door het genot van de
appel is gebleven en hij zou te eniger tijd zeker evengoed hebben moeten sterven
(naar het lichaam) zoals nu nog alle mensen!"
Voor een deel
heb je wel gelijk; maar aan de andere kant ook ongelijk. Het genot van een
appel, die een gezonde en zoete vrucht is, heeft zeker niet de dood tot gevolg;
want dan zouden alle mensen die appels eten spoedig daarna sterven. Dus aan de
appel ligt het nauwelijks of helemaal niet.
Maar als het
nuttigen ervan voor een onbepaalde tijd wordt verboden en dat alleen maar
omwille van een sterker worden van de ziel, die zich echter van haar vrije wil
bewust is, de wet niet in acht neemt en overtreedt, bewerkstelligt deze daarmee
in zekere zin een doorbraak in haar wezen; deze doorbraak lijkt dan op een
open wond die ooit moeilijk te genezen zal zijn, omdat, indien de wond bij het
dichtgaan ook littekens vormt, een aantal vaten dan zo in het nauw komt, dat
daardoor voortaan de levenssappen van de ziel niet goed kunnen circuleren en
daarom op de plaats van het litteken steeds een onbehaaglijk pijnlijke druk
uitoefenen. Hierdoor wordt de ziel echter afgeleid hoofdzakelijk het vrije
gedijen van de geest in haar te verzorgen en het grootste deel van haar
activiteit is er nu op gericht dat het litteken weer verdwijnt. -En zie, dit
litteken noemen we 'wereld'!
De ziel wil
weliswaar dit litteken direct kwijtraken; want het doet de ziel pijn in haar
gevoel van zorg, dat wil zeggen van wereldse zorg. Maar hoe meer de ziel zich
afmat, des te vaster wordt het litteken en hoe krachtiger het wordt, des te
meer zorgen brengt het voort; en de ziel heeft tenslotte niets anders te doen
dan zich alleen te wijden aan de genezing van dit oude litteken, dat wil zeggen
zorgeloos te worden, tenslotte gaat de ziel zelf bijna geheel in dit litteken
over en bekommert zij zich weinig meer om haar geest. -En zie, dat is de zogenaamde
'erfzonde'!
"Hoe kan
zoiets echter van de ene mens op de andere mens overgaan?" zal men
vragen. O, heel gemakkelijk, vooral in
de manier waarop de ziel zich organisch ontwikkelt. Wat de ziel eenmaal heeft
aangenomen kan duizenden jaren blijven bestaan, als zoiets niet door de geest
in haar weer tot de juiste verhoudingen wordt gebracht. Kijk maar naar het
karakter van een bepaald volk! Als Ik u vandaag de dag de figuur van zijn
oerstamvader voor de geest stel, dan zult u allen spoedig inzien dat een
belangrijker overeenkomst op alle nakomelingen is overgegaan. Was de stamvader
een goed en zachtmoedig man evenals zijn vrouw, dan zal tenslotte vrijwel
zonder uitzondering het gehele volk goed en zachtmoedig zijn en wel in grotere
mate dan een volk dat een toornige, trotse en heerszuchtige stamvader had.
Wanneer echter
een vage, uitwisbare karaktertrek van een oerstamvader zowel fysiek als moreel
nog na enige millennia in al zijn nakomelingen nog heel goed te herkennen is,
hoeveel meer dan een eigenschap van de eerste mens op aarde in al zijn
nakomelingen, doordat zijn ziel in het begin veelontvankelijker was en derhalve
ook veel meer geprikkeld kon worden dan de zielen die later op aarde kwamen,
bij wie het kenmerk van de Vader direct bij de verwekking in de stroom van het
levenszaad werd ingeprent en daarna langs natuurlijke weg niet meer uitgewist
of zelfs vernietigd kon worden. Helaas misvormt zo'n litteken de ziel heel erg
en God heeft altijd alles in het werk gesteld opdat een ziel in zichzelf het
vermogen zou kunnen hebben zich voor eeuwig van zo'n slecht litteken te
ontdoen. Maar hiertoe was de ziel niet goed in staat en Ik kwam daarom tenslotte
zelf op deze aarde om het oude, lelijke litteken uit te wissen.
En Ik zal het
ook uitwissen -door de vele wonden die in Mijn vlees worden geslagen."
Gr.Joh.Ev. VIII /34 (13 e.v.) Als in de Schrift staat
dat satan in de gedaante van een slang het eerste mensenpaar verleid heeft, dan
wil dat zoveel zeggen dat het eerste mensenpaar, dat God en Zijn wil kende,
zich heeft laten innemen door de bekoring van de materiële wereld, waarbij hun
lichamelijk verlangen en hun stem zei: "We zullen zien wat ervan komt als
we handelen in strijd met de wil van God die we kennen! Want God zelf heeft ons
in ons handelen de vrijheid geschonken. Aan kennis kunnen we daardoor immers
niets verliezen, maar slechts winnen! God weet zeker wat er met ons zal
gebeuren als wij vrij handelen. Wij weten het echter niet; daarom handelen we
één keer naar wat ons wordt ingegeven en we zullen dan door de ervaring ook dat
weten wat God nu alleen weet!"
En zie, aldus
aten beiden van de verboden boom der kennis en kwamen daarmee op de weg van
het zelf willen ervaren en geraakten daardoor een stap dieper in het materiële
verzonken, dat tegenover het vrije leven vanuit de geest ook de 'dood' kan
worden genoemd.
Ze waren zich
er daarna wel van bewust dat in hun vlees het gedwongen gericht en de dood
aanwezig zijn, die bij de toenemende liefde tot de wereld ook de vrije ziel in
zijn gericht en onvrijheid kan begraven en ze verloren dan ook het zuivere
paradijs, dat uit een volledig één zijn van de ziel met haar geest bestond, en
ze konden uit zichzelf dit paradijs niet geheel terugvinden; want hun ziel was
door de angel van de materie gewond en moest zich zeer inspannen om nog zo vrij
mogelijk in het gericht staande te blijven, zoals dat thans bij elk mens het
geval is. En Ik (de Heer) ben daarom in deze wereld gekomen om de mens weer de
ware levensweg te wijzen en hun het verloren paradijs door Mijn leer terug te
geven."
2. Over de
nood der ziekte, waaraan men zelf schuldig is.
Gr.Joh.Ev.III /12 (5) Er wordt veel gejammerd en
geklaagd en de ene half gelovige mens na de andere zegt: " Wat voor een
genoegen kan God er toch aan beleven dat Hij de mensen aan één stuk door met
allerlei plagen teistert?!" Daar zou helemaal niets van een God uit
blijken, ofwel God zou te verheven zijn om zich ooit te bekommeren om het
gewriemel van een aarde. Ofwel God zou steeds meer offers wensen en bewierookt
willen worden en men zou Hem moeten tevreden stellen door rijke offers,
magische spreuken en wierook!
Of God zou
vertoornd zijn en zich nu op de onschuldige, zwakke mensheid wreken; men zou in
zak en as boeten moeten doen en op z'n minst twaalf zondebokken in de Jordaan
moeten gooien !
Maar niemand
denkt eraan dat al het lijden, alle ziekten, alle oorlogen, het duurder worden
van de goederen, honger en pest enkel en alleen daarin hun oorzaak vinden, dat
de mensen in plaats van naar de orde Gods alles te doen wat goed is voor hun
ziel, alleen maar alles voor hun lichaam doen!
Gr.Joh.Ev. IX/35 De Heer: "Gebrek, nood en
allerlei ellende laat Ik alleen maar dan onder de mensen komen, wanneer ze
geheel van Mij zijn afgedwaald en voor een deel duistere afgodendienaars, voor
een ander deel alleen maar zelfzuchtige en goddeloze materiële schepsels zijn
geworden. Want nood en gebrek nopen de mensen over de oorzaken van hun ellende
na te denken, maken hen vindingrijk en scherpzinnig en op deze manier zullen
spoedig verstandige en wijze mannen uit het volk opstaan, die hun medemens de
ogen openen en hun de bronnen van de algehele ellende laten zien.
Zouden de
mensen zich nooit van God afkeren, dan zouden ze ook nooit aan nood en ellende
ten prooi vallen. Wanneer gij en uw nakomelingen dus steeds in geloof en in de
daad trouw blijft aan Mijn leer, dan zult gij ook nooit enige ellende hoeven te
doorstaan. Ook door lichamelijke ziekten zal uw ziel niet angstig en
kleinhartig worden. Want lichamelijke ziekten zijn altijd alleen maar de
bittere gevolgen van het niet opvolgen van de door Mij aan de mensen duidelijk
gegeven geboden.
Wie ernaar
streeft reeds vanaf zijn jeugd zich trouw aan deze geboden te houden, die zal
tot op hoge leeftijd geen arts nodig hebben en zijn nakomelingen zullen niet
hoeven te lijden aan de zonden van hun ouders. ...Maar wanneer de mensen zich
gaan misdragen dan krijgen ze ook gauw te maken met zwaar lichamelijk lijden en
leren ze de gevolgen van het gering achten of de minachting van Gods geboden
kennen.
...Wanneer de
deskundige vervaardiger van een machine aan degene die hem heeft gekocht zegt
en laat zien waar hij op moet letten om van de machine een duurzaam en nuttig
gebruik te maken, dan moet de koper ook nauwkeurig opvolgen wat de maker van de
machine daarover heeft gezegd. Als de koper echter na verloop van tijd datgene
wat hem is gezegd uiteigenwijsheid of lichtzinnigheid niet meer opvolgt, dan
heeft hij het aan zichzelf te wijten dat de machine onklaar raakt en dus voor
een goed gebruik volledig of gedeeltelijk onbruikbaar wordt.
God is echter
de grote maker van de machine van het menselijk lichaam dat Hij vooreen nuttig
gebruik voor de mensen als een bijzonder kunstige machine heeft toegerust.
Gebruikt de ziel deze met leven toegeruste machine volgens het haar duidelijk
gegeven advies, dat uit de geboden van God bestaat, dan zal het lichaam ook
steeds in goede gezondheid blijven. Veronachtzaamt de traag en zinnelijk geworden
ziel echter mettertijd deze geboden van de eeuwig grote maker van de machine,
dan moet ze het ook aan haarzelf toeschrijven dat haar lichaam aan allerlei
ellende ten prooi valt."
3. De
hoofdoorzaken van ziekten.
Gr.Joh.Ev. VI /56 De Heer: "Van alle ondeugden is
de ontucht in al haar vormen het slechtst. Tot deze zonde worden de mensen
echter verleid door ledigheid, hovaardij en hoogmoed. Want voor hoogmoed is
niets meer heilig; hij zoekt alle hem ten dienste staande middelen om daardoor
zijn wereldzinnelijke hartstochten te bevredigen. Als dan door zo'n mens
kinderen worden verwekt -hoeveel beklagenswaardige mensen die met veel ziekten
zijn behept komen daardoor op deze wereld! -Dus deze zonde is een hoofdbron
waardoor de ergste ziekten in deze wereld komen.
Dan komen
echter ook vraatzucht en zwelgerij, toorn en allerlei ergernis, ondeugden,
waardoor zich ook allerlei ziekten bij de mensen ontwikkelen die hen dan op
een jammerlijke manier kwellen.
Zei Ik niet
tegen de zieke in Jeruzalem, die achtendertig jaar lang aan het meer van
Bethesda wachtte om te worden genezen, nadat Ik hem had genezen: "Ga heen
en zondig niet meer, opdat gij niet door iets ernstigers wordt getroffen!"
Zijn pijnlijke jicht was ook een gevolg van zijn vele zonden in het verleden.
En zo is het bijna altijd het geval geweest bij de meesten die Ik heb genezen.
Waren ze door hun vele zonden niet ziek geworden, dan was dit wel gebeurd vanwege
hun ziel. Slechts een erg zware en bittere ziekte heeft hen nuchter gemaakt en
heeft hen getoond hoe de wereld diegenen loont die haar zijn toegedaan. Door
hun ziekte verloren ze hun liefde tot de wereld en verlangden ze ernaar er
spoedig van verlost te worden. Daardoor werd hun ziel vrijer en op het juiste
moment kon hun lichaam dan ook genezen worden.
Naast deze
hoofdoorzaken, waaruit de meeste ziekten bij de toch al vanaf de geboorte
verzwakte mensen ontstaan, zijn er ook nog andere, waardoor de zwakke mens ook
heel erg ziek kan worden -maar Ik zeg het speciaal nog één keer: slechts de
mens die reeds vanaf de geboorte is verzwakt kan dat overkomen! De oorzaken wil
Ik u echter kort samengevat noemen: op de voorgrond staat allereerst het eten
van slecht, niet zuiver en niet vers toebereid voedsel alsook het nuttigen van
slechte drank -vervolgens het nuttigen van allerlei onrijp fruit. Dan hebben
velen de slechte gewoonte in verhitte toestand snel afkoeling te willen
zoeken. Weer anderen stellen zich, volledig onbewust van hun aangeboren
zwakheden, aan allerlei gevaren bloot waaraan ze of volledig ten onder gaan of
een gebrek oplopen dat ze hun hele leven moeten dragen.
Ja, daar kan
God niets aan doen, omdat Hij de mens het verstand, de vrij e wil en de beste
levenswetten heeft gegeven! Tegen de traagheid van de mens bestaat echter geen
ander middel dan juist al dat kwaad dat wordt toegelaten, dat noodzakelijk moet
volgen op de veronachtzaming van de goddelijke wil. Dit wekt de ziel, die in
het vlees in slaap is verzonken, weer op en toont haar de vervelende gevolgen
van haar traagheid; ze wordt daarna voorzichtiger, verstandiger, vlijtiger en
gewilliger ten aanzien van de haar bekende goddelijke wil. En dus hebben de
verschillende ziekten waarmee de mensen behept zijn ook hun beslist goede kant.
Weliswaar zijn ze ook een soort gericht dat de ziel noodzaakt het goede te
doen. Maar de ziel is daardoor toch niet geheel van de vrije wil beroofd en ze
kan tijdens en na een ziekte nog volledig herstellen, hoewel ze haar verdere
voltooiing pas in het hiernamaals zal krijgen. Er zijn echter ook wel zieke
mensen die, vanwege de zonden van hun ouders of ook voorouders, reeds uit het
moederlichaam ziek op deze wereld zijn gekomen. De zielen van zulke zieken
komen meestal van hogere gebieden en maken op deze aarde in het lichaam alleen
maar een tijdelijke scholing door. Voor hen wordt echter ginds in het rijk van
de geesten toch al uitstekend gezorgd, en ieder die met liefde en geduld voor
hen zorgt zullen zij ook aan gene zijde met dezelfde liefde en hetzelfde geduld
in hun hemelse woningen opnemen."
Ed.,
hfd.59 Gij weet dat bepaalde mensen zeer
behept zijn met vleselijke lusten, zowel vrouwen als mannen -terwijl er ook
weer andere mensen zijn waarbij de zinnelijk vleselijke natuur bijna geheel is
afgestompt. Zulke mensen raken niet in vervoering, zelfs niet als ze
lichamelijk heel sterk geprikkeld zouden worden, waar daarentegen weer anderen
bij de aanblik van vrouwelijke charmes heel onstuimig worden. Ja, er bestaan
dwazen die op de arm van een vrouw dusdanig verliefd kunnen worden dat ze
helemaal gek worden als ze zo'n vrouwspersoon niet tot vrouw of toch tenminste
voor het tijdelijk zinnelijk genot zouden kunnen krijgen.
De oorzaak van
zo'n vleselijke lust, in het bijzonder wanneer deze zeer onstuimig tot
uitdrukking komt, ligt niet zelden in het feit dat men bezeten is door één of
ook door verscheidene geile vleesduivels. Maar hoe komen deze in het vlees van
zo'n mens? De mensen zelf scheppen hiervoor in grote mate steeds weer de
gelegenheid. Zulke vleesduivels huizen vooral in dranken die de mens
verhitten, in wijn, ook in bier en in het bijzonder in sterke drank. Als
mensen zich met dergelijke dranken sterk in een roes drinken, dan hebben ze
doormiddel van deze dranken zeker één, zo niet verscheidene vleesduivels in
hun lichaam opgenomen. Zijn deze echter eenmaal in het lichaam, dan jeuken en
kwellen ze de genitaliën op zo'n erge manier dat de mens niet anders kan dan
zo'n prikkeling door middel van het zinnelijk genot te bevredigen. Deze duivels
die in het vlees huizen zijn echter niets anders dan onzuivere zielen van die
gestorven mensen, die eveneens of de drank of de vleselijke zinnelijkheid zeer
waren toegedaan. Om zich te beteren gaan ze weliswaar over in het lichaam van
een nog levende mens, maar omdat het vlees juist hun element was, halen ze niet
zelden in zo'n mens nog meer uit dan ze vroeger in het eigen vlees hebben
gedaan.
Juist deze
verdorven zielen, ten prooi aan het vleselijke, zijn, als ze het te gek maken
en steeds meer in hun onreine lust ontbranden, ook het meest de oorzaak van de
bekende afschuwelijke en zeer gevaarlijke ziekten -hetgeen door de
beschermende geesten van de engelen daarom wordt toegelaten opdat de ziel van
de ziek geworden mens niet in de razende woede van haar vlees volkomen ten onder
zou gaan.
Zulke
ophitsende dranken zijn dus de eerste weg waarlangs deze duivels van het vlees
in het lichaam van de mens komen.
De tweede weg,
even gevaarlijk als de eerste, is het openbare dansvermaak. Want gij kunt er
altijd van uitgaan dat op een bal of een ander dansvermaak ook altijd tien keer
zo veelonzichtbare, zinnelijke, onzuivere zielen opduiken dan er verder gasten
op zo'n bal bij elkaar zijn. Langs deze weg komen ze het gemakkelijkst in het
lichaam dat hier erg opgewonden raakt en daarom heel goed in staat is om
dergelijke smerigheden op te nemen. Om deze reden ervaren dan ook mensen na
zo'n bal ten aanzien van al het hogere en verhevene een letterlijke tegenzin,
hetgeen in de steden vooral bij studerenden gemakkelijk kan worden
waargenomen; niet zelden gebeurt het dat voorheen ijverige studenten na een
bal, in plaats van aan hun boeken te denken, slechts constant de blanke nek,
boezem, arm en de ogen van hun danspartner voor de geest hebben en haast door
niets anders meer in beslag worden genomen dan louter en alleen door het
voorwerp dat hun op het dansfeest zoveel plezier heeft bezorgd. Menig student
laat dan het studeren voor wat het is. In plaats van de wetenschap te
bestuderen studeren sommigen alleen nog maar om hun brood te verdienen en om zo
snel mogelijk met hun lieftallige danseres een paar te worden, wat er ook van
moge komen. En wordt zo’n stel ook werkelijk een echtpaar dan vertoont het met
een werkelijk echtpaar net zo weinig overeenkomst als de dag met de nacht. Bij
zo'n echtpaar bestaat de eerste tijd louter en alleen uit zinnelijk plezier,
zodat binnen korte tijd alle typische eigenschappen die aanwezig zij n om
scheppende kracht te vormen volledig verdwijnen. Dan treedt gewoonlijk al gauw
een krachteloos worden van het vlees op. In zulke gevallen zoekt dan de duivel
die in het vlees van zulke mensen huist daarin een uitweg, dat hij de ziel -in zekere
zin zoals een huisarts -influistert zich tot ander vlees te richten. Hierdoor
krijgt de man al gauw een afkeer van zijn vrouw -en de vrouw van haar man. Ze
begint langzamerhand naar jeugdige huisvrienden om te kijken; gewoonlijk gaat
hij echter 's avonds naar buiten voor 'frisse lucht'. En zo gaat het almaar
door tot zo'n echtpaar dusdanig genoeg van elkaar krijgt dat ze zich spoedig
van elkaar laten scheiden of zonder rechterlijke uitspraak elkaar laten zitten.
Dergelijke verschijnselen die tegenwoordig aan de orde van de dag zijn, zijn
louter vruchten van dansvermaak en gevolgen van het bezeten zijn door de boven
vermelde voorbeelden van vleselijke lusten. Dit bezeten zijn komt in het begin
weliswaar nooit met die heftigheid tot uitdrukking als bij sommigen die door
sterke drank zulke onreine geesten in zich hebben opgenomen. De geesten van
zulke verhittende dranken worden echter gemakkelijk door een krachtig gebed van
de ziel, door hun geest naar buiten gewerkt, waarop dan weer de normale
toestand van het vlees kan intreden. Maar die ongewenste geesten die langs de
weg van het openbaar dansvermaak worden aangetrokken kunnen niet zo gemakkelijk
naar buiten worden gewerkt; daarvoor is wel heel veel vasten, gebed en
zelfverloochening noodzakelijk, waardoor de ziel zich meer en meer met haar
geest verenigt, er dan sterk in ingrijpt en de smerigheid uit het huis van de
ziel verwijdert.
Maar waar
vinden we nu zo'n danser en z'n partner die dat zouden doen? Gewoonlijk eten.
en drinken ze reeds tijdens en na de dans nog meer dan ze voorheen deden en
willen ze zich daardoor weer 'verkwikken', wat net zoveel betekent als dat ze
aan de duivel van het vlees, in hun ziel en bloed een onderkomen voor het leven
garanderen. Menigeen die danst en teveel van zulke gasten in zich heeft
opgenomen, verwoest in korte tijd ook zijn lichaam; want deze slechte
vleselijke kwelgeesten bouwen hun woningen ook in de milt, de lever of in de
longen, als ze in de nieren en in de geslachtsdelen geen plaats vinden. Op de
plaats waar zo'n uitgewekene van de hel zijn woning bouwt, daar doodt hij tot
op zekere hoogte het vlees, en de gevolgen hiervan zijn verhardingen van milt
en lever en longtuberculose, vermagering of in het geval zich twee of nog meer
ervan op de longen hebben geworpen: de zogenaamde vliegende tering.
Gr.Joh.Ev.IV/80 In de zinnelijke lust schuilt min of
meer het grootste kwaad voor alle mensen. Uit deze lust komen bijna alle
lichamelijke ziekten en kwalen van de ziel voort ...Derhalve zult gij zo lang
uw ogen afwenden van de prikkelende gevaren voor het vlees totdat gij meester
over uw vlees zijt geworden !
Hoedt uw
kinderen hiervoor en bewaar hen in hun zedig gedrag, dan zullen ze zich als
volwassenen gemakkelijker kunnen beheersen en zullen ze niet licht ten val
komen. Maar als men één keer onachtzaam is geweest, dan zullen de boze geesten
van het vlees bezit van het lichaam nemen! Geen duivel is echter moeilijker
uit de mens te verdrijven dan juist de duivel van het vlees. Deze kan alleen
maar door veel vasten en bidden uit de mens verwijderd worden.
Hoedt u er
daarom voor de kleine kinderen te plagen of door overdreven veel aandacht aan
hun lichaam en kleding te schenken hen te prikkelen, zodat hun lichaam in vlam
kan raken! Wee hem die zich aldus aan de natuur van de kleinen bezondigt.
Waarlijk, voor hem zou het veel beter zijn geweest als hij nooit geboren zou
zijn! De boosdoener aan de heilige natuur van de jeugd zal Ik Zelf tuchtigen
met alle macht van Mijn toom! Want is het vlees eenmaal broos geworden dan
heeft de ziel geen vaste basis meer en haar voltooiing zal moeizaam tot stand
komen. Wat een werk moet een zwakke ziel verrichten om broos vlees weer te
genezen, zo geheel te herstellen dat het geen littekens meer draagt! Welke
angst moet zij daarbij vaak ondergaan als zij bemerkt hoe broos en zwak haar
vlees, haar aardse huis is! Wie is hiervan de schuld? Het slechte toezicht op
de kinderen en de vele narigheden die de kinderen door allerlei (zedelijke
misstanden) overkomen!
Vooral in de
steden echter is het verval van de zeden steeds groter dan op het platteland.
Maak daarom, als Mijn discipelen, de mensen er in de toekomst op attent en toon
hun de zeer slechte gevolgen die voortkomen uit een te vroege inbreuk op het
vlees, opdat het zich voor velen ten goede zal keren; dan zullen er gezonde
zielen te voorschijn komen waarin de geest gemakkelijker tot leven zal worden
gewekt dan nu bij zovelen het geval is!
Zie het aan de
blinden, aan de doven, aan de kreupelen, de melaatsen, de jichtlijders; zie
het verder aan alle mogelijke gebrekkigen en aan de kinderen en volwassen
mensen die met allerlei lichamelijke
kwalen zijn behept -allemaal gevolgen van een te snelle broosheid van
het vlees! De man hoort voor zijn vierentwintigste jaar geen geslachtsverkeer
met een maagd te hebben. En de maagd behoort minstens achttien jaar te zijn of
tenminste aan het eind van haar zeventiende levensjaar te zijn; beneden die
leeftijd is zij slechts half rijp en moet zij geen man bekennen! Komt zij te
vroeg in aanraking met een zinnelijke man dan is haar vlees reeds broos en haar
ziel reeds zwak en hartstochtelijk geworden.
Het is
moeilijk het broze vlees van een man te genezen, maar nog veel moeilijker dat
van een maagd indien dit te vroeg broos is geworden! Allereerst zal ze niet
gemakkelijk volledig gezonde kinderen ter wereld brengen en ten tweede heeft
ze week in week uit behoefte aan geslachtsgemeenschap en wordt tenslotte een
hoer en is daarmee een schandvlek voor het menselijk geslacht, niet zozeer voor
haarzelf, als wel voor diegene door wiens achteloosheid zij zo is geworden.
Wee hem
echter, die de armoede van een maagd gebruikt en haar vlees breekt! Waarlijk,
voor hem ware het ook beter dat hij nooit zou zijn geboren! Wie echter
gemeenschap heeft met een reeds te gronde gerichte hoer, in plaats van haar met
de juiste middelen van de ondergang te redden en haar op de goede weg te
helpen, die zal eens van Mij een meervoudig, streng gericht moeten ondergaan;
want degene die een gezond mens slaat heeft zich niet zo sterk bezondigd als
degene die een kreupele heeft mishandeld.
Wie met de een
of andere rijpe en gezonde vrouw gemeenschap heeft gehad heeft echter ook
gezondigd. Omdat het aangerichte kwaad echter van geen bijzonder schadelijk
belang is, in het bijzonder indien beiden helemaal gezond zijn, staat daar
slechts een kleiner gericht voor. Wie zich echter louter uit geilheid vergrijpt
aan een nog zo rijpe maagd en op dezelfde manier geslachtsgemeenschap met haar
heeft als hij met een hoer zou hebben, zonder dat hij een levende vrucht in de
schoot van de maagd zou verwekken, zal een dubbel gericht moeten ondergaan;
indien hij echter zoiets doet met een hoer dan moet hij ook een tienvoudig gericht
ondergaan!
Want een hoer
is een in haar vlees en in haar ziel volkomen ontredderde en te gronde
gerichte maagd. Wie haar uit zo'n grote nood helpt vanuit een rechtschapen hart
dat Mij getrouw is, zal later in Mijn Rijk groot zijn. Wie om het ellendige
geld met een hoer gemeenschap heeft en haar nog slechter maakt dan ze vroeger
was, die zal later met het loon worden beloond waarmee elke boosaardige
moordenaar wordt beloond, in de poel die voor alle duivels en hun dienaren is
bereid.
Wee het land,
wee de stad waar hoererij wordt bedreven! En wee de aarde, wanneer dit grote
kwaad hand over hand gaat toenemen! Over zulke landen en steden zal Ik tirannen
aanstellen die over haar zullen heersen en deze zullen de mens onbetaalbare
lasten moeten opleggen, opdat al het vlees zal hongeren en zal afzien van de
meest zondige handeling die een mens ooit aan zijn arme medemens kan begaan!
Een hoer zal
echter alle eer en achting verliezen, zelfs van diegenen die tegen ellendige
betaling bij haar zijn geweest, en haar lichaam zal voortaan nog last hebben
van allerlei ongeneeslijke of in ieder geval moeilijk te genezen besmettelijke
ziekten. Als een hoer haar leven echter echt betert dan zal zij ook bij Mij
weer in genade worden aangenomen!
Gr.Joh.Ev.
IV/80 (18 e.v.) De Heer: "Jij, Zorel was wat het lichamelijke betreft ook
niet altijd helemaal rein. Reeds als knaap was je behept met allerlei onreinheden
en was je een heel slecht voorbeeld voor je kameraden uit je jeugd. Maar zoiets
kan jou evenwel niet als zonde worden aangerekend; want je had geen opvoeding
genoten van waaruit je tot zuivere waarheid zou zijn gekomen, en waaruit jou
ook duidelijk zou zijn geworden wat naar Gods orde het juiste is. -Je kreeg pas
inzicht in dit juistere handelen toen je bij een advocaat de rechten van de
burgers van Rome hebt Ieren kennen. Vanaf dat moment was je weliswaar geen
dierlijk mens meer, maar overigens een eerste klas wetsovertreder en bedroog je
je naaste waar dat maar mogelijk was.
Maar dat alles
is voorbij en je staat nu, gezien je huidige inzichten, als een beter mens voor
Mij! Maar desalniettemin merk Ik toch dat in jou nog veel zinnelijks aanwezig
is. Hierop vestig Ik in het bijzonder je aandacht en geef je het advies dat je
je ten aanzien van dit punt heel erg in acht moet nemen. Want wanneer je
eenmaal tot een wat beter leven bent overgegaan, dan zal jouw nog zeer
verzwakte vlees in zij n nog lang niet genezen kwetsbaarheid gaan opspelen en
je kunt dan heel wat moeite hebben om het tot rust te brengen en om zo tenslotte
de oude broosheid helemaal te genezen.
Hoed je daarom
voor elke buitensporigheid! Want in de onmatigheid en buitensporigheid rust
het zaad van de zinnelijke wellust! Wees in alles matig en laat je nooit tot
overdaad in eten en drinken verleiden omdat je anders je lichaam moeilijk zult
kunnen beteugelen!"
Gr.]oh.Ev. 111/10 De Heer: "Ik zeg u, de mens
heeft voor het leven op deze aarde helemaal niet veel nodig; maar de hovaardij
van de mens, zijn traagheid, zijn hoogmoed, zijn egoïsme en zijn heerszucht hebben
onbeschrijflijk veel nodig en kunnen evenwel nooit bevredigd worden! Hierop is
meestentijds de zorg van de mensen gericht en de mensen hebben dan natuurlijk
geen tijd meer zich met datgene bezig te houden waarmee ze zich eigenlijk
zouden moeten bezighouden.
Van Adam tot
Noach voerden de kinderen van de bergen nooit een oorlog omdat hun behoeften
slechts zeer gering waren en niemand meer wilde zijn dan zijn broeder was, en
de ouders hun aanzien tegenover hun kinderen daardoor steeds handhaafden omdat
ze de wijze leiders, leraren en raadgevers van hun kinderen bleven. Wan neer
Ik nu echter in Mijn Geest, komend vanuit de hemelen, u weer naar de gelukkige
oertoestand van de eerste mensen wil voeren en u de reeds lang verloren weg
naar het Rijk van God toon, hoe kunt gij dan zeggen dat de door Mij gestelde
voorwaarden te streng en in het algemeen vrijwel onuitvoerbaar zijn!? Ik zeg u:
het juk dat Ik op uw schouders leg is zacht en de last die Ik u opleg is
vederlicht tegenover datgene wat gij nu elke dag moet dragen.
Tot hoever
gaan uw zorgen niet in deze wereld! Dag en nacht kent gij rust noch duur! En
dat alleen maar omwille van de wereld, dat gij u niet tekort gedaan zou voelen
in uw ingebeelde pracht en uw welvarende leven, en dat vaak op kosten van het
bloedige zweet van uw zwakke broeders en zusters! Waar moet bij al die zorgen
de ziel nog wat tijd vinden om voor het opwekken van de Geest Gods in haar ook
nog iets te doen!? Immers, uw zielen en de zielen van miljoenen weten niet eens
meer dat ze Gods Geest in zich dragen, laat staan dat ze bij hun oneindige
zorgen aangaande de wereld iets vruchtbaars zouden kunnen en willen doen opdat
hun geest vrij en zelfstandig zou
worden.
4. Doel van
ziekten, lijden en pijn.
Gr.]oh.Ev. IX/158 Het is voor de mens omwille van zijn
ziel niet altijd bevorderlijk dat hij met een volledig gezond lichaam
rondloopt. Want is zijn vlees te gezond, dan wordt het ook gemakkelijk tot
allerlei zinnelijke lusten geprikkeld, waarnaar het begeren van de ziel dan ook
eerder zal uitgaan dan in het geval haar vlees ziekelijk en zwak is. En zo is
een lichamelijke ziekte tot op zekere hoogte een wacht voor de poort van het
innerlijk leven van de ziel. ..
Ik wil
weliswaar niet dat iemand met een ziek lichaam dit aardse leven, waarin zijn
wilsvrijheid op de proef wordt gesteld, moet doormaken. Maar als de mensen de
oude raadgeving van Mijn Liefde en Mijn Orde niet in acht nemen, maar doen
wat zij niet moeten doen, dan zijn ze ook zelf schepper van al hun
lichaamskwalen en het kwaad van hun ziel. Ik kan echter de lichtzinnigheid en
de blindheid door eigen schuld van de mensen jegens Mijn orde, waardoor alleen
het bestaan der dingen mogelijk is, niet veranderen.
Als iemand
weet dat als hij geslagen of gestoken wordt zijn lichaam pijn ervaart en als
hij zich dan toch slaat of steekt, dan is het immers zijn eigen schuld dat zijn
lichaam daarbij erge pijn ervaart. Want vanwege de onzinnige dwaasheid van de
mensen zal Ik geen ziel van een ongevoelig lichaam voorzien en er niet voor
zorgen dat men niet van het dak op de grond zou vallen vanwege de zwaarte.
I.I<.L.27-11-1883 Mijn lieve kind! Zie, nu moet je
weer opschrijven wat Ik je zal zeggen, en wel allereerst een woord voor dat
zieke kind dat Mij uit het diepst van haar hart vraagt: waarom moet ik door
deze ziekte getroffen worden ?
Kijk, wat
betreft deze vraag kan Ik je slechts zeggen, dat bij Mij alles een wijs en een
goed doel heeft en dat niets zonder Mijn wil geschiedt. Zelfs in de kleinste,
onooglijkste dingen kun je Mijn wonderbaarlijk bestuur ontdekken, des te meer
daar waar het om een mensenleven gaat dat niet aan het toeval is prijsgegeven,
maar in de handen van een liefdevolle Vader ligt. Hierover heb je, Mijn kind,
nog niet in alle ernst nagedacht, dat over elk menselijk lot een trouwe
Vaderhand heerst, anders zou je niet kunnen vragen: "Waarom dan?"
O, kind, het
waarom staat alleen in Mijn hand en alleen Ik weet waarom Ik je juist zo en
niet anders leid -omdat het alleen maar op die manier jouw eeuwige heil dient
en jij Mij anders niet trouw zou blijven en niet Mijn kind zou kunnen worden!
Begrijp je nu
dus het 'waarom', Mijn kind? Ben je nu tevreden met je lot dat jou tot een kind
van God maakt? Want er bestaat niets dat groter is voor Mijn kinderen!
Verheug je
daarom in het heerlijk grote lot dat jou is gegeven en waardoor het jou
mogelijk werd alles te bereiken door middel van het lijden, dat je in geloof
zult moeten dragen, totdat Ik het van je neem! -Nadien zul je Mij danken, niet
dat Ik je verloste van het lijden, nee, je zult Mij uit het diepst van je hart
danken dat Ik jou waardig heb bevonden dit lijden te dragen en jou in korte
tijd tot het ware licht heb gevoerd.
H III 172 ,,O Heer, Gij heilige en meest liefdevolle
Vaderen Schepper van alle engelen en mensen! Zie, het leven op aarde ter
oefening van de geest, zou op zichzelf genomen geheelovereenkomstig zijn doel
zijn, als met dit leven niet een uiterst onaangename zaak zou zijn verbonden;
hierbij gaat het om de mogelijkheid dat men verschrikkelijke pijn kan
ondergaan! Waarom moet dit lichaam pijn kunnen ondergaan ? Waarom veroorzaakt
het pijn als ik me ergens aan stoot, als ik val, mij snij, mij knijp of steek?
Waarom moeten zich zelfs meer dan eens erg hinderlijke pijnen in het lichaam
ontwikkelen? Waarom moet ik mij zo ondraaglijk aan het vuur branden, en waarom
moet de vrouw onder grote pijn kinderen baren ? Kijk, lieve, heilige Vader, dit
kan ik absoluut niet rijmen met het wezen van het leven en ik zou daarom van U,
de Schepper, de reden van dit trieste verschijnsel willen weten. Want ik
vermoed met groot vertrouwen dat het leven van de geest totaal niet in
staat is pijn te ondergaan. Daarom zou immers het leven van het lichaam eveneens
totaalongevoelig voor pijn kunnen zijn! -Heb ik gelijk of niet?"
De Heer:
"Zoon, zeg Me wat jouw gevoel je ingeeft: zou welk leven dan ook denkbaar
zijn zonder dat het ontvankelijk zou zijn voor welke indruk dan ook? Als je
geen innerlijk gevoel zou hebben, zou je dan leven ? Ik ga uit van het geval
dat de mens alle indrukken alleen maar als weldadig zou ervaren. Zou de mens
zich in dat geval niet meteen vernietigen, doordat hij zich voortdurend zou
stoten, slaan, steken, snijden en branden?! En nog voordat er een jaar verstreken
zou zijn, zou er van het hele lichaam beslist geen lichaamsdeel meer intact
zijn. Zonder elk innerlijk gevoel hetzij weldadig, hetzij van pijnlijke aard -
bestaat echter alleen maar de totale dood. Dus is de pijn de grootste weldoener
en meest getrouwe beschermende bewaker van het leven; zonder pijn zou men zich
op geen enkele manier kunnen voorstellen dat het leven duurzaam zou kunnen
zijn! Bovendien heb je immers toch al de beschikking over een lichaam dat op
zichzelf geen pijn kent! Als je het overeenkomstig Mijn orde onderhoudt en als
je oplet bij het liggen, zitten, staan en lopen dan zul je je leven geheel
zonder pijn doorbrengen. En als je matig bent met eten en drinken dan zul je
ook voor innerlijke pijn gespaard blijven. En als je niet al te zeer de werken
van het vlees bent toegedaan dan zul je nooit ervaren wat pijn in je lichaam of
ledematen betekent!
Pijn is het
meest eigenlijke wat bij het leven behoort; zonder pijn zou je geen geestelijke
vermogens hebben! Pijn is het werkelijk innerlijke gevoel en de waarneming van
de liefde. En als daarin de orde wordt verstoord dan ervaart zij dat in de vorm
van pijn; een leven in overeenstemming met deze orde ervaart zij echter steeds
als een volstrekt behaaglijk gevoel.
Wens daarom
nooit dat je geen pijn zult hebben; want zij is de trouwste wachter van je
leven en eens zal zij ook het leven van je geest samenvoegen en er de totale
redder van zijn."
Gr.Joh.Ev. X/112 De Heer: "Beschouw eens een mens
op deze wereld die een heel sterke lichamelijke gezondheid bezit! Juist omdat
die mens zo gezond is misbruikt hij die door zich over te geven aan allerlei
overdadige genoegens en onnodige krachtsinspanningen waarmee hij zijn zinnen
verlustigt. Mensen met erg veel levenservaring zullen bij hem komen en zullen
hem zeggen: Vriend, misbruik je gezondheid niet zo! Want zij gaat door een
onnatuurlijke en onverstandige manier van leven spoedig en gemakkelijk
verloren; en ben je eenmaal niet meer gezond dan is er geen arts en geen
geneesmiddel dat jou weer helemaal gezond maakt en je blijft dan je leven lang
een ziekelijk mens die altijd lijdt! -De gezonde mens stoort zich er echter
niet aan, maar handelt zo als hij dat voorheen deed.
Na ettelijke
jaren valt hij echter ten prooi aan een heel erge lichamelijke ziekte, wordt
in het begin helemaal gek van deze ziekte, die hem in alles dwars zit en hij
laat artsen komen. Het lukt hen hem weer te genezen, hoewel niet helemaal, maar
zo dat de ziekte draaglijk is. De artsen zeggen hem echter na de genezing heel
oprecht: "Vriend, wees nu verstandig en verval niet in je oude
levenspatroon, anders word je weer ziek en de ziekte zal veel ernstiger zijn
dan deze keer, en we zullen je dan veel moeilijker kunnen helpen dan nu!"
De herstelde
volgt deze raad een tijd op; maar dan wordt hij weer opnieuw door de begeerte
aangegrepen en begint ongeregeld te leven. En ook al merkt hij dat hij heel
belangrijke vermaningen krijgt die hem op zijn ziek worden wijzen, toch stoort
hij er zich niet aan en hij blijft zondigen tegen zijn toch al ernstig verzwakte
wezen. Hij valt dan ook noodzakelijkerwijs aan een nog ergere ziekte ten prooi
en hij krijgt ontzettende pijnen. De artsen komen nogmaals en proberen hem te
genezen. Maar dit keer wil het hun niet zo snel lukken en ze manen hem aan
geduld te hebben; want omdat hij hun raad niet heeft opgevolgd, heeft hij het
nu aan zichzelf te wijten dat hij door zijn oude lichtzinnigheid aan een veel
ernstiger en nog langer durend kwaad ten prooi is gevallen.
Deze mens moet
nu een jaar lang lijden, wordt erg zwak en kent grote twijfels; maar na een
jaar gaat het weer wat beter met hem en hij zweert nu bij alles wat hem heilig
is de raad van de artsen en ook van andere verstandige mensen nooit meer in de
wind te zullen slaan.
Ja, door deze
tweede, zeer bittere ervaring is de mens reeds heel wat verstandiger en
behoedzamer geworden en hij komt weer op krachten. Zodra hij zich echter weer
helemaal goed voelt, denkt hij bij zichzelf: hé, als ik me slechts één enkele
keer een oude vreugde gun, dan zal me dat toch zeker geen kwaad doen! Hij gunt
zich dat nog één keer en komt er daarbij nog heelhuids vanaf. Maar omdat
hij er dit keer nog heelhuids vanaf is gekomen, denkt hij nogmaals: welnu,
omdat mij niets is overkomen, zal mij bij een tweede en een derde keer ook
zeker niets gebeuren! En hij zondigt dan een tweede en een derde en ook een
vierde keer.
En zie, zijn
oude ziekte kluistert hem nogmaals een aantal jaren zodanig aan het bed, dat
geen arts meer in staat is hem zoals de eerste en de tweede keer te helpen!
Na vier lange
jaren van bitter lijden gaat het hem eerder door de gewenning aan het lijden
dan door de geneesmiddelen gemakkelijker af, en hij ziet nu pas in dat al zijn
grote lijden een genade Gods was, waardoor hij in zoverre van al zijn
lichtzinnigheid is genezen dat hij daardoor zijn ziel toch reiner en God
welgevalliger heeft kunnen opvoeden. Want door het lijden van het lichaam
wordt de ziel van de mens nederiger, geduldiger en ernstiger en wint ze aan
geestelijke kracht om de zinnen van het vlees meester te worden."
J.L. 13 -10 -1842. Schrijf nog maar eens, want Ik weet
reeds waarover het gaat! -:Beste A.Z.O.W., zie het uur waarop je lichamelijk
geboren werd is Mij zeer wel bekend. Ik heb je toentertijd gezegend en zegen je
nu weer, opdat je steeds gezond naar geest alsook naar lichaam zult blijven in
die mate als dit voor jouw heil nodig is. Hecht echter met al te zeer aan de
lichamelijke gezondheid! Want ze schaadt de geest meer dan dat ze deze helpt.
Kijk naar een verse, groene noot aan de boom, zolang deze vers en groen blijft,
zolang ook wordt de kern niet rijp. Wanneer echter de buitenste groene schil
bruin begint te worden, begint te verdrogen en los om de noot gaat zitten, dan
is dat een teken dat de noot binnenin de schil rijp is geworden. Om die reden
laat Ik de Mijnen zo nu en dan ook wat met hun lichamelijke gezondheid
sukkelen, opdat ze zich in een te gezonde lichamelijke toestand niet te zeer
met de wereld zouden verbinden. Want als iemand lichamelijk gezien zo gezond is
als een vis, zal hij ook niet op de geringste gedachte komen dat hij eens deze
schijnwereld zal moeten verlaten. Want op deze wereld bevalt hem alles veel te
goed -elk bloempje, elke hap eten, elke leuke meid, elke omgeving -en hij heeft
de hartstochtelijke wens slechts eeuwig op de aarde te leven en hij krijgt
nooit het heilig heimwee naar het eeuwige Vaderhuis in het hemelrijk.
Wordt zijn
lichaam echter ziek, dan herinnert de mens zich dat hij op aarde niet zal
blijven voortbestaan, en zo nu en dan begint hij angstig na te denken wat er na
de dood van het lichaam zou kunnen zijn of zou kunnen gebeuren. En dat is wat
de geest aangaat reeds heilzamer dan alle onschuldige genoegens toen zijn
lichaam nog kerngezond was.
Zie, als gij
een zoon van u naar een vreemd land zou willen sturen en het zou hem daar
uitstekend vergaan, denkt ge dan dat hij naar u zal terugkeren? Denk je soms
dat hij heimwee naar zijn vaderlijk huis zal krijgen? O nee, daarvan kun je wel
verzekerd zijn! Want hij zal zeggen: "Ik zou wel een grote dwaas zijn!
Hier heb ik immers alles wat mijn hart ook maar verlangt en bovendien eert men
mij nog overal daar waarheen ik mij ook maar begeef; ga ik echter weer naar
huis dan moet ik weer voor elke kleinigheid naar mijn vader om het hem te
vragen, en dan moet hij zich nog lang bezinnen of hij mij het gevraagde al dan
niet zal geven. Hier ben ik een heer die aanzien geniet, daar thuis echter, aan
de zijde van mijn vader, ben ik niets. Derhalve blijf ik hier!"
Gaat het een
zoon in een vreemd land echter tamelijk zorgelijk of zelfs heel erg beroerd,
dan zal hij al gauw als de verloren zoon handelen! Derhalve zeg Ik je dit
opdat je je, als Ik je met kleine, lichamelijke ongemakken kwel, zult
herinneren en moogt weten dat dergelijke lichamelijke ongemakken louter
handbriefjes zijn, waardoor Ik Mijn kinderen herinner aan hun Vaderlijk huis en
aan hun terugkeer, opdat ze zich immers niet te vast in den vreemde zullen
vestigen!
Ik wil je
echter zeker daarom nog niet direct uit het vreemde land wegroepen, maar je alleen
maar aan je Vaderland herinneren! -Dat je daaraan al het onaangename van je
aardse leven zult meten, dat wens ik, jouw heilige Vader, je vandaag en altijd
in de volheid van Mij n Liefde en Genade. Sla er daarom ook bijzonder veel acht
op! Amen.
5. Over het
wezen van de bezetenheid
Gr.}oh.Ev.
VIII /32 De Heer: "Er bestaan mensen die door boze geesten een bepaalde
tijd In bezit worden genomen, zonder dat daardoor de boze geesten aan de ziel
van zo'n bezetene schade kunnen toebrengen. De boosaardige geesten die het
vlees van een mens in bezit nemen zijn zielen van gestorven mensen die eens op
de wereld een slecht leven hebben geleid, daarbij wetend dat hun handelen
slecht was.
Bezetenheid
komt echter alleen maar onder die mensen voor, bij wie het geloof in een God en
in de onsterfelijkheid van de ziel (weinig of) helemaal niet meer aanwezig is.
Deze op zichzelf ernstig uitziende voorvallen, in tijden waarin het geloof
duister is, worden derhalve toegelaten opdat de ongelovigen krachtig vermaand
worden dat hun ongeloof ijdel is en dat er na het afsterven van het lichaam een
zeker voortbestaan van de ziel van de mens is en dat er ook een God bestaat die
zeer wel in staat is ook aan gene zijde de slechtheid en domheid van de mensen
te tuchtigen.
De boosaardige
geest, die het vlees van een mens in bezit neemt, ondergaat ondanks zijn kwade
verzet vernederingen die voor hem nauwelijks te verdragen zijn en wordt daarna
zachter en lichter. En de getuigen van zulke toestanden worden met geweld uit h
un te materiële en donkere levenswandel losgerukt, beginnen over het geestelijke
na te denken en in hun doen en laten gaan ze zich beter gedragen. En zo heeft
dit onder de mensen voorkomende kwade verschijnsel ook weer in tijden van de
grootste geloofsnood zijn beslist goede kant. ..Bij mensen die een waar en
lichtend levend geloof hebben, komt bezetenheid nooit voor, omdat de ziel van
de mens en de geest in haar ook het lichaam zo doordringen dat geen vreemde en
dan soms ook nog een boze geest in het zuivere en vergeestelijkte vlees kan
binnendringen. Maar als de ziel van een mens donker, vleselijk en materieel is
geworden en daardoor ook angstig en bevreesd, ziek en zwak, zodat ze aan een
vreemde indringer geen weerstand kan bieden daar gebeurt het ook gemakkelijk
dat zo nu en dan de boosaardige zielen, die nadat ze het lichaam hebben
verlaten, zich meestal in die onderste regionen van deze aarde ophouden en daar
hun misdadige praktijken uitvoeren, in het lichaam van een of ander zwak mens
binnendringen; daar zetten ze zich meestal in het zinnelijke onderlichaam vast
en beginnen zich als vreemde en boosaardige geesten via het vlees van de
bezetene naar buiten toe te uiten. Aan de ziel van de bezetene wordt echter
nooit schade berokkend. En daarom is het bezeten zijn niet zo'n ernstig iets
als het voor de mensen wel lijkt. Als gij echter in het vervolg zulke bezeten
mensen ontmoet, leg hen dan in Mijn naam de handen op en de boze geesten
zullen de bezetene verlaten. Zal men echter ergens iemand ontmoeten die door
een (bijzonder) hardnekkige geest is bezeten, bedreig die dan, en hij zal dan
direct hem gehoorzamen, die de kwade geest vanuit een oprecht geloof en in
Mijn naam dreigt! -Want waar door u Mijn leer aan de mensen wordt gepredikt,
daar is het ook niet meer nodig dat ook de duivels bij de mensen uit het vlees
van een bezetene het gevallen geloof stichten. Waarde engelen leren,
daar moeten de duivels op de vlucht worden gedreven!"
Gr.}oh.Ev. II/169 Petrus: "Heer, ik begrijp nu al
veel dingen, maar bezetenheid, in het bijzonder van onschuldige kinderen, en
het feit dat ze door zo'n boosaardige bewoner van hun lichaam vaak op de meest
afschuwelijke manier worden geplaagd, dat begrijp ik niet! Hoe kan Uw orde
zo'n kwaad toelaten? -Het dochtertje van de vrouw die ons vandaag naliep zal
nauwelijks 13 of 14 jaar oud zijn en volgens de moeder wordt zij reeds ruim
zeven jaar op een nauwelijks te geloven pijnlijke manier door een duivelsgeest
gepijnigd. Waarom moest dan zoiets worden toegelaten ?"
De Heer:
"Dat zijn dingen waarvan de kern op dit moment voor jullie verstand nog
verborgen blijft! Maar Ik wil jullie niettemin dienaangaande enkele wenken
geven!
De aarde is de
draagster van twee soorten mensen. De ene en betere soort vindt z'n oorsprong
van boven (dat wil zeggen: komt van een andere ster). De andere en eigenlijk
bedenkelijkere soort echter stamt puur van deze aarde af; hun ziel is tot op
zekere hoogte een samenstelling van afzonderlijke levensdeeltjes die, uit de
satan genomen, als materie in de massa van het aardelichaam gevangen worden
gehouden, van daaruit dan via het plantenrijk tot het dierenrijk overgaan,
zich door de vele fasen van het dierenrijk dan uiteindelijk als een potentie,
bestaande uit talloze oerzieledeeItjes, tot een wereldziel van de mens
ontwikkelen, bij de verwekking in de schoot van de vrouwen vlees aannemen en
dan, net als de kinderen van het Licht, op deze wereld geboren worden.
Welnu, zulke
kinderen staan, omdat hun gehele wezen uit satan is
genomen, dan
ook steeds min of meer aan het gevaar bloot door de een of andere boze geest te
worden bezeten, dat wil zeggen door de zwarte ziel van een duivel die reeds in
het vlees van een mens eens op deze aarde heeft geleefd; dit kan echter vooral
daar gebeuren waar zo'n jonge ziel, die uit de satansdelen van de aarde is genomen,
zich op een goede manier, hemelwaarts begint te ontwikkelen. Omdat daardoor een
levensdeel zich uit de sfeer van de hel losrukt, veroorzaakt dit in de hele hel
een ondraaglijke pijn, reden waarom deze dan ook al het mogelijke doet om dit
te vermijden.
Je vraagt je
nu evenwel af waarom zoiets de hel toch zo'n pijn kan berokkenen? Want zo'n
ziel moet toch ten opzichte van de hel oneindig veel kleiner en onbeduidender
zijn, dan een haartje volstrekt onbeduidend is in vergelijking met de totale
mens. En Ik zeg je dat dit juist is geoordeeld. Maar als je het kleinste
haartje van je lichaam neemt, het eruit trekt, dan zul je daarbij merken dat,
wanneer je dit haartje uit je lichaam trekt, je niet alleen een stekende pijn
voelt op de plek waar het haartje zat, maar ook in je hele lichaam; deze pijn
zou je wanhopig maken als hij slechts één uur zou aanhouden.
Uit de
verklaring die Ik je hier heb gegeven kun je al iets beter begrijpen waarom
bezetenheid op aarde voorkomt en tot aan het einde van deze aarde zal
voorkomen.
Dit bezeten
zijn heeft voor de bezetenen echter ook zijn beslist goede kant. Want zo'n
ziel, waarvan het lichaam door een of andere duivel in bezit wordt genomen,
wordt door de kwalen van haar vlees blijkbaar gelouterd en voor het
kwalijke binnentreden in haar lichaam bewaard. Op het juiste moment komt dan
evenwel al de hulp van boven en dan is een wereldziel helemaal voor de hemel
gewonnen. –Zeg Me, of je de kwestie nu enigszins hebt begrepen!"
Petrus zegt:
"Ja Heer, het is me nu helemaal duidelijk geworden. Maar dan zou het haast
beter zijn iemand die zo erg door boze geesten wordt bezeten helemaal niet te
helpen!?"
De Heer:
"Als iemand komt en je om hulp vraagt, dan zul je hem die niet onthouden! Want
Mijn behoedzaamheid zorgt ervoor dat welke betrokkene dan ook niet eerder hulp
zal gaan zoeken eer het juiste moment is gekomen dat hem de goede hulp geboden
wordt. Daarom mag die hulp dan ook aan niemand die ernaar zoekt worden onthouden!
-Begrijp je nu
ook deze belangrijke verklaring?"
Petrus zegt:
"Ja Heer, aan U alleen zij daarom alle dank, alle liefde en alle eer!
-Aldus bestaat er in deze wereld toch niets waaruit, voor de in goddelijke
dingen ingevoerde mens, niet direct de hoogste liefde en wijsheid van God ten
volle zichtbaar zou zijn!"
De Heer:
"Ja, zo is het! Daarom zult gij dan ook bij alle nog zulke afschuwwekkende
verschijnselen op deze aarde de moed niet verliezen; want de Vader in de hemel
weet ervan en weet het het best om welke reden Hij het toelaat! En zo hebben
ook de meeste ziekten die de mensen moeten doorstaan geen andere betekenis dan
dat ze moeten voorkomen dat de ziel één zou worden met het vlees."
Gr.Joh.Ev. IX/128 De Heer: "De tollenaar Zacheüs
verzocht Mij dat Ik hem raad zou geven wat hij met zijn oudste, reeds zestien
jaar oude zoon zou moeten doen, die sinds drie jaar krankzinnig was en haast
elke dag een grotere prooi van razernij werd. Hij heeft de beste artsen die hij
kende reeds bij zijn zoon laten komen en ze hebben allemaal geprobeerd de zoon
te genezen; doch al hun kennis en moeite is niet alleen volledig zonder succes
geweest, maar de toestand van de zoon is na elke behandeling door een arts nog
slechter dan voorheen geworden.
Toen zei Ik
tot Zacheüs: "Vriend, zulk kwaad geneest geen arts op aarde met zijn
kruiden! Breng je zoon evenwel hierheen en je zult de macht van de heerlijkheid
Gods zien !"
Toen beval
Zacheüs zijn knechten dat ze zijn zoon, goed vastgebonden, uit zijn vertrek,
waarin hij was opgesloten, zouden halen.
De knechten
zeiden daarop: "Heer, dat zal ten overstaan van deze gasten heel slecht
aflopen; want ten eerste raast hij nu bijna voortdurend en ten tweede stinkt
hij erger dan de pest omdat hij zich ook met zijn uitwerpselen besmeurt!"
Ik zei toen:
"Breng hem maar hier; want Ik wil hem zien en genezen!"
Een knecht,
die een vooraanstaande positie in het huis had, zei: ,,O, vriend, slechts God
alleen kan hem genezen, op deze aarde evenwel geen mens meer! Indien gij hem
geneest, dan zijt gij geen mens, maar een God!"
Ik zei:
"Maak je daarover niet druk, maar doe wat je is opgedragen!"
Toen gingen de
knechten heen en brachten de zoon, over wie al Mijn discipelen ontzet waren en
zeiden: "Hij is er nog erger aan toe dan zij die wij in het land van de
Gadarenen zagen!"
Ik ging echter
staan, dreigde de boze geesten in de zoon, beval hen hem ogenblikkelijk en voor
altijd te verlaten. Ze rukten nog één keer aan de zoon en in de gedaante van
vele zwarte vliegen verlieten ze de zoon die daarna helemaal gezond was.
Ik sprak nu
echter tot de knechten: "Breng hem nu naar buiten naar de bron en reinig
hem! Geef hem ook schone kleren en breng hem weer hier, opdat hij met ons het
middagmaal zal nuttigen!"
{j)at gebeurde
dan ook. En toen nu de zoon gezond en gereinigd bij ons aan tafel zat, kwamen
alle familieleden en kennissen die in het huis woonden bij ons in de kamer en
konden zich niet genoeg verbazen over zo'n snelle genezing van de zoon. En
Zacheüs dankte Mij boven alles voor deze genezing.
De hoofdknecht
sprak echter tot Mij: "Heer, gij zijt geen mens zoals wij zijn, maar Gij
zijt een ware God, die wij mensen immer willen en zullen aanbidden!"
Terwijl de
knecht zo sprak werd ook het middagmaal opgediend en we begonnen te eten.
Tijdens het eten en drinken vroegen verscheidenen aan de genezen zoon, die er
nu heel fris en vrolijk uitzag, of hij in zijn zieke toestand ook erge pijn had
moeten doorstaan.
De genezen
zoon zei evenwel: "Hoe kan ik dat nu weten?! Want ik was immers zo goed
als dood, had geen gevoel en wist niet wat er met me gebeurde! Maar dit weet ik
nog wel, dat ik me voortdurend in een droom bevond en in een mooie streek met
goede mensen sprak."
Dit verbaasde
de aanwezigen en ze konden dat niet begrijpen. En Zacheüs vroeg Mij hoe dat
toch mogelijk was en waarom zoiets door God werd toegelaten.
Ik zei:
"Vriend, hieraan zullen we nu niet veel woorden besteden! Bij zo'n kwaad
trekt de ziel zich in het hart terug en één of vaak ook vele boosaardige en
onreine geesten bewonen het verdere lichaam en doen met hem wat ze willen,
waarvan de in het hart rustende ziel echter niets merkt.
Dit soort
bezetenheid wordt evenwel toegelaten opdat de mensen bij wie het geloof in God
en in de onsterfelijkheid van de ziel bijna geheel is gedoofd toch weer aan
iets geestelijks beginnen te denken en er ook weer in gaan geloven. Want ook
gij zijt reeds wankelmoedig in uw geloof geworden en zo was voor u deze les ook
zeer noodzakelijk, reeds voor Mijn komst naar dit huis.
Als Ik eerder
was gekomen dan had je Mij niet zo geloofd, zoals je Me nu gelooft. En als jouw
zoon, met wie je heel erg veel op had, niet door het kwaad was getroffen, dan
hadden trots en hoogmoed je zodanig misvormd dat je een ware duivel onder de
mensen zou zijn geworden, dat je elk geloof in God uit je had gebannen en de
mensen voor pure machines had gehouden, die voor jou slechts dan een zekere
waarde zouden hebben als ze jou bijna voor niets zouden dienen en je aan nog
grotere rijkdommen zouden helpen. Toen jouw zoon echter, jouw lieveling en jouw
grootste trots, zo ziek werd als Ik hem nu hier heb aangetroffen, ging jij je
wel heel anders voelen. Je begon weer aan een God te denken en erin te geloven
en je werd veel nederiger van hart. Je had daarnaast weliswaar nog je toevlucht
genomen tot alle artsen, heiden of jood, die je waar dan ook kende en je hebt
daar veel geld voor over gehad. Maar toen je inzag dat je Zoon door geen enkele
arts, ook niet door iemand van de Essenen en nog minder door een of andere
tovenaar kon worden geholpen, toen werd je bedroefd en begon je er ernstiger
over na te denken waarom God, als Hij dan bestond, jou met zo'n kwaad had
geteisterd.
Je begon weer
in de Schrift te lezen en je vond je handelen en je optreden tegenover je
medemensen steeds onrechtvaardiger en je hebt dan ook God de gelofte gedaan dat
je geheeloprecht al het door jou begane onrecht weer meervoudig wilde
goedmaken.
Toen zulke
voornemens steeds oprechter en waarachtiger waren geworden en je er ook
duidelijkheid over had gekregen dat slechts de Almachtige Vader in de hemel je
zou kunnen helpen, toen kwam Ik dan ook spoedig in deze streek en is het jou
ter ore gekomen wat Ik aan de blinde heb gedaan. Jouw geloof in God werd dan
ook machtiger en ging weer leven, aangezien je door verscheidene mensen over
Mij had horen getuigen, zodat in jou elke twijfel werd weggenomen, dat Ik niet
louter en alleen een profeet, maar de Heer Zelf ben. En zie, je bent dan thans
zo ver gekomen dat Ik bij jou kon komen en met Mijn macht jouw zoon hielp.
Als je dat nu
goed overdenkt, dan zal het je duidelijk zijn waarom Ik bij mensen, in wier
hart nog niet elke levensvonk uit de hemel volledig is gedoofd, allerlei kwaad
toelaat.
Evenwel
blijven bij totaal verdorven en sluw geraffineerde mensen, die het niet meer
waard zijn door Mij vermaand te worden, dergelijke toelatingen tot
verbeteringen dan ook achterwege; want het baat hen hier niet meer en het zet
hen slechts tot grotere boosaardigheid aan. Dit soort mensen verdoet echter hun
materiële leven hier op aarde; na dit leven echter wacht hen hun eigen gericht,
hetwelk is de andere en eeuwige dood.
Hem die Ik
allerlei lijden en beproeving laat ondergaan, wordt door Mij ook op de daarvoor
bestemde tijd geholpen. Hem die Ik echter ongestoord van zijn vergankelijke
trotse en zwelgend goede leventje laat genieten, die draagt zijn gericht en
zijn eeuwige dood reeds in zichzelf en met zich mee. En daarom weet je nu ook
waarom zo menige grootheid en rijkaard in deze wereld ongestraft door kan gaan
met zondigen en met het begaan van gruweldaden tot aan de dood van zijn
lichaam.
Door Mij is er
in deze wereld echter aan eenieder en aan alles een bepaalde maat gesteld,
zowel in het goede en het ware als ook in het slechte en verkeerde. Heeft de
goede mens door zijn ijver deze maat ten volle bereikt, dan eindigen voor hem
alle verdere verzoekingen en hij gaat dan, in het volle licht vanuit de hemelen
van de ene fase van zijn levensvoltooiing in tot een nog hogere fase en zo
verder tot in het oneindige."
DEEL III
Over genezende hulp
1. Hulp door
voorbede
I.KL. 12 2 -1894 Ja, Mijn kind, Ik wil je bede
verhoren en wil Me over de zieke erbarmen, Ik wil haar sterken en troosten en
wil haar helpen. In de liefde moet je echter daadkrachtig blijven en in de
voorbede zul je niet mogen verslappen totdat haar geest de nodige kracht en
sterkte bezit zich van de drukkende last te ontdoen.
Hier kan
slechts voorbede, verenigde voorbede uit zuivere liefde tot Mij werken.
Al het andere is vergeefs en bevrijdt de zieke niet van haar lijden.
Zie, dat is nu
je taak, je in de voorbede te oefenen! Doe dit met alle ijver, met volharding
en alle liefde die je in je hart hebt; dan zul je daarvan zelf spoedig de zegen
ervaren, de zieke zal echter rust vin den in haar ziel. ..
Geloof in Hem
die machtig is in dat wat zwak en onmondig is! Herken steeds meer het niets in
je, opdat Ik in jou alles in alles worde en Mijn geest in jou kan werken!
-Amen.
2. Alleen
genezing met Gods wil.
Gr.Joh.Ev.V/75 De belangrijkste oorzaak van (elk
lichamelijk) gevoel van pijn - dat echter steeds de ziel, nooit het vlees
ervaart -is de druk die een te traag en dus ook te zwaar geworden vlees op een
of ander levensdeel van de ziel uitoefent.
Tijdelijk is
daarom elke ziekte te genezen als men de vleesmassa weet te verlichten. Maar
voor de ouderdom van het vlees bestaat geen verlichting meer, hoewel een mens
die op de juiste wijze leeft nog tot op zeer hoge leeftijd in het algemeen
weinig over pijn zal weten te vertellen. Zijn vlees zal tot het laatste uur nog
heel soepel blijven. En de ziel zal zich langzamerhand heel zachtjes van haar
vlees kunnen ontdoen op de in wezen bedoelde beste en juiste manier. Ze zal
weliswaar zelfs zeer oud geworden, ook niet bepaald wensen zich van het vlees
los te maken; wanneer echter tot haar de voor haar goed verstaanbare, gelukkig
stemmende roep uit de hemelen opklinkt: "Kom uit je kerker en ga in tot
het meest vrije, eeuwige en waarachtige leven!", dan zal ze ook geen
seconde voorbij laten gaan om haar broze aardse huis te verlaten en naar buiten
te treden in de lichtvelden van het ware, eeuwige leven.
Welnu, jullie
zullen met geen kruidensap noch door middel van de macht van Mijn Naam ooit in
staat zijn dit (natuurlijke aardse levenseinde) te verhinderen omdat dit niet
de wil van Mijn Geest kan zijn. Vanuit de kracht van Mijn Naam echter zult gij
alleen overeenkomstig Mijn wil, die zich in uw harten heel duidelijk zal openbaren,
en nooit in strijd daarmee in staat zijn waarachtige wonderen tot stand te
brengen. Daarom moet gij ook vooral Mijn wil, die een ware wil van God is,
volkomen tot de uwe maken. En het is dan onmogelijk dat iets zal mislukken dat
gij uit Mij en dus uit Mijn eeuwige orde zult willen.
Er kan daarom
geen sprake van zijn dat bijvoorbeeld iemand als gevolg van de u gegeven kracht
om te genezen door Mijn Naam nooit zou kunnen sterven. Wel zult gij aan niemand
de genezing mogen onthouden waar Mijn Geest u in het hart zal ingeven:
"Die moet worden geholpen!" Zegt de Geest echter: "Laat hem in
de kwelling van zijn vlees, opdat zijn ziel genoeg krijge van het botvieren
van zijn vleselijke lusten!", laat hem dan en genees hem niet van zijn
lichamelijke kwaal -want hij moet het geduldig verdragen tot heil van zijn
ziel!
3.
Vooronderstellingen voor goddelijke hulp
I.KL. 8 -5 -1894 Lieve zoon! Je Vader verhoort jouw
smeken en komt tot jou door het woord van Zijn mond om jou te sterken, je weer
op te richten en je weer nieuw leven te geven.
Zie, je hebt
Me gevraagd je te helpen, je te verlossen van je pijnen en je rust te laten
vinden in je gemoed. -Waarom evenwel, Mijn kind, voel je je zo onrustig?
-Waarom zoek je je rust niet in Mij en Mijn liefde?
Kom, werp je
aan Mijn trouwe Vaderborst en vergeet je pijn in de gedachtenis aan Hem, die
ter wille van jou nog veel grotere pijn moest dragen! Hij die de zonden van de
wereld droeg en alles op zich nam, neemt ook jouw pijnen en jouw zonden op zich
en geneest je van al je gebreken.
Nochtans moet
je in kinderlijk geloof, in ware liefde en in alle nederigheid van je hart tot
Hem komen en moet je allereerst om de vergeving van je zonden vragen -pas dan
kun je volledig geholpen worden.
Zolang je niet
je eigen hart kent en het leert onderzoeken om te weten te komen wat erin
verborgen ligt, zolang kun je niet Mijn handelen begrijpen, noch Mij als jouw
Vader aanvaarden.
Streef dus met
name naar juiste zelfkennis! Dat is de eerste stap om verbetering aan te
brengen in je lijden, dat zijn zetel in het zenuwstelsel heeft en daarom
alleen maar door een zo eenvoudig mogelijke leefwijze overeenkomstig de natuur
kan worden genezen. Probeer met name het gebruik van dranken die je opwinden te
vermijden en onthoud je van het gebruik van vlees, dan zullen de pijnen
geringer worden en je onrust zal verdwijnen zodra je Mij in je hart insluit en
hebt ingezien dat Ik je hoogste goed ben.
Bedenk dat
tevoren Mijn zoon en sla acht op de stem van je hart; die zal jou in alle
dingen leren en onderrichten.
4. Hemelse
raad tot heil: trouw aan God
J.L. 27 9 1847 Zo schrijf dan nog een keer overeenkomstig
je wens een woordje voor je kleine Martha, die ook Mijn Martha en Mijn lieve
dochtertje is, omdat ze meer op Mij en jou gesteld is dan sommige van haar
zusters, die toch meer gericht zijn op het buitengewone en geestelijk
onderhoudende dan dat ze oog hebben voor de wijze waarop één van Mijn grootste
geestesgaven van nut is voor de liefde. -Schrijf onze lieve Martha daarom
aldus: Luister, Mijn dochtertje, Ik, jouw Heer en jouw Vader, heb je bovenal
lief, daarom heb Ik je ook van al je lichamelijke kwalen bevrijd zodat je nu
helemaal blaakt van gezondheid. En Ik beleef ook daarom vreugde aan je omdat je
ondertussen Mij niet vergeet zoals zo menig ander, die Ik ook heb geholpen;
toen zij echter gezond werden, begonnen ze zich terstond zozeer in de wereld
te verliezen, dat ze vervolgens Mij zo snel vergaten alsof ze niet het
geringste aan Mij, maar alles alleen maar aan hun wezen en aan de artsen te
danken hadden.
Bewaar jij
echter, Mijn lieve dochtertje, steeds dezelfde gemoedstoestand van je hart,
dan zul je nooit hoeven te klagen over gebrek aan gezondheid en zul je je
steeds meer in Mijn liefde en genade verheugen, naarmate je meer met heel je
hart Mij zult zijn toegedaan.
En zie, deze
trouw zal niets van je afnemen waarnaar jouw hartje ook maar rechtschapen
verlangt; ze zal jouw wensen alleen maar zegenen en levend houden, opdat ze zo
spoedig mogelijk helemaal in vervulling mogen gaan. Want zie, niemand geeft Mij
uit de schat van zijn hart iets wat hij niet tien en honderdvoudig weer in
overvloed terug zou krijgen! Maar als je Mij met heel je hart liefhebt dan
moet je je ook van die rest van die gewoonten, die voor jouw lichaam schadelijk
zijn, met de grootste zorg onthouden; dan zul je steeds gezonder en opgewekter
worden. Het is weliswaar geen zonde dat je zo nu en dan aan een open snuifdoos
ruikt of je je soms wat te vast omgordt; Zulke dingen zijn echter niet goed
voor het lichaam. En als er met het lichaam iets niet in orde is, dan is het
met de zielook snel somber gesteld en met de ontwikkeling van de geest nog
somberder.
Zie indien de
vele dwaze mensen zich aan Mijn geboden hielden was voor hen veel
gemakkelijker zou zijn dan zich te houden aan de wetten van hun eigen oude,
domme, wereldse gewoonten -dan zou er op aarde ook geen ziekte zijn. Omdat de
dwaze mensen echter meer op hun regels en hun oude, slechte gewoonten zijn
gesteld dan op Mijn geboden, die niets anders zijn dan de zuiverste liefde,
Zijn ze ook zelf de aanstichters van de duizenden kwalen en ziekten waaraan ze
moeten lijden en waaraan ze vaak lichamelijk en geestelijk sterven.
Zouden ze
afzien van hun dwaasheden en zich de wetten van Mijn ordening aantrekken, dan
zouden allen zich in een hoge en gezonde ouderdom mogen verheugen en de dood
van het lichaam zou slechts een zoet inslapen van het oude lichaam zijn en
daarnaast het meest opgewekte en zalige ontwaken van de ziel en de geest tot
het eeuwige leven! Neem derhalve, Mijn liefste dochtertje, deze woorden ter harte,
dan zul je je steeds mogen verheugen in de beste lichamelijke en geestelijke
gezondheid.en Mijn liefde en Mijn genade zullen steeds in overvloed met je
zijn, tijdelijk en eeuwig. Amen. -Dat zeg Ik, jouw heilige, liefdevolle Vader
tot jou. -Amen.
5. Vertrouwen
en gehoorzaamheid beter dan medicijnen
J.L. 26 -4 -1842 Ik zegje dat deze dure arts heel weinig zal bijdragen
aan de genezing van je vrouw, omdat Ik de werken van eerzuchtige mensen die op
geld belust zijn nooit pleeg te zegenen!
Indien je vrouw Mij meer had vertrouwd en in haar
gevoel volgzamer was gebleven, dan was het al lang beter met haar geweest:
Maar omdat zij daarop geen acht slaat is het ook goed dat Zij ervaart welke
hulp de wereld biedt! Zolang iemand zich echter in de beschermende armen van
de wereld bevindt, kan en mag Ik hem Mijn armen niet reiken. Want al zou Ik
iemands lichaam met de heilzaamste balsemolie willen zalven, maar hij wast zich
daarna met het water uit het riool en eet daarnaast wereldse Latijnse rommel,
hoe zou het dan ooit beter met hem moeten gaan ?
Ik zeg je echter,
als zij een of andere harspleister zou nemen en die in Mijn Naam onder op haar
voeten zou leggen, bovendien op haar kuiten, verder op de ruggegraat, ook in de
nek en dan nog op de maag en als ze daarbij ook fris water zou drinken en ook
een eenvoudige en goede maaltijd zou nuttigen, die niet te vet en niet te zwaar
zou zijn, zoals bijvoorbeeld maïsgrutten in heldere vleesbouillon en ook wat
vlees met een licht nagerecht) -dan zou zij al veel eerder gezond zijn geweest
dan door al die vervloekte Latijnse rommel!
Omdat ze
echter reeds vanwege de wereld een arts moet hebben, moet ze bij de eerste en
oudere blijven en niet naar iemand gaan die ze nodig heeft door eerst z'n
medicijnen te proberen! -Amen.
6. Vaderwoord
en gebed van de hulpzoekende
G.M. 11 1 1871 Omdat je Mij smeekt deze broeder
enige verlichting in zijn lijden te brengen, schrijf hem daarom en zeg hem: Ik
weet waar het hem aan ontbreekt -en hij weet waarom het hem ontbreekt. En zo
hoeven wij beiden geen algemene biecht te spreken. Omdat hij echter reeds
gedurende langere tijd -murw gemaakt door zijn hulpeloze toestand -Mij om hulp
vraagt, daarom wil Ik genade voor recht laten gelden en hem de weg wijzen hoe
hij ware hulp van Mij kan verkrijgen en wat hij eerst zelf moet doen, opdat Mijn
zegen hem zal baten. -Luister dus!
Bij zijn kwaal
is de inactiviteit van de bewegingszenuwen de belangrijkste belemmering (om te
genezen). Om dit nu op te heffen moeten de zenuwen door beter bloed worden
gevoed en daarbij hoort voor hem een misschien sterke, maar noodzakelijke
verloochening van zijn belangrijkste gewoonten. Want Ik kan zijn bloed niet
beter maken als hij elk moment door het gebruik van tabak en koffie bijdraagt
aan de vergiftiging ervan. ..
Omdat echter
ook ten aanzien van jullie menselijke geneesmiddelen en artsen het vertrouwen
de belangrijkste tussenschakel voor de werking van het geneesmiddel is, moet
hij ook op Mij, als eerste arts der wereld, zijn gehele vertrouwen stellen. Met
innig gebed moet hij zijn hele lot in Mijn handen leggen en dan geduldig
afwachten wanneer Ik de verlichting van de pijn, waar hij op hoopt, zal laten
intreden.
Ook nu bidt
hij -het is echter niet het gebed zoals Ik het wil en het Mij welgevallig is.
Het mag niet mechanisch zijn. Het moet in overeenstemming met Mijn wezen, een
geestelijk gebed zijn. Alleen dan kan het tot Mij doordringen. Het moet met het
hart en niet met de lippen worden uitgesproken. Teneinde echter de weg tot dit
gebed te vinden moet hij eerst over zijn hele leven eens gaan nadenken, moet
hij bezien hoe hij zich in het verleden tegenover Mij heeft opgesteld: hoe hij
Mijn genade heeft geëerbiedigd of heeft geminacht; hoe hij tenslotte na zoveel
misstappen tegenover Mij, tegenover zijn ziel en uiteindelijk ook tegenover
zijn lichaam nu daar is gekomen waar hij zich thans bevindt.
Als hij dan
door een oprecht gemeend berouw wordt gegrepen, als hij duidelijk inziet
hoezeer en hoe vaak zijn handelen.tegenover Mij verkeerd was als hij dan
begrijpt dat de straf voor zijn fouten nog erger had kunnen zijn -dan richte
hij zijn smeken tot Mij, dan zal hij tegenover Mij open zijn schuld moeten
bekennen en moeten erkennen hoe weinig hij deze lankmoedigheid van zijn Vader
heeft verdiend, die hem nu nog op gevorderde leeftijd weer de hand reikt om de allang
verloren zoon te redden.
Wanneer hij
zo, berouwvol, voor Mij staat, alles overlatend aan Mijn genade en Mijn
welwillendheid dan zal Ik nieuw leven in hem doen stromen, eerst in zijn ziel
en via de ziel in zijn lichaam. En met zijn heilige belofte nu alle wereldse
ideeën te laten varen en slechts zijn geestelijk heil zoekend, zal hij al gauw
merken wat het betekent op zijn hemelse Vader te vertrouwen die, net zoals een
aardse vader, een smekend kind nooit zal afwijzen
Hier nu ligt
de weg open voor hem! Wil hij die gaan dan zal hij da~:van al gauw de goede
gevolgen zien. Is echter zijn eigenlief.de en zijn liefde voor de wereld
sterker, dan heeft hij de gevolgen die daaruit zullen voortkomen aan zichzelf
te wijten.
Vrij heb Ik de
mens geschapen en vrij moet Ik hem ook laten. Hij is heer over zijn lot en hij
kan de weg omhoog of de weg naar beneden kiezen.Amen.
Liefdevolle
vader! Hier lig ik reeds jarenlang onbeweeglijk, mijzelf en de mijnen tot last,
een levend verwijt van mijn eigen leven dat ik achter mij heb. -O Gij
allerliefste, genadigste Vader en Heer, Gij die zo lang geduldig hebt toegezien
hoe ik lichtzinnig onopzettelijk mijn bestaan in de wereld en mijn lichaam
langzamerhand ruïneerde. Met welk geweten zal ik voor U verschijnen, wanneer
ik bedenk dat ik niet alleen mijzelf, maar ook mijn levensgezellin en de kinderen,
die ik enkel en alleen uit lust heb verwekt, mede ongelukkig heb gemaakt en aan
de ellende van de wereld heb prijsgegeven.
Gij. o vader,
hebt ondanks al deze fouten mij toch niet vergeten. En nu, terwijl ik op geen
redding meer hoopte, nu zendt Gij mij hulp, mij U onwaardig schepsel! -Wat heb
ik U daarvoor te bieden ? Een doorverwijten verscheurd hart en een met zonden
beladen geweten, dat zijn de gaven die ik voor Uw troon kan neerleggen. En
toch, na zulke offers, verwaardigt Gij U mij Uw behulpzame hand te reiken! Ja,
laat mij die hand grijpen, die mij zo vaak nabij is geweest en steeds door mij
werd veracht! Laat mij die grijpen en vasthouden, opdat ze mij uit deze ellende
hale waarin mijn eigen schuld mij heeft doen belanden.
Vader! Als
verdwaald maar berouwvol kind roep ik tot U, vergeef en help mij! Meer kan ik
niet afsmeken. Want ook dit verdien ik niet. Maar Uw onbegrensde liefde en
genade, die ook de worm in het stof niet vergeet, vervult mij met de vurige
hoop dat Gij ook mij, de verloren zoon, in Uw armen zult opnemen en dat Gij het
lijden dat ik tot nu toe heb doorstaan als een kleine afbetaling van mijn
schuld wilt zien.
Blind als ik
ben wilt Gij mij leiden en van al mijn fouten en dwalingen wilt Gij alleen
maar een sterke ladder maken, waarlangs ik tot Uw hart kan klimmen. -Wie is
zo'n genade en zulke liefde waardig? -Een sterfelijk mens niet! Maar slechts
stilletjes wenend kan dat wat verdwaalde aan Uw vaderlijke roep gevolg geven.
Amen.
7. De
hoofdzaak -Berusting en vertrouwen
J.L. 29 -4 1841 ,,O allerheiligste, liefdevolste,
barmhartige Vader! Zie genadig neer op de grote nood van mijn doodzieke zuster
Klara en toon haar een middel waardoor zij gered kan worden! Wees hoog
geprezen, o allergrootste Vader, wanneer Gij het zo beschikt dat de vrouw voor
haar bezorgde man en als moeder voor haar minderjarige kinderen behouden mag
blijven! Wees echter ook hoog geprezen wanneer Gij haar, die in doodspijn
terneer ligt, in Uw heilige Rijk van de eeuwige vrede opneemt, Amen!"
Welk antwoord
moet Ik nu op deze vraag geven? Als Ik zou willen helpen, verknoeien jullie
artsen immers alles! Moet Ik dan die artsen laten sterven?
Wie evenwel
denkt dat Ik slechts door middel van artsen en medicamenten zou kunnen helpen,
die vergist zich heel erg. Want juist daar help Ik (meestal) helemaal niet,
maar laat Ik slechts hoogstens zo nu en dan toe dat de voorgeschreven
medicijnen helpen, als men er zo nu en dan in Mijn Naam vertrouwen in heeft.
Waar echter zelfs ook dit allerlaatste geloof nog ontbreekt, daar blijft Mijn
hulp achterwege.
In deze
kwestie heb Ik echter immers reeds toch al door de knecht mondeling te kennen
gegeven dat, zo gij diep in uw hart gelooft en erom vraagt, de melaatse zeker
weer rein zal worden. Indien gij echter alleen maar gelooft dat Ik wel kan
helpen, maar aan Mijn wil twijfelt, dan kunt gij ook denken dat de melaatsheid,
omdat ze zeer ernstig is, haar lichaam eerder en gemakkelijker zal vernietigen,
dan dat degene die eraan lijdt er nog met een gezond lichaam vanaf komt.
Indien gij
echter het geloof had slechts zo groot als een mosterdzaadje, dan zoudt gij
niet alleen de lijdenden willen helpen, maar ook dode lichamen tot leven willen
wekken! Alleen lijkt uw geloof nog op ~en net dat door de wind heen en weer
wordt gewaaid. En uw hart is vol kleinmoedigheid, vrees en beschroomdheid. En
daarnaast zijt gij ook bij sterfgevallen van uw verwanten één en al droefheid,
omdat gij er niet zeker van zijt wat uw liefdevolle Vader doet en laat gebeuren
en gij er ook niet bij stilstaat dat alles wat Ik bepaal, doe en laat gebeuren
niets anders is dan het volstrekt goede
Indien Ik de
melaatse van de wereld wegneem, dan zal dat volstrekt goed zijn. Indien Ik er
echter voor zorg dat zij blijft, dan zal het niet minder goed zijn. Als gij
echter mocht denken dat slechts dat ene goed is, nam~lijk dat zij in leven
blijft -en dat het een groot ongeluk voor het gezin zou zijn als zij er niet
meer zou zijn, dan vergist gij u heel erg. Want alles wat overeenkomstig Mijn
wil geschiedt, is absoluut goed, of het nu zus is of zo. Weet gij dan niet dat
elke hulp van mensen van geen enkel nut is!? Mijn zorg gaat ver, reikt veel verder
dan elke moederzorg! -Of zal Hij die voor vader, moeder en kinderen zorgt,
niet ook in staat zijn heel goed voor de kinderen alleen te zorgen? -O gij
kleingelovigen, hoe lang moet Ik u nog laten voorpreken tot gij verstandig en
vast in het geloof wordt! ?
O ziet, het
levende geloof volovergave en vertrouwen is een ware thermometer der liefde en
geeft precies de maat aan hoever boven het vriespunt de liefde staat. Hoedt u
voor de rijp in uw (liefde en geloofs) lente, opdat de drang tot vrucht
dragen niet verloren ga! Maakt met het hout van het leven rook, opdat gij geen
schade aan uw hart ~oogt lijden. Jou, mijn lieve N.N., zeg Ik echter dat het
beter is dat Je er enige tijd niet heen gaat, maar dat je in plaats daarvan
beter thuis kunt blijven en bij Mij vertoeven. Want waarlijk, jouw aanwezigheid
zal de melaatse niet erg tot nut zijn, wel echter (zal het helpen) als je bij
Mij en in Mij blijft, Mij liefhebt en Mij vraagt dat Ik het laat geschieden
zoals Ik het wil.
Wil je er
echter toch ook naartoe gaan, omdat ze je zuster is, bid dan tevreden en zalf
je in Mijn Naam met de olie van de jeneverbes, dan zul je je huls sparen voor
de kwaadaardigheid van de melaatsheid. En als je ook je kleding met dezelfde
bessen bewierookt en in vroom gebed tot Mij er ook drie van inneemt, dan kun je
helemaal gerust zijn. Maar zoals reeds gezegd, voorshands is het helemaal niet
nodig datje erheen gaat. Want Ik zeg je in ernst dat de melaatsheid kwaadaardig
is. Ze is het uittreden van alle boze geesten die zich vaak reeds van geslacht
op geslacht hebben ingeburgerd -en, voor een goed begrip, dus ook heel erg
besmettelijk zijn; want de geesten die vrij komen zoeken onmiddellijk weer een
nieuw onderkomen. Zijn ze bij de één of andere persoon naar binnen geslopen en
worden ze daar weer naar buiten gewerkt, dan richten ze uit grote wrevel een
grotere verwoesting in hun nieuwe woning aan dan in hun vorige, zoals nu juist
bij je zuster het geval is.
Wie echter
bidt, in Mijn Naam gezalfd en berookt is, die hoeft zelfs geen pest meer te
vrezen.
Daarom is de (jeneverbes)
struik echter beschermend, omdat ze van nature reeds deel heeft aan een
grote zegen die van Mij uitgaat. Dus is het levende geloof in de kracht van
Mijn Naam wel het meest onfeilbare geneesmiddel. Waarlijk, al zoude melaatse in
Amerika zijn en jij hier zoals nu, en je zou ervaren dat ze zou lijden zoals nu
en je zou je tot Mij richten -dan zou Ik haar willen redden van de dood, lichamelijk
en geestelijk! Wanneer gij vanuit het hart gelooft, maar niet (louter) volgens
het inzicht van het verstand, dan zal het beter met haar gaan door jullie
verzoek en jullie geloof. Zijt gij echter zwak, denkt dan toch in ieder geval
dat Ik niet onrechtvaardig zal handelen, en wat Ik ook zou willen doen, het zou
wel eens het allerbeste kunnen zijn!
Denk aan de
discipel die eerst nog zijn vader wilde begraven voordat hij Mij volgde; en
wees indachtig aan Mijn vermaning tot hem gericht, dan zult gij immer grote
rust in u zelve vinden!
Mij in alles
volgen, is het eerste. En alles aan Mij overgeven het tweede. Daarin zijn de
geboden, de profeten en voornamelijk de twee geboden van de liefde helemaal
vervat en daarmee al het leven. Handelt ernaar, dan zult gij leven en zal alles
bovenmatig goed gaan, hier en ginds. Amen.
Dat zeg Ik, de
allerbeste arts. -Amen.
8. Heil door
vaderlijke liefde
G.M. 4 2 1871 Wat jouw zuster in haar doodsangst
overkomt gaat ook jou aan; je moet haar door een paar magnetische behandelingen
zover brengen dat ze meer vertrouwen in haar eigen krachten krijgt. Welnu, en
daarom kom je met de vraag tot Mij wat in dit geval moet gebeuren ? Ik wil dus,
om een oplossing te bieden voor iedereen die twijfelt en hoop koestert, zelf de
Bemiddelaar, de Heiland en magnetiseur zijn. Want zonder Mijn hand, zonder Mijn
hulp is het uitstrekken van jouw hand immers toch alleen maar een lichamelijk
beïnvloeden en geen psychisch-geestelijk, dat alleen door Mij versterkt -de gewenste
uitwerking bij je zuster teweeg kan brengen. -Ter zake dus! -Ik vraag je zuster
slechts: heeft ze dan nooit gevoeld dat het gebed tot mij troost, kracht,
vreugde en een gevoel van gelukzaligheid geeft, wanneer het volledig uit de
grond van het hart tot Mij wordt gericht? -En door wie ontstaat dan dit gevoel?
-Zie, dat ben Ik, doordat Ik in de gewonde ziel binnenstroom en haar kracht
schenk. Waar bestaat een magnetische kracht die in haar uitwerking te vergelijken
zou zijn met dit gevoel van gelukzaligheid?
Je zuster moet
het proberen en moet tot Mij, haar Vader, in grote nederigheid haar hart verheffen;
ze moet haar lijden en zorgen aan Mij voorleggen en moet in het stof der
nietigheid voor Mijn troon neervallen. En als zij daar dan machteloos en vol
berouw ligt, alles aan Mij overlatend, en zich ook wat betreft het
onbelangrijkste punt heeft verootmoedigd, dan zal Ik haar opheffen. Want in
haar diepste nederigheid is zij Mij juist het meest na. Dan zal Ik in de
troost, de liefde en de kracht van de geest in haar binnenstromen om (haar te
leren) haar vermeende problemen niet zo donker in te zien en deze ook
gemakkelijker te verdragen.
Mijn liefde is
het grote magnetisme dat alles aantrekt en niets van zich afstoot. Wie zich
binnen het bereik ervan begeeft kan slechts winnen, maar niet verliezen.
Laat ze zich
dus vermannen om haar blik tot Mij, haar Vader, op te heffen! Ik als Vader wijs
geen kind af dat Mij smekend nadert –en al helemaal niet als zijn hart een
altaar der liefde is geworden waarop het eeuwige vuur van deze goddelijke
eigenschap van Mij brandt, de gehele mens verlicht en zelfs ook het lichaam met
gelukzaligheid verwarmt.
Naar dit
magnetisme zal je zuster dus moeten zoeken en het zal meer vruchten afwerpen
dan wanneer jij je hand uit zou strekken, waarbij in overeenstemming met jouw
persoonlijk geestelijke verhevenheid wel van een zekere werking sprake zou
zijn, maar die zou niet te vergelijken zijn met die (welke optreedt) wanneer
Ik Mijn Vaderhart als loon van een kinderlijke overgave aan Mijn wil aanbied.
-Amen.
9. Voorwaarden voor het succes van magnetische kuren
tot versterking.
G.M. 5 2 1871 Opnieuw informeert een geestelijk en
lichamelijk zieke ziel via jou bij Mij en ze zou zelfs graag willen dat Ik haar
schriftelijk laat weten dat de door jou voorgestelde geneeswijze de juiste is,
en dat hierdoor ook het gewenste resultaat wordt bereikt. Om dit kind
allereerst toch enigszins de geestelijke ogen te openen, waarvoor het nog een
zware blinddoek heeft, moet Ik het op zijn innerlijk wijzen. Wellicht zal heel
veel wat in deze regels staat voor hem niet aangenaam zijn. Het is echter toch
waar en des te meer (geloofwaardig) omdat Ik het zeg.
Welnu, kijk
Mijn liefkind, je hebt een klein ongemak waarover je je erg veel zorgen maakt
en waarover je reeds de hele wereld om raad hebt gevraagd. Nu is jou ook iets
over een geestelijk genezingsproces ter ore gekomen. En nadat je alle
allopatische en homeopathische, ja zelfs Mijn zonnemiddelen hebt geprobeerd en
nergens een bevredigend resultaat hebt gevonden, nu wil je ook deze laatste
geestelijke geneeswijze proberen met het idee: 'Baat het niet, dan schaadt het
niet!' Je beschouwt het alleen maar als één van de vele andere handelwijzen
die gewoonlijk met het magnetisme te maken hebben en je zou daarnaast als het
ware een bewijsstuk overhandigd willen hebben, waarin staat dat dit middel helpen
moet.
Teneinde
passend op jouw grondgedachte te antwoorden moet Ik je allereerst zeggen dat Ik
wel heel goed weet waarom je nu van deze kwaal bevrijd zou willen zijn. Want de
tijd dringt, het ogenblik nadert waarop je met volle zeilen in de vreugden van
de wereld en van de huwelijkse staat wilt binnenvaren. En vanwege deze
materiële en wereldse verlangens van jou moet Ik, de Schepper en Heer der oneindigheid,
Me voor jou opofferen en je zelfs nog schriftelijk verzekeren dat je met dit
middel van je kwaal, waarvan je allang last hebt, en die nu nog onaangenamer
is, bevrijd wordt.
Zie, je wilt
van Mij iets horen dat duidelijk verstaanbaar is en toch let je niet op de stem
van je innerlijk -de stem die jullie mensen 'geweten' noemen! Wat zegt dit
geweten je dan niet dikwijls? Zegt het je niet meer dan eens: "Ga niet op
zo'n uiterlijke manier met de godsdienst om! Bedenk dat God een Geest is, en
ook alleen maar geestelijk geëerd en geliefd (wil zijn) en dat Zijn Leer ook
geestelijk begrepen moet worden!" Zegt je geweten niet dikwijls: "Heb
meer verdraagzaamheid jegens je medemensen -en meer liefde jegens je God, je
Vader!" Omdat je nu met je ijverige kerkgang denkt dat je je plicht als
mens tegenover Mij hebt gedaan, daarom verlang je een geestelijke kuur -terwijl
je toch niet gelooft dat deze woorden, die tot jou zijn gericht, van Mij
afkomstig zijn! Hoe kun je dus bij zo'n ongelovigheid een geestelijk resultaat
verwachten van een behandeling die slechts geestelijk begrepen kan worden en
ook alleen maar geestelijk kan werken?!
De geestelijke
verheffing van je ziel tot Mij in ootmoedig gebed, echter zó, dat elke vezel
van je wezen bij dit gevoel betrokken is!, déze volledige overgave aan Mijn
wil, waarbij al het wereldse helemaal wordt vergeten, dit oplichten van al je
innerlijke, geestelijke krachten, gepaard aan het vaste geloof in een zekere
hulp van Mijn kant, kan er weliswaar voor zorgen dat een doek, die door Mijn
schrijver gemagnetiseerd is, werkzaam is (omdat dan niet de magnetisch
menselijke stoffen die in het doek zitten werken, maar Mijn zegen die de vaste
wil van Mijn schrijver vergezelt en aan zijn gemagnetiseerde doek deze
genezende kracht verschaft, die niet alleen jouw kwaal maar elke kwaal kan
genezen). Zolang je echter niet in staat bent dit gebed, zoals Ik het
jou heb geschilderd, in jou op te wekken raad Ik je aan: Laat de
magnetische kuren achterwege! Want ze leiden tot niets, je geeft je alleen maar
over aan ijdele hoop, welke direct op een teleurstelling uitloopt.
Leer
allereerst je bewust te zijn van je geestelijke plaats tegenover Mij, dan zul
je pas je plaats in de wereld weten te waarderen en inzien wat belangrijker is
en meer waarde heeft. Zolang je niet omkeert op de weg die je tot nu toe hebt
bewandeld en niet de (weg) inslaat die Ik je aanraad, zal er nog menige
storm en onweer over je hoofd trekken en zul je geplaagd worden door lijden en
vrees!
Amen.
10. Over het
heilmagnetisme
J.L. 12 -7
-1841
Antwoord op de
vragen:
1. Welke
mensen bezitten de gave om te magnetiseren? Welke mensen kunnen gemagnetiseerd
worden ? En hoe kan men de gave verkrijgen ?
2.
Zijn de gegevens, uitlatingen van gemagnetiseerde personen met betrekking tot
hun eigen lichamelijke gebreken, ziekten (of die van anderen) en met betrekking
tot de ervoor ten dienste staande geneesmiddelen altijd juist en geloofwaardig?
3.
Treden gemagnetiseerde, in trance verkerende personen in een schijnbaar of in
een werkelijk contact met mensen die van de wereld zijn heengegaan en tot de
gelukzaligheid zijn overgegaan?
4.
Waarom zijn gemagnetiseerde personen niet in staat in bewuste toestand zich de
gebeurtenissen, die ze in gemagnetiseerde toestand meemaakten, te herinneren?
5. Was het magnetisme bij de oude joodse en christelijke volkeren
bekend?
6.
Is het juist dat sommige regeringen het magnetiseren verbieden? Zou een grotere
verspreiding ervan onder de mensheid niet veel wenselijker zijn en zo ja onder
welke voorwaarden?
De Heer: “Als
gij de mededelingen zowel op het gebied van de 'Zwólf Stunden' alsook die
in aansluiting aan de 'Maan"(:* Zie: ' Aarde en Maan', Deel:
De Maan, Hfd.6, (Uitg.De Ster))'en ook de veel eerder gedane
mededelingen over de beide polen van de aarde exact in overweging neemt en met
elkaar vergelijkt, dan zoudt gij er bijna zelf op kunnen komen dat enkele van
deze vragen overbodig zijn -zoals bijvoorbeeld: waarom mensen die
gemagnetiseerd zijn in een toestand van volledig bewustzijn zich niet alles
kunnen herinneren van datgene wat ze in hun geïsoleerde toestand, waarin de ziel
wakker was, hebben gedaan en gesproken.
Even
(overbodig) is ook de vraag of gemagnetiseerde personen in werkelijk of in een
schijncontact met de gestorvenen treden. Want wat heeft 'schijnbaar' of
'werkelijk' in dit verband te betekenen? Of zijt gij in uw lichamelijke
toestand in staat hetzij een werkelijke het zij een schijnbare verbinding aan
te gaan? Wanneer gij echter hiertoe niet in staat zijt, hoe moet dit voor de
ziel mogelijk zijn die immers een goed toegerust opnamevat is, waardoor ze
slechts in staat is dat op te nemen wat werkelijk op haar weg komt, echter niet
datgene wat niet op haar weg komt. Zolang ze in het lichaam is kan ze wel
schijnbare beelden, welke in het geheugen vastzitten, haast als werkelijke
beelden opnemen. Maar zelfs als we dieper op de zaak willen ingaan, is bij dit
opnemen de schijnbaarheid zeer ongegrond. Want als men zich afvraagt waar dat
beeld in het geheugen dan vandaan komt, dan kan het antwoord dat men moet
geven niet anders luiden dan dat het voortkomt uit een werkelijkheid. Ja,
zelfs indien de ziel in zekere zin fantastische beelden in zichzelf schouwt,
die in de werkelijkheid nergens worden aangetroffen, dan zult gij (weliswaar)
zeggen: het moeten toch slechts nietszeggende schijnbaarheden zijn. Ik zeg
u echter dat deze bewering van twee kanten ongegrond is. Want ten eerste kent
gij de formaties en de talloos vele vormen van beelden in uw stoffelijke wereld
absoluut nog niet (zoals bijvoorbeeld het voor u meest voor de hand liggende,
echter meer dan wonderbaarlijke ontstaan van ook maar één enkele haar op uw
hoofd) -hoeveel minder kent gij die oneindige veelsoortigheid in het kleine,
oorspronkelijke dierenrijk.
Indien nu de
ziel van een gevoeliger mens om zo te zeggen lijdend zonder te weten hoe en
waartoe –zulke vormen, die in de werkelijkheid aanwezig zijn, gaat zien, zeg
Me dan of deze vormen uit een fantastische schijnbaarheid of uit een
niet-fantastische werkelijkheid voortkomen. En ten tweede, indien de ziel uit
de aanwezige afdrukken van de werkelijkheid in zichzelf nieuwe beelden vormt,
komen deze dan uit een schijnbaarheid of een werkelijkheid voort? Zo gij dit
ook maar enigszins overdenkt, zal het u immers direct duidelijk moeten worden
dat uit niets absoluut niets gemaakt kan worden. Of zoudt gij ook willen
beweren dat een spiegel ook in staat zou zijn een of ander formeel product (
dat niet bestaat) zichtbaar te laten zijn? Ook zonder verdere verklaring zoudt
gij hiervan de onmogelijkheid zeker inzien.
Als echter de
ziel als opnamevat gelijk is aan een aan alle kanten fijn gepolijste spiegel,
waarom en op welke manier zou ze dan in conflict raken met allerlei soorten
wezens, als ze daar niet ergens in de werkelijkheid mee in aanraking zou komen
? Zoiets zou onmogelijker zijn dan wanneer iemand van zijn eigen gedachten zou
willen zeggen dat hij soms werkelijke en soms louter schijnbare gedachten
heeft. Ik zeg u echter: Wie in staat is schijnbare en werkelijke gedachten op
een begrijpelijke manier van elkaar te scheiden, die zou Ik moeten verwijzen
naar het oeroude Testament en wel naar die periode waarin Adam, verleid door de
leugen van de slang, wijzer en verstandiger wilde worden dan Ikzelf ben.
Hieruit kunt
gij wel voldoende afleiden dat de derde vraag enigszins uit de lucht is
gegrepen. En daarom is ook de vijfde vraag wat verdacht, als gij bedenkt dat
het zogenaamde (heil )magnetisme of veeleer het zogenaamde magnetische
fluïdum niets anders is dan Mijn liefde-wil die alles vorm geeft, ordent en
in stand houdt.
Al was dit aan
de oude mens niet onder deze nieuw uitgevonden 'wetenschappelijk gezien' dwaze
naam bekend, dan toch was het hem, in overeenstemming met de natuur en de
waarheid waaruit die mens leefde, op een niet te vergelijken manier veel
vertrouwder dan dit bij de gehele huidige generatie het geval is.
Wat waren dan die u meer of minder bekende
wonderdaden van de geest, die door de oude, vrome patriarchen en zieners werden
verricht? Wat betekenden de genezingen van de zieken door middel van
handoplegging die door Mijn apostelen, Mijn eerste opvolgers, in alle liefde en
vanuit de standvastigheid van hun geloof werden verricht? -Ziet, dit was niets
anders dan wat gij vandaag de dag in de meest diepe betekenis van het woord
-dwaas genoeg -'magnetisme' noemt!
Als gij de
zaak grondig wilt begrijpen, stel Mij dan Zelf voor als de
grootste van alle magnetiseurs.
Als gij nu
vraagt welke mensen het vermogen bezitten om te magnetiseren dan wordt
het antwoord toch vanzelf gegeven; alleen die mensen die of door de liefde of
tenminste door middel van het geloof met de grootste magnetiseur een
band hebben, zijn slechts in staat overeenkomstig de mate van hun liefde of van
het geloof bij hun broeders de handen op te leggen en hen daardoor van elke
ziekte te genezen.
Weliswaar
bestaan er ook mensen die -zonder verbinding met Mij door de liefde of het
enige geloof -een standvastige wil hebben, die zich hetzij op het goede
hetzij op het slechte (hekserij) richt, welke mensen ook met recht eigenwillig
of nog ernstiger eigenzinnig genoemd kunnen worden. Deze sterke eigen wil is
gewoonlijk het produkt van bepaalde motieven. En al naar gelang een mens dus
zo door motieven wordt bewogen, richt zijn wil en zijn zin zich er ook
onherroepelijk naar. Zijn die motieven gestoeld op iets dat op onjuiste
wijze uit Mijn woorden wordt opgevat, dan kan zo’n mens weliswaar ook de andere
mensen magnetisch behandelen en ze onderwerpen aan de kracht van zijn wil en
aan het daarop gegrondveste geloof; alleen zo'n zogenaamd magnetiseren
bewerkstelligt slechts de u bekende verschijnselen op dit gebied, waardoor de
bedoelde genezing hetzij heel langzaam of zelfs niet eens door het werkelijk
opleggen van handen plaatsvindt, maar zelfs moet geschieden met behulp van zelf
voorgeschreven medicijnen, die echter weer juist vanwege het geloof slechts ten
dele werken. Hieruit kunt gij evenwel opmaken dat mensen met een sterke eigen
wil tot op zekere hoogte, onafhankelijk van Mij, zulke handelingen kunnen
verrichten -maar, 'zoals de kracht is, zo is ook het effect!'
Volgens deze maatstaf
bezitten dan ook slechts bepaalde mensen het vermogen om te magnetiseren. Maar
langs de weg van de waarheid kan een ieder die met Mij verbonden is dat. Op die
manier kunnen ook slechts bepaalde mensen door zulke 'pseudo-magnetiseurs' gemagnetiseerd
worden, en wel die mensen die zich niet zo krachtig hebben ontwikkeld en ook
een erg zwakke wil hebben, ja, soms zelfs helemaal geen wil hebben en louter en
alleen van de wil van de magnetiseur afhankelijk zijn.
Als zo'n
magnetiseur of beter gezegd 'strijker door eigen wil' afstand neemt van de
betrokken persoon of zoals jullie het uitdrukken 'zich buiten het contact
plaatst' of dat althans zou willen, dan is zo'n persoon die bestreken is er
beroerd aan toe (en wel des te erger) naarmate ze intensief werd bestreken,
omdat daardoor haar ziel door het overvol zijn noodgedwongen uit het lichaam
zou moeten treden en dan als gevolg van de verbreking van het contact niet meer
in het lichaam zou terugkeren en zou zo'n ziel terugkeren, dan zou ze voor
altijd een lichaam aantreffen dat tien keer zwakker is geworden dan zij vroeger
had. Als de magnetiseur haar slechts enkele keren heeft bestreken en zich
daarna terugtrok, dan is zo'n behandeling zo goed als helemaal geen behandeling
en lijkt op een liefdesverklaring aan een meisje waarbij men het meisje, nadat
de jongen haar zijn liefde heeft bekend, weer laat zitten.
Mensen die
echter in feite ook een tamelijk sterke wil bezitten worden door zo'n
magnetiseur totaal zonder resultaat behandeld of hij is nauwelijks in staat
zulke patiënten te laten gapen; de reden hiervan is dat elke wil berust op een
bepaalde eigen overtuiging, hetzij juist hetzij onjuist, en dat daardoor de
organen tot activiteit worden aangezet; elke wil die echter niet in verbinding
staat met Mijn wil, is een eigen kenmerkende wil. Als de magnetiseur bij zijn
behandeling stuit op de wil van iemand die zich tegen zijn wil verzet, dan zal
datgene wat beoogd wordt geen succes hebben en kan dit zelfs op de
onverstandige magnetiseur een zeer nadelige uitwerking hebben; dit is met name
het geval bij die personen die een erg zinnelijke aard hebben (welke voortkomt
uit een innerlijke, stille bezetenheid) of wanneer de te magnetiseren persoon
helemaal door boze geesten is bezeten.
Indien de
magnetiseur echter door Mij zijn handen oplegt en Mijn almachtige wil
'door zich heen laat stromen' dan hoeft hij, welke mens men hem ook brengt om
te genezen, hem zelfs helemaal niet te bestrijken, maar louter en alleen in
Mijn Naam zijn gereinigde handen op de zieke te leggen, en langs de
weg van het geloof alleen zal het met de zieke reeds beter gaan. Wie
zulks echter doet vanuit de levende liefde, waarbij het meest levende
geloof toch al vanzelfsprekend is, waarlijk Ik zeg u, al mag Lucifer zelf
iemand geestelijk en lichamelijk kwellen, toch zal hij deze mens reeds door de
blik en door het woord moeten verlaten, nog eer er van handoplegging sprake is.
Zo'n werkelijke magnetiseur kan niet alleen elke zieke genezen maar, indien
het voor de verheerlijking van Mijn Naam nodig is, ook doden opwekken. Wanneer
gij dit alles op juiste wijze beziet dan is daardoor ook de laatste vraag al
volledig opgelost. Wat evenwel het magnetisme uit eigen wil bedreven betreft,
zeg Ik: het is in elk (goed) opzicht toch nog altijd iets beter dan helemaal
niets; maar vanuit een verkeerd standpunt doet men beter niets dan iets. Want
een slechte manier van magnetiseren is hoegenaamd niet beter dan wanneer iemand
tijdelijk door een boosaardige geest bezeten raakt, terwijl het magnetisme
waarbij slechts tot op zekere hoogte sprake is van een relatie met Mij (de
betere vorm van magnetisme) de totaal blinde mensheid toch tenminste twee
dingen laat zien, en wel In de eerste plaats dat er behalve kruiden betere
geneeskrachten bestaan en ten tweede dat in de mens een onsterfelijke ziel en
een onsterfelijke geest wonen. En vanuit dit gezichtspunt is het bijzonder
onrechtvaardig, om wat voor onbenullige reden dan ook, om dit in een staat te
verbieden.
Als iemand
echter zo'n eigenschap uit Mij bezit dan moet hij zich niet door de
wereldlijke heerschappij laten afschrikken, maar vast geloven dat hij,
beschikkend over Mijn machtige wil, nog tot veel grotere dingen in staat is dan
alleen zieken gezond te maken en in buitengewone gevallen ook pas gestorvenen weer
tot leven te wekken.
Zoals echter
ook de kunstenaar zich verwijdert van de plaats waar hij geen gevoel voor kunst
ontmoet, evenzo handele iemand die met genadegaven is gezegend. Want zo'n
genade is toch zeker boven elke kunst verheven. - In deze tijd kan het goede
echter het best in het verborgene worden betracht, om ergernis te voorkomen.
Doe daarom het goede in het verborgene en vrees niet de blindheid van de
mensen, die u zo zullen vervolgen dat gij nauwelijks ontkomen kunt. Want Ik
wil het geluid van uw stappen, wanneer gij u naar het oosten wendt, zodanig
leiden, dat het in het oor van de blinde klinkt alsof het van het westen kwam;
en dan zult gij wel veilig zij n voor noodlottige achtervolgingen van de
blinden.
Overdenk dit
alles en neem het gelovig op in uw liefhebbende hart; dan zult gij pas volledig
begrijpen, en wel door middel van de daad, wat gij nu door middel van het woord
hebt vernomen. Amen. -Dit wordt u gezegd door Hem die de allergrootste onder de
magnetiseurs is. -Amen.
11. Allopathie,
homeopathie, heliopathie, hydropathie en magnetisme.
G.M.8-6 1873 a) Hier hebt gij een
hoeveelheid aanduidingen van geneesmethoden, die met verschillende middelen de
ziekten moeten bestrijden, waarmee gij blinde mens uzelf door onachtzaamheid, dwaasheid
en genotzucht belast. Al deze geneeswijzen die vermeld werden hebben afgezien
van de door de mensen gemaakte classificatie nog een hogere en diepere
betekenis, die gij niet kent; het ontdekken van deze betekenis is het doel van
deze woorden, opdat de mensheid eens zal inzien met welke middelen zij bezig is
en waarom zo vaak het tegendeel van wat ermee beoogd wordt als resultaat naar
voren komt.
De uit vreemde
talen afkomstige termen voor bepaalde geneeswijzen haalde Ik hierboven aan,
omdat juist door middel van deze termen niet alleen de wijze van genezen van
een systeem strikt van het andere systeem wordt gescheiden, maar gij ook met
deze benamingen beter uw plaats kunt bepalen, terwijl, als Ik de beter
typerende (Duitse) benamingen voor deze geneeswijzen zou gebruiken, Ik er de
nodige verduidelijkingen aan zou moeten toevoegen. Omdat Ik echter het beste
weet hoe Ik met u moet omgaan, heb Ik ook deze termen gekozen. Met behulp van
deze termen zullen Mijn inzichten voor u veel toegankelijker zijn dan in het
geval u zou moeten teruggrijpen op de andere begrippen. Uw geleerden en medici
hebben er goed aan gedaan toen ze aan hun systemen en ook aan de dingen,
wetten, enz., die ze ontdekten meestal namen uit vreemde talen hebben gegeven,
vooral uit talen van volken die zijn verdwenen; waar de onderzoekende geest
van de mens steeds iets nieuws ontdekt zijn de namen waarmee hij de ontdekte
dingen benoemt uit één taal afkomstig, een taal die geen verandering meer
ondergaat en waardoor de studie van deze wetenschappen voor alle mensen, welke
nationaliteit ze ook hebben, in hoge mate wordt vergemakkelijkt.
Dit benoemen
met termen uit het Latijn en Grieks is niet schadelijk voor het geheel en is
van nut voor de studerende omdat hij niet zo veel tijd nodig heeft om de
aanduidingen in zijn moedertaal te vertalen; de aanduidingen in de oudere
talen zijn vaak korter en eenvoudiger dan in zijn eigen taal.
Zoals de
geleerden en de doktoren te werk gaan, zo wil ook Ik met deze geneeswijzen
omgaan en Ik wil ze eveneens namen uit oude talen geven die naast de
omschrijving tegelijkertijd ook het wezen moeten verklaren zoals waarom, hoe en
wanneer een genezingsproces al dan niet met succes zou kunnen worden bekroond.
Net
als uw doktoren die, uitgaande van het volledig gezonde organisme van een
menselijk lichaam, aan de hand van gebreken en stoornissen beslissen, daarna de
noodzakelijke middelen toepassen om de harmonie weer te herstellen, zo wil ook
Ik, uitgaande van de basisprincipes van Mijn schepping als groot
levensorganisme, u duidelijk bewijzen waarom diegene wordt gestraft die in
strijd met Mijn wetten handelt; slechts het terugkeren tot Mijn orde kan het
verstoorde evenwicht tussen hem en Mijn Wezen herstellen.
Ziet, Mijn
kinderen, toen Ik de materiële wereld in het leven riep en de grote grondwetten
vaststelde opdat daarmee al het zijnde eeuwig zou voortbestaan, zou veranderen
en zich zou vervolmaken om tenslotte zich te vergeestelijken, moest natuurlijk
naast het licht ook de schaduw, naast het goede ook zijn tegenstelling het
slechte, naast de orde ook de drang tot wanorde, naast de wetten ook de
verleiding om ze te schenden, ontstaan. Want alleen zo kon de materie, waarvan
de innerlijkste basis door het geestelijke wordt gevormd, tot een verdere ontwikkeling
in staat zijn; en zoals -te beginnen bij de onderste lagen van de materie
-kosmische wetten de vrije wil van de hogere klassen moeten vervangen, zo moest
ook een zondigen tegen de wet, een strijd en worsteling tussen licht en
schaduw, tussen goed en kwaad, tussen het juiste en verkeerde plaatsvinden,
opdat de wezens die op die manier op de proef worden gesteld zichzelf vrij
kunnen ontwikkelen en vervolmaken; zokan ook door de materie heen het
geestelijke tenslotte weer gelouterd tot zijn oorsprong terugkeren en, inziend
dat de levensweg een weg van loutering en beproeving is, het doel bereiken
waartoe de materiële wereld werd geschapen.
Welnu, elk
zondigen tegen Mijn oerwetten is juist daarom ook niets anders dan een 'ziek
worden " dat wil zeggen, een verstoren van de ware orde. Deze verstoring
kan door eigen schuld of buiten iemands schuld worden veroorzaakt, door
noodzakelijk bepaalde of ook door vrijwillige veranderingen van de organische
bouw van elk ding. Want in deze zin betekent 'ziek', ook als het bijvoorbeeld
een steen betreft, wanneer deze in tegenstelling tot zijn elementaire ordening
deel wordt van andere verhoudingen, die weliswaar de weg banen voor zijn
veranderingen, maar ook, door innerlijke geestelijke en uiterlijke materiële invloeden
bepaald, zijn oplossen, zijn andere bestemming, zijn veranderingen moeten
bepalen en naderbij brengen. Want zoals de steen was gemaakt, kon hij niet
blijven omdat (zoals in elk schepsel bij de eerste ademtocht dood en leven met
elkaar strijden) ook bij hem vanaf de eerste minuut van zijn bestaan de
veranderingswetten reeds op hem inwerken.
Daarom zou men
de ziekten of stoornissen van het natuurlijke proces bij al het geschapene
kunnen indelen in noodzakelijke, vastgestelde of vrije en onvrijwillige; zoals
immers ook bij de mens en bij elk levend wezen de dood of overgang van het ene
stadium naar het andere de afsluiting is van een proces dat, al vanaf de
geboorte, verstorend op het bestaande werkt en eveneens 'het eeuwige veranderen
" of de ziekte tot het uiteindelijke verval kan worden genoemd.
Welnu, nadat
we het eigenlijke begrip gezondheid en ziekte nader hebben aangeduid, rest ons
alleen nog (uiteen te zetten) in hoeverre deze vanaf de geboorte beginnende
ziekte of steeds voortdurende stoornis van het levensorganisme rechtvaardig is
en in hoeverre dit niet op zijn plaats is.
Alles wat
bestaat heeft, zoals Ik eerder zei, de drang om te bestaan, de drang tot
veranderen, tot uiteenvallen en zich te vergeestelijken. Aan elk ding is
evenwel in zijn eigen structuur zoveel levenskracht geschonken dat de
vernietigende invloeden van de buitenwereld niet zo snel hun doel kunnen
bereiken, maar dat het veranderingsproces en het proces van verval zich
slechts langzamerhand, volgens bepaalde leeftijds - of ontwikkelingswetten,
moet voltrekken. Om die reden wordt de periode van ziekte of stoornis van elk
geschapen ding door nieuw binnenstromende levenskracht steeds weer opgeheven,
net zo lang tot het in de grote kettingreeks van al het geschapene het doel
waartoe het werd geschapen heeft vervuld.
Het
bespoedigen van dit proces door kunstmatige fouten tegen de overgeërfde
natuurwet bepaalt daarom de zichtbare, zich ontwikkelende, werkelijke ziekte
of de zichtbare straf tegen de minachting van algemene natuurwetten.
De mens nu,
die als laatste schakel van alles wat op uw aardbol werd geschapen met vrije
wil werd uitgerust, kan doen wat hij wil; deze vrije mens oefent, door zijn
geestelijke macht en zijn materiële hartstochten gedrongen, in dit opzicht de
meeste invloed uit. Dit doet hij door het verwoesten van de oppervlakte van de
aarde of door het openleggen van haar rijkdommen in haar binnenste, zodat zelfs
de aarde in haar elementen ziek wordt, waardoor zij haar bestanddelen -hetzij
de weegbare hetzij de niet-weegbare -moet veranderen en omdat dit weer van
invloed is op haar bewoners ook die ziek maakt, hen krachtiger tot
veranderingsprocessen en een proces van ontbinding aanzet en daardoor duidelijk
zichtbare ziekten bij planten, dieren en mensen veroorzaakt.
b) Om deze
stoornissen, die 'ziekten' worden genoemd, weer ongedaan te maken deden mensen
reeds in een ver verleden hun best om genezende middelen te ontdekken, die hen
weer zouden schenken wat ze vaak zo lichtzinnig hadden verloren, namelijk hun
gezondheid.
Hoe meer de
mensen in het verre verleden overeenkomstig het grote scheppingsplan leefden,
des te minder werden ze ziek, des te minder maakten ze inbreuk op de door de
natuur opgedragen loop der dingen, die hun was opgedragen om hun zending als
aardse mens te volbrengen en hun geestelijke opdracht gemakkelijker te kunnen
aanvaarden. Ze leefden in overeenstemming met de natuur en hun eigen organisme
was aan geen andere stoornis onderhevig dan aan de wetmatige, waarbij door het
niet meer kunnen gebruiken van organen de dood tenslotte moest intreden, daar
alle andere invloeden in een dagelijkse vervanging van levenskracht weer
gecompenseerd werden.
Doordat de
mens van deze weg verwijderd raakte, traden verschillende omstandigheden op
die een gezonde manier van leven van de mens bedreigden. Hoe verder de mensen
afdwaalden van de oerwetten, des te minder hielpen de eenvoudige, natuurlijke
middelen om de verloren gegane gezondheid te herstellen, des te meer moest de
mens ook zoeken naar krachtiger werkende middelen omdat de eenvoudige niet meer
voldeden. Op die manier zonken de mensen weg, verkortten zij hun leven en
vergrootten zij hun lijden. En zo ontstond langzamerhand datgene waarvan in
een ver verleden iedereen weet had, en wat (nu) de wetenschap is van enkelingen
die zich geheel aan de geneeskunde hebben gewijd.
De eerste
en gemakkelijkste methode om te genezen was natuurlijk: uit datgene wat de
mensen ziek maakte eveneens de geneesmiddelen te zoeken. En omdat de mensen
meestal door het buitensporig genot van het materiële eten en drinken
ziek werden, zocht men op het gebied, waaruit men het voedsel tot zich nam,
ook de geneesmiddelen. Zo ontstond de allopathie of zoals Ik die zelf
zou willen noemen: 'de geneeskunde met de materie'.
Het materiële
maakte de mensen ziek, door het materiële moesten ze ook weer gezond
worden. De mensen zelf waren materieel geworden en daarom stemt (bij deze
toestand) deze geneeswijze het best overeen met het organisme van het menselijke
lichaam, waarbij de mens in het algemeen ook in materiële zin weer herstelde
(destijds was immers ook de juiste kennis omtrent het wezen van alle kruiden
nog onfeilbaarder), om zich materieel opnieuw te kunnen ruïneren. Zo is ook
vandaag de dag deze geneeswijze nog de meest verspreide, (en het is deze
geneeswijze) waardoor artsen en patiënten op dit moment het gemakkelijkst
worden geholpen.
Hoe meer de
mensheid in het materiële ondergaat, hoe gecompliceerder haar manier van leven
wordt, des te minder zijn echter de middelen uit het verleden in staat een
organisme dat door wanorde is ondermijnd weer beter te maken. Men greep daarom
naar giften Want de zachte, balsemieke kruiden, de lichte middelen,
zijn niet meer voldoende om de genotzuchtige mens 'te ondersteunen '; op die
manier moeten giffen vervangen wat milde, onschuldige middelen niet meer kunnen
bewerkstelligen.
Als bij de
allopatische artsen veel patiënten sterven omdat men één ziekte genezend tien
andere in het lichaam van de lijdende mens opwekt, -ziekten die na verloop van
tijd weer optreden -dan is het vanzelfsprekend dat de levensduur van het
menselijk geslacht steeds afneemt, het leven steeds korter wordt en het
nageslacht van de zwakker geworden ouders steeds zieker wordt.
Midden in deze
materiële aftakeling, die, als hij zo ver zou voortduren, tot het volledig
uitsterven van het menselijk ras zou leiden, ontfermde Ik Mij over de mensheid
en verlichtte een aantal mannen dat een andere geneeswijze invoerde, welke niet
op het lichamelijke organisme van de mens, maar op zijn psychisch organisme
werkt en op die manier door een hogere potentie de zielekracht, het fysieke
lichaam en het evenwicht in zijn organisme moest herstellen
Deze methode
van genezen noemde men homeopathie, of, zoals Ik deze zou willen noemen:
'Ziele-geneeskunde'. Want voor de genezing werkt hier de ziel juist met
dezelfde middelen in de kleinste mate, welke in het groot de ziekten zouden
veroorzaken -en waarom? Juist omdat er in Mijn natuur niets is dat schadelijk
is, maar slechts in de wijze zoals het zich voordoet en in de kwantiteit en
kwaliteit de reden ligt of het ons baat of dat het schadelijk voor ons is.
Ziet, het
water is, in de juiste mate gebruikt, zeker niet schadelijk. Maar toch,
overvloedig gebruikt, leidt het tot de dood. En zo is het met veel andere
dingen.
Bij de
geneesmiddelen die in de homeopathie worden gegeven, werkt niet de materie,
maar slechts het geestelijke van de materie. Dit geestelijke vertoont echter
zeer veel verwantschap met de stoffen waaruit de ziel van de mens en de dieren
is samengesteld. En omdat bij ziekten het ene of het andere ontbreekt wordt
homeopathisch bij de ziel het ontbrekende weer aangevuld en wordt aldus de
harmonie hersteld.
Als de
allopathen slechts iets oplettender zouden zijn dan zouden ze gemakkelijk uit
de manier waarop homeopathische middelen werken kunnen ontdekken wat bij hun
wijze van behandelen juist het schadelijke voor het organisme van de mens is.
Helaas zijn deze 'doktoren' zo afgunstig en staan zij zo afwijzend tegenover
elke tegenwerping, dat zelfs Mijn eigen terechtwijzing hen niet tot een beter
standpunt kan overhalen.
Door middel
van de homeopathie krijgt de ziel opnieuw de beschikking over haar kracht;
ze vult aan en bewerkt in die zin psychisch wat de allopaat langs materiële weg
probeert te bereiken.
Het dichtst
bij de homeopathie staat de heliapathie of zannegeneeskunde (ook
'zonnekuur' genoemd). Het is een methode om de verstoorde verhoudingen
van het menselijk organisme te herstellen door middel van het zonnelicht,
hetzij in materie gebonden, hetzij door de directe inwerking ervan op de
lijdende mens. Deze wijze van genezen heb Ik nauwkeuriger laten
beschrijven.O:' En gij kent zowel de basis alsook de werking ervan. Wat Ik er
hier over wil zeggen is voor diegenen, die nog niets over deze geneeswijze
weten en er toch misschien geheel door genezen zouden kunnen worden.
De zon is de
drager, haar licht houdt alle leven in stand. Zonder de zonnewarmte, zonder
haar licht zou noch uw aarde noch een andere planeet die om de zon draait
bestaan! Als de zon er dus staat om het hele systeem in stand te houden, dan
moet zij ook alles bezitten wat nodig is om het te behouden. En juist daarom,
omdat instandhouding gelijk staat aan wetmatige orde binnen het geheel, is het
ook de zon die de misstanden opheft omdat zij en alle hemellichamen die aan
haar ondergeschikt zijn Mijn orde als hoogste wet eerbiedigen en slechts daarin
kunnen voortbestaan.
De zon heeft
dus de kracht en het vermogen alle stoornissen uit de weg te ruimen en, waar
iets ontbreekt, het ontbrekende aan te vullen. En juist daarom is de zonnekuur
een van de eenvoudigste maar ook meest effectieve kuren, omdat deze, net als de
homeopathie, met eenvoudige, geestelijke elementen uit de schepping aan de ziel
teruggeeft wat deze door dwalingen had verloren. De duizenden middelen van de
allopathie zijn in de homeopathie (gemeten naar de hoeveelheid stof) reeds
belangrijk gereduceerd. Door de zonnekuur wordt dit nog eens tot zeer veel
minder vereenvoudigd, wat het bewijs is dat zelfs Mijn grote schepping van het
heelal slechts berust op zeer weinig hoofdwetten en dat naarmate de mens weer
geestelijk wordt en dichter bij het Rijk komt van waaruit hij is voortgekomen,
hij des te minder middelen nodig heeft om zijn organisme (als zich een stoornis
voordoet) weer zo te genezen dat een gezonde ziel in een gezond lichaam tot
steeds grotere hoogten kan opklimmen tot lof en dank jegens haar Schepper.
Na de
heliopathie of de zonneheelkunde komt nu de hydropathie of 'waterkuur'.
Zoals de zonnekuur met licht, zo wil de geneeswijze van de waterkuur met
verdicht licht of met verdichte atmosfeer genezend op het zieke
lichaam inwerken en wel hoofdzakelijk door de buitenste laag van het lichaam op
de inwendige organisatie. Wat de zonnekuur als geneeswijze met wereldether of
zonnelicht doet, dat brengt de waterkuur tot stand met de elementen van de aardeziel
die, als moeder van alles wat op uw aarde is geschapen, nog altijd in het water
de scheppingskracht en kracht om te baren bezit als eertijds toen uit de schoot
van het water het hele continent is ontstaan dat ook tegenwoordig nog door deze
moeder wordt gevoed, in stand wordt gehouden en naar zijn bestemming wordt
geleid.
Mensen, gij
zijt kinderen der aarde! En juist daarom heeft ook de aarde, met wat erop
aanwezig is en wat haar omgeeft materiële invloed op uw bestaan. En zoals gij
op haar, zo kan ook de aarde op u inwerken. Vandaar de macht van het water over
uw organen! Omdat reeds uw eigen organisme voor meer dan drievierde deel aan
het water toebehoort daarom ook werkt het geestelijk scheppende van dit element
door middel van de huid op de inwendige organisatie. En zoals het water op en
in de aarde de voorspoed, pracht en schoonheid ervan doet ontstaan, zo wordt
ook gij innerlijk en uiterlijk door de invloed van het water opgewekt en maakt
het u bekwaam voor uw ziel een gezond omhulsel in stand te houden.
Reeds bij de
zonnekuur ziet gij dat uw geneesmiddelen tot enkele worden teruggebracht. Hier
bij de waterkuur is er slechts één enkel, en dit geneesmiddel is in sommige
gevallen bijzonder heilzaam en de werking ervan is in het algemeen nooit te
overzien.
De (meer of
minder goede) uitwerking en de (korte of langere) tijd waarin of het ene of het
andere genezen kan worden, alsmede (aan de andere kant) de naweeën van het ene
of het andere ziektegeval, zijn de enige kenmerken op grond waarvan de ene
methode de voorkeur verdient boven de andere; daarbij volgt juist ieder mens
zijn eigen overtuiging (of neiging) en laat daarmee weten of hij zelf meer
materie of meer geest is!
c) We zullen
nu echter overgaan tot nog genuanceerdere, op een hoger plan staande
geneeswijzen, waarbij het eind u moge tonen dat waar alles één is geworden en
aan alle voorwaarden is voldaan, er nooit sprake kan zijn van schade, maar
alleen maar het goede tot stand kan komen.
We komen nu
namelijk tot de volgende wijze van genezen, dat is de magnetische
behandeling, die bekend staat als het 'animale' of het lichamelijk
magnetisme.
Ziet, Mijn
kinderen, elk ding heeft een bepaald bereik waarbinnen het zijn kracht ook op
anderen kan overbrengen, en dit bereik is de hem omgevende atmosfeer of zijn
hem eigen 'dampkring'. Door deze dampkring sluit elk ding zichzelf af, en is
anderzijds ook weer juist daardoor met alle andere dingen verbonden. Deze eigen
sfeer is juist die kracht die op andere levende wezens of ook op niet levende
dingen haar invloed uitoefent, wat bij de anorganische willoos, bij de
organische echter (min of meer) met de wil en ( dienovereenkomstig) bewust
uitgevoerd, versterkt en verminderd kan worden. Ieder mens heeft ook deze
levenssfeer. En door deze levenssfeer staat hij voortdurend met zijn naaste en
met de hem omringende wereld in verbinding.
Het gebruik
van deze atmosfeer als geneesmiddel is reeds van oude datum. En velen
gebruikten en misbruikten haar zonder toch eigenlijk te weten wat ze ermee
deden en zonder te weten wat ze daarmee tot stand zouden kunnen brengen. Onder
de naam 'animaal' of 'lichamelijk magnetisme' bekend betekent deze handelwijze
niets anders dan doorwilskracht deze levensatmosfeer in anderen binnen te laten
stromen, veel of weinig naar eigen goeddunken, en op die manier heilzaam of
onheilbrengend te laten werken.
Bij deze wijze
van genezen hebben reeds de fijnste, niet weegbare stoffen van de
wereldschepping hun invloed laten merken, een invloed waaronder alles leeft en
waaraan zich niets kan onttrekken. Er is reeds sprake van een geestelijke inwerking
van de fijnste materiële stoffen die, waar ze bij de één ontbreken, door de
ander hem worden gegeven. En toch is het niet de laatste les (die u leert) waar
en op welke manier genezing gegeven en het herstel van de gezondheid
bewerkstelligd kan worden. Want met dit animale magnetisme is heel nauw het 'animaïsche
of ziele-magnetisme verbonden. Het gaat hier om de macht van
de zielom op de ziel van anderen in te werken, deze in een bepaalde
stemming en toestand te doen overgaan, waarin ze dan zelf de arts en genezer
van haar eigen ziekte kan worden.
Bij deze geneeswijze is er al geen sprake
meer van een lichamelijke, materiële invloed; het hoogste en meest geestelijke
waarover de ziel beschikt, haar Godsvonk, moet hier in de genezer werken en aan
de ziel (van de lijdende mens) de macht verlenen de band welke de ziel aan haar
lichaam bindt losser te maken en haar het geestelijk oog te openen, opdat ze
zelf de schadelijke dingen ziet die van nadelige invloed op haar organisme zijn
en zo kan ze haar eigen genezer zijn, terwijl tot dan toe alleen anderen haar
moesten genezen. Bij deze geneeswijze zijn de barrières verdwenen die de
(zelf-)genezer bonden aan zijn eigen ik, de aardbodem en haar produkten. Tijd
en ruimte hebben zich hier in het begrip eeuwigheid verenigd. Er heerst geen
duisternis, alleen maar licht, overallicht, buiten het materiële lichaam en in
het lichaam zelf. De ziel is zich bewust van haar geest, van haar lichaam, van
haar verbinding met het rijk der geesten, haar plaats tegenover Mij, de enige
grote Schepper en liefhebbende Vader!
Zouden alle
mensen op deze manier willen of kunnen genezen, dan zouden ze eerst hun
blindheid moeten betreuren. Het is echter niet mogelijk dat de mensen
(gemakkelijk) tot deze zienswijze komen, althans niet in het algemeen, omdat
men hiertoe zelf een hoger, geestelijker standpunt moet innemen. Men moet eerst
zelf blijk geven van zijn edele wezen voordat men aanspraak wil maken op het
gebruik van krachten, die juist weer het hoogste en meest edele in anderen moeten
opwekken. En zoals het voor de genezer niet gemakkelijk is dat punt te
bereiken, zo is het evenmin mogelijk ergens iets edels op te wekken waar dat
niet aanwezig is.
Juist daarom
is een hoge graad van geestelijke en ziele schoonheid vereist opdat zulke
genezingen bewerkstelligd kunnen worden. Om die reden komt deze manier van
genezen zelden voor. En vandaar ook het vele misbruik, vandaar de vele
teleurstellingen die vaak met zulke pogingen gepaard gaan! Genezen is
gemakkelijk, maar -eerst moet men het punt hebben bereikt waarop alle
natuurelementen u ten dienste staan. Juist dit opnieuw geboren worden is
evenwel niet gemakkelijk. -Waar het echter bloeit, daar ontstaat dan ook de
laatste en hoogste vorm van magnetisme, het goddelijke, waarbij
ook Ik met de magnetiseur Mijn hand uitstrek en met één woord, met één gedachte
kan en zal genezen als het vanuit zuivere bedoelingen van de kant van de te
magnetiseren persoon wordt gewenst en als het in Mij n goddelijk plan ligt om
te genezen.
In Mijn Naam
genezen is het hoogste, het eenvoudigste en meest effectieve. Maar het is niet
eenieder gegeven; want hiervoor is veel nodig, ja heel veel: een eigen ziel die
rein is, volledig vertrouwen en grote geestdrift, welke de menselijke ziel uit
het slijk der aarde uittilt en dichter tot Mij brengt.
Alleen dan is
zoiets mogelijk -uitgezonderd die gevallen waar Ik Zelf in iemands hart de
opdracht leg in Mijn Naam zijn handen uit te strekken.
Toen Ik eens
sprak: "Indien gij het ten diepste zou willen dan verheffen zich de bergen
en storten zij in de zee", dan wilden deze woorden zeggen dat, indien gij
mens uzelf zo met Mijn wil kunt verenigen dat de uwe nooit met Mijn plannen en
met Mijn goddelijke bedoelingen botst -dan kunt ook gij volbrengen waartoe Ik
Zelf in staat ben; en alle elementen der natuur zullen ook u gehoorzamen,
waardoor een genezing natuurlijk ook gemakkelijk wordt. Maar om zover te komen
dat is een lange weg en daarvoor is veel vertrouwen, een open, verziende
geestelijke blik ( en met name veel nederigheid, liefde en barmhartigheid)
nodig.
Niet zij die
gevangen zijn in het aardse kunnen heer en meester zijn over de elementen, niet
de half gelovigen en half vromen is het gegund om met Mij verenigd dingen te
verrichten, waartoe eertijds Ikzelf alleen maar in staat was -en slechts bij
wijze van uitzondering Mijn discipelen -.Tot deze laatste, enig grote
geneeswijze behoort veel meer dan gij allen denkt, hoort dat grote vaste vertrouwen
zoals Henoch dit eens in Mij had en dat niet zo gemakkelijk te verwerven is.
Streef ernaar,
maar verlang het niet tot Ik het zelf aan iemand schenk. Want gij weet niet wat
gij verlangt, omdat gij niet de verantwoordelijkheid kunt begrijpen die u dan
wordt opgelegd, opdat gij ondanks de beste wil er geen misbruik van zult maken.
Wens trouwens
geen buitengewone omstandigheden! Ze zijn niet altijd zoals gij meent dat ze
zijn. Hoe meer macht aan iemand wordt gegeven, hoe meer hij in staat is de
geestelijke verhoudingen van de wereldlijke te onderscheiden en des te
moeilijker wordt zijn plaats in de wereld, des te groter ook de verzoekingen,
des te groter de verloochening om binnen de verhoudingen werkzaam te zijn,
waarin
hij door Mij
is geplaatst.
d) Ziet,
allopathie, homeopathie, heliopathie, hydropathie, lichamelijk, ziele en
goddelijk magnetisme -zijn trappen naar de hoogste vorm van kennis. Zo groeit
uw wetenschap, zo de mensheid in zijn geheel en de mens apart van de materie
naar het gebied van de ziel, van de ziel naar het geestelijke tot hij zich
tenslotte tot het allerhoogste ontwikkelt en tot Mij komt.
Zo gaat het in
Mijn schepping, en zo gaat het met het streven van de geestelijk-psychische
mens: allereerst moet hij zich losmaken van de grove materie van het leven in
de wereld, dan tot het zieleleven opstijgen waar het geestelijke zich in hem
wil doen gevoelen. Zodra de ziel dan vergeestelijkt, dat wil zeggen, meer geest
dan ziel is geworden, dan hebben haar eigenschappen zich ook verdiept en zijn
rijker geworden, zodat de ziel dingen tot stand kan brengen waar de gewone
mens met verwondering naar zal kijken, juist omdat hij niet vertrouwd is met
de geestelijke wetten van de wereldschepping; de gewone mens zal ook nooit
begrijpen dat alleen Mijn wil met het woord 'Er zij!' in staat was werelden te
scheppen en dat diezelfde kracht, slechts in een toestand van gebondenheid, in
elk mensenhart is gelegd.
Om zich echter
van deze kracht bewust te worden daar hoort boetedoening bij en een grote
zuivering, opdat Ik, de meest Reine, Mij met de mens verenigend, Mijn macht door
middel van hem kan laten werken.
Zoals deze
geneeswijzen, trapsgewijs zich in opwaartse richting ontwikkelend in Mij hun
eindpunt vinden, zo zal ook uw ontwikkeling zich van trap tot trap voltrekken,
waarbij ook uw geestelijk blikveld zich dan zal verruimen en als in een
luchtballon opstijgend zult gij, terwijl gij de onder u liggende wereld naar
een ruimere maatstaf begrijpt, glimlachen om het beperkte inzicht dat gij
vroeger had.
Daarom (ging
er ook nu) weer een nieuw woord tot u uit om u een trap verder te leiden, waar
gij de wereld nog meer achter u latend, als op een hoge berg het licht van de
hemel inademt en, Mijn nabijheid vermoedend, u sterk kunt maken om steeds
betere arbeiders in Mijn wijngaard te worden !
Laat elk
pathos achterwege en wordt eerst zelf gezuiverd en genezen als gij eens anderen
wilt genezen!
Dit is
dienaangaande Mijn Vaderwoord aan u, die Ik allen zo liefheb en aan wie Ik
zoveel tijd besteed om u met veel woorden duidelijk te maken hoe eenvoudig de
wetten van de natuur zijn en hoe eenvoudig Ik Zelf ben, doordat al Mijn
scheppingen u alleen maar dat laten zien en prediken wat Mijn Ik vormt, dat is
Liefde en alleen maar Liefde! -Amen.
12.
Aanwijzingen met betrekking tot de zonnekuur
J.L. 1851/52
Alle geneeskrachten van de natuur komen voort uit het zonlicht dat met zijn
straling immers pas de weer tot leven wekkende werking van de lucht, het water
en alle andere factoren teweegbrengt, waarvan de natuurgeneeswijze zich
bedient. Het door Jakob Lorber ontvangen geschrift 'Die Heilkraft des
Sonnenlichtes' laat meerdere wegen zien waarlangs de zonne-energie direct ge
bonden kan worden aan stoffen van het mineraal -, planten en dierenrijk; deze
stoffen worden hierdoor tot niet te overtreffen geneesmiddelen tegen de meest
verschillende en ook zwaarste ziekten. De overeenkomstige toepassingen van deze
langs de aangegeven weg verkregen en door geestelijke zielepotenties verrijkte
stoffen, worden eveneens zeer nauwkeurig genoemd.
Volgens de
geestelijke leer wordt elke ziekte door een of andere zwakheid in het menselijk
zielecomplex veroorzaakt. Omdat in de zuiverder zonnegeesten al die
afzonderlijke zielepotenties, waaruit de ziel bestaat, aanwezig zijn is het
voor de ziel een kleinigheid om daaruit dat te nemen wat haar ontbrak, zodat ze
sterker kan worden; hierdoor is het ook weer mogelijk om de vroegere harmonie
in haar zenuwgeest -en daardoor in de zenuwen -te herstellen en om in het bloed
de juiste, natuurlijke levensspanning te bewerkstelligen. Want de in de
zonnegeneesmiddelen immers zeer gecomprimeerde en opgeslagen energieën werken
bij de toepassing van deze geneesmiddelen zeer direct versterkend op de
ziele-elementen van de mens in; met behulp van de tot nieuw leven gewekte
spankracht van de ziel komt dan ook het lichamelijk genezingsproces direct op
gang en onder bepaalde omstandigheden leidt dat reeds in zeer korte tijd tot
algehele genezing. Ook uiterlijk letsel aan het lichaam kan bij een juiste
toepassing van het passende medicijn het snelst worden genezen. De voor de
vervaardiging van zulke zonnegeneesmiddelen vereiste handelwijze vraagt,
evenals de bereiding van de gemaakte medicijnen, een zeer grote zorgvuldigheid
en nauwkeurigheid. Om die reden kan in het kader van dit boek daar niet verder
op worden ingegaan, maar wordt in dit verband uitdrukkelijk de aan dacht
gevestigd op het kleine geschrift van Lorber: 'Die Heilkraft des
Sonnenlichtes', dat vele waardevolle aanwijzingen en raadgevingen bevat. (Zie
ook deel V, 8.11.)
13. De meest
juiste en natuurlijke genezing
Gr.Joh.Ev.III /12 (8) Ik ben een Heiland. Hoe is het
toch mogelijk, zo vragen de dode en stekeblinde mensen zich af, dat Ik zulke
dingen kan verrichten ? En Ik zeg u dat Ik niet het vlees van de mens genees
maar, waar een ziel
nog niet te
zeer met haar vlees is verbonden, maak Ik alleen de ziel vrij en, voor zover
dat mogelijk is, wek Ik de geest die in de ziel begraven is tot leven. De
geest maakt dan direct de ziel krachtiger, waardoor deze vrij wordt en het is
voor haar dan een kleinigheid om alle gebreken in het lichaam in een oogwenk
weer te herstellen
Dat noemt men
dan een wonderbaarlijke genezing terwijl dat toch de meest natuurlijke genezing
van het vlees is! Wat iemand heeft dat kan hij ook geven; wat hij echter niet
heeft dat kan hij ook niet geven. Wie een levende ziel heeft in overeenstemming
met Gods orde en daarin een vrije geest, die kan ook de ziel van zijn broeder
vrij maken als die nog niet te vleselijk is geworden, en de ziel kan dan heel
gemakkelijk het zieke lichaam helpen. Als de ziele-arts zelf echter een
volstrekt zieke ziel heeft, die veel meer dood dan levend is, hoe zou hij dan
aan een andere ziel kunnen geven wat hemzelf geheel ontbreekt?!
14. Genezing
met kruiden
Gr.Joh.Ev.I/89 De Heer in het Grote Johannes
Evangelie. ..Er verliepen twee dagen met vele goede gesprekken en
veelvuldig bezoek van de kant van de burgers van deze kleine stad. Ook enkele
zieken werden door louter handoplegging genezen. En aldaar liet Ik een
rechtschapen arts, die de geneeskracht door middel van handoplegging niet kon
begrijpen, een hoeveelheid heilzame kruiden en andere dingen zien,
waarmee hij veel succes had bij zijn kuren en waardoor hij zich een roemrijke
naam verwierf.
15. Beklim
graag de bergen!
Ed.Kap. 29 De zuivere
geesten (van de hoogste lucht-regio) dalen niet zelden naar de tweede, soms
ook naar de eerste regionen af. Hoofdzakelijk zijn echter de plaatsen waar ze
op aarde neerkomen de plekken die vanwege hun aanzienlijke hoogte voortdurend
met sneeuw en ijs zijn bedekt. En hierin ligt ook de reden waarom zulke omgevingen
voor bijna elk mens een -zoals gij pleegt te zeggen -magische, bezielende
aantrekkingskracht hebben die tevens het menselijke gevoel opvrolijken,
sterker maken en tot rust brengen.
Wiens hart
droef gestemd is en zich erg onrustig voelt in zijn gevoel, die begeve zich in
Mijn Naam naar zo'n hoogte of op z'n minst in de buurt daarvan en zijn gevoel
zal als overgoten worden met een balsem die hem kracht verleent.
Terwijl het
gemoed in de lagere regionen steeds meer versuft raakt, men het moeilijker
heeft en ook meer moet lijden, zoals iemand voelt als hij in een ravijn of
spelonk afdaalt, wordt het gevoel van iemand die omhoog klimt naar zo'n zuivere
hoogte vrolijker en vrolijker. En hij die daar hoog boven aan de top komt zal
gevoeglijk uitroepen: "Heer, het is goed om hier te zijn!" -Maar Ik
zeg dan daar op: "Het is voor jou nog geen tijd om hier te blijven!"
Desalniettemin
zeg Ik toch: ga op de bergen! Want ook Ik begaf Mij, toen Ik op aarde onder u
was, dikwijls naar de bergen. Op een berg werd Ik verheerlijkt; op een berg
dreef Ik de grootste verzoeker uit; op een berg predikte Ik het Rijk der
hemelen; op een berg bad Ik en op een berg werd Ik gekruisigd!
Ga daarom
graag op de bergen! Want niet alleen uw geest maar ook uw lichaam vindt daarbij
meer baat dan bij honderd apotheken!
16.
Geestelijke genezing op afstand en door het bestrijken
Gr.Joh.Ev. IV/40 De Heer: "Met het water
reinigt men het lichaam en met een standvastige, goede in alles God toegewijde
wil reinigt men hart en ziel; en zoals het zuivere, frisse water de ledematen
van het lichaam sterker maakt, zo maakt een God toegewijde, standvastige wil
het hart en de ziel sterker. Zulke gesterkte zielen kunnen dan in Mijn Naam ook
geestelijk een zieke, ook als die erg ver verwijderd is, de handen opleggen en
het zal dan beter met hem gaan. Wie echter in de voleindiging van zijn hart
nog zwakker is, die kan zijn toevlucht nemen tot het (magnetische) bestrijken
en hij zal ook het lijden van iemand die lichamelijk ziek is erg kunnen
verlichten. Hij zal hem ook in een bovenzinnelijke slaap brengen en de
behandelde zal in de slaap voorspellen wat hem kan helpen. Het voorspelde moet
dan met grote zorg worden toegepast en na enige tijd zal het dan ook beter gaan
met de zieke -maar weliswaar niet zo snel als in het geval een geestelijk volmaakt
mens hem de zegenrijke handen zou hebben opgelegd, in welk geval de
genezing direct kan en mag worden bewerkstelligd."
17. Genezing
in bovenzinnelijke slaap (hypnose )
Gr.Joh.Ev. IV/40 De Heer: " Wanneer je tot
een zekere geestelijke volmaaktheid bent gekomen, dan kan het gebeuren dat de
mens bij wie jij, vanuit de sterke wil hem te helpen en vanuit een standvastig
geloof, je handen hebt opgelegd, helderziend wordt en dan voor zichzelf
een deugdelijk geneesmiddel kan bepalen, dat, als het volgens voorschrift
wordt gebruikt, hem volledig moet genezen. Vanzelfsprekend zal het, wanneer in
enig opzicht tegen het voorschrift wordt gehandeld, daar niet helemaal lukken
met een volkomen genezing. Is het voorschrift echter steeds juist opgevolgd dan
zal volledige genezing beslist plaatsvinden.
Als echter bij
deze behandeling de een of andere persoon in de voorspellende slaap is geraakt,
dan moet hij niet door allerlei nutteloze vragen worden gestoord en verzwakt,
maar dan moet hem alleen maar datgene worden gevraagd wat noodzakelijk is.
Wie echter
iemand de handen oplegt moet dat in Mijn Naam doen, omdat anders zijn
behandeling geen nut zou hebben en niets zou bewerkstelligen. Hiertoe behoort
een vast, onwankelbaar geloof en eveneens een onwankelbare, sterke wil. Zo'n
streven moet uit het diepst van het hart en uit de ware naastenliefde
voortkomen, dan raken de handen van de handenoplegger vervuld van de
liefdekracht. Deze stroomt dan door naar de vingertoppen, stroomt als een
zachte dauw naar de zenuwen van de zieke en geneest de vaak stekende en
brandende pijn.
Hierbij moet
wel worden opgemerkt dat er meer voor nodig is om een man onder hypnose te
brengen dan een vrouw! In bepaalde gevallen zou ook een man door een vrouw
onder hypnose kunnen worden gebracht; zo'n behandeling zou de vrome vrouw
echter alleen maar lukken met de hulp van een onzichtbare engel die aan haar
zijde staat en die zich door het gebed en de reinheid van het hart gedienstig
maakt."
18. Het tot
stand brengen van de hypnose
Gr.Joh.Ev. IV/42 De Heer: "Opdat gij het (ontstaan
en de effecten van de hypnose) ook praktisch ziet, zal Ik er nu voor zorgen dat
uit Caesarea Philippi een erg dom en inslecht mens hierheen wordt gebracht.
Deze moet dus door één van u worden behandeld en gij zult zien en horen tot wat
voor een bewonderenswaardige wijsheid deze domme en slechte mens onder hypnose
zal geraken. Als hij vervolgens weer ontwaakt zal hij meteen weer deze zelfde
slechte en domme mens zijn die hij eerst was en het zal ons moeite kosten hem
langs natuurlijke weg slechts enigermate helderder begrippen omtrent God en de
mens bij te brengen. ...Zinka moet deze behandeling bij hem verrichten. Want
hij bezit er de meeste kracht voor. Ik zal vooraf Zinka Mijn handen opleggen
opdat hij daarmee nog meer kracht krijgt en daardoor de behandeling beter zal
lukken."
Zinka treedt
naar voren en zegt: "Heer, hoe zal ik hiertoe in staat zij n, omdat ik met
de wijze van behandelen veel te weinig vertrouwd ben?!"
De Heer
zegt: "Leg de rechterhand op het voorhoofd en de linker op de maagholte
en hij zal direct in de genoemde slaap wegzinken en ook direct beginnen te
praten, maar met een zwakkere stem dan in natuurlijke toestand! Wil je hem
vervolgens weer wekken, dan hoef je alleen maar je handen op te leggen,
tegengesteld aan de eerste keer, en dit enkele ogenblikken te laten duren.
Direct op het moment van ontwaken trek je je handen terug en is de behandeling
ten einde!"
19. Over
zwaarmoedigheid en de behandeling ervan
I.I<.L. 12-6-1894 Schrijf Mijn kind, een woord aan
de zieke zuster die bij Mij haar hulp zoekt en al haar vertrouwen op Mij stelt,
maar toch niet sterk genoeg is in haar geloof in Mij, omdat ze anders niet door
zwaarmoedigheid zou zijn overvallen.
Je vraagt,
Mijn kind, wat zwaarmoedigheid is, waaruit zij ontstaat en hoe dit lijden
gestuurd kan worden ? -Zie, Ik zal het je zeggen, omdat heel veel mensen aan
deze kwaallijden en er ook bij jou een hang naar zwaarmoedigheid bestaat.
In het
algemeen komt zwaarmoedigheid meer bij het vrouwelijke dan bij het mannelijk
geslacht voor en ze vindt haar oorzaak meestal in een ongelukkige neiging, in
een hart dat gekwetst is of in een niet vervulde wens, die zich te diep in het
hart heeft geworteld om daar ooit uit weggewist te kunnen worden. Daaruit
ontstaat ontevredenheid met zichzelf, met het lot, met geheel Mijn leiding en
met de hele omgeving.
Een hart dat
onbevredigd is, is de eerste stap tot zwaarmoedigheid. En als in dat geval
zo'n kind niet direct Mijn Vaderhart zoekt en door Mij geleid wil worden, Mij
in zijn hart opneemt en in Mij en Mijn liefde alles vindt, dan kan zo'n stap de
vreselijkste gevolgen met zich meebrengen in die zin, dat -aangenomen dat het
mogelijk zou zijn -zo'n ziel voor Mij eeuwig verloren zou gaan als Mijn liefde
niet eeuwig zou bestaan en zich ook niet tot in eeuwigheid over een ziel zou
ontfermen.
Hierin toont
zich nu de ene kant van zwaarmoedigheid. Nu bestaat er echter nog een andere
kant, waardoor in het bijzonder Mijn kinderen, die in hun ontwikkeling staan,
vaak worden aangegrepen als ze te weinig vertrouwen hebben in Mijn liefde en
uit eigen gerechtigheid zich toeleggen op de zaligheid, dus niet uit genade en
ontferming en door de verdienste van Jezus, maar op eigen kracht de zaligheid
willen verdienen.
Door veel en
aanhoudend te bidden, door goede werken, door vasten en door tuchtiging, door
het volledig opofferen van uw lichaam, alsmede door heilig te leven, in zoverre
gij in staat zijt rein of heilig te leven, kunt gij wel de strijd
vergemakkelijken, nooit echter de zaligheid kopen. Probeer daarom niet de weg
voor uzelf te verzwaren.
door allerlei
lasten die gij uzelf oplegt en stel niet te hoge eisen aan uzelf, maar doe
slechts wat Ik van u verlang, dan zal Mijn genade en Mijn ontferming u redden
en Mijn liefde zal u allen opnemen in het getal van de kinderen Gods!
Zo weet u nu
ook deze tweede soort zwaarmoedigheid die Mijn kinderen van Mij scheidt en die
hun harten met droefheid vervult, vanwege hun onvermogen en vanwege hun
zwakheid; het is echter niet de echte droefheid die uit deemoedigheid
voortkomt, en Mij daarom ook niet welgevallig is. Ik zie Mijn kinderen liever
opgewekt en vrolijk, hun hart vol vertrouwen.
Hoe kan aan
dit lijden richting worden gegeven?
Als we willen
terugkeren tot de eerste vorm van zwaarmoedigheid, waaraan men kan lijden, dan
moeten we een punt noemen dat door velen wordt miskend en wordt aangezien als
niet behorend tot het rijk van het geestelijke en waar men niet op let. Omdat
het echter iets is dat diep in het menselijk leven ingrijpt, wil Ik u er iets
over zeggen, luister dus:
Er bestaat een
groot aantal mensen dat ongelukkig is door een verkeerd begrip van liefde. In
geestelijke zin beschouwd is liefde het heerlijkste en edelste wat een
mensenhart gelukkig kan maken. In materiële zin daarentegen is zij een macht
die onheil aankondigt, die het hart betovert en het aan banden legt, het blind
en onberekenbaar maakt en tot de grootste dwaasheden zou leiden als Mijn hand
niet zou ingrijpen om de wegen van de mensen te effenen, dat wil zeggen, er
naar Mijn zin richting aan te geven. Hier staan we nu voor het hoofdpunt van de
vraag: hoe kan aan het lijden richting worden gegeven? Is liefde niet van
goddelijke oorsprong? En waaraan herkennen we de ware en de verkeerde liefde?
De ware liefde
is weliswaar van goddelijke oorsprong en in elk mensenhart als Godsvonk
neergelegd, die echter zolang sluimert tot hij van buitenaf tot activiteit
wordt aangezet. Zoals alles wat voor een hoger doel bestemd is aan een
loutering en een grondige zuivering moet worden onderworpen, zo heeft ook de
liefde die in het hart sluimert een zuivering nodig. Ze wordt allereerst door
de materie opgewekt tot echte liefdadigheid; is daarin een bepaalde graad
bereikt en heb Ik met de ziel van de mens een hoger doel voor, dan onttrek Ik
hem aan de materie die nodig was om de liefde op te wekken, maar niet
voortdurend voor hem bestemd was.
Heeft de mens
deze periode, waarin hij bloot stond aan menige strijd en aanvechting,
zegevierend doorstaan, dan kom Ik met Mijn Geest nader tot hem en ontsteek nogmaals
de reeds tot vlam geworden liefde, waarop het werkelijk ware leven-in-de-liefde
begint en een leven vanuit de geest een aanvang neemt.
Als gij nu
inzicht hebt in de oorzaak van dit lijden en deze pijn, zult gij ook algauw het
middel vinden om u ervan te bevrijden -en dat ben Ik: De Liefde. van alle
liefde wil zich aan u geven en u volledig tot haar eigendom uitverkiezen. Dat
wordt u gezegd door de Liefde van de Vader, die u graag van alle leed zou
willen bevrijden en u zou willen vormen tot blijde, gelukkige kinderen der
liefde.
Wat de verdere
kenmerken betreft waaraan men ware en onware liefde herkent, zeg Ik u:
De ware liefde
zal steeds belangeloos en onbaatzuchtig blijken, ze zal met het hare zoeken,
maar slechts het welbevinden en het geluk van de ander in het oog hebben, zich
in alle levensomstandigheden weten te schikken en Mijn leiding loven. Zo doet
de ware liefde die altijd dezelfde is en eeuwig duurt; de onware liefde echter
zal slechts zo lang trouwen waar blijken te zijn tot ze naar 't schijnt haar
doel heeft bereikt en haar wensen bevredigd ziet. Is ze zover gekomen dan zal
ze zich spoedig ontmaskeren en in haar ware gedaante tevoorschijn komen; ze
zal direct beginnen te heersen en proberen alles aan haar onderdanig te maken.
Dat het met
die liefde op een bepaalde manier moet aflopen kunt gij gemakkelijk begrijpen;
en u zult ook inzien dat Ik met krachtige middelen moet ingrijpen om zo'n ziel
die door hoogmoed is aangegrepen terug te voeren op de weg van nederigheid en
ware liefde.
Zo heb Ik weer
een punt voor u opgehelderd, dat voor u licht brengt in menig duister en
waarbij Ik Mij kenbaar maak als de God der liefde ondanks allerlei nood en
verdrukking waarin Ik de Mijnen leid om ze te redden van een volledige
ondergang naar lichaam en ziel. Zo moet ook tij, Mijn kind, jouw lijden zien
als een tuchtigende genade van God en verzet je niet tegen Mij! Want zie, Ik
wil je ziel zuiveren en louteren en je gereedmaken voor Mijn hemelse Rijk.
Mijn lief
kind, je vraagt Mij om een wenk hoe het lijden van je zuster zou kunnen worden
verholpen, hoe je moet proberen haar te bewegen je raadgevingen te accepteren.
Maak je daarover helemaal geen zorgen en laat ook dit aan Mij over. Ik zal op
het juiste moment met Mijn middelen ingrijpen en die zullen hun doel niet
missen.
En wat de
verdere behandeling van deze zieken betreft, hier is aanhoudende waakzaamheid
geboden, in het bijzonder met betrekking tot hun innerlijk zieleleven en hun
gedachtenwereld. Om dit laatste in orde te brengen moet vooral vermeden worden
dat iemand lang alleen is om hem zo te behoeden voor suf gepieker, wat de
ergste gevolgen kan veroorzaken, hoofdzakelijk zinnelijke uitspattingen van
allerlei aard, alsmede zedeloosheid en allerlei waanbeelden en een vreselijke
chaos in de hersenen. Daardoor worden de zieken van hun zelfstandigheid beroofd
en de speelbal van vreemde invloeden als gevolg van het binnendringen van
boosaardige geesten, die zo'n wezen in een oogwenk volledig in bezit nemen om
door middel van dit wezen hun zeer lage lusten te bevredigen en om op de een of
andere manier blijk te geven van hun vijandige gezindheid en totale
vervreemding tegenover God.
Dit zijn
allemaal gevolgen van het prikkelen van de zinnen door zinnelijk gepieker als
gevolg van een slechte opvoeding. Worden
zulke kwade
kiemen niet reeds in het kind gedood, maar wordt er van de kant van de ouders
helemaal niet op gelet, dan nestelt zich een hoeveelheid boosaardige geesten in
het vlees van zulke arme wezens, zodat hun geest in duisternis wordt gehuld,
hun hart donker wordt en ze lange tijd niet in staat zijn zich aan een zuivere
en goede invloed over te geven.
Zulke
ongelukkigen noemt gij 'waanzinnig', gij sluit ze op in inrichtingen waar ze,
omgeven door mensen die ook aan zulke ziekten lij den, meestal aan nog
duisterder geesten ten prooi vallen en daar naar lichaam en ziel helemaal te
gronde gaan. In plaats van dat gij ze in uw dagelijks gebed opneemt en dat gij
door hun ongeluk met medelijden en innige ontferming zoudt worden vervuld, legt
gij een soort afschuw en heimelijke verachting voor hen aan de dag, soms zelfs
vrees en ontzetting. Ik zeg u: indien gij in het ware geloof zoudt staan en gij
Mij en uw naaste waarachtig lief zoudt hebben, dan zou Ik u de kracht kunnen
verlenen om de zieken door middel van hand oplegging te helpen. Maar gij zijt
nog niet sterk genoeg om zo'n goddelijke kracht van Mijn heilige Geest te
ontvangen en toch nederig van hart te blijven. Daarom moet Ik nog steeds met
Mijn hulp dralen en moet Ik u in uw zwakheid laten, opdat gij voor Mij niet
verloren zou gaan, maar steeds opnieuw door het kruis de weg tot Mij, uw Vader,
vindt.
Het is
waarlijk niet gemakkelijk voor Mij, de Almachtige, u niet door Mijn Almacht,
maar met Mijn god vaderlijk geduld en zachtmoedigheid in onafgebroken
wilsvrijheid tot uw eigen activiteit te leiden met de liefde en wijsheid van
een Vader en niet met de macht en kracht van een levende God! Gods macht zou
vernietigend op uw zondig vlees werken. Maar de liefde van de Vader brengt tot
leven, verkwikt en maakt sterker. Verheugt u daarom en wees innig dankbaar dat
gij niet in de armen bent gevallen van een grote, almachtige God, maar van een
liefhebbende Vader. Slechts als liefhebbende Vader kan Ik u nog langer in uw
zwakheid dulden en geheel Mijn liefde over u uitstorten, u dagelijks zoveel
kracht schenken als u nodig hebt om uw kruis te dragen, en door Mijn liefde u
tonen hoe u moet handelen en wat u moet doen om dichter bij Mij en Mijn liefde
te komen.
20. Over
inenting tegen pokken
J.L. 7-2-1841 Wat gij zoudt willen weten is enerzijds (praktisch gezien)
iets heel onbeduidends, zoals het ook in ander (geestelijk) opzicht van weinig
betekenis is. Want neem nu een boom die uit de grond een verderfelijk sap, dat
helemaal niet bij zijn wezen past, zou hebben opgezogen; gij zult dan al gauw
aan de boom zien dat zijn bladeren helemaal verdorren en verwelken en dat
bovendien zijn takken, knoesten en stam door allerlei onkruid en parasieten
worden omgeven. In zo'n geval zal ook iemand met slechts een oppervlakkige
kennis van het kweken van bomen zeker de conclusie trekken dat het enten met
andere gewassen, die ieder op zich nog zieker en zwakker zijn, de te en ten
boom zeker niet gezond zal maken, maar dat het ene het andere tenslotte totaal
zal vernietigen.
Of zal iemand
aan wie een of ander gif werd toegediend wel door datzelfde gif worden genezen
dat hem toch al voor driekwart van zijn leven heeft beroofd? Als hem in zo'n
geval nog iets van hetzelfde gif wordt gegeven, dan zal het voldoende zijn hem
nog van het laatste kwart van zijn leven te beroven.
Of zoudt gij u
in geestelijk opzicht ooit een grotere dwaasheid kunnen indenken als zo iemand
tot een zondaar zou willen zeggen: "Luister vriend, ga maar door met
zondigen en je zult door middel van de zonden die erbij komen de andere zonden
zeker verdelgen. En als je iemand bent die ontucht pleegt, laat je dan zo vaak
je kunt je in je hartstocht gaan en je zult je ervan overtuigen dat je juist op
die manier het gemakkelijkst jezelf en je vlees zult kunnen overwinnen."
-Ziet, deze heeft (weliswaar) aan de vriend een brave raad gegeven; hij is op
die manier door inenting van de zonde in zijn vlees (werkelijk) de zonde
kwijtgeraakt omdat de hartstocht en het levend vermogen van het vlees zijn
gedood. Maar vraag uzelf nu af of deze mens nadat hij deze raad trouw heeft
opgevolgd, de overwinning op het leven of de overwinning op de dood heeft
bevochten ? -Is het dan niet duidelijk dat men met het gereedschap van de dood
nooit tegen de dood, maar beslist altijd alleen maar tegen het leven strijdt?
En wie met deze wapens de overwinning over zijn vlees heeft bevochten, die
heeft waarlijk het leven gedood en heeft op die manier aan de dood de
overwinning geschonken. Want gij moet u herinneren dat nog hier en daar onder
het volk het spreekwoord over een oude hoer of een oude bok bekend is: 'Kijk,
hij of zij is op het goede pad gekeerd!' Nu vraag Ik echter, hoe staat diegene
tegenover het leven die de zonde op zichzelf reeds slecht vindt ? Of is het
voor de dood nodig de doden, die reeds lang zijn prooi zijn geworden, gevangen
te nemen ? Ik zeg evenwel: de dood gaat steeds over het open veld van het
leven en zoekt daar naar een rijke buit voor zijn vertrekken van het eeuwige
verderf
Indien iemand
echter het leven wenst te behouden, moet hij vitaal met de wapens van het leven
tegen de zonde, die een vernietigend wapen van de dood is, strijden. En degene
die met het leven in zich een meester over de zonde is geworden en deze in de
volheid van het leven heeft overwonnen, die is dan een held, die zich met het
leven het leven heeft bevochten. En wie het leven geeft voor het leven, die
doet goed en is iemand die vol wijsheid, volliefde en vol leven is. Maar wie
het leven geeft voor de dood, welk een dwaas is hij! En hoe weinig moet hem het
licht van het leven eigen zijn, die het licht ontvlucht en de duisternis zoekt!
O ziet,
precies zo staat het ervoor, als gij het aldus wilt beschouwen met het voorkómen
van pokken door middel van inenten. Want pokken zijn een
overgeërfd kwaad dat op de ontucht van oeroude geslachten betrekking heeft en
dat gedurende bepaalde perioden bij de jongste nakomelingen tot volle
ontwikkeling komt; er bestaat niet de geringste overeenkomst met de kwaal die
we ook bij dieren, onder dezelfde naam, tegenkomen en dan vooral bij het rund,
de schapen en de geiten, en die door de steek van een bepaald insekt wordt
veroorzaakt. -Hoe moet derhalve de etterachtige stof uit de pokken van koeien
beschermen tegen de zogenaamde pokken bij mensen? Ik zeg u, deze behandeling
heeft nog nooit de vruchten afgeworpen waarvan de dwaze mensheid heeft
gedroomd. En het vermeende succes heeft geen andere reden dan: óf het door deze
behandeling in de hand gewerkte en gefixeerde bijgeloof -hetgeen echter steeds
minder vaak voorkwam, omdat nu trouwens bijna elk geloof bij de mens is
verdwenen en in plaats daarvan het zogenaamde zuivere weten (?!) is gekomen -,
óf zo'n behandeling is verricht bij kinderen die toch al hun hele leven lang
uit meerdere overwegingen ervoor gespaard hadden kunnen blijven, dat wil
zeggen, juist de generatie die met de kiem van dit kwaad is behept heeft zich
nog geen rijp oordeel kunnen vormen -óf de kinderen waren totaal niet met de
kiem van dit kwaad behept.
Ziet, indien
ergens bij zulke kinderen zo'n dwaasheid zou worden ingeprent, dan konden ze
weliswaar gemakkelijk getuige zijn van de onfeilbaarheid van deze behandeling.
Degenen die ingeënt waren konden echter daarentegen gedurende het heersen van
zo'n kwaal hierdoor net zo goed worden getroffen als diegenen bij wie zo'n behandeling
niet werd toegepast. Dat men dan echter van de kant van de artsen deze echte
pokken niet voor pokken, maar voor een ander slim verzonnen eczeem heeft
uitgemaakt, gebeurde -zoals gemakkelijk valt te raden -om de eer van de artsen
te redden.
Vraag uzelf nu
af, wanneer gij uitgaat van wat Ik u hier heb gezegd en daarbij slechts een
kleine blik op uw ervaringen werpt -waartoe deze mishandeling van de kinderen
wel moge dienen. Dat zij geen enkel nut heeft daarvan kunt gij geheel verzekerd
zijn. Dat zij echter in menig opzicht schadelijk is voor het menselijk
geslacht, de oorzaak is van een afgemat leven, onlust, inactiviteit,
uitputting van de meest actieve organen van leven en vooral bij het vrouwelijk
geslacht de zinnelijkheid bevordert, daarvan kunt gij evenzeer verzekerd
zijn. Want als gij dat niet zou kunnen geloven, ga dan bij de geschiedenis te
rade en vergelijk uw ingeente nakomelingen en ook uzelf met die generaties uit
vroegere tijden, dan zal u toch vast en zeker het huizenhoog verschil wat
betreft de gezondheid en de natuurlijke levensduur opvallen.
Ik zeg u,
indien gij een steen uitboort en in het uitgeboorde gat slechts één druppel
bijtend gif doet -onderzoekt dan de steen na twintig jaar en gij zult u er al gauw
van overtuigen wat voor een verderfelijke gevolgen deze druppel bijtend gif in
de steen heeft veroorzaakt, die toch zo is gemaakt dat hij duizenden jaren zou
kunnen trotseren.
Indien nu
echter het ter organisme van de mens met het bijtende zuurgif van het bederf
wordt ingeënt, dan zal het voor u niet moeilijk zijn op dit probleem het juiste
antwoord te vinden.
Gij zult Mij
nu weliswaar vragen en wel met recht om goede redenen of Ik u een ander middel
zou willen tonen om dit kwaad te verhinderen of het onschadelijk te maken
-omdat Ik toch als de enige Schepper van de gehele natuur deze natuur ook het
allerbeste moet kennen. En Ik zeg u dat Ik dit ook zal doen; Ik zeg u echter
bij voorbaat dat Mijn middelen, die in overeenstemming zijn met de natuur, steeds
gelijke tred houden met de geestelijke, en dus bestaat er geen universeel
medicijn noch voor de geest noch voor het lichaam.
Indien gij ook
maar enigszins op zoek zijt naar de weg die door Mij is gewezen ter verkrijging
van het eeuwige leven, zijnde steeds dezelfde eenvoudige weg van
zelfverloochening en trouwe navolging van Mij -dan zult gij zeker slechts één
weg en niet verscheidene wegen ontdekken, en dat waarlijk om die goede reden
dat Ik Zelf slechts Eén ben en dus ook de enige Weg en de enige Toegang tot het
eeuwige leven ben. En omdat het aldus is, kunt gij er niet omheen te geloven
dat het zo is. Wie van u zou nog willen beweren dat er buiten Mij nog andere
wegen zouden zijn om tot Mij Zelf, de oerbron van alle leven, te komen? Is het
leven van de geest dan niet van veel grotere waarde dan het leven van het
lichaam? Of is het leven van het lichaam niet volstrekt bepaald door het leven
van de geest?
Omdat gij
echter weet dat er voor de geest, wanneer deze ziek is geworden, slechts één
middel voor zijn genezing bestaat -om welke reden zouden er dan voor (het
lichaam), het tijdelijke werktuig van de geest, waarvan de levendigheid
daardoor wordt bepaald, bij voorkomende ongeschiktheid of ziekte andere en
meerdere middelen tot herstel bestaan dan er voor het levensprincipe zelf
bestaan? Kijk, toen Ik op aarde onder de mensen verkeerde, welke arts heb Ik
geraadpleegd? En welke apotheek heb Ik gebruikt om een zieke zowel geestelijk
als lichamelijk te genezen? En tot welke arts en welke apotheek hebben zich
alle discipelen gewend die hun vertrouwen op Mij hadden gesteld, en ook dat
deden wat Ik heb gedaan ? Nu vraag Ik u, ben Ik dan zwakker geworden of ben Ik
veranderd, of is Mijn Woord niet meer hetzelfde Woord vol macht en kracht en
heiliging voor geest en lichaam? !
O, Ik zeg u
dat het waarachtig niet zo is -Ik ben nog altijd Dezelfde! Slechts met
dit verschil dat Ik toentertijd slechts die mensen genas die met een levend
geloof tot Mij kwamen en Mij er bovendien nog aanhoudend om moesten vragen en
smeken, tot Ik hen verhoorde. Nu mag Ik het echter helemaal niet meer op een
liefde vol.vertrouwen laten aankomen en nog minder op een standvastigheid van
het geloof, maar moet Ik helpen terwijl Mij er niet om gevraagd wo~dt en moet
Ik diegenen heilzaam bijstaan die het geloof helemaal met kennen opdat niet
alles geheel en al zou verderven en verloren gaan. Zie wie daarom nu slechts
met een beetje vertrouwen en een kleine vraag tot Mij komt, hem zal Ik zeker
niet verlaten en Ik zal hem in al zijn nood helpen, omdat Ik vaak genoeg zelfs
Mijn spotters en hen die Mij verachten hulp moet bieden.
Ziet, dit
middel dat Ik u zojuist heb aangegeven, is het meest effectief. En wie een
krachtig geloof heeft en vol vertrouwen en liefde tot Mij is -waarlijk, indien
Ik hem niet zal helpen, dan zou hij zich met elk gif van deze aarde kunnen
inenten en als een os de heilzaamste kruiden opvreten, dit alles zou hem net
zo veel baten als een doodskop een balsemdruppel baat.
Ik zeg u, gij
kunt de dode koken en braden in de essentie van het leven en gij zult geen
vezel van zijn lichaam tot leven kunnen brengen, welke gij aan zo'n 'heilzame'
kookinrichting hebt toevertrouwd. Maar hoor: Mijn Woord is wel in staat de
graven van de doden te openen en in het stof van hun ontbinding nieuw en eeuwig
leven in te blazen! Welnu, wanneer gij dit universele medicijn kent dat door de
tijden heen de wonderbaarlijkste genezingen en zelfs de opwekking van doden
heeft bewerkstelligd, wat brengt u ertoe ditzelfde zoveel effectievere middel
te verwaarlozen, en u in plaats daarvan met allerlei duivelse troep te besmeren
in de hoop dat het u zou helpen? !
O, Ik zeg u,
vergelijk slechts uw levensduur met de levensduur van de Ouden, dan zult gij direct
bemerken tot wat voor grote winst de verfijning van uw dwaze geneeskunst heeft
geleid. Of gaat heen naar die streken der aarde waar de mensheid nog helemaal
niets van medische hulp weet, dan zult gij merken dat de mensen in zo'n
omgeving haast helemaal geen ziekte kennen en nog minder van ziek zijn in het
algemeen, en wel in het bijzonder wanneer hun manier van leven zedelijk gezien
zuiver en eenvoudig is.
Doe ook zo:
leef zo eenvoudig mogelijk! Vul uw maag niet onnodig met allerlei vuil uit
alle bekende rijken van de natuur, maar nuttig datgene wat weldadig is voor het
lichaam: eenvoudige spijs (hoofdzakelijk) uit het plantenrijk, en van de
plantenspijzen slechts die welke van oudsher reeds als voedend brood voor de
mens waren bestemd. En ook dat spreekt voor zichzelf: alles in beperkte mate en
een doel dienend!
Dan kunt gij
ervan verzekerd zijn dat uw lichaam uw leven lang niet door ziekte zal worden
geplaagd en dat gij hierdoor, zonder inenting en andere dwaasheden van de kant
van artsen, een voor u onbegrijpelijk hoge leeftijd zult bereiken. En wanneer
Ik dan zo'n mens uit deze wereld tot Mijn Rijk zal roepen, dan zal dit even
gemakkelijk gebeuren, als iemand die heel rustig inslaapt, nadat hij de hele
dag trouw, flink en ijverig heeft gewerkt.
Als
gij dit alles echter achterwege Iaat en in plaats daarvan uw toevlucht neemt
tot inentingen en allerlei medicijnen dan is het uiteindelijk gevolg niets
anders dan dat gij vooreerst -louter vanuit natuurlijk oogpunt bekeken -reeds
in de jaren van uw jeugd grijsaards zult worden en vaak het ene zintuig na het
andere minder wordt, dat gij blind, doof, ziekelijk zult worden, uw tanden zult
verliezen, uw spijsvertering achteruit zal gaan, en ook al uw montere
levenskracht. Op uw veertigste levensjaar zal alles voor u veel moeizamer gaan
en bent u veel gebrekkiger dan de Ouden toen zij honderd waren. En van dit
alles is alleen uw eigen blindheid de schuld!
Ziet, het gaat
hiermee net als bij een nachtelijke reis, waarbij de mens in zijn onnozelheid
ten prooi valt aan allerlei werkelijke of vermeende onzin, waar hij dan overdag
zelf hard om moet lachen en dan niet kan begrijpen dat hij een boomstronk voor
iets heel anders heeft aangezien -om nog maar niet te spreken van andere nachtelijke
dwaasheden! Indien gij echter Mijn middel serieus wilt gebruiken, dan zal ook
voor u de dag komen dat gij zult inzien wat voor (nietige) schat de wereld
bezit aan haar ontelbare dwaasheden.
Wanneer Ik
echter zeg dat Ik overal in alles iedereen kan en wil helpen, omdat Ik al Mijn
beloftes gestand doe, gelooft dan dat Ik iedereen ook bereidwillig in alles
zal helpen, als hij slechts gelooft dat het aldus is en dat er buiten Mij geen
hulp bestaat, zowel in lichamelijk maar meer nog in geestelijk opzicht.
Ziet naar de
Ouden, indien zij door een ingewortelde zonde zwak zijn geworden, deden zij
boete of vastten zij, dat wil zeggen door te vasten kregen ze weer de vrije
beschikking over de activiteit van hun lichamelijk organisme en door de daarmee
verbonden boetedoening richtten ze hun geest weer op en konden ze dan weer
beschikken over een krachtig lichaam en een levende geest.
Gij
zult vragen: hoe dan? Hoe ging dat in z'n werk? -Ik zeg u en het antwoord is
niet moeilijk te bedenken: de maag is een natuurlijke hulp bij de productie
van voedende sappen in het lichaam. Indien zich echter in het organisme
bepaalde vreemde bestanddelen bevinden, dan worden die voortdurend in een of
andere organische nauwe doorgang vastgehouden. Als dan de maag met allerlei
nutteloze spijzen wordt volgepropt en zij daardoor de sappen vermeerdert en
opeenhoopt, worden de vreemde bestanddelen, in plaats van dat deze uit hun
nauwe doorgang kunnen worden verwijderd en kunnen worden afgevoerd, door het
onophoudelijk opdringen van de sappen op de plek waar deze zich bevinden langs
de weg van assimilatie alleen maar gepotentieerd en daardoor steeds hardnekkiger.
-Ziet, indien
nu in plaats van al het inenten en het gebruik van medicijnen de mens zich op
de juiste wijze voedt en ook weet te vasten en als daarmee een sterk geloof en
volledig vertrouwen op Mijn Woord gepaard gaat, zodat hierdoor ook de geest,
als het levensprincipe, sterker wordt, vraag u dan eens af of het met zo'n
mens lichamelijk en geestelijk niet beter moet gaan ?
Ik zeg u,
indien zijn geloof en vertrouwen zodanig groot zijn dan kan uit de ontbinding
zelfs nog een nieuw leven ontstaan. Als echter een dergelijke lichamelijke en
geestelijke boetedoening ontbreekt, dan is een ieder die door inenting of
medicijnen is genezen niet meer dan iemand die danig is bedrogen, want de
medicijnen hebben het kwaad niet uit het lichaam verwijderd, maar ze hebben het
alleen maar in slaap gesust of versluierd. En neem het van Mij aan, de tijd zal
zeker komen dat hetzelfde kwaad in verhevigde mate de sluier zal doorbreken en
dat dit voor het lichaam en niet zelden ook voor de geest de zekere dood tot
gevolg zal hebben.
Ziet, zo is
het letterlijk gesteld met de dingen als Ik u gezegd heb. Gij echter, leidt uw
kinderen en uzelf in geloof en vertrouwen tot Mij! En waarlijk Ik zeg u: gij
zult u ervan overtuigen dat de stof waarmee Ik inent de beste is! -Amen. Dat
zeg Ik, de grote wereldarts! Amen, amen, amen.
21. Kuur voor
hen die aan scrofulose lijden
J.L.9-7-1848
Hoe vaak zul je Mij nog om recepten vragen? -Geloof, geloof en een vast
vertrouwen dat is beter dan alle recepten en medicijnen! Want je moet weten dat
je bij kuren met vlees geen baat zult vinden. Iemand die zwak is in het ware
geloof raad Ik graag voor zijn ellendige vlees een middel aan. Neemt hij het
nauwkeurig in acht dan zal het beter met hem gaan. Is hij echter te
gemakzuchtig om alles nauwkeurig op te volgen en heeft het middel dat Ik hem
heb aangeraden niet snel het gewenste effect, dan zal onze patiënt nog zwakker
in zijn geloof worden dan hij vroeger al was. En zie, zo'n kuur levert Mij dan
niet het gewenste geestelijke nut op, welke je daardoor meent te bereiken. -Wij
werken echter alleen maar voor de geest en niet voor het vlees! Om die reden
heb Ik ook niet graag dat je Mij om medicijnen voor iets lichamelijks vraagt.
Het meisje mag
geen zure dingen eten net zo min als spijzen die opzetten, zoals kool, bonen
en dergelijke, omdat haar lichaam scrofuleus is. Waarom heeft ze dan voor haar
kropgezwel jodium gebruikt? Ze heeft ook in haar voeten verborgen
kliergezwellen en vanuit de hals hebben ze zich nu naar de borst verspreid. Als
ze haar hals volgens jouw herhaalde raad met nuchter speeksel zou hebben
ingewreven dan zou haar borst er nu vrij van zijn geweest. Is ze er nu soms
beter aan toe, nu zij het kropgezwel met de goede jodium in haar borst heeft?
En nu moeten wij weer wonderen verrichten? Het zou alleszins goed zijn indien
er van waar geloof sprake zou zijn. Maar dat is niet zo en dus zal het ook met
een wonder enigszins moeilijk gaan. Derhalve wordt haar allereerst aangeraden
een waar geloof te ontwikkelen en vervolgens een groot geduld te oefenen. Ze
zou niet zo veel moeten zingen, praten en niet aan één stuk door haar
vriendinnen moeten kussen, waardoor de kliergezwellen zich alleen maar
uitbreiden. Vooral 's avonds moet ze ook direct na zonsondergang in haar kamer
zijn en vooral in de kamer tocht voorkomen -en niet direct na het eten achter
haar werktafeltje gaan zitten; dit is zeer slecht voor haar. Zo moet ze ook
rauw fruit mijden, anders zal ze veel lijden.
Nu moet ze
echter vers lijnzaad fijnstampen, daarvan kompressen maken, die wat verwarmen
en opleggen. Vervolgens twee keer per dag thee drinken die zuiverend werkt, de
hele dag door flink water drinken, maar geen wijn, geen bier en ook geen
koffie, maar bij het ontbijt soep of slappe cacao nemen. Het beste zou echter
een maïsaftreksel met wat melk zijn en een beetje suiker. Overigens zou maïsgrutten
in een vleesbouillon haar zeer goed bekomen. Als ze dat vol vertrouwen gebruikt,
zal het wel weer beter (met haar) gaan.
-Amen.
22. Raad voor
mensen 'met dik bloed'
J.L. 18-8-1841 Af en toe optredende ergernis is het grote kwaad van je
vrouwen 'vergalt' bij haar het zeer gevoelig reagerende bloed; hier is ook de
slijmvorming bij haar op terug te voeren. Je zult zeggen en vragen:
"Hebben dan zulke kleine huiselijke ergernissen zo'n uitwerking op de gal?
Men zegt dat iets dergelijks immers alleen maar bij hevige toorn of bij andere
heftige gemoedsaandoeningen plaatsvindt."
O, zie, dat is
volledig verkeerd opgevat. Want driftige mensen hebben eigenlijk ook heel
weinig gal, maar slechts bloed dat te heftig reageert en dat zeer gevoelig is
voor de invloeden van boze geesten. Wordt bij zulke mensen door een driftbui
ook een enorm beroep op de gal gedaan, dan hoeven ze daar echter nog geen
schade van te ondervinden; want hun makkelijk te prikkelen en beweeglijke bloed
doet alles alweer snel uit het lichaam verdwijnen.
Maar heel
anders ligt dat bij die mensen, vooral van het vrouwelijke geslacht, die reeds
vanaf de geboorte een wat dikker bloed hebben. Deze mensen hebben daarom ook
altijd een wat onbehaaglijker gevoel en kunnen zich zelfs aan een vlieg
ergeren, hoewel ze eigenlijk niet toornig kunnen worden. Hierdoor raakt hun
bloed echter voortdurend met galachtige stoffen vermengd. Daar waar het bloed
vervolgens zijn voedingssappen in het levensorganisme afzet, daar komen ook de
in het bloed opgeloste delen van de gal en deze verdichten dus de sappen.
Zo'n kwaal kan
echter gemakkelijk door middel van geestelijke middelen en door een
aangepast vasten worden opgeheven, echter nooit door te baden in verwarmd,
gekookt en zodoende van alle levenskracht beroofd water en nog het minst door
het drinken van onfris mineraalwater dat veel te lang heeft gestaan; een of
ander kropgezwel in de hals zou uit zichzelf verdwijnen, indien het bloed zich
door een passende geestelijke en natuurlijke voedingswijze behoorlijk zou
verdunnen.
Waaruit
bestaat echter deze geestelijke voedingswijze? -Het niet toelaten van enige
ergernis, wat de reden er ook van mag zijn. Want zolang hier niet streng op wordt gelet, hoeft
niet aan genezing te worden gedacht. Ik wil hier niet de verschillende oorzaken
noemen waardoor al die ergernis ontstaat. Het is voldoende dat Ik zeg dat ze
allemaal zonder uitzondering ten zeerste vermeden moeten worden, anders kan er
nooit van gezondheid sprake zijn.
Hoe
kan echter zoiets zo gemakkelijk worden vermeden? Door voortdurend een
waarachtig oog op Mij gericht te hebben, door het vaste geloof in en volledige
liefde voor Mij, niet echter door ook terloops zijn hoop op de wereld en op
eventuele verwanten te richten, die weliswaar veel bidden, maar hun gebeden
komen uit de boekjes maar weinig uit het hart; daarom hebben ze ook veel op met
de artsen in de wereld; maar de ware huisarts vertrouwen ze niet zonder een
arts van de wereld! Zie, zoiets betekent zoveel als helemaal niets! Want op die
manier zit de zieke tussen twee stoelen.. op de grond en wordt door geen van beide
gedragen.
Dat kan dus de
geestelijke voedingswijze zijn, die heel gemakkelijk in acht kan worden
genomen.
Wat echter de
natuurlijke voedingswijze betreft, deze bestaat uit een aangepast vasten. Dit
vasten bestaat eruit dAt men zich z`l mneten onthouden van alle vette spijzen
en zware dranken. Want dit is allemaal gif voor die naturen die over een wat
dikker bloed besbhikken. -Evenzo is ook het nuttigeN van koffi% op zichzel$
genomen reeds volstrekt schadelijk; als deze echper noG te vet en soms te sterk
wordt gedronken, dan kan daardoor iemands aard zo volledig worden verpest dat
een wonder nauwelijks kan helpen. -Net zo schadahiji zijn alle lekkere hapjes
en het van tajd tot tijd variëren van de spijzen, w`ardoor allds wat zeven
gewone, eenvoudige dagen hebben opgebouwd in één kear aaj tabel wordt bedorven.
Zo is ook al het snoepen v`n fruit, vooral 's middags, bijzonder schadelijk,
wanneer het fruit niep voor`f is gekookt of gebraden.
Tarwebrood,
zoals bijvoorbeeld goed gebal<ken kadetjes, zuiverwater, melk waarin geen
vet!meer zit, verse vldesbnuillon met kruiden (als salie en wilde tijm), zoete
bidten, mierikswortel qamen met wat rundvlees, af en toe gebraden lamS of
kalfsvlees, dan soms ook een beetje wijn dat met sater wordt fedronken
-hierdnor blijft het lachaam gezond -zoals soms ook maïsgrutten, die in
vleesbouillon zijn gekookt, goed voor de gezOndheid zijn. AI het andere is
echter gif, vooral wanneer zulke mejsen reeds te zeer door Wat uit de apotheek
knmt zijn verzwakt!
Dit is de
natuurlijke voedingswijze die men goed in acht mnet nemen. Verder is afkoeling
nadelig voor dit soort mensen. Wel is echter vOortduren`e beueging aan te
raden, natuurlijk met mate. Het overdae slapen echtdr, net als het nelen van
warme baden, brengt de dood van het lichaam teweeg voor zulke naturen!
Zie, Mijn
beste A.H. W., jouw vrouw heeft zo'n geaardheid en door haar eigen schuld moet
zij dus zo lijden. Als zij in vertrouwen op Mij op dit alles acht slaat, kan
het beter met haar gaan; anders zal ze echter haar leven lang sukkelen. Nog
altijd heeft ze veel gebreken, vertrouwt nooit volledig op Mij, maar vreest
haar verwanten bijna meer dan ze Mij vreest en verwacht nog het nodige van haar
relaties in deze wereld, wat diegenen die Ik verkozen heb absoluut niet past!
Je doet er verstandig aan hierop acht te slaan, dan zal het wel beter gaan;
maar anders zeker niet. -Ik zou 'Amen' willen zeggen. Maar hier komt het op
jouw Amen aan. Begrijp het!
23. Wenken met
betrekking tot een kuur voor iemand die bezeten is.
J.L.2-5-1842 a) O, Heer! Mag ik F.G. overeenkomstig de
wens van haar moeder en haar arts St. onder hypnose brengen? Deed ik er goed
aan dat ik in Uw heiligste Naam de in haar huizende demon gebood haar te
verlaten en nooit meer in haar terug te keren? Mag ik deze bezwering herhalen?
De Heer: "Luister,
Mijn beste A.H. W.! Ik heb je immers reeds bij het laatste verzoek voldoende
duidelijk gemaakt hoe het er met deze zieke voorstaat en hoe zij geholpen kan
worden. Waarom vraag je nu om iets anders? Denk je dan dat iets anders haar zal
kunnen helpen? Je kunt immers proberen wat jou en de wereldarts goeddunkt;
maar zie toe dat jijzelf en je huis er geen schade van ondervindt!
Want je kent
de huidige vrijheid en arglist van de geesten niet!!
Zie, jouw wil
iets te doen dat tegen Mijn raad ingaat, in de veronderstelling dat het iets
goeds is, heeft reeds twee onbehouwen geesten naar de deur van je huis gelokt.
Let op dat ze geen brand in je verstand en in je weetgierigheid veroorzaken!
Want in deze brand zou spoedig alles verwoest worden wat Ik tot nu toe moeizaam
in je hart heb opgebouwd.
De geesten
zien er dus zo uit: de ene is een oud, grauw oorlogsproduct, dat erop uit is om
jou in zijn bestaan gevangen te nemen. De andere geest die slechter is, is een
reusachtig glazen oog, dat als een groot vat naar de deur van je huis is
toegerold; vanuit zijn kwaadaardig centrum schiet dit oog vuur en het mat zich
al drie dagen en drie nachten af om het centrum van je verstand te raken; houd
je daarom vast aan Mij, anders kun je jezelf schade toebrengen!
Denk je echter
dat het in slaap sussen deze zieke tot rust zal brengen? -Dat kan zijn wanneer
Ik haar een enkel moment met.rust zou laten opdat de demon jullie zou misleiden
om vervolgens met grotere hardnekkigheid op te treden en niet te wijken! Weet
je dan niet dat het zogenaamde magnetisch strijken alleen maar mag plaatsvinden
als de zieke een crisis heeft bereikt, echter nooit als iemand aan de beterende
hand is; als dit laatste echter toch gebeurt, openbaren de crises zich weer
direct of ze worden heimelijk opgewekt, waarbij men er in het laatste geval
erger aan toe is. Het magnetiseren zal hier dus weinig baten omdat de zieke F.
het tijdens de crisis helemaal niet zal kunnen verdragen; als het echter beter
gaat, zal ze er ook weinig nut van hebben; over het waarom daarvan heb Ik reeds
iets gezegd.
Ik heb het
meisje echter reeds ingegeven wat haar kan helpen. En ze heeft het ook reeds
duidelijk uitgesproken. En jou heb Ik het in de vorige mededeling ook duidelijk
getoond. Waarom wordt dat dan niet gelovig opgevolgd? Of moet Ik soms op de
raad van jullie wereldarts ingaan? O, dat zal Ik niet doen! Kijk, dat is ook
een steen des aanstoots, waarover de wijsheid van de wereld valt en volledig
tekort schiet. Ze moet hier slechts ondervinden waartoe ze in staat is! Met Mij
kan ook de ware arts alles zegenrijk doen; zonder Mij echter niets!
Indien de
artsen hun handen eerst tot Mij zouden heffen en ze dan op de zieken zouden
leggen, dan zou het met hen al gauw beter gaan. Maar ze wrijven zich eerst
alleen maar over het voorhoofd in plaats van over de borst, pakken vervolgens
een ganzenpen en een stukje papier en bekrassen dat met hun Latijnse en Griekse
wijsheid in plaats van dat ze, in het volle geloof en vertrouwen op Mijn kracht
en hulp, een zegenende hand op de zieke leggen. Kan een zieke op die manier dan
volledig genezen?
I(ijk, het
meisje lacht de artsen al uit; dat is een goed teken. Laat daarom de artsen
maar handelen en gissen! Dokter L. moet echter bidden en dan in Mijn Naam haar
de handen opleggen, hij mag echter de hele tijd geen tabak roken! Hij zou een
heel goede invloed op haar kunnen hebben, echter slechts gelovig door Mij
alleen, en volstrekt niet anders! Het zogenaamde exorcisme, beter gezegd hulp
door middel van het woord en geloof, is echter door Mij immers toch al
aangeduid als het enige middel dat helpt. Waarom werd het dan niet toegepast?
Ook heb Ik jullie gewezen op andere verzachtende middelen; wie heeft deze
echter oprecht gelovig in Mijn Naam toegepast? Er zijn nog een hoeveelheid
natuurlijke, gezegende middelen die allemaal in Mijn Naam een geweldige
verzachting zouden kunnen betekenen; wie zou ze evenwel willen gebruiken omdat
ze niet met de Latijnse wijsheid van de artsen in overeenstemming zijn? Zie, om
die reden is, in ernst, goede raad hier duur, omdat niemand die kan en wil
opvolgen - vanwege de wereld en vanwege de Latijnse wijsheid van de artsen.
Laat de artsen er zich maar helemaal in vastbijten, op het juiste moment zal
Ik toch wel doen wat goed is om te doen.
Mijn beste
A.H.W., jou zeg Ik evenwel: bemoei je niet met andermans zaken! Maar laat dat
alleen over aan hen die er al zeer sterk mee bezig zijn. Als jij echter vindt
dat het tijd is, bemoei Je er dan mee en Ik zal dan je inspanning zegenen,
opdat je gemakkelijk in staat zult zijn aan je verlangen te voldoen. Wil je echter
nu al een goede medearts zijn, doe dan slechts het goede in het verborgene
opdat niemand jou daarom dank verschuldigd hoeft te zijn. Dan zal Ik graag jouw
gelovig gebed verhoren en dat is tevens het meest effectieve 'exorcisme'!
Zeg niet:
"Boze geest, verdwijn!" -maar zeg: "Goede Vader, help
haar!" -op die manier zul je moeten vragen en bidden en dan zal Ik haar
van de kwaal genezen! Indien je reeds helemaal wedergeboren zou zijn, en dus
ook reeds helemaal één met Mij zou zijn, dan zou je wel kunnen zeggen:
"Verdwijn in de Naam van de Heer Jezus Christus!" -en op jouw woord
zou dat dan ook moeten gebeuren. Maar dit is bij jou nu nog niet het geval.
Daarom, bid ervoor in het vertrouwen en in alle ootmoed en liefde van je hart,
dan zal op het daarvoor bestemde ogenblik ook gebeuren wat het beste is.
-Amen."
b) O,
heiligste, liefdevolste Vader! Zie de grote verlegenheid waarin ik aangaande
F.G.wordt gebracht, omdat haar moeder (aan wie ik een maand geleden in het
vertrouwen op Uw goddelijke bijstand uit naastenliefde mijn magnetische hulp
beloofde) en haar beide artsen er nu op staan en er ernstig bij mij op
aandringen dat ik het meisje moet magnetiseren, en wel morgen reeds! O Heer! Ik
wil immers ook niet in de geringste aangelegenheid Uw heiligste raad wantrouwen
of ongehoorzaam zijn aan Uw meer dan heilige wil; maar aan de andere kant wil
ik tegenover de bekommerde moeder en de in verlegenheid gebrachte artsen ook
niet onverbiddelijk, gevoelloos en onmenselijk lijken wanneer ik weiger dat te
doen wat ik, helaas zonder het U te vragen, toegezegd heb om te doen. O Heer!
Ik verzoek U heel nederig en nadrukkelijk, toon mij in uw goedertierenheid een
uitweg, want bij U is niets onmogelijk! Uw heiligste wil geschiede aan het
arme, zieke meisje! Amen
De Heer: "Kijk,
dat is het gevolg als men niet eerder Mij om advies vraagt, voordat men iets
onderneemt, vooral op het moment dat de deur tot Mij zo ver geopend is. Nu
vraag je me reeds voor de derde keer iets over één en hetzelfde punt; alleen
kan Ik je niettegenstaande alles geen andere inlichtingen geven dan Ik met
betrekking tot deze zaak reeds twee keer heb gedaan! Indien je echter volstrekt
niet in staat bent de eisen van dit gezin te ontwijken kun je immers een poging
wagen om jezelf en de arts te overtuigen dat 'Mijn wegen ondoorgrondelijker
zijn dan de wijsheid van de wereld'. Het gevolg zal jou echter tonen hoe ver
Mijn raad reikt en hoe ver de eisen van de wereld gaan!
Laten we er
echter van uitgaan dat de zogenaamde magnetische behandeling, tenminste naar
de uiterlijke kant te oordelen, een tijd lang goed zou aanslaan bij het meisje.
Denk je dan dat de kwaal daardoor is verholpen ? Weet je echter ook hoe lang
het, en ook terugwerkend op jou, zal duren? Kijk, ook dat moet je door de ervaring
ondervinden. Als de behandeling echter toch vruchteloos blijkt te zijn, wat
gaan jullie dan doen?
Kijk, het
zogenaamde magnetisme zou wel een qua natuur betere uitwerking hebben gehad,
indien het bij het optreden van deze kwaal gelovig, maar niet louter en alleen
'kunstmatig' zou zijn toegepast, omdat op dat ogenblik de natuur nog vrij was.
Hoe zal het magnetisme echter reageren op een lichamelijk organisme dat volgestopt
is met medicijnen ? Kijk, hier zouden alle medicijnen eerst moeten worden
uitgemagnetiseerd voordat deze behandeling op de een of andere manier een
heilzame invloed zou kunnen uitoefenen. Voor het wegnemen van deze kwaal zal
heel veel en een erg sterk werkend magnetisme nodig zijn!
Verder brengt
de magnetische behandeling alleen maar in de zwakke zenuwen, die tot op zekere
hoogte honger lijden, een goede, verzadigende en versterkende uitwerking
teweeg. Welke uitwerking zal de behandeling echter later hebben, indien de
zenuwen toch al bovenmatig verzadigd zijn, op enkele zenuwparen achter de ogen
en oogleden na, die evenwel met de andere zenuwen van het lichaam slechts
doormiddel van de hersenen een geringe samenhang vertonen. Dat is dan ook de
reden waarom zo'n behandeling (die slechts op de ogen is gericht) heilzaam
werkt op het meisje, terwijl ze door een algemene behandeling noodgedwongen
pijn moet ervaren; behalve wanneer iemand in staat zou zijn haar negatief te
behandelen, welke behandeling haar dan weliswaar goed zou doen maar haar
nochtans niet zou genezen, maar haar alleen maar zou kunnen verzwakken zoals
het afnemen van veel bloed. -Zie, deze dingen zul je nog allemaal zelf
ontdekken!
Ik zeg je
echter nog wat de ongenode gast betreft, dat het ook zo kan gaan dat deze zich
al gauw op een geniepige manier terugtrekt en dat gij zoudt kunnen denken dat
het meisje hersteld is. Dit zal echter verre van het geval zijn! Want bij zo'n
gelegenheid zeggen zulke geesten ook: "Uitstel is nog geen afstel! Laat je
mij niet op het dak, dan trek ik mij terug in de kelder en daar zal ik in alle
stilte springstof aanbrengen, zodat jullie de haren te berge zullen rijzen als
ik jullie weer tot de strijd zal oproepen!" -Begrijp je dit?! Voor de
wereld lijkt dit weliswaar heel erg vreemd en, als men het u zou zeggen,
volstrekt belachelijk en ergerlijk; maar daarom is het, uit de aard der zaak
toch nog geen haar anders! Kijk, vanuit dit standpunt bezien zal zowel het
algemene magnetisme als het magnetisme dat zich op een bepaalde plek richt
weinig baten! De basis van genezen hoef Ik echter niet nog een keer te noemen!
Als er dan echter toch gemagnetiseerd moet worden, waarom doen dit dan niet de
artsen, die ervoor betaald worden of waarom laten die het niet doen,
overeenkomstig hun aanwijzingen, door een van hun ondergeschikten -net zoals ze
in de apotheek. onbezorgd de medicijnen laten vervaardigen en door een chirurg
bloedzuigers laten zetten, aderlaten en een pleister laten aanbrengen of ledematen
laten amputeren? Hebben ze geen tijd, zou het te weinig opleveren? Kortom,
omdat je je nu eenmaal al met de zaak hebt ingelaten voordat je Mij eerst hebt
geraadpleegd, kun je wel een pogingwagen. Ik zal daarom niet vertoornd op je
zijn; want je moet Mijn raad niet als een bepaalde wet zien. Mijn hulp komt
echter niet van vandaag op morgen, maar richt zich naar de mate waarin het
geloof, vertrouwen en de ware liefde tot Mij levend zijn! -Begrijp ook dit.
Amen."
24. Een wenk
tot heil voor het vrouwelijk geslacht.
J.L. 14-2-1847 En schrijf nu een enkel woord aan de
zuster van de kleine Martha, die Al-e heet! Van jou, lieve Al-e verlang Ik
niets dan liefde. Want kijk, zij die mooi zijn behagen ook Mij; en jij bent
mooi en daarom schep Ik ook een bijzonder behagen in jou. Maar je moet
daaronder niet je lichaam verstaan, maar slechts je hart dat, in vergelijking
met dat van Mijn arme broeders en zusters, heel zuiver is; dit bevalt Mij
buitengewoon aan jou.
Maar toch heb
Ik iets op je aan te merken en dat is dat je soms wat ijdel bent op je
uiterlijk en graag om zo te zeggen wat pronkziek bent. Zie, zulke
peperkorreltjes moeten uit het lichaam weg, anders raakt het hart op den duur
verbitterd. En een verbitterd hart kan Mijn Liefde niet in zich opnemen! -Je
moet dit helemaal afleren zoals je reeds heel veel hebt afgeleerd; pas dan zul
je werkelijk helemaal geschikt zijn voor Mijn liefde. Ook moet je je niet te
veel toeleggen op de verzorging van je kapsel! Want een gezicht dat te veel
opvalt door de vele vlechten in het haar is meestal een uithangbord van het
hart en laat zien dat dit ook meestal even verwikkeld is als het hoofd met zijn
haarvlechten is omwikkeld.
Ten derde wil
Ik jou, Mijn lieve meisje, nog iets zeggen: omdat je nu nog erg jong, op een
natuurlijke wijze teder en mooi gevormd bent, moet je de tocht bij het raam
vermijden, nooit te dicht bij ramen gaan zitten; dan zul je nooit huiduitslag
krijgen, noch in het gezicht van je lichaam, noch in dat van je mooie ziel.
-Dit alles wens Ik je toe, niet alleen voor je natuurlijke verjaardag, maar Ik
wens het je voor je hele leven. Dan zul je geheel en al Mijn geliefde zijn en
Ik jouw lieve, heilige Vader, voor tijdelijk en eeuwig. Amen! Dat zeg Ik jou
vanuit al Mijn tedere liefde. -Amen.
DEEL IV
1. Over de
geestelijke basis van de gezondheid
a) Basisleer
over de verzorging van lichaam en ziel
Gr.]oh.Ev. 11/210 (1-16) De Heer: "Zie,
het lichaam is materie en bestaat uit de meest grove substanties van de oerziel
die door de macht en de wijsheid van de goddelijke en eeuwige geest in die
organische vorm worden gedwongen, die in alles wat voor de ziel nodig is om
goed in het lichaam te kunnen wonen, op de juiste wijze is toegerust.
De in het lichaam
verkerende ziel is echter aanvankelijk niet veel reiner dan haar lichaam, omdat
ook zij haar oorsprong heeft in de onreine oerziel van de gevallen satan. Het
lichaam is voor de nog onzuivere ziel eigenlijk niets anders dan een bijzonder
wijs en doelmatig uitgerust werktuig dat tot loutering van de ziel dient.
In de ziel
huist echter reeds de zuivere vonk van Gods Geest van waaruit haar, door middel
van de stem van het geweten, een zuiver bewustzijn van haarzelf en van de goddelijke orde ten
deel valt.
Daarnaast
is het lichaam naar buiten toe van allerlei zintuigen voorzien en het kan
horen, zien, voelen, ruiken en proeven. Hierdoor krijgt de ziel allerlei
informatie uit de buitenwereld, goede en ware, slechte en onjuiste. Door het
oordeel van de geest, die in haar woont, voelt ze in zichzelf al gauw wat goed
en slecht is aan deze informatie. Aan de andere kant doet ze ook door middel
van de uiterlijke zintuigen van haar lichaam ervaringen op van goede, slechte,
aangename en pijnlijke en andere indrukken; bovendien wordt de ziel door God,
van binnenuit langs de weg van de bijzondere Openbaring en vanuit de
buitenwereld door middel van het Woord, de weg van Gods orde gewezen. .
Op die manier
toegerust is de ziel in staat, in overeenstemming met de makkelijk te begrijpen
orde van God, vrij te bepalen wat ze doet hetgeen natuurlijk niet anders kan
zijn, omdat de ziel ander~. onmogelijk tot een eeuwig durend op zichzelf
gesloten maar vrij bestaan zou kunnen geraken. Elke ziel die wil voortbestaan,
moet ~et behulp van de haar gegeven middelen zichzelf vormen en ontplooien voor
dat voortbestaan, omdat ze anders uiteindelijk het lot van haar lichaam moet
delen; of ze treedt alsnog voor drievierde deelongevormd uit het lichaam dat,
volledig verdorven, voor de verdere en totale ontwikkeling van de ziel niet
meer deugt -In dat geval ziet de ziel zich genoodzaakt in een veel
ongeriefelijker werktuig haar verdere voltooiing op een gewoonlijk zeer
droevige en pijnlijke wijze te bereiken.
Het lichaam
echter is, omdat het bestaat uit delen die aan het gericht zijn onderworpen en
daarom aan de dood zijn prijsgegeven, voor elk mens de hel in de meest enge
betekenis. De materie van alle werelden echter, waaraan de mens door zijn
lichaam gebonden is, is de hel in de meest ruime betekenis. Hij die veel
aandacht aan zijn lichaam besteedt, zorgt daarmee ook voor zijn hoogst eigen
hel en voedt en mest zijn gericht en zijn dood tot aan zijn hoogst eigen
ondergang. Het lichaam moet weliswaar in zekere zin gevoed worden opdat het
steeds in staat is de ziel ten dienste te staan om haar verheven levensdoelen
te kunnen realiseren. Maar wie op een te angstige manier voor het lichaam zorgt
en bijna dag en nacht twist, werkt en handelt, zorgt blijkbaar voor zijn hel en
voor zijn dood. ..
Als het
lichaam de ziel prikkelt alles te doen om het lichaam zinnelijk te bevredigen,
komt dat steeds voort uit de veel~ onzuivere natuur of onder het gericht
staande materiegeesten, die in feite volledig het wezen van het lichaam
uitmaken. Geeft de ziel teveel gehoor aan de eisen van het lichaam en handelt
ze daarnaar, dan gaat ze daarmee een band aan en treedt op die manier haar
eigen hel binnen en gaat haar eigen dood tegemoet. Als de ziel zoiets doet
begaat ze een zonde tegen Gods orde in haar.
Volhardt de
ziel daarin met liefde en welbehagen dan is ze net zo onrein als de meest
onreine geesten van haar lichaam, ze blijft daardoor in de zonde, dus in de
hel en in de dood. Ook al leeft ze, net als haar lichaam in de wereld nog
voort, toch is ze zo goed als dood, voelt de dood ook in zich en heeft er grote
angst voor. Want de ziel kan temidden van haar zonden en in zo'n hel doen wat
ze wil, ze is nochtans niet in staat het leven te vinden, hoewel ze dat boven
alles liefheeft.
Kijk, daarin
ligt ook de reden waarom vele duizenden en nog eens duizenden mensen van een
leven van de ziel na de dood van hun lichaam net zoveel weten als een steen die
aan de weg ligt. En als men hun daar iets over vertelt dan lachen ze hoogstens
of ze worden zelfs kwaad en wijzen de wijze de deur. En toch behoort elk mens
op z'n laatst op zijn dertigste levensjaar zo ver met de ontwikkeling van zijn
Ik te zijn, dat voor hem het volgende, meest vrije en gelukzalige leven na de
dood van het lichaam net zo zeker is als voor een adelaar de vlucht in de hoge,
vrije lucht!
Maar hoe ver
zijn mensen, die zich dat pas zijn gaan afvragen, daar nog van verwijderd! En
hoe erg is het gesteld met hen die er zelfs helemaal niets van willen weten en
zo'n geloof zelfs iets doms vinden, dat nauwelijks de moeite van het vrolijk
lachen waard is! -Bijgevolg verkeren zulke mensen hun hele leven op aarde
totaal in de hel en zijn ze volledig dood.
Een ziel kan
zich echter reeds helemaal gezuiverd hebben en haar wordt vaak toch nog geruime
tij d gegeven waarin haar nog steeds onreine lichaam en zijn geesten ook
gereinigd kunnen worden. Hierdoor kan het meerverheven deel van het lichaam
uiteindelijk ook uit de ziel de onsterfelijkheid in zich opnemen en vlak na de
dood van het meest grove bestanddeel van zijn wezen met de ziel worden opgewekt
tot een krachtiger bestaan."
b)
Nederigheid, de basis voorwaarde voor elk heil
Gr.Joh.Ev. IX/159 De Heer: "Zonder Mij kan
niemand iets voor het heil van zijn ziel tot stand brengen. En heeft hij ook
alles volgens de hem geopenbaarde wetten door eigen wilskracht gedaan, dan
toch zal hij moeten erkennen dat hij een nalatig en traag dienaar was en in al
het goede dat hij tot stand heeft gebracht moet hij God alleen alle eer geven.
En God zal hem dan ook altijd sterken en kracht geven.
Wie God in al
het goede de eer geeft, is Hem welgevallig en is een oprechte knecht en
dienaar naar Zijn hart. God zal hem niet verlaten, maar met Zijn hand behoeden.
Wie echter in z'n innerlijk God verlaat, zich weinig of helemaal niets meer
aan Hem gelegen laat liggen, wie denkt dat hij over zichzelf heer kan zijn en
in overeenstemming met zijn eigen verstand handelt en, als hem iets is gelukt
zich daarvoor laat eren, wie over zijn eigen intelligentie en goede daden opgeeft
beloont zichzelf en hoeft van God geen loon te verwachten. Wat gij dan ook
doet, dat goed en waar is, doe dat in Mijn Naam en Ik zal met u zijn en zal u
sterken en kracht geven!"
c) Aards en
hemels streven
Gr.Joh.Ev. VII /222 (e.v.) Een Romeins vriend
van de culturele vooruitgang wenste een verbetering in de zeescheepvaart.
De Heer antwoordde
hem: "De komende geslachten zullen nog veel kunstiger schepen bouwen
waarmee ze, met de snelheid van vogels, over alle zeeën naar alle
windrichtingen kunnen uitvaren. Maar dit zal het geluk van de mensen noch
lichamelijk en nog minder geestelijk vergroten, ze zullen er zelfs
veelongelukkiger door worden.
Houdt u daarom
zo veel mogelijk bij datgene wat gij hebt! Want een te grote verbetering in aardse
dingen betekent steeds een ware en duurzame verslechtering op geestelijk gebied
waarop de mens zich juist met alle krachten die hem ten dienste staan moet
toeleggen.
Wat
baat het de mens als hij alle rijkdommen van de wereld zou kunnen winnen, maar daardoor
schade aan zijn ziel zou kunnen lijden? ! Weet gij dan nog niet hoe kort de
levensduur van al het vlees op deze aarde is en het uiteindelijk lot van het
vlees?! Of gij nu als een keizer of als bedelaar sterft, voor het hiernamaals
maakt dat geen verschil!
Wie hier veel
had, zal in het hiernamaals veel moeten ontberen. Wie hier echter weinig of ook
wel niets had, zal in het hiernamaals ook weinig of niets te ontberen hebben en
hij zal des te gemakkelijker en eerder toegang hebben tot de innerlijke en enig
ware, levende schatten van de geest.
De voorvaderen
van deze aarde waren daarom zulke gelukkige mensen, omdat ze op zo eenvoudig
mogelijke wijze in hun aardse levensbehoeften voorzagen. Hoe anders was het
echter met de mensen die in de dieper gelegen dalen vertoefden, steden begonnen
te bouwen, zodat daarmee ook de hoogmoed zich van hen meester maakte. Ze werden
weker, werden traag en vielen al gauw aan allerlei zonde en daarmee aan
allerlei ellende ten prooi. Wat voor goeds bracht hun dit? Ze verloren God uit
het oog van hun ziel en elke innerlijke levenskracht van de geest verliet hen
zodat ze, net als velen onder u, niet meer konden geloven in een leven na de
dood van het lichaam. Was dat niet een verschrikkelijke verandering, dat men
terwille van een groter gerief in het materiële leven het geestelijke zo goed
als geheel prijsgaf?!
Wie daarom
onder u wijs is probere in plaats van te streven naar het tot niets dienende,
goede en aangename materiële leventje het zuivere, ware, geestelijke te zoeken
en hij zal er oneindig veel meer aan hebben dan wanneer hij de grootste
uitvindingen deed, zoals bijvoorbeeld het veilig en snel als een vogel over
alle zeeën kunnen varen. Eens zal hij toch moeten sterven! En wat voor baat
heeft zijn ziel dan bij zijn grote uitvindingen?!
Wees daarom
tevreden met datgene wat gij hebt! Probeer vooral te ondervinden hoe gij meer
en meer de weg van de geest kunt bewandelen, dan zult gij daardoor de grootste
en beste uitvinding hebben gedaan voor dé grote scheepvaart, namelijk die
vanuit dit aardse naar dat andere, het geestelijke dat zich aan gene zij de
bevindt.
Zet al uw
krachten en vermogens volledig in om datgene te bereiken dat zeker eeuwig
voortduurt. Hecht slechts in die mate aan het aardse en zorg in zoverre voor uw
lichaam waar dat redelijkerwijs nodig is! Het is een heel natuurlijke zaak dat
een mens moet eten en drinken en zijn lichaam tegen kou en grote hitte moet
beschermen; wie echter voor zijn lichaam meer doet dan voor zijn ziel en
tenslotte alleen maar voor zijn lichaam zorgt, daarentegen helemaal niet let op
het welbevinden van zijn ziel die toch in eeuwigheid moet bestaan, die is
waarachtig een blinde en een ontzettend domme dwaas. ..
Indien gij dit
nu goed begrepen hebt, vraag Mij dan niet meer hoe gij uw ijdele, aardse dingen
sterk verbeteren kunt. Want Ik ben slechts daarom in deze wereld gekomen om u
de wegen tot het eeuwige leven te wijzen en die weg voor u te banen, opdat gij
veilig en gemakkelijk daarop uw weg zult vinden!"
d) Zegen der
eenvoud
Gr.Joh.Ev. IV/183 (7) De Heer: "Wilt gij
mens waarachtig gelukkig op deze aarde leven, blijf dan uw oude eenvoud trouw!
-In de eerste plaats kost dit u weinig moeite en werk en in de tweede plaats
hebt gij slechts zeer geringe natuurlijke behoeften, waarin gij gemakkelijk
kunt voorzien ...Derhalve hoeft gij ook zeer weinig tijd aan uw natuurlijke
behoeften te besteden en gij kunt u daarom meer en uitsluitend met geestelijke
beschouwingen bezighouden! En zie; dat is van grotere waarde dan ten koste van
honderdduizend mensenlevens met bloedig zweet paleizen te bouwen."
e) het
geestelijk nut van een natuurlijke leefwijze
Gr.Joh.Ev. VI /140 De Heer tot drie wijzen uit
Perzië: "Alle van nature betere mensen worden op een min of meer merkbare
wijze door geesten in allerlei geestelijke en natuurlijke kennis onderricht. En
hoe natuurlijker, eenvoudiger en meer in zichzelf gekeerd de mensen in de
wereld leven, des te meer en intenser staan zij ook met de goede geesten uit
het hiernamaals in verbinding. -Dat was ook bij u het geval. Toen gij echter
door uw vele reizen meer iemand van deze wereld was geworden, hebben uw leer
en lichtgeesten u ook verlaten en hebben ze u aan uw eigen inzichten
overgelaten."
lichtgeesten u
ook verlaten en hebben ze u aan uw eigen inzichten overgelaten."
f) Wat de mens
nodig heeft -en de aarde biedt
GS 11/90 Laten we ervan uitgaan dat een matig
eter voor één dag drie pond aan voeding nodig heeft; over 365 dagen is dat heel
gemakkelijk uit te rekenen. Dit is dus ook een behoefte van de mens die in
overeenstemming met de natuur leeft. Deze hoeveelheid mag hij elk jaar voor
zichzelf vergaren. Heeft hij vrouwen kinderen dan mag hij voor elke persoon
dezelfde hoeveelheid inslaan en hij heeft dan volkomen overeenkomstig zijn natuurlijk
recht gehandeld. -Een groot eter, die bijzonder zwaar werk moet verrichten, is
het volledig toegestaan de dubbele hoeveelheid tot zich te nemen.
Als men daar
in het algemeen rekening mee houdt zal de aarde nooit door nood geteisterd worden.
Want de Heer heeft het vruchtbare aardoppervlak zo ingericht dat bij een
passende bewerking en verdeling van de grond twaalfduizend miljoen mensen op
meer dan voldoende wijze in hun levensonderhoud kunnen voorzien. Thans leven
er echter nauwelijks meer dan één miljard mensen op aarde en daarvan hebben
zevenhonderd miljoen een noodlijdend bestaan.
Wat is daarvan de reden? Omdat juist op de voorwaarden van deze
goddelijke wet, die in het wezen van elk mens gelegd is in het dagelijks leven
geen acht wordt geslagen.
Gaan we echter
verder! Hoeveel een mens nodig heeft om zijn lichaam te bedekken is eveneens
heel gemakkelijk vast te stellen. Het is ieder mens toegestaan in
overeenstemming met de aard van het jaargetijde een viervoudige bedekking voor het
lichaam aan te schaffen. Dat is de juiste maatstaf voor het vergaren van
kledingsstoffen en de vervaardiging ervan. Wat de bovenkleding betreft wil Ik
er echter nog één keer zoveel aan toevoegen en vier keer zoveel ondergoed, dit
laatste om hygiënische redenen. Als men zich aan deze maatstaf houdt zal op de
gehele aarde niemand naakt hoeven rond te lopen. Maar als er op aarde kolossale
fabrieken voor kledingstoffen worden gebouwd, die alle stoffen tegen
afgedwongen spotprijzen opkopen, daarvan een geweldige hoeveelheid meer voor
luxe dan voor nuttig gebruik fabriceren, en men die kleding vervolgens meestal
tegen exorbitante prijzen aan de behoeftige mensheid verkoopt, waarbij dan
bovendien veel welgestelde mensen (vooral vrouwen) in de loop van het jaar
talloze malen nieuwe kleding aanschaffen dan wordt dit natuurlijke evenwicht
bijzonder veel geweld aangedaan, en van de duizend miljoen mensen zijn er op
zijn minst zeshonderd miljoen armoedig gekleed.
Hoe groot mag
een huis zijn om een paar mensen met gezin en het noodzakelijk bedienend
personeel aangenaam onderdak te verschaffen? Ga naar het landelijk gebied en
overtuig u en het zal u beslist duidelijk worden dat voor een te rechtvaardigen
en aangename huisvesting geen kastelen en paleizen met honderd kamers nodig
zijn.
Wat boven zo'n
(gerechtvaardigde) verhouding uitgaat, is in strijd met Gods orde en dus in
strijd met Zijn gebod.
Hoe groot moet
een stuk land zijn? Laten we uitgaan van een stuk land met een middelgrote
opbrengst! Daarop kan bij een normale bewerking en wel op een oppervlakte van
duizend vierkante vadem' (*Eén vadem is plm. 1.88 m.) voor één persoon, zelfs
in jaren van een gemiddelde oogst, gedurende één jaar in absoluut voldoende
mate in de levensbehoefte worden voorzien. Bij goede grond is de helft
voldoende; bij slechte grond staan we voor één persoon het dubbele, vergeleken
met de doorsnee grond, toe. Een gezin mag zoveel grondoppervlak in bezit
hebben als in overeenstemming met het aantal personen waaruit het huishouden
bestaat volgens het natuurrecht is toegestaan. Wat de omvang betreft willen we
erg vrijgevig zijn en staan één persoon het dubbele toe en bepalen dat dit
vanuit het natuurrecht ook volledig door God wordt gebillijkt. -Als de stukken
land zó verdeeld zouden worden, zouden eveneens zevenduizend miljoen gezinnen
op de aardoppervlakte van het bezit van een stuk grond verzekerd kunnen zijn.
g) Geveinsde
heiligheid
Gr.Joh.Ev. VI/51 De Heer: "Het lichaam
heeft het zijne nodig -en de geest het zijne.
We moeten onze ledematen dus sterk maken en mogen dan de geest niet
vergeten.
Laat niemand
immers denken dat hij God een welgevallige dienst bewijst doordat hij vast en
voor de zonden die hij heeft begaan voor de ogen van de wereld in een haren
kleed boete doet! Alleen hij die dankbaar eet en drinkt van wat God hem deed
toekomen, is God welgevallig om daarmee zijn aardse krachten in stand te houden
zodat hij nuttig werk kan verrichten en voor zichzelf en zijn naaste van nut
is; als hij een of andere zonde beging dient hij zich daarvan bewust te zijn,
berouw te hebben, deze zonde te verafschuwen hem niet meer te begaan en op die
manier zijn leven waarachtig te beteren.
Weliswaar
bestaan er helaas velen die hun leven met louter eten en drinken vullen. Ze
zorgen slechts voor hun buik en hun huid. De naastenliefde is hen vreemd en
voor de arme mens spuwen ze en ze geven hem geen toegang tot de drempel van hun
huis. Hun steeds verzadigde lichaam ervaart nooit de pijn van honger en dorst.
Dit zijn de echte zwelgers, brassers en grote dronkaards, die hierdoor steeds
hun lichaam gereedhouden om zich over te geven aan allerlei ontucht, hoererij
en echtbreuk. Dat is dan vraatzucht en zwelgerij waarmee niemand ooit het Rijk
Gods zal binnengaan. Insgelijks zijn er echter ook al die huichelaars die
vasten, in haren kleding boete doen en voor hun zonden grote offers in de
tempel brengen, opdat ze door het volk als gerechtvaardigd worden geprezen,
terwijl ze zelf echter elk mens met de nek aankijken, hem als een vermeend
zondaar verachten en reeds van grote afstand ontwijken, omdat ze op de een of
andere manier niet hadden gezien hoe ze gevast, in haren kleding boete hadden
gedaan en in de tempel geofferd hadden.
Ik zeg u
echter: zulke mensen zijn eveneens een gruwel voor God; want hun hart, hun
zintuigen en verstand zijn verhard. Ze oordelen op niets ontziende wijze over
hun medemens, ze vegen voor de deur van hun buurman en merken de grote hoop
vuil in hun eigen voorportaal niet. O waarlijk, Ik zeg u: naar de mate waarin
deze tempelheiligen en rechtvaardigen nu meten, zal hen ginds net zo worden
teruggemeten! "
h) Geen
bekrompenheid aangaande vreemde gebruiken
Gr.Joh.Ev. VIII /99-100 De Heer: ...Hierop
stonden allen op en begaven zich naar de plaats waar hun rustplaats voor hen in
gereedheid was gebracht. Ik bleef echter op Mijn ruststoel in de zaal zitten
tot de ochtend aanbrak.
Nadat die
nacht iedereen heel goed had geslapen en uitgerust was, stonden allen met Mij
reeds meer dan een uur voor zonsopgang op en wasten zich volgens het gebruik
van de Joden. De Romeinen wasten zich echter volgens hun gebruik met welriekend
water en wreven zich daarna in met eveneens welriekende olie, die een zeer
aangename geur in de kamers van het huis verspreidde.
Enkele
discipelen kwamen naar Me toe en zeiden: "Heer, deze mensen hebben welons
geloof en onze overtuiging aangenomen, ze schijnen echter in hun heidense
gebruiken te willen volharden! Dit water, deze olie en zalf zijn waarschijnlijk
heel kostbaar en daarom zou het hen ook veel meer opleveren als ze, net zoals
wij dat doen, zich slechts met zuiver en fris water zouden wassen en het vele
geld dat h un water, olie en zalf moet kosten aan de armen zouden geven. "
Ik zei: "Wie. de.armen dat doet wat deze Romeinen doen, heeft ook het recht
-: indien hij daarvoor in voldoende mate het vermogen bezit zijn lichaam op de
manier te verzorgen, zoals hij dat reeds vanaf zijn kinderjaren gewend is.
Want voor hen is het net zo'n natuurlijke behoefte geworden als voor jullie
dit zuivere en frisse water is. Ik.let er echter niet op of en waarmee iemand
zijn lichaam heeft gereinigd en weer tot leven heeft gebracht, maar Ik zie
slechts toe of hij met een gewassen en rein hart voor Mij staat.
Daarom, indien
gij de volkeren Mijn Evangelie zult verkondigen. zult gij hen laten in de wijze
waarop ze hun lichaam verzorgen! ~ Want voor.een ieder is het voldoende dat hij
in Mij en in Mijn Naam gelooft ~en in overeenstemming met Mijn Leer leeft. Zijn
lichaam behoort hij evenwel te voeden en te verzorgen zoals hij dat vanaf zijn
jeugd gewend was, zodat hij op zijn manier gezond en helder kan blijven.
Kortom, wat
gij ziet dat door Mij wordt geduld, dat moet ook gij dulden! Wat Ik even~el
voor het zieleheil van een ieder heb aangeraden, dat zult ook gij aanraden aan
diegenen tot wie gij door Mijn ~eest zult worden geleid -zonder u te ergeren of
iemand het al dan niet aanneemt!
Ook gij moet
eten en drinken wat u wordt voorgezet en gij moogt geen ophef maken van het
materiële, uiterlijke Jodendom, dat voor Mij geen waarde heeft; gij moet echter
handelen overeenkomstig de geest van het ware, innerlijke en levende Jodendom,
dan zult gij Mijn waarachtige discipelen zijn en Ik zal een welbehagen in u en
in uw werken hebben en Ik zal in de Geest onder u zijn tot aan het einde der
tijden van deze aarde! -Hebt gij Mij begrepen ?"
1 ) Geen
vlucht voor de wereld
...Gr.Joh.Ev.
1/83 (3 e.v.)
D e Heer: " Wie
Mijn Woord geheel in zich opneemt en in zijn handel en wandel daar niet van afwijkt,
die neemt daardoor Mij Zelf met al Mijn liefde, wijsheid en kracht in zich op
en is daardoor een echt Godskind geworden, aan wie de Vader in de hemel niets
van Hij heeft zal onthouden!
Dat wil niet
zeggen dat jullie daarom kniesoren en wereldvreemde mensen moet worden, maar
jullie moeten wijze gebruikers van de wereld worden!
Zou je diegene
niet dwaas noemen, die zo verliefd werd op een bepaald handig werktuig dat hij
voor de uitoefening van zijn kunst nodig had, dat hij het helemaal niet voor het
beoogde doel wilde gebruiken, maar het alleen maar wellustig aangaapte en in
een kast bewaarde, opdat het niet roestig en daardoor lelijker zou worden en
hem dan minder genot zou geven bij zijn waardeloze genoegen?!
Voor jullie is
de wereld ook een werktuig, waarmee, als je het heel doelbewust gebruikt,
buitengewoon veel goeds en heerlijks gemaakt kan worden! Maar nu je Mijn
leerlingen bent moeten jullie dit werktuig zó gebruiken, zoals Ik, jullie
enige waarachtige Meester, het je nu gedurende drie en een halve dag geleerd
heb!
Als je het zó
gebruikt, zal dit werktuig jullie het eeuwige leven bezorgen en verzekeren.
Als je het echter anders gebruikt, dan wordt dit werktuig als een te scherp mes
in de handen van een onmondig kind, dat zich daarmee maar al te gemakkelijk en
te snel een dodelijke wond toebrengen zal, die een dokter vrijwel niet meer
kan genezen!"
k) Geen blinde
wetmatigheid
I.KL.2-10-1894 Schrijf omdat het voor u nog niet
helemaal duidelijk is en omdat gij Mij vraagt of de strenge naleving van het
dieet-voorschrift ook voor een wat koeler klimaat geldt. -Zie, dienaangaande
zeg Ik u: Mijn orde geldt niet alleen voor deze vier werelddelen, maar voor de
gehele zichtbare schepping. Deze door Mij ingestelde orde bestaat echter niet
uit de hier en daar uit Mijn Liefde gegeven aanwijzingen, maar bestaat uit een
volledige wilsvrijheid van de mensen, aan wie Ik steeds alleen maar vaderlijke
raadgevingen, echter nooit een goddelijke wet opleg. Hoed u er daarom voor in
Mij een wetgever te zien! Ik ben niet gekomen om u onder de wet te stellen u
dus aan het gericht over te leveren, maar Ik ben daartoe gekomen om u van de
last van de wet te bevrijden en om uit kleine, beperkte wezens geestelijk vrije
mensen, 'kinderen van God' te maken.
Wie in die zin
Mijn raad van liefde opvolgt, hem zal deze tot zegen zijn. Waar echter slechts
de geringste dwang heerst, dus niet de zuivere liefde tot Mij de drijfveer is,
is het beter voor de mens dat hij in overeenstemming met zijn liefde leeft,
welke de oude vleselijke, eigenliefde is. Want alles wat gij doet moet uit uw
eigen wil, vanuit het binnenste van uw hart voortkomen, omdat anders geen waarachtige
liefdedaad uit uw hart kan voortkomen, die Ik eens ten goede zal aanrekenen
Mij is iemand
die uit eigen wil Mijn wil niet opvolgt meer waard dan iemand die uit vrees en
een slaafse houding willoos gehoorzaamt. De eerstgenoemde ontbreekt het
slechts aan het juiste inzicht en de levende overtuiging dat Ik in het Woord
ben. Is hij eenmaal tot dat besef gekomen, dan zal hij uit vrije wil met alle
liefde die hij in zijn hart heeft de waarheid die hij in zichzelf herkent
aannemen en er naar vermogen naar leven. De vreesachtige zal Mij daarentegen
slechts een halve liefde en vrijwel helemaal geen goede wil toedragen, omdat
hij geen gehoor geeft aan zijn meest innerlijke overtuiging, maar leeft
volgens een hem van buitenaf bijgebrachte leer, die hij in het diepst van zijn
hart niet begrijpt en waarvan hij ook niet houdt doch die hij alleen maar
naleeft zolang het hem geen nadeel berokkent en hij zich geen aanzienlijke
offers hoeft te getroosten. Zie, hier hebt gij weer een beknopt beeld van de
verschillende hoorders en daders van het Woord; Ik geef het u tot een beter
begrip van uw opdracht op aarde en als een leidraad tot het eeuwige leven!
2. Gezond
huwelijk
a)
Waarschuwing voor onreine wezens
Gr.}oh.Ev. 1186 De Heer: " Wie ontucht en
hoererij pleegt, die is heel ziek in zijn ziel! Want door deze zonde wordt het hart
van de mens van dag tot dag steeds harder, gevoellozer en onbarmhartiger tegen
de naaste en het houdt op het laatst alleen nog maar van zichzelf en het
voorwerp, waarmee het geilen kan, maar niet om het voorwerp zelf, maar vanwege
het geilen. Zo'n hart ontvlucht dan het woord van God dat hem af wil brengen
van zijn slechte verlangen, en wordt tenslotte zelfs een vijand van degenen,
die het woord van God in hun hart bewaren en daarnaar leven. Velen van jullie
lijden aan deze ziekte en Ik ben daarom weer naar jullie gekomen, om je van
deze kwade en dodelijke ziekte te genezen. Wie van jullie weet dat hij aan deze
kwade ziekte lijdt, laat die zich aan Mij toevertrouwen en Ik zal hem genezen!
Ik zeg jullie
in alle ernst: geile mensen, ontuchtigen en hoeren zullen niet in het rijk van
God binnengaan, tenzij ze zich geheel en al bekeren van hun zeer slechte
levenswandel! Want denk erom, alle andere zonden begaat de mens buiten het
lichaam en hij kan zich er daarom makkelijker van losmaken -want wat uiterlijk
plaats vindt, heeft niet zo'n verderfelijke invloed op de mens, als wat in hem
gebeurt! -; de hoererij gebeurt echter in de mens, bederft de ziel en
de geest en is daarom ook het gevaarlijkste van al het kwade! Vermijdt het
daarom meer dan wat ook en ontvlucht het als de pest; want de prikkel van de
wellust gebruikt de duivel als een listig middel om zijn doel te bereiken! Wee
degene, die zich zo door de satan heeft laten grijpen! leder zal uiteindelijk
de grootste moeite hebben om zich uit de klauwen van de satan los te maken!
Onuitsprekelijk lijden en verdriet zal zijn deel zijn! Wees allen hier erg op
bedacht; want anders zul je nog het moment en de dag beleven, waarop je het erg
berouwen zult!"
b) Zegen der
kuisheid
Gr.}oh.Ev. IV/230-231 De Heer: "Zouden de
mensen de zonde van de ontucht vermijden en slechts zo vaak
geslachtsgemeenschap hebben als voor het verwekken van een vrucht in het
lichaam van de vrouw nodig is, Ik zeg u: er zou er onder u niet één zijn
die niet minstens helderziende zou zijn! Zoals het echter onder u gewoonte is,
verspillen zowel man als vrouw hun beste krachten doordat ze vaak dagelijks de
edelste en aan de ziel verwante levenssappen verspillen, en ze dientengevolge
nooit een voorraad bezitten waaruit uiteindelijk een sterker licht in de ziel
zou kunnen samenstromen!
Daarom echter
worden zulke mensen steeds tragere en poliepachtige genotszuchtige wezens. Ze
zijn zelden tot een heldere gedachte in staat en zijn vreesachtig, laf,
materieel, humeurig en veranderlijk als het weer, egoïstisch en jaloers. Ze
kunnen moeilijk of vaak helemaal niet iets geestelijks begrijpen; want hun
fantasie zweeft steeds rond de bekoorlijkheid van het stinkende vlees en kan
zich nooit tot iets hogers en geestelijks verheffen. En zijn hieronder zo af en
toe ook sommige mensen die tenminste op nuchtere momenten een vluchtige blik
ten hemel heffen, dan ontstaan er direct, als donkere wolken aan de hemel,
zinnelijke gedachten die de aandacht voor het hogere zodanig afleiden dat de
ziel dit hogere vergeet en weer direct ten prooi is aan de vleselijke lust! ...
Daarom echter
moet ook gezegd zijn dat hoereerders en hoeren, zij die echtbreuk plegen, of
het nu mannen of vrouwen zijn, en allerlei ander soort ontuchtigen moeilijk in
Mijn Rijk zullen binnengaan! Als gij in uw hart vindt dat dit te sterk aanwezig
is, probeer dan zo'n zinnelijke mens te veranderen. Begin hem op de geboden van
God attent te maken, zeg tegen hem: "De vrede zij met je, het Rijk Gods is
tot je gekomen! Houd op met je zondige leven, heb God boven alles lief en je
naaste als jezelf! Zoek de waarheid, zoek het Rijk Gods diep in je hart! Zie af
van de wereld en haar loze materie en probeer in jezelf het leven van de geest
op te wekken! Bidt, onderzoekt en handelt in Gods orde!" -en gij zult deze
woorden aan dovemans oren hebben gericht! Hij zal je uitlachen, je de rug
toekeren en tot je zeggen: "Maak dat je wegkomt, jij dwaas die de vrome
uithangt, prikkel me niet met je domheid anders nodig je me nog uit dat ik je
een klap in je gezicht geef!"
Vermaan je hem
voor de tweede keer, dan kun je een nog grotere grofheid verwachten dan de
eerste!
Daarom is een
hoereerder niet alleen een zinnelijke zondebok, maar in zijn geprikkeldheid ook
een heel slecht mens; hij is als onstuimig vuur en blind en doof voor al het
goede en ware van de geest. Een rover is veel gemakkelijker te bekeren dan een
echte hoereerder en iemand die echtbreuk pleegt
Waar onder de
mensen de ontucht als een ware zielepest is ingeworteld, heeft de prediking
van het Evangelie zijn eind bereikt. Zorg er daarom met name voor dat deze
zonde zich nergens inwortelt! En echtgenoten zullen slechts dat doen wat voor
de verwekking van een mens absoluut noodzakelijk is. Wie zijn vrouw gedurende
haar zwangerschap stoort, richt de vrucht reeds in het moederlichaam te gronde
en verwekt daarin de geest der ontucht. Want de geest die de echtgenoten
prikkelt en uitnodigt tot overmatig met elkaar gemeen schap te hebben gaat dan
gepotentieerd (versterkt) in de vrucht over. Daarom moet bij het verwekken er
ook gewetens volop worden gelet dat ten eerste de verwekking niet geschiedt uit
een lage zucht naar zingenot, maar uit waarachtige liefde en psychische
verbondenheid met elkaar - en ten tweede dat de vrouw die een kind heeft gekregen
nog ruim zeven weken na de geboorte van haar vrucht nog helemaal met rust
wordt gelaten!
Kinderen die
op deze behoorlijke manier zijn verwekt en zich ongestoord in het
moederlichaam hebben ontwikkeld, zullen ten eerste lichamelijk reeds volmaakter
op de wereld komen omdat de ziel in een volmaakt ontwikkeld organisme toch
zeker vroeger en gemakkelijker voor haar geestelijk tehuis kan zorgen dan bij
een organisme dat helemaal te gronde is gericht en waar meteen iets aan moet
worden opgeknapt. En in de tweede plaats is zij zelf (in zich) reiner en
helderder omdat ze niet wordt gestoord door de geesten van de ontucht, die
door het vaak dagelijkse geslachtsverkeer in het vlees en de ziel van het
embryo mede worden verwekt. Hoe gemakkelijk kan zo'n ziel zich reeds in de
teergevoelige kinderjaren in haar gemoed als een Samuël tot God verheffen, uit
een waarachtige, kinderlijke en hoogst onschuldige liefde! Bij zulke kinderen
ontwikkelt zich reeds vroeg een uitstralend levenskrachtveld en ze worden al
gauw en gemakkelijk helderziend en hun wil zal zich gaan voegen naar al het
zijnde zoals dat in Mijn orde bestaat.
Hoe is het
daarentegen met de kinderen die reeds in het moederlichaam te gronde zijn
gericht? Ik zeg het u: het zijn nauwelijks meer dan schaduwbeelden van het
leven, die slechts in schijn leven! En wat is hiervan in hoofdzaak de schuld?
Dat wat Ik u tot nu toe genoegzaam als gevolg van wellust heb getoond!
Waar later
Mijn Woord door u ook wordt gepredikt, mag deze leer niet ontbreken! Want ze
bewerkt de basis en grond van het leven en ontdoet deze van doornen, de wirwar
en distels, waarop een mens nog nooit druiven en vijgen heeft geoogst."
c) Over het
vermogen tot verwekken en het juiste gebruik ervan
H 111/64 (9-18) Lamech, een van de oervaderen
zegt: "De man kent een gevoel op grond waarvan hij niet slechts één, maar
vele vrouwen tot zich neemt; en dit is een onverzadigbaar gevoel. Want
aangenomen dat iemand reeds twee, drie of nog meer heel mooie vrouwen zou hebben,
en hij zou in een plaats komen en daar nog eens honderd fraai gevormde vrouwen
zien, dan zou hij al gauw heel sterk de drang voelen die honderd vrouwen te
willen bezitten!
Waarom (gaf
gij, Heer, hem) zo'n drift, die op grond van Uw orde niet mag worden
bevredigd?"
De Heer
antwoordt: "Zie, met de gevoelsrijkdom is het net zo gesteld als met de vele
mogelijkheden aangaande de vruchtbaarheid van de man. Het gevoel dat zich als
een machtige drift in het hart manifesteert is eveneens van grote
vruchtbaarheid in de geest. Als de man echter ontucht pleegt en zijn zaad in
de stegen en op straten verstrooit, zeg Me, zal zo'n totaal verzwakte man ooit
zelf in staat zijn bij een vruchtbare vrouw een levenskrachtige vrucht te
verwekken ? Zie, hij zal daar niet toe in staat zijn! Want uit de droesem perst
men geen geestelijk sap meer.
Op dezelfde
manier is het ook met de rijkdom aan gevoelen~: de man behoort alleen maar het
gevoel in zijn hart te bewaren en zich daarmee dan tot Mij te richten! En als
dit gevoel de juiste rijpende kracht heeft bereikt zal hij in Mij, de oergrond
van alle dingen en dus ook van alle nog zo knappe vrouwen, de meest toereikende
en voldoening schenkende vervanging vinden en met dit krachtigste gevoel zal
hij vervolgens een vrouw vanuit rechtgeaarde kracht kunnen liefhebben, en hij
zal nooit door de vrouw van zijn buurman in bekoring worden gebracht.
Begrijp
evenwel dat op deze wereld alles in de mens slechts een aanleg is die
ontwikkeld moet worden met het oog op een oneindig verheven, eeuwig doel. Om die
reden moet hij van de krachten waarvan hij zichzelf bewust is geworden niet
eerder gebruik maken dan op het moment dat deze tot volledige rijpheid zijn
gekomen. -Zoals echter de vruchten der aarde slechts in het licht van de zon
rijpen, zo rijpen ook de geestelijke krachten van de mens slechts in Mijn
licht. Daarom moet ieder zijn krachten op Mij richten, op die manier zal hij
een volmaakt rijp, machtig mens in Mijn orde worden. Wie dat echter nietdoet,
is schuld aan zijn eigen dood."
d) Een
evangelie van het huwelijk
II 102 (11 e.v.) Het kind Jezus stond echter
direct op en sprak tot Cyrenius en zijn bruid Tullia: "Ik ben niet een
Heer over hetgeen van deze wereld is; daarom zijt gij, zover het aan Mij ligt,
vrij in alles wat de wereld u biedt! Hebt gij echter in uw harten een ware
liefde voor elkaar opgevat, dan zult gij die niet verbreken! -Want voor Mij
geldt ten aanzien van het huwelijk geen andere wet dan de wet die met brandend
handschrift in uw harten geschreven staat.
Jij, Cyrenius,
hebt jouw hart volledig aan deze dochter geschonken; daarom zul je je niet meer
van haar afkeren! -En jij dochter, jouw hart was bij de eerste aanblik reeds
brandend in je voor Cyrenius, daarom ben je reeds zijn vrouw voor Mij! Want
voor Mij geldt niet de raad of het ontraden van anderen, maar voor Mij is
alleen de raad van jullie hart geldig. Wees daaraan derhalve eeuwig trouw,
indien je tegenover Mij geen overspelige echtegenoten wilt zijn! Vervloekt is
echter hij die op wereldse gronden iets ontraadt inzake de liefde, die Mij
toebehoort, iets ontraadt: -Want wat is belangrijker: de levende liefde, die
uit Mij is of het profane argument dat uit de hel komt?
Hebt gij
echter elkaar reeds bij de eerste blik in overeenstemming met deze levende wet
herkend en u met elkaar verbonden dan zult gij u niet meer laten scheiden,
indien gij voor Mij niet wilt zondigen! Voor Mij heeft echter geen wereldse
huwelijksband geldigheid, maar alleen die van het hart. Wie die band verbreekt
pleegt waarlijk echtbreuk voor Mij!
Wee ook de
liefde die haar oorzaak in de wereld vindt -zij zij vervloekt!"
Deze woorden
van het kind vervulde allen met ontzetting en ontzag en niemand had de moed om
verder iets over het huwelijk te zeggen!
e)
Vaderwoorden op de huwelijksweg
H 11 189 (3
ff) Nadat de vaders met de moeders het jonge trouwpaar hadden gezegend, liep
Iorias met zijn jonge en knappe vrouw weer naar Abedam, (*Abedam is de naam
van de Heer bij Zijn verschijnen onder de oervaderen.), zoals Hij hem tevoren
had opgedragen. Omdat hij nu weer Voor de hoge Abedam stond legde de Heilige
terstond Zijn handen eerst op Iorias, vervolgens echter ook op Besela, raakte
het hoofd en het hart aan, dat wil zeggen de linkerkant van de borst en sprak
hierbij de volgende woorden: "Ontvang Mijn zegen ten eeuwigen leven!
Breng in u ware, levende vruchten van de zuivere liefde voort! Houd uw lichaam
verre van de stomme bevrediging van datgene waaraan het vlees en dus ook de
zonde kleeft, dan zult gij steeds waarachtig en getrouw voor Mij lopen. Wie
zijn vlees echter weldoet, het meer dan noodzakelijk voedt en dan doorwellust
probeert ervan te genieten, voedt zijn eigen zonde en verleent door de wellust
van het vlees alle macht aan de eeuwige dood.
Beteugel
daarom altijd uw begeerten indien nog niet het moment is aangebroken dat gij
een levende vrucht voortbrengt! Als die tijd echter is gekomen, roep Mij dan
aan opdat Ik u vasthoud indien gij aan de zonde offert en opdat gij niet ten
val komt, maar in Mijn genade blijft.
Want wie ten
val komt staat moeilijk weer op en bij elke val is de geest door een nieuwe
doodsgevangenis omringd. Indien hij dan zou willen opstaan uit de gevangenschap
van het vlees, welke is de oude zonde en de oude dood van de geest, hoe zal het
hem dan vergaan als hij in plaats van één schors er een paar honderd moet
doorbreken omdat de volgende altijd hardnekkiger is dan de vorige?! ...
Daarom zeg Ik
het u nog één keer: voed en verlustig u niet in uw vlees! Want hierdoor voedt
gij u en verlustigt gij u in uw eigen dood, die nu de geest omgeeft als laatste
kerker voordat deze weer bevrijd wordt en weer opstaat tot het volle, eeuwige
leven uit Mij en in Mij ! Jij, Mijn geliefde Jorias, jij hebt de grootheid en
verhevenheid gezien van wat het betekent een kind van Mijn liefde te zijn! Je hebt
de volheid van de gloed van Mijn Vaderliefde ondergaan! Wees dus trouw aan
Mijn wil; wees Mij, jouw God, getrouw; ja, blijf Mij trouw, jouw heilige,
liefdevolste Vader!
Zie op naar de
sterren aan de hemel zo vaak het vlees op jouw hart ongepast beslag wil leggen,
en vanuit de sterren wil Ik tot jou spreken en Ik zal je zeggen wat je moet
doen!
Indien je
echter zou willen afwijken van deze weg, die Ik nu voor jou heb uitgestippeld,
zal ook de hemel zich voor jouw ogen in dichte wolken hullen en je zult zo lang
de sprekende sterren niet in het oog krijgen totdat je vol berouw op Mijn weg
zult terugkeren!
Als je echter
onbeschroomd trouw blijft aan Mijn wil, zul je al gauw de grote macht van deze
wil in jezelf bespeuren. Want juist doordat je Mijn wil opvolgt neem je die in
je op en maak je hem tot de jouwe ...Wie zich evenwel Mijn wil eigen heeft
gemaakt, is volmaakt geworden, zoals Ik zijn Vader het ben, en hij zal de
werken van het leven verrichten die Ik verricht. Wie op die manier bezitter van
Mijn wil is geworden, is ook het ware kindschap ten deel gevallen...
Het ware
kindschap bestaat immers daaruit dat ieder in Mijn wil is en Mijn wil in hem.
En dat is de ware, levende vrucht van de zuivere liefde en van het eeuwige
leven.
Met name deze
vrucht moet je met je vrouw voortbrengen. -Heb je dat gedaan dan zul je daarna
ook kinderen voortbrengen die uit Mijn wil zullen voortkomen en volledig gelijk
zijn aan hem, die hen heeft voortgebracht. Dit echter is Mijn zegen, dat aldus
Mijn wil de jouwe worde en dat je uit die wil en in die wil eeuwig zult leven!
-Amen."
f) De wil van
God voor man en vrouw
H 1/36 Gij
vrouwen zult uw lichaam goed bedekken opdat door uw aard de man niet tot
ontucht wordt geprikkeld. Wees daarom vooral kuis als de bijenkoningin die zich
niet aan het zonlicht toevertrouwt, maar dag en nacht zich zorgzaam over de
cellen van haar onschuldige popjes voortbeweegt. Zo zult ook gij zijn -en in
alles uw mannen gehoorzaam in zoverre het de heiligste wil van God vereist. Wil
een man u echter, in strijd met de heiligste wil van God, tot iets dwingen dan
is het ook u toegestaan ten overstaan van de man uw hoofd te ontbloten en hem
in liefde op zijn plichten jegens God te wijzen. En zo gij dit alles precies
nakomt zal de Heer u met grote genade overstelpen en gij zult in een
eeuwigdurende schoonheid een zoete lust voor het oog van de heilige Vader
eeuwig en onsterfelijk worden. Gij mannen evenwel is geen andere wet gegeven
dan de heiligste wil van de allerhoogste God die zich altijd aan u openbaart.
Wie onder u op deze wil in zijn innerlijk echter geen acht slaat, voor hem zal
zich langzamerhand de heilige mond van God, net als die van de natuur, sluiten.
Dan zal hem, omdat hij zich van God heeft afgekeerd, ook een uiterlijke wet
worden gegeven welke hem tot slaaf van de zonde en knecht van de hel zal maken;
dit zal geschieden als hij niet terstond zijn hart in nederige gehoorzaamheid
zal zuiveren en het vervolgens vragend in vrees en liefde voor God opent, opdat
Hij het weer zegent en heiligt.
g) Slechte
huwelijken en hun vruchten
NS Hfst.23 De Heer: "Geloof Mij, het meest
verachtelijke huwelijk dat op aarde gesloten wordt is een huwelijk dat om het
geld of de goederen wordt aangegaan. Zo'n huwelijk heeft ook beslist aldaar een
eeuwig eind omdat aan de reden een einde komt. -Op die manier zijn ook de
huwelijken die om redenen van zinnelijkheid en de wederzijdse prikkelende
aantrekkelijkheid worden gesloten niet minder verderfelijk en verachtelijk;
want ook zij vergaan langzamerhand, net als de reden waarom ze werden gesloten.
-Net zo zijn ook politieke huwelijken (slecht en vergankelijk) en ze duren
niet langer dan de reden waarom ze werden gesloten. -Op dezelfde manier zijn
ook de voortijdig gesloten huwelijken van jongeren niet duurzaam; want ook zij
vergaan net zoals hun reden. -Insgelijks de pronkhuwelijken; ook deze vergaan
zoals hun verderfelijke reden vergaat.
Slechts
huwelijken die alleen Mij als grondslag hebben zullen eeuwig bestaan omdat hun
reden eeuwigheidswaarde heeft!
Daarom heb Ik
u dit alles ook gegeven opdat gij daaruit zult opmaken hoe de ware huwelijken
worden gesloten en hoe ze eruit moeten zien en welke reden aan het huwelijk ten
grondslag moet liggen.
Zegt gij
echter niet zelf: op een slechte grond kunnen geen edele vruchten te voorschijn
komen, maar slechts onkruid en distels? Als gij dienovereenkomstig de gehele
wereld in haar slechtheid beziet en u zich afvraagt: waarom dit alles? -dan
zeg Ik u: ziet de grond waarop de vruchten zijn gegroeid en oordeelt ernaar of
in dergelijke moerassen en modderpoelen wel edele wijnstokken kunnen groeien?
Gij legt de wijnrank immers ook alleen op de bergen, zodat ze daar de zuiverder
sappen en goede lucht kan inademen en in zich kan opnemen en gij zegt: dit is
de beste grond voor de wijnrank! Ziet, op deze manier moeten ook de levende
vruchten van het mensengeslacht, als de meest edele plant van de aarde, op de
beste grond worden gezaaid! -Verwondert u derhalve niet over de slechte
vruchten als ze in plassen, riolen, moerassen en modderpoelen worden gekweekt!
Zulke plaatsen zijn echter jullie wereldse huwelijken; daarom ook haar
vruchten, zoals hun grond is!"
h) Man en
vrouw
RBI 11/157 (12)
De pure liefde voor vrouwen is eigenliefde! Want wie zich door de liefde
voorvrouwen zo sterk laat meevoeren dat de naastenliefde en van daaruit de
liefde tot God hem tot last wordt, houdt van zichzelf in het wezen van de
vrouw! Raak daarom niet betoverd door de bekoorlijke gestalte van een vrouw,
omdat de zwakheid van de vrouw anders je ondergang zal zijn, terwijl de vrouw
toch in jouw kracht tot één wezen meten in jou moet opstaan! Zoals je
echter het ene of het andere deel van je wezen liefhebt, hou op die manier ook
van de vrouw opdat ze één zal worden met jou! Maar heb God boven alles lief, opdat
je in die machtige liefde opnieuw geboren wordt tot een waar, vrij burger van
de zuiverste hemel van God, voor eeuwig en jouw vrouw als een wezen met jou!
3. De
opvoeding van kinderen
a) Over de
ziel van kinderen
Ed Hfd.53 De uiterlijke gelijkenis van de kinderen met
de ouders bewijst dat de ziel van de kinderen voor een deel ook uit de ziel van
de ouders is genomen. Wat hierin vreemdsoortig is blijft vreemdsoortig en wat
het uiterlijk betreft verschillend van de verwekkers. Wat echter uit de verwekkers
is, komt tot uitdrukking in een evenbeeld met hetgeen de verwekkers eigen is en
de ouders herkennen hierin hun kinderen.
b) over de
ernst van de opvoeding van kinderen
J.L.8-6-1840
O
Heer! Hoe moeten mensenkinderen worden opgevoed opdat ze in staat zullen zijn
eens Uw kinderen te heten?" Welnu, schrijf als een kudde zult zijn die u
vanuit de diepte werd gegeven, opdat gij deze een alleszeggend antwoord wil
geven. Maar zie toe dat gij, als Ik dienaangaande Mijn licht Iaat schijnen,
trouwe herders van uw kleine kudden zijt die u vanuit de diepte werd gegeven,
opdat gij deze voert naar de hoogte van alle nederigheid en daardoor op de weg
van alle leven door het lichtende vuur van Mijn liefde. Maar dat zal u veel
moeite kosten en deze moeite zal uw vleselijke lust waarin gij u veelvuldig met
uw vrouwen hebt laten gaan goedmaken; hierdoor immers kregen uw kinderen het
gewaad van de hoer en een gedenksteen in het verwoeste Jeruzalem en een diep
graf onder het puin van Babel.
Want zie,
indien gij wedergeboren zou zijn uit de geest van Mijn liefde dan had gij de
maagd die gij als vrouw hebt begeerd eerst in de stroom van het levende water
kunnen reinigen, dat in een niet aflatende hoeveelheid aan uw wezen zou zijn
ontvloeid. En op die manier zou uw huwelijk een hemels huwelijk zijn geweest en
uw kinderen (verwekt in de lust der engelen, waarin liefde en wijsheid op een
waarachtige manier worden verenigd) zouden dan kinderen uit de hemelen zijn en
zouden al voor de helft zijn wedergeboren, en in hen zou het zaad van de geest
al gauw gedijen in de nieuwe aarde, welke is gelegd in de grote tuinen van het
nieuwe Jeruzalem. En de opvoeding zou u, in het aangezicht van uw heilige
Vader, tot een grote vreugde zijn geworden. -Omdat gij echter uw huwelijk in de
duisternis van de wereld hebt gesloten om de werken van de dood te verrichten
en vruchten van de hel voort te brengen, welke zijn uw lieve, vertroetelde
kinderen, is het ook moeilijk het vergif van het gebroed van de slangen weg te
nemen. Dit kan niet anders gebeuren dan door het vlees volledig te kastijden
en door het geheel beteugelen van de wil, omdat de eigenwilligheid van zulke
kinderen van een zuiver hels of satanisch karakter is, omdat ook een hemelse
vonk niet aanwezig is.
Indien gij echter
vindt dat Ik hier teveel zeg antwoord Ik: onderzoekt uw kroost en gij zult
niets anders vinden dan eigenliefde, afgunst, toorn, traagheid, tegenzin ten
aanzien van al het ernstige en een heimelijke, besliste weerzin tegenover al
het goddelijke; ze kunnen slechts door middel van straf of materiële
beloningen ertoe worden aangezet een paar kleine zinnetjes uit de strenge
catechismus te Ieren. Nu gij dan zoiets bij uw kinderen hebt gevonden, moet gij
openlijk bekennen dat Ik u dat slechts zeg vanuit Mijn enorme liefde voor het
heil van uw kinderen en tot heil van uzelf, dat uw kinderen werkelijk kinderen
van de hel zijn.
Wilt gij uw
kroost nu tot kinderen der liefde opvoeden, dan moet gij blind zijn voor een
lieftallig snoetje en doof tegenover elk van uw dwaze wensen en gij moet reeds
voortijdig elke vonk van hun slechte eigenwilligheid beteugelen, opdat er ruimt
ontstaat voor Mijn liefde en voor een nieuwe wil daaruit
Alles wat de
kinderen (koppig) begeren moet gij hun onthouden, al zou het iets goeds zijn,
opdat niet hun wil maar uw wil levend worde door de berusting en door de
gerechtvaardigde en heilzame gehoorzaamheid in hun hart.
Straf altijd
eigenzinnigheid en onwil, de traagheid en weerzin tegen het goddelijke, vooral
echter een heimelijk in het hart aanwezig zijnde geringschatting van de
heilzame vermaningen alsook van Mijn Naam en alles wat daarmee verband houdt.
Prijs hen niet
als ze juist handelen en gij moet de kinderen al helemaal niet belonen! Zeg
hen vriendelijk dat ze een werk van de nieuwe wil hebben verricht, waaraan de
Vader in de hemel reeds enige vreugde beleeft. En heeft een kind uit eigen
drang in vrije tijd als ontspanning van het lichaam iets gedaan dat naar 't
schijnt iets goeds is, vraag het dan haarfijn uit wat het daartoe heeft
bewogen. En bent gij helemaal te weten gekomen of het uit eigenliefde of uit
liefde tot de plicht, of uit liefde tot u, of uit liefde tot Mij is gedaan,
richt dan daarnaar steeds uw goed of afkeuring.
Wees echter
spaarzaam met uw liefkozingen, zoals de winter dat is met de warme dagen, opdat
de kiemende vrucht niet in een volgende verleiding wordt vernietigd, zoals de
lentebloesem door een late rijp. Laat evenwel vaak koude winden waaien opdat de
lucht van pest rond de jonge harten wordt gezuiverd, zodat dit het welbevinden
van de geest ten goede komt.
Leer de
jongens gehoorzamen en leer ze inzien dat gehoorzaamheid met Mijn liefde te
maken heeft. En bestraf hun nieuwsgierigheid en te sterke drang tot spelen
vermaan hen en breng hen rust bij.
Houd de
meisjes echter thuis en laat ook niet maar de geringste begeerte in hen wakker
worden, wat die begeerte ook moge zijn. En willig nooit welke wens dan ook in
voordat gij duidelijk weet uit welke bron die wens voortkomt. Behoed ze uiterst
zorgvuldig voor ontmoetingen met vreemde kinderen die een wereldse opvoeding
genieten, anders pakken zich door uw toedoen donkere hagelwolken samen. En
geen aar van de tarwe zal dan gespaard blijven. Laat met de leeftijd ook uw
rechtvaardige strengheid zevenvoudig groter worden. Het is beter dat gij uw
kinderen hoort wenen doordat ze gekrenkt worden in hun verderfelijke ijdelheid
dan dat u ze hoort jubelen in de hoogmoedige vreugden van de wereld, opdat gij
gelijk wordt aan de engelen in de hemel, die grote vreugde hebben aan de
(berouwvol) wenenden in deze wereld.
Een vertoornd
meisje moet zeven keer zo lang vasten als haar toorn heeft geduurd, opdat ze zo
teer wordt als een duif.
Uw liefde zij
hen verborgen, zoals Ik voor uw ogen verborgen ben, opdat de nieuwe, tere vrucht
niet in de hitte van een ontijdig vuur verstikt. En (in de mate) waarin de
vrucht zich toont die uit het nieuwe zaad van de hemel ontkiemt en vaster en
vaster wordt en in hun hart steeds zichtbaarder wordt de ware, zuivere liefde
tot 'Mij en van daaruit een actief geloof, zo opene zich uw hart in verstandige
liefde tot de (geestelijk) nieuwgeboren kinderen.
Zie, dat is de weg van het leven voor uw kinderen! En
dat is de enige weg en afgezien van deze weg bestaat er geen andere, zoals er
buiten Mij geen God bestaat. Wie hem wil bewandelen, zal gezegend worden en
inzien dat hij uit Mij is. -Wie echter volgens het boek der wereld wil
handelen, zal daar ook zeker zijn loon vinden bij de vorst van de wereld in het
oord van de eeuwigheid. -Amen. Ik God de allerheiligste en Jezus als Vader.
-Amen.
c) De belangrijkste regels voor een gezegende
opvoeding van kinderen
Gr.Joh.Ev. IV 1220 en VIII 122 (7) De
Heer: Leer de kindertjes vroeg dat ze de Vader in de hemel liefhebben,
laat hen zien hoe goed en liefdevol Hij is, hoe Hij alles wat op aarde bestaat
voor het beste van de mens bijzonder goed, mooi en WIJS heeft geschapen en
hoezeer Hij vooral de kleinen, de Hem boven alles liefhebbende kinderen is
toegedaan! Maak hen er bij elke bijzondere gelegenheid op attent dat dit alles
zo door de Vader in de hemel is beschikt en dat Hij dit alles laat gebeuren,
dan zullen de harten van de kleinen zich tot Mij keren en Mijn liefde zal in
hen reeds vroeg welig tieren! Wanneer gij aldus de kleinen zult leiden zal uw
geringe moéite u al gauw gouden vruchten opleveren -in het.andere geval echter
slechts doornen en distels, waarop noch druiven noch vijgen groeien!
De Heer: de kinderen
behoren met ware en ernstige liefde te worden behandeld en opgevoed. Elke
vertroeteling en toegevendheid van de kant van de ouders betekent grote schade
aan de ziel van de kinderen die de ouders als schuld zal worden aangerekend.
-Wijze ouders zullen ook met wijze kinderen worden gezegend. -Bij de opvoeding
van kinderen echter is een dwang zo lang noodzakelijk tot het goede van de
wetten tot een vrijwillige en vreugdevolle gehoorzaamheid is geworden. Is dit
het geval, dan heeft het kind de dwang van de wet in zichzelf opgeheven en is
het een vrij mens geworden.
d) Andere
dingen over de opvoeding van kinderen
Gr.Joh.Ev. IV/124 De Heer: "De
belangrijkste reden van de ontaarding van de mensenzielen schuilt in een
aapachtige opvoeding van de kinderen. Men laat het boompje groeien zoals het
groeit en men draagt, doordat men het kind op ongelegen momenten heel erg
verwent, er nog toe bij dat de stam wel erg krom groeit. Is de stam echter op
zeker moment hard geworden dan hebben gewoonlijk alle pogingen om deze om te
buigen weinig of helemaal geen nut meer; een eenmaal krom gegroeide ziel wordt
zelden meer een volkomen rechte stam!
Buig daarom uw
kinderen in hun jeugd waarin ze nog meegaand zijn. Een kind is tot zijn zevende
jaar steeds nog veel meer dier dan mens. Want wat bij het kind mens is ligt meestal
nog in een diepe slaap verborgen. Omdat een kind echter veel meer dier dan mens
is heeft het ook veel meer dierlijke en heel weinig waarachtig menselijke
behoeften.
Slechts het
meest noodzakelijke moet hun worden gegeven! Men moet ze reeds vroeg aan
allerlei ontberingen laten wennen. De brave kinderen moet men nooit te
overdreven prijzen, maar men moet ook tegenover de minder lieve en minder
begaafde kinderen nooit te hard zijn, maar men moet ook tegenover de minder
lieve en minder begaafde kinderen nooit te hard zijn, maar men moet ze met
oprechte liefde en oprecht geduld behandelen.
Men moet ze
oefenen in het goede en in het nuttige en men moet ervoor zorgen dat een nog zo
lief kind nooit ijdel, zelfingenomen wordt en zichzelf nooit overschat. Ook mag
men kinderen, vooral als ze er knap uitzien, nooit door mooie en dure kleren
nog ijdeler en trotser maken dan ze reeds van nature graag zijn. Men moet ze
zuiver houden en mag ze nooit verafgoden, dan zal men ze reeds van af de
geboorte op die weg zetten, waarop ze, als ze wat ouder en rijper zijn
geworden, daar terecht zullen komen, waar gij allen pas door Mij komt. De jonge
vrouw zal zich erg kuis en zedig tot een eerbaar moeder moeten ontwikkelen en
de jongeman zal zich met de rijpe ziel van een man en een levendige geest tot
man ontwikkelen en een zegen zijn voor de zijnen en voor elk schepsel.
Geeft gij
echter te veel toe aan de dierlijke begeerten en hartstochten van uw kinderen
dan zult gij met hen ook een nieuwe en wijde poort openen voor alle zonden,
waar doorheen ze in grote scharen in deze wereld zullen doordringen en daar
verderf zaaien. En zijn zij eenmaal in de wereld dan zult gij daartegen
tevergeefs met allerlei wapens ten strijde trekken en gij zult niets tegen die
macht en dat groot geweld kunnen uitrichten! -Verzorg daarom de boompjes zodat
ze hemelwaarts groeien en ontdoe ze zorgvuldig van alle woekering.
e) Wenken voor
de voeding van zuigelingen
Ed Hfd.62 De Heer: Hoe moet een mens zich reeds
vanaf zijn geboorte gedragen, of hoe moet hij worden ondersteund opdat hij,
als hij volwassen is geworden, dat geestelijke en stoffelijke dieet in acht kan
nemen waardoor het voor hem mogelijk wordt een hoge leeftijd te bereiken en
juist door die hoge leeftijd voor zijn ziel een waar, vast en eeuwig durend
voortbestaan te verzekeren ?
Het kind,
waarvan reeds in de wieg blijkt dat het een heel gevoelige natuur heeft en
gemakkelijk door allerlei invloeden geprikkeld kan worden, moet met die
middelen worden gevoed die het bloed niet verhitten, maar slechts een zachte,
verkoelende werking hebben.
Geeft de
moeder het kind de borst dan moet ze zich van sterke dranken onthouden en zich
hoofdzakelijk hoeden voor gemoedsaandoeningen; want door dat alles kweekt ze in
haar borst specifieke kenmerken die voedsel zijn voor een toornige geest
-kortom, ze moet zich onthouden van die spijzen en dranken die in te sterke
mate gal produceren of reeds aanwezige gal opwekken. Peulvruchten, in het
bijzonder bonen, zijn zo'n moeder niet aan te raden, wel echter lichte
vleesbouillon, ook gebraden vlees van reine dieren en meelspijzen van tarwe,
rogge en witte maïs; ook gerst of rijst gekookt in me& die niet vet is
heeft een gunstige werking.
Wanneer een
moeder het kind echter niet zelf zoogt, maar het aan de borst van een
zogenaamde zoogvrouw laat drinken -wat weliswaar nooit erg goed is -dan moet
van de zoogvrouw in de eerste plaats wel bekend zijn wat voor zielewezen het
is, en is gebleken dat zij een goede en zachte ziel heeft, dan moet ze in de
tweede plaats wat het eten en drinken betreft er eenzelfde voedingswijze op
nahouden als de moeder is voorgeschreven; evenzo moet ze haar gevoel beteugelen.
Zoogt de
moeder of de zoogvrouw het kind dan moet het meteen
van de borst
worden ontwend zodra de eerste tandjes doorkomen.
f) Goede raad
voor moeders die hun kind de borst geven
Gr.Joh.Ev. VI 180 De Heer: Een jong echtpaar
heeft reeds een kind en wel een jongetje. Maar het nauwelijks enkele weken
oude kind leed aan erge krampen en wel als gevolg van een schrik waardoor de
jonge moeder nog in het kraambed was bevangen omdat in een naburig huis brand
uitbrak, die echter spoedig werd geblust. De jonge ouders, evenals haar nog
levende ouders, probeerden alles om het kind van deze kwaal te genezen; maar
het was allemaal tevergeefs.
Toen Ik het
huis binnenkwam en ze Mij herkenden, knielden ze voor Mij neer en zeiden: ,,O
Meester, Gij zijt waarlijk door God naar ons gestuurd, opdat Gij ons enige kind
zoudt genezen! Oh, wij vragen U dat heel vurig! Dat U alles mogelijk is, weten
wij reeds lang."
Ik sprak:
"Sta op; want het past niet dat mensen voor mensen knielen!"
Het jonge
echtpaar sprak: ,,O Meester, wij weten evenwel dat Gij meer zijt dat alleen
maar een mens en daarom past het wel dat men voor U knielt! O, help ons
kind!"
Ik zei:
"Nou, nou, sta maar op en breng Mij het zieke kind hier!" De ouders
stonden toen vlug op en brachten het kind tot Mij. Ik legde het echter de
handen op en zegende het en op dat moment werd het kind zo vrolijk en gezond
alsof hem nooit iets had gescheeld.
Daarop zei Ik
tegen de jonge moeder: "In het vervolg moet je evenwel voorzichtig zijn!
Als je door een bepaalde gebeurtenis sterk in je gevoel bent geraakt en je hebt
nog een kind aan de borst, zoog het kind dan zo lang niet tot je weer volledig
tot rust bent gekomen! Want met de moedermelk kan allerlei kwaad in het lichaam
en zelfs in de ziel van de kinderen ontstaan. Wees je daarvan bewust!"
g) Opvoeding
van driftkoppen
Ed Hfd.62 De Heer: Wanneer kinderen die
gemakkelijk opgewonden raken eenmaal kunnen lopen en praten, moeten ze met
allerlei rust brengende en voor het gevoel van het kind nuttige spelletjes
worden beziggehouden; daarbij moet men er voortdurend op attent zijn dat zulke
kinderen nooit te sterk opgewonden raken, noch door beweging en nog minder
door een gemoedsaandoening; alles moet worden opgeruimd wat hen maar in het
minst zou kunnen ergeren.
Wordt ondanks
alle voorzichtigheid echter toch geconstateerd dat zij niet zelden opvliegen,
dan mag men nooit een doelmatige straf achterwege laten; die straf moet echter
niet bestaan uit het direct slaan, maar is veel effectiever en heeft een
gunstiger werking als ze met een doelmatig vasten te maken heeft; want niets
geneest de toorn beter dan de honger, want hongerenden zijn het minst tot
revolutie gezind, terwijl als zij volledig verzadigd zijn ze absoluut niet te
vertrouwen zijn.
Het is heel
goed voor kinderen (als men ze vanwege die oorzaken moet straffen) dat men hen
begrijpelijk maakt en vertelt dat de hemelse Vader, omdat ze ondeugend waren,
hen niet van brood heeft voorzien. Als ze echter weer lief zouden worden en de
hemelse Vader om brood zouden vragen, zou Hij hun direct weer brood geven.
Hierdoor wordt de aandacht van zulke kinderen op God gevestigd en in de jonge
ziel zal steeds sterker worden ingeprent dat ze in alles van God afhangt en dat
Hij al het goede en slechte trouw zal vergelden.
Zijn zulke
kinderen echter dan werkelijk rustig en fatsoenlijk geworden, dan mag ook niet
worden nagelaten hen er heel erg duidelijk op te wijzen hoe de hemelse Vader
een werkelijk grote vreugde aan hen beleeft en hen dag aan dag 's morgens, 's
middags en 's avonds toeroept: "Laat deze lieve kleinen tot Mij komen!"
Als de kindjes
zo worden begeleid, zal men later weinig moeilijkheden met hen hebben; worden
ze echter niet op die manier begeleid dan zal het al wat moeilijker zijn ze
later de juiste weg te laten bewandelen, en dan zal het spreekwoord bewaarheid
worden volgens welk in een oude boom geen beweging meer is te krijgen, behalve
dan soms door middel van storm en donder -waarbij zo'n boom er echter zelden
zonder schade vanaf komt. Zijn zulke kinderen helemaal volwassen en zijn ze
tot volledige zelfkennis gekomen, zijn hier en daar echter nog duidelijke
tekenen aanwezig dat ze in hevige mate in hun gevoel geprikkeld kunnen worden,
dan is het vooral aan te raden dat ze in alles heel matig leven, vroeg gaan slapen,
vroeg opstaan, zich gedurende langere tijd van sterke dranken alsook van het
vlees van onreine dieren onthouden en ook geen plaatsen bezoeken waar ter
vermaak van de toeschouwers allerlei dwaas spektakel wordt opgevoerd; ze moeten
vooral die plaatsen mijden waar gedanst en gespeeld wordt. Driftkoppen moeten
dergelijke dingen gedurende lange tijd, zo niet sommigen voor altijd, mijden.
Voor zulke
mensen, zowel voor de man als de vrouw, is het ook heel goed als ze gauw
trouwen. Want de bronst van een driftkop is veel erger als die van een
zachtaardig mens. Zulke mensen moeten echter voornamelijk naast een goede zorg
voor hun gezondheid ook erg vaak bidden en boeken met een geestelijke inhoud
lezen of zich laten voorlezen als ze zelf niet kunnen lezen.
Dat zal h un
ziel kracht geven en hun geest van de ketenen bevrijden, de geest die dan
geheel vrij wordt als zulke mensen Mijn liefde opnemen. Want omdat zulke
mensen aan een grotere verleiding bloot staan dan anderen is Mijn genade hen
ook juist daarom veel nader. -Het zijn juist deze mensen die tot iets groots in
staat zijn, als ze de juiste weg hebben gevonden -omdat ze op een juiste manier
moedig zijn. Uit deze mensen worden geestelijk gezien in Mijn Rijk schepen en
paleizen als uit eikenhout en marmer gebouwd. Uit paddestoelen en riet
daarentegen kan moeilijk iets beters voortkomen dan op grond van hun wezen
mogelijk is.
h) Raad voor
meisjes in de puberteit
G.M. 13-6-1872 Lieve Zoon! Je hebt je tot Mij gericht
om hulp en raad vanwege je zieke pleegdochter. Om je geloof te sterken zal Ik
je ook antwoorden. En wees je daarom ervan bewust dat, wanneer men aan de ene
kant geschonden plekken verbetert en aan de andere kant weer letsel veroorzaakt,
hier niets goeds van kan komen.
De arts die je
pleegdochter behandelde en met behulp van ijzerpreparaten de ontregelde
functies van haar onderlichaam wilde herstellen, en die gedeeltelijk ook weer
in orde heeft gebracht, bereikte op die manier wel vaker zijn doel; alleen,
doordat hij dit kwaad slechts ondermijnde en het zijn steun wegnam heeft hij
dit kwaad nog niet verdelgd. En zodra de natuur of het gehele organisme zich
van de verzwakking doormedicijnen had hersteld, stak dekwaal weer de kop op. Om
deze kwaal nu volledig uit de wereld te helpen moet Ik enigszins in details
treden opdat je ook Mijn geneeswijze, dat wil zeg gen de ware, juist kunt
opvatten.
Kijk Mijn
kind, het vrouwelijk geslacht moet in het leven drie belangrijke fasen
doormaken, waarvan de veranderingen echter (vooral in de huidige
omstandigheden) nooit onopgemerkt plaatsvinden en soms zelfs, gesteund door
andere organische fouten, noodlottig kunnen worden voor het lichaam dat lijdt.
Vanaf de
geboorte tot de ontwikkeling van jonge vrouw is het meisje, hoewel ze is
toegerust met alle organen die haar toekomstige taak moeten dienen, toch eigelijk
geslachtsloos, dat wil zeggen alle driften die het toekomstige doel moeten
dienen, slapen nog; ook de organen die daarvoor zijn bestemd, gedragen zich
passief terwijl het overige deel van het lichaam zich ontwikkelt. Zodra ze
echter ouder wordt en als jonge vrouw in het leven komt te staan, treedt er een
verandering op in alle functies in het lichaam van de vrouw om het opgroeiende
meisje geschikt te maken voor datgene waartoe ze van Mij uit is bestemd, toen
Ik de vrouw als voortplantingsorgaan van de mensheid in de wereld plaatste.
Deze totale verandering leidt de 2e fase in, in het vrouwelijk lichaams en
zielcomplex. Als de maagd als vrouw haar zending vervolgens heeft vervuld,
treedt op latere leeftijd de derde fase in, namelijk die waarin de vrouw als
moeder weer in de eerste fase van de geslachtsloosheid overgaat, tenminste wat
betreft haar innerlijke functies, of beter gezegd: ze ontwikkelt zich verder
naar een toestand van onontvankelijkheid!
Omdat de
ontwikkeling tot jonge vrouwen ook het achter zich laten van de periode van het
moederschap door een totale verandering van de tot dat moment actieve functies
wordt bepaald, treden daarbij vaak stoornissen, ziekteverschijnselen en andere
onaangename symptomen op, al naar gelang het individu al dan niet overeenkomstig
de natuur heeft geleefd (waarbij natuurlijk ook constitutie en aanleg mede een
rol spelen). Want deze stoornissen op gevorderde leeftijd, meestal voortkomend
uit eigen fouten, zijn op het moment waarin men ontvankelijk begint te worden
vaak ook de schuld van aangeboren of van moeder op kind overgegane fouten, maar
die zijn juist daarom slechts door een totale verandering van de tot nu toe
gevoerde leefwijze grondig te verbeteren.
Want zie, Mijn
zoon, alles wat het menselijk lichaam in stand houdt, het opbouwt, alles wat
door het lichaam wordt opgenomen en uitgescheiden, dit alles is het produkt
van de levenskracht van het bloed. Indien nu het bloed zich vermengt met
bedorven sappen en deze sappen afvoert naar gezonde organen, wat kan er dan
anders gebeuren dan dat het orgaan zelf ziek wordt en zijn taken niet in die
mate kan verrichten zoals het gehele menselijke organisme dat van hem verlangt.
In de organen treedt het ontbreken van gezonde voeding die met de natuur in
overeenstemming is en van een gezonde levenswijze getuigt, nu pas merkbaar op.
De gewone arts
wil het orgaan nu meestal zó genezen door het tot grotere activiteit aan te
zetten. Daarbij vergeet hij echter totaal dat het in wezen niet het orgaan,
maar het door dit orgaan stromende bloed is, dat deze stoornis veroorzaakt. En
zo lijkt hij op een man die in een kruik de gaten wil dichtstoppen, die een
daarin stromend, verwoestend element veroorzaakt; terwijl hij in plaats daarvan
de inhoud door andere vloeistoffen zou moeten vervangen, waarbij de reparatie
ook veel duurzamer zou zijn.
Welnu, jouw
pleegdochter lijdt juist aan de storingen van de ophanden zijnde verandering
naar een volgende, rijpere toestand. En om dit te genezen, deze overgang voor
haar te vergemakkelijken en haar voor de volgende fase gereed te maken, moet je
er ook aan denken dat je haar bloed zuivert van onreine substanties die de
natuur wil uitstoten!
Het bloed
zuiveren betekent niet het gebruiken van medische middelen die een zuiverende
werking hebben, maar het betekent dat het kind moet worden teruggevoerd naar
een levenswijze die in overeenstemming met de natuur is en dat bedorven en
gemakkelijk prikkelbaar makende spijzen uit den boze zijn!
Op die manier wordt
het bloed dan langzamerhand van de slechte stoffen gezuiverd, voert het betere
productiemiddelen naar de organen en vinden de uitscheidingen op een
natuurlijker en geregelder manier plaats. Het orgaan zelf wordt weer gezond
(weliswaar langzaam, maar grondig) en met het orgaan alle andere delen van het
totale organisme die ermee verbonden zijn. En nu kom Ik op het punt wat je moet
doen om deze zuivering te bewerkstelligen! -Ook hier wil Ik je duidelijk
uitsluitsel geven om je reeds lang gekoesterde vooroordelen gedeeltelijk te
bestrijden.
Zie, het 'goed
gevoed' zijn, het veel en vaak eten is niet altijd bevorderlijk voor de
gezondheid! Het menselijk lichaam heeft voor zijn instandhouding veel minder
nodig dan gij in het algemeen vermoedt. De leefwijze in overeenstemming met de
natuur zonder (te veel) vlees van gedode dieren, zonder sterke kruiden, zonder
koffie, wijn of bier zou de mens veel gezonder houden dan zoals gij nu in uw ma
nier van leven de meeste tijd van uw leven doorbrengt met eten en drinken.
Neem daarom
bij je pleegkind een eetvoorschrift in acht dat in overeenstemming met de
natuur is. Laat alle zogenaamde voedzame kost die prikkelbaar maakt achterwege,
geef haar roggebrood en rijpe vruchten te eten - en de kwaal zal minder erg
worden en de stoornissen in het onderlichaam zullen na verloop van tijd
helemaal verdwijnen. Ga vaak met haar in de buitenlucht! Frisse lucht (door
zonlicht gezuiverd) en een beetje beweging bespoedigen en vergemakkelijken de
uitscheidingen, maken de organen sterker en stimuleren het bloed.
Dit zijn Mijn
medicijnen die Ik reeds sinds mensenheugenis voor de mens heb gemaakt. En het
is slechts te wijten aan uw eigen, verkeerde begrippen wanneer gij, in plaats
van u te voeden met elementen en producten van liefde en genade als middelen
uit geestelijke bronnen, uw leven verkort met geneesmiddelen die van de
grofste materie gemaakt zijn en met vergif en zuren uw lichaam te gronde richt
en u hierdoor aan een vroege dood overlevert!
Volg Mijn raad
op en je zult al gauw zien wie gelijk heeft -jullie doktoren of Ik, de Heiland
van de gehele wereld! -Amen!
i) Vruchten
van slechte en goede opvoeding
Gr.}oh.Ev. IV/217 De Heer: Als wereldse
personen kinderen krijgen, dan worden die onmogelijk op een andere manier
opgevoed dan op de manier waarop hun ouders in de wereld fortuin hebben
gemaakt, namelijk door middel van allerlei wereldwijsheid. ...Alles is gericht
op een zeer vroege ontwikkeling en het scherpen van het verstand, daartoe wordt
het kind door allerlei geschenken en prijzen zoveel mogelijk aangemoedigd.
Hierdoor wordt het reeds heel vroeg, (tegelijk) met de vorming van het verstand
zoveel mogelijk geoefend in zelfzucht en in de zucht om te winnen, draagt het
fijne en opgesmukte kleding en door louter hoogmoed kent het zichzelf vaak op
z'n tiende jaar niet. Wee een arm kind of ook een ander arm mens die aan zo'n
misvormd kind niet de verlangde eer betoont of het soms zelfs belachelijk
maakt -hij is een blijvende vijand van zo'n kind geworden! Hoe moeten we bij zo'n
mens nog aan een ware innerlijke levenskracht denken?! Hoe staat het dan met de
majesteit van de mens over de gehele natuur en over de elementen, waaruit
tens1otte al het geschapene bestaat en moet bestaan?! Wordt bij de mens echter
allereerst en met name het gevoelontwikkeld en vindt de makkelijk tot stand te
brengen effectieve ontwikkeling van het verstand pas later plaats, dan
ontwikkelt het aldus opgewekte verstand zich tot een levendig lichtether dat de
ziel zó omgeeft zoals het lichtether de zon omstraalt; daaruit komen dan al
die heerlijke verschijnselen voort die gij overal op deze aarde kunt ervaren
Bij de goede
ontwikkeling van de ziel van de mens is en blijft de ziel iets inwendigs en
iets actiefs en dat wat gij 'verstand' noemt, is de uitstromende werking van de
innerlijke activiteit van de ziel. Het uiterlijke licht van het verstand
verlicht in de ziel alle kritieke uiterlijke omstandigheden en de wil van de
ziel gaat vervolgens in dit uiterlijke licht over en bewerkt op wonderbaarlijke
wijze dat alles wordt bevrucht en kan bloeien. Want omdat de ordening van de
mens analoog is aan de door Mij in het leven geroepen orde, komen aldus ook de
wil en het vertrouwen juist uit Mij of uit Mijn almachtig willen voort en elk
schepsel zal zich daarnaar moeten voegen.
Wat dan een
mens, die aldus is geschapen wil, moet in de verre omtrek geschieden, omdat
het levenskrachtveld van zo'n mens met Mijn Geest, die alle dingen mogelijk
maakt, is doortrokken.
DEEL V
A
VOEDING
1. Het gevaar
van onreine spijzen en invloeden
Gr.Joh.Ev. X/54 De Heer: "Onreine geesten
-deels die geesten die reeds een keer in het vlees in deze wereld hebben
geleefd, voor het merendeel echter die natuurgeesten die nog nooit in een
menselijk lichaam zijn opgewekt -bestaan overal: in de lucht, op en in de
aarde, in het water en in het vuur, in de stenen, metalen, planten, dieren -en
ook in het bloed en het vlees van de mensen. Daarom moeten de mensen ook niet
het vlees van gestikte en onreine dieren eten.
In geval van
nood kan weliswaar ook het vlees van onreine dieren worden gegeten; maar het
moet eerst wel gereinigd, met zout en goede kruiden gemarineerd en daarna met
goede kruiden worden gerookt, opdat het van de onreine geesten wordt ontdaan.
Het vlees van de
roofdieren echter is, bij alle voorzichtigheid waartoe Ik u heb gemaand,
schadelijk voor de mensen omdat de onreine geesten nooit volledig daaruit
verwijderd kunnen worden.
Evenzo moeten
de mensen ook niet het water uit onreine bronnen drinken en moeten ze hun
bronnen zuiver houden, zoals Mozes dat de Israëlieten uit Mijn Naam streng
heeft aangeraden.
Wie volgens de
aanwijzing van Mozes naar het lichaam leeft zal zich altijd en overal moeten
weren tegen het zich in bezit laten nemen door boze en onreine geesten en dat
des te stelliger naarmate hij in Mij en in Mijn vaderlijke zorg gelooft en
alles in Mijn Naam begint, doet en afmaakt. Zonder dit staat hij echter elk
ogenblik door zijn eigen traagheid, onwetendheid en dwaasheid bloot aan duizend
gevaren van allerlei soort.
Indien Ik niet
door Mijn engelen de mensen die reeds door hun geaardheid over een betere
gezindheid en wil beschikken liet beschermen, zouden er weinig mensen op deze
aarde leven die niet door geesten bezeten zouden zijn! Maar daarop moeten de
mensen zich niet al te zeer verlaten, omdat Mijn engelen de wil van de mensen
niet intomen."
2.
Voedingsprocessen
Gr.Joh.Ev. X/209 Alles wat door de maag wordt
opgenomen om het lichaam te voeden is niet zo dood als het schijnt. Want elk
voedsel bestaat uit drie delen: een grof materieel deel, een etherisch
deel en een substantieel deel. Het materiële deel van het voedsel is dat
deel dat zichtbaar en merkbaar is en in de mond en neus door zijn smaak en geur
tot uiting komt.
Als spijzen en
drank in de maag komen worden ze daar tot op zekere hoogte voor de tweede keer
verkookt. Daarbij ontwikkelen zich twee hoofdbestanddelen, waarvan het meer
grof-stoffelijke, dat het lichaam, zijn ledematen, ingewanden en spieren dient
te voeden, door het bloed overal daarheen wordt gevoerd waar de lichaamscellen
krachtiger moeten worden.
Het fijn-stoffelijke
bestanddeel van het voedsel wordt pas onder in de maag, die in twaalf
segmenten is verdeeld, afgescheiden. Hier wordt langs de weg van een autonoom
gistingsproces de etherische stof van het genuttigde voedsel van de
stoffelijke celhulzen afgescheiden en dit heeft als doel de zenuwen te
stimuleren, waarom men het de zenuwgeest (levenslichaam) kan noemen.
Het
buitengewoon fijn-etherische bestanddeel echter, dat de eigenlijke substantie
van alle materie voorstelt, wordt (na het gistingsproces) door de milt op
een bijzondere manier naar het hart geleid en gaat van daaruit volledig
gezuiverd over in de ziel van de mens. Bijgevolg trekt ook de ziel van
elk voedsel dat genuttigd wordt datgene wat aan haar verwant is naar zich toe
en wordt daardoor in al haar aparte delen, die volledig op het stoffelijk
lichaam lijken, gevoed en sterker gemaakt. (Vandaar de invloed van de
voedingswijze ook op de zielekwaliteiten van de mens! De uitg.)
Hebben de
spijzen eenmaal het belangrijke aan het lichaam, aan zijn zenuwen en aan de
ziel toegevoegd, dan wordt het eigenlijke onzuivere van de genuttigde stoffen
via de twee natuurlijke uitgangen uit het lichaam verwijderd. Is de mens echter
een zwelger geworden, is hij onmatig in eten en drinken, dan kan hetgeen hij
genuttigd heeft niet meer in het gewone spijsverteringsproces worden verwerkt
en afgescheiden. Hierdoor gaan nog veel niet uitgescheiden delen voor het
lichaam, zenuwen en de ziel, die tot leven zijn gewekt over in de ingewanden en
voor een ander deel via lever, milt en nieren over in de urineblaas waar ze nog
eens nagistingsprocessen in het leven roepen, waaruit zich langzamerhand
allerlei ziekten van lichaam en ziel ontwikkelen. Met de vele duizenden
lekkernijen waarmee de mensen vandaag de dag hun maag vullen neemt een groot
deel van zulke ongegiste substanties ( op een andere plaats natuurgeesten genoemd,
omdat al het substantiële van het voedsel geestelijk is. De uitg.) vaak het
hele menselijk lichaam in bezit. Die raken dan met elkaar in een voortdurende
strijd, die de mens alleen maar daardoor een poosje weet te sussen, omdat hij
zijn toevlucht neemt tot bekende geneeskrachtige kruiden en met behulp daarvan
de neiging van de innerlijke zielesubstantie in opstand te komen onderdrukt.
Maar zo'n gezondheid is nooit van lange duur en alleen als de mens, zoals
eertijds het geval was, het zou houden op een eenvoudige en matige lichaamsvoeding,
zou hij ook weer tot op hoge leeftijd gezond blijven, zoals dat in de oertijden
het geval was.
3. Hoofdregel:
eenvoud en matigheid
H 11/245 (8-16) Henoch, de eerste hogepriester uit de
oertijd, tot de bekeerde koning Lamech van Hanoch en diens gevolg: "Zie,
niet alleen van het aardse brood leeft de mens, maar veeleer van het woord van
God! Indien gij echter het natuurlijk brood eet en hierdoor verzadigd en gevoed
wordt, moet gij u afvragen: waarom en op welke wijze heeft dit natuurlijke
brood of hebben trouwens alle natuurlijke spijzen mij verzadigd en gevoed ?
-en gij zult het altijd ten volle geldige antwoord krijgen: omdat ook alle
natuurlijke spijzen voor het lichaam voortkomen uit het eeuwige, almachtige
Woord van God! Welnu, indien reeds het vast geworden, stevig in de materie
gebonden Woord van God verzadigt en voedt, hoeveel meer zal het vrije,
ongebonden, levende Woord, dat als nieuw uit de mond van God klinkt, in staat
zijn iets dergelijks te bewerkstelligen.
Wij stammen
allemaal van het Woord van God. Daarom bestaat er immers ook voor ons in
eeuwigheid niets dat voedzamer is en meer verzadigt dan juist het levende Woord
van God! En de mens leeft niet alleen van het brood en alle andere wereldse
spijzen, maar hij leeft veel meer van dat Woord dat uit de mond van God
voortkomt.
Daarmee wil
echter niet gezegd zijn dat de mens om die reden niet zijn natuurlijke voedsel
zou nuttigen, omdat God dat om die reden heeft geschapen en zelfs zichtbaar met
ons heeft gegeten. Het mag alleen niet de belangrijkste behoefte van ons worden!
Zie, ook dit
behoort tot de orde der goddelijke dingen!
Ik zeg je:
wees altijd matig in het nuttigen van het dagelijks voedsel, want daarin ligt
een grote verzoeking. ..Wanneer we het natuurlijk brood eten en de vruchten van
de aardbodem tot ons nemen, moeten we daarbij zeer behoedzaam zijn dat we door
haar zware, zinnelijke last niet de onsterfelijke geest in verdrukking brengen!
Want zoiets kun je reeds duidelijk aan vraatzuchtige kinderen aflezen, hoe ze
door hun grote vraatzucht dommer worden en dan tot geen enkele geestelijke
prestatie in staat zijn. De kinderen die daarentegen steeds sober leven worden
al gauw fijnzinnige denkers. Zoals dit gemakkelijk waarneembaar bij kinderen
het geval is, is dit in nog sterkere mate het geval bij de volwassen mens,
omdat deze uitgesproken hartstochten kent, die het kind nog vreemd zijn.
In het
natuurlijk voedsel neem je op wat in overeenstemming met de natuur is, dit
wordt niet in je vergeestelijkt, maar het brengt je geest meer in
overeenstemming met de natuur. Maar in het Woord van God neem je het
geestelijke op en dit verzadigt, voedt en geeft de geest kracht voor het
eeuwige leven. In het natuurlijke voedsel wordt het lichaam gevoed en de geest
gedrukt en tot vasten genodigd; maar bij het geestelijk voedsel hebben beide
baat: de geest wordt krachtig en tot veel in staat en zijn zintuigen worden
bijzonder scherp en het lichaam wordt dan door de geest soepel, is met weinig
tevreden, houdt het lang uit en zoals een kleed dat goed is geweven uit fijne
maar stevige en sterke draden bestaat, zo zal ook het lichaam krachtig
standhouden.
In het voedsel
dat de natuur ons schenkt rusten slechte geesten en heeft de mens daarvan
teveel in zich opgenomen dan maken ze zich meester over de eigen geest van de
mens en ondergraven ze zijn diepste wezen op de manier zoals de slechte
knaagkevers en wormen een boom ondergraven, het wezen ervan verwoesten en hem
tenslotte helemaal te gronde richten.
Geestelijke
voeding echter is voor de geest als een tot leven wekkende regen die uit de
hemel komt, waaronder hij heel snel tot een prachtige, krachtige en welriekende
bloem van het eeuwige leven zal opbloeien."
4. Over de
zegen van eenvoudig voedsel
Gr.Joh.Ev.
X/182 De Heer: "De oermensen die steeds hebben geleefd in de hen door
Mijn Geest onderwezen orde en eenvoud wisten van geen ziekte die aan de dood
van het lichaam voorafgaat. Ze bereikten meestal een zeer hoge leeftijd, werden
nooit ziek en sliepen aan het eind van hun
leven heel rustig in, en hun ziel voelde daarbij geen pijn en had geen
angst voor de dood.
Hun voeding
was echter ook altijd hetzelfde en niet vandaag zus en morgen zo. Meestal
leefden ze van melk, brood en goede en rijpe vruchten van de boom. Hun
hele leven lang was dat hun lichaamsvoeding. En om hun dorst te lessen dronken
ze het frisse bronwater. Om die reden werden hun lichaamszenuwen steeds
door dezelfde goede en onschadelijke zielesubstanties gevoed en kon geen
slechte, onreine en schadelijke zielesubstantie in het lichaam binnensluipen.
Om die reden
bleven deze mensen steeds even krachtig en gezond, zowel naar lichaam als ook
naar ziel."
5.
Spijzegeboden van de Vader aan de eerste mensen
Hl/17 Gij zult gezamenlijk eten en wel 's morgens, rond
het midden van de dag en 's avonds -echter altijd heel matig en
steeds zeer godvruchtig, nadat gij Hem steeds tevoren en na de maaltijd hebt
gedankt, opdat de spijzen worden gezegend en de dood er geen in vloed op
heeft.
Indien iemand
dit ooit nalaat zal hij al gauw de kwalijke gevolgen merken. Wie het drie keer
vergeet zal Ik met een lange slaap straffen. Wie het echter uit trage luiheid
nalaat zal dik worden als een os en vet als een varken en dom als een ezel en
de kinderen zullen hem bespotten en zullen om het weerzinwekkende van zijn
gedaante schaterlachen. En als hij weer wil worden als hen die altijd gehoorzamen,
zal hij veel moeten vasten en droog brood moeten eten. Wie dit echter uit
halsstarrige ongehoorzaamheid nalaat en tevens vanuit een minachting voor dit
gebod van Mijn liefde tot u, over hem zal de begeerte der ontucht komen,
waardoor hij makkelijk in zonde zal vervallen en daardoor de dood zal vinden,
en hij zal een grote strijd tegen de sterke slang van de verleiding van Eva
moeten doorstaan; Ik zal hem niet eerder aanzien, voordat hij in groot berouw
over zijn vlees heeft gezegevierd.
's Morgens
zult gij echter vruchten van de bomen eten; rond het middaguur zult gij
evenwel van de boom des levens eten en 's avonds zult gij melk en honing
drinken, die Ik voor u zal laten vergaren op de takken van de bomen doorveel
diertjes uit de lucht der hemel, die gij 'Celie' (bijen) moet noemen. De naam
'Celie' betekent echter zoveel als 'De zorg van de hemel'. En op de derde dag
voor de sabbat moet gij een schaap slachten, het reinigen van zijn bloed, het
vervolgens overdag braden bij het vuur op de steen en het 's avonds welgemoed
opeten.
6. Het
eenvoudigste, meest zuivere en meest gezonde voedsel
Gr.Joh.Ev. X/210 De Heer noemt als gezond vlees dat
gegeten kan worden: goede vissoorten die in zuiver water zwemmen en op een
eenvoudige wijze zijn klaargemaakt, zijn het meest gezonde voedsel voor het
menselijk lichaam. Vlees moet slechts genuttigd worden van enkele kippen en
duiven, dan van het gezonde en reine rund, alsook geiten en schapen
waaruit het bloed volledig is verdwenen en die gebraden of gekookt zijn;
aan het gebradene moet men echter, boven het gekookte, de voorkeur geven. Het bloed
van de dieren mag door niemand worden genuttigd.
Waar geen vis
is te krijgen is tarwe en gerstebrood op zichzelf genomen het
gezondste voedsel voor de mens, zoals ook de melk van gezonde koeien,
geiten en schapen.
Onder de
peulvruchten nemen de linzen de eerste plaats in, zoals ook voor de
bereiding van moes de grote Perzische maïstarwe
Dit is en blijft
voor de mens de eenvoudigste, zuiverste en gezondste voeding. Al het andere,
vooral als het buitensporig veel wordt genuttigd, is voor de mens schadelijk,
vooral wanneer het van te voren niet zodanig wordt toebereid, dat elementen die
met slechte natuurgeesten te maken hebben volledig worden verwijderd
Het eetbare fruit
moet allereerst volkomen rijp zijn, pas dan kan men er wat van nemen. Als
het evenwel gekookt, gebraden of gedroogd is, is het gezonder dan wanneer het
rauw is, omdat door het fruit te koken te braden of te drogen de levensgeesten,
die zich in de natuur bevinden, en die nog niet gelouterd zijn, eruit worden
verwijderd. Hetzelfde is ook met de wortels het geval.
7.
Verschillende raadgevingen en aanwijzingen
Gr.Joh.Ev.IX/150 (21) (NO, DI.2 p.449) a) De Heer adviseert
een vreemdeling die door visvergiftiging ziek is geworden: "Eet geen vis
die in het water is dood gegaan; een schoon gemaakte vis mag geen half uur
zonder zout, tijm en kummel liggen ! Bereid hem dan op de u bekende joodse
manier en gij zult voor koorts gespaard blijven. Let daarop ook bij andere
dieren en eet ook geen rottend fruit en geen verschimmeld brood."
Gr.Joh.Ev.VI /222 (18) (NO,DI.2, p.447) b) De Heer:
"Het bloed, vooral van dieren die gestikt zijn, mag door geen mens
worden genuttigd omdat daarin veel boze geesten (giffen) huizen."
Gr.Joh.Ev. II/218 c) De Heer: "
Wanneer gij brood eet, wordt het materiële deel al gauw langs de natuurlijke
weg weer uit het lichaam verwijderd. Het kiemleven gaat echter als iets
geestelijks direct over in het leven van de ziel en vormt door een
overeenkomstige hoedanigheid daarmee één geheel. -Het meer materiële van de
levenskiem dat altijd dienst deed als een solide basis, zoals het Mozaïsche
water dit was voor de Geest van God, wordt voedsel voor het lichaam, gaat
tenslotte flink gezuiverd ook over in de ziel en helpt haar bij de vorming en
voeding van de organen der ziel (dat wil zeggen van haar ledematen, haar haren,
enz.) en helpt trouwens bij de ontwikkeling en voeding van alles wat gij van
alpha tot omega aan een menselijk lichaam vindt!"
J.L.(niet gedateerd) d) De Heer: "Luister,
beste en vlijtige opschrijver van Mijn liefdegaven voor geest, hart en
verstand -je klaagt altijd over allerlei zwakheden van je vlees. Nu eens is je
hoofd niet in orde, dan weer je voeten, soms ook je maag die je vaker van een
bepaalde zwakte beschuldigt. Kijk eens, dat kan toch haast niet anders zijn;
want je bent nog altijd een kleine zwelger en je drinkt bier en wijn door
elkaar, daarbij eet je nu eens dit dan weer dat, wat je juist zo nu en dan lekker
vindt. Denk je dan dat dat goed is voor je lichaam? O volstrekt niet. Dit alles
is gif voor je reeds wat ouder geworden lichaam.
Wil je echt
goed gezond zijn en oud worden, dan moet je je heel nauwgezet aan je huisdieet
houden! Zorg 's avonds thuis voor eenvoudig avondeten dat je goed smaakt, dat
echter niet te zuur is en ook niet te sterk gezouten. Je kunt daarbij ook wat
wijn met water drinken en van te voren een wandeling in de vrije natuur maken;
daarbij zul je gezond en sterk blijven. Op mooie dagen kun je zo af en toe ook
ergens heen gaan waar goede wijn is te krijgen; maar mijd het smerige bocht dat
bier heet! Want dat heeft alle slechte eigenschappen en helemaal geen goede,
in het bijzonder in deze bedrieglijke tijd waarin hop en mout totaal bedorven
zijn.
Maar niet
alleen voor het lichaam, maar in nog veel sterkere mate voor de ziel en de
geest zijn smulpartijen in restaurants met bier en de rook van tabak volstrekt
schadelijk omdat daarbij door het slechte voedsel allerlei slechte
eigenschappen in het lichaam worden opgenomen, die ziel en lichaam somber en
dof maken.
Daarbij voegt
zich dan ook nog de nacht van de aarde, waarin ook het allerslechtste
psychische schorriemorrie opstijgt naar het luchtruim van de aarde en daarin
hoe en waar maar mogelijk, door het vlees de ziel met allerlei kwaad bezoedelt
en niet zelden door onkuise gedachten en begeerten volledig in beslag neemt.
Zie, Mijn
beste N.N., Ik ben ook een arts die voor het lichamelijke belangrijk is. Indien
je Mijn advies opvolgt zul je steeds volledig gezond en sterk zijn naar
lichaam en ziel en je geest zal er makkelijk meester over zijn."
Gr.Joh.Ev. 1/38 (17), 39 (1-2) e) Allen gingen nu
zitten, en het waren er veel, om de ochtendmaaltijd te gebruiken, die uit
prima melk en honingbrood bestond.
Elders zou men
deze ochtendmaaltijd niet zeer kostelijk genoemd hebben, maar in het land, dat
spreekwoordelijk overvloeide van melk en honing, was het wel een kostelijke
maaltijd, vooral omdat de honing van het beloofde land zeker de beste ter
wereld was en nu nog is, terwijl dat ook gold voor de melk, die nergens ter
wereld overtroffen werd.
Na de maaltijd
werd heerlijk fruit gepresenteerd, en velen genoten daarvan en loofden God, die
de vruchten zo heerlijk deed smaken, en die aan de bijen de vaardigheid had
gegeven om uit de bloemen des velds de zo voortreffelijke zoete honing te puren
en deze in hun kunstig gebouwde cellen op te slaan!
11 252 (3) f) Er werd ook voor een goede drank gezorgd, die Jozef en
Maria bereidden uit water en citroensap onder toevoeging van een beetje honing.
Gr.Joh.Ev. X/240 g) De Heer: "De mens zal
niets nuttigen van het vlees van de dieren die gestikt zijn, zoals bij sommige
heidenen gebruikelijk is, omdat in het bloed van de dieren bepaalde onrijpe
natuurgeesten heersen die voor de menselijke natuur zo goed als giftig zijn en
daarom ool~ het bloed bij de mens verontreinigen, hem alleen maar ziek maken en
niet in staat ander werk te verrichten
Zie,
wijn is voor eenieder die lichamelijk versterkt wil worden, zowel wat zijn
innerlijk als wat het fysieke betreft, prima aan te bevelen, mits deze
uitgegist is en van alle ongerechtigheden gezuiverd! Als iemand echter de
nieuwe most drinkt waaruit de onzuivere natuurgeesten door het gistingsproces
nog niet zijn geweken, is het voor de mens schadelijk deze drank te drinken. Om
die reden mag men alleen maar een oude en zuivere wijn drinken en moet men de
most zo lang laten staan tot dat deze afdoende is gezuiverd en op z'n minst
twee tot drie jaar oud is geworden."
H 11/22 (12 en 17) h) De Heer: "Gelukkig
zijt gij allen indien gij als kinderen dankbaar het brood uit Mijn hand eet.
Maar onuitsprekelijk gelukkig is hij tot wie Ik als gast kom; daarom
heeft hij voor Mij (in zijn hart) een voortdurend welbereide tafel met daarop
een goed smakend gerecht en Iaat hij nooit de vlam op Mijn haard uitgaan.
...Waarlijk, als Ik onverhoopt mocht komen en Mijn gastheer in grote bedrijvigheid
rond Mijn haard aantref -Ik zeg: waarlijk, zijn loon zal groot zijn en aan zijn
vreugde zal nimmer een eind komen!"
De Heer: " Wanneer
gij iemand uit Mijn Naam eten en drinken zult geven, dan zult gij het aldus
geven alsof gij voor Mij Zelf een maaltijd zou hebben bereid! Ik zal het echter
als zodanig beschouwen en u zegenen als had Ik Zelf de maaltijd gebruikt."
8. Voedsel
voor geestelijk ingestelde mensen
Ed Hfd.35 In vroegere tijden, toen mensen nog veel
eenvoudiger leefden dan nu, waren er vaak nog mensen die over het zogenaamde
dubbele (tweede) gezicht beschikten en op een heel natuurlijke manier in de
beide werelden leefden. Ook in deze (huidige) tijd zou dat voor de mens heel
gemakkelijk mogelijk zijn, indien zijn voedsel eenvoudiger zou zijn. De meeste
schade wordt evenwel aangericht door de huidige gecompliceerde wijze van
voeden. Met dit voedsel bederven ze hun aard dermate dat hun ziel, gelijk een
vogel die aan de lijmroede is vastgeraakt, onmogelijk tot die beweeglijkheid
en behendigheid kan komen, waardoor een vrij opvliegen mogelijk zou zijn.
Waaruit
bestond dan het voedsel van die vroegere, eenvoudige mens? De voeding bestond
meestal uit peulvruchten, die heel zacht werden gekookt, waar een beetje
zout bij werd gedaan en die vervolgens nooit heet werden gegeten. Zo was ook
eenvoudig brood, melk en honing oeroud, eenvoudig voedsel, waarbij de
mensen meestal een bijzonder hoge leeftijd bereikten en steeds tot het laatste
moment van h un leven in het bezit van het tweede gezicht waren.
Eenieder kan
wel zo af en toe een beetje wijn drinken, echter nooit zo veel dat hij hierdoor
in een roes zou raken.
Vleesgerechten
mogen alleen maar op bepaalde tijden, en dan nooit langer dan zeven
dagen achter elkaar, met mate en altijd van pas geslachte dieren worden
genuttigd. En hierbij is het vlees van vissen beter dan het vlees van
duiven; het vlees van duiven beter dan dat van de kippen; het vlees van
de kippen beter dan dat van lammeren, dit is weer beter dan geitenvlees
en dit weer beter dan kalfs- en
rundvlees -zoals onder de soorten brood het tarwebrood u het meest
geschikt is. Van genoemde spijzen mag er echter nooit meer dan één met
een beetje brood worden genuttigd, zoals ook het fruit altijd slechts
met mate en alleen als het goed rijp is mag worden gegeten, zoals ook enkele wortelvruchten,
maar slechts één per keer. Bij zo'n voeding zou het lichaam nooit zo
dik worden, waardoor het traag, slaperig en log zou worden, zodat de ziel heel
wat moet doen om zo'n trage machine in beweging te houden, Iaat staan dat ze
naast dat werk zich nog met iets anders zou kunnen bezighouden.
Ziet, zulke
eenvoudig levende mensen waren er vroeger heel veel en vooral die mensen
leefden eenvoudig, die hun woonplaats op de bergen hadden.
Deze mensen
hadden dan ook voortdurend het tweede gezicht, hadden overdag en in de nacht
een volkomen natuurlijke omgang met de geesten en lieten zich door hen in de
meest uiteenlopende zaken onderrichten. De geesten toonden hun de werking van
de kruiden en toonden hun ook waar het een of andere edele of onedele metaal
zich in de bergen bevond; ze leerden hen ook hoe het metaal uit de bergen te
delven en hoe ze het, door het metaal te smelten en te smeden, voor allerlei
nuttige dingen konden gebruiken. Er was zelden een huis in de bergen dat niet
zijn eigen huisgeesten had gehad, die net als het huispersoneel, heel gewoon
tot het huis behoorden. Hierdoor was er echter ook een hoeveelheid wijzen,
vooral in de bergen, die met de meest geheime krachten van de natuur, namelijk
met de geesten zeer vertrouwd was -of deze krachten of geesten waren hen als
het ware bijna altijd van dienst.
9. Over de
wijngeest en andere natuurgeesten
Gr.Joh.Ev. VI/187 De Heer tot Zijn discipelen:
"Lieve vrienden, in de juiste hoeveelheid genuttigd is wijn een goede
versterking en maakt hij de ledematen van het lichaam krachtig en gezond.
Indien er echter bovenmatig veel van wordt gedronken, wekt hij de boze geesten
van het vlees op en bedwelmt hij de zinnen. De boze geesten wekken dan echter
de vleselijke lusten op, zijnde onkuisheid en ontucht, waardoor dan de hele
ziel voor lange tijd onrein, daarna ook ontstemd, twistziek, traag en vaak
bijna als dood wordt. Neem daarom bij het drinken van wijn ook de juiste maat
in acht en gij zult rust vinden in uw vlees!
Want het vlees
en het bloed van elk mens zitten vol boze natuurgeesten, die daarom boosaardig
kunnen worden genoemd, omdat ze in het gericht staan; en als ze niet in het
gericht zouden staan, zouden ze niet uw vlees en bloed zijn. Als echter het
lichamelijk omhulsel van u wordt afgenomen, zal het ook direct daarna worden
opgelost en de geesten die het bewoonden zullen dan naar een vrijere
bestemming worden geleid.
Maar niet
alleen in uw vlees, maar ook in alle elementen zijn zulke (natuur )geesten,
die men nog lang niet goed zal kunnen noemen, aanwezig. Alleen voor hem die
reeds door Mij rein is geworden, is dan alles rein en goed door de bestemming
die het vanuit God in zich draagt.
Ziet, een
steen die volledig dood op de grond ligt is eigenlijk slechts schijndood! Krenk
hem alleen maar door er geweldig mee te slaan en hij zal reeds door het spatten
van de vonken te kennen geven dat hij puur uit gerichte (natuur-)geesten
bestaat! En legt gij hem in een grote hitte dan zal hij zacht worden en
vloeibaar worden. Als dat niet het geval was, hoe zouden de mensen dan hun dure
glas moeten maken?!
Weln u,
boosaardige natuurgeesten bestaan overal zoals er lichamen, water en lucht
bestaan. En het aardse vuur is niets anders dan een verlossing van de reeds
rijper geworden geesten, die daarna weer naar een hogere bestemming worden
geleid.
Er bestaat
echter een groot verschil tussen die boosaardige geesten (zielen van
gestorvenen) waardoor mensen vaak worden bezeten en de onrijpe natuurgeesten,
waaruit de gehele aarde in al haar delen en elementen bestaat. Maar ze bezitten
toch die verwantschap en wederzijdse relatie dat een mens die niet op de een of
andere manier in te sterke mate de natuurgeesten van zijn lichaam opwekt ook
niet gemakkelijk naar het lichaam door de werkelijk boosaardige geesten van
mensenzielen bezeten raakt.
Juist daarom
echter waarschuw Ik u dan ook voor alle hartstocht. Ze is in zich een gevolg
van het wakker roepen van de verschillende vlees en bloedgeesten. Zijn deze
eenmaal te sterk gewekt, dan voegen zich ook al gauw de nog onreine zielen van
gestorven mensen, die zich vaak nog in de onderste regionen van de aarde
ophouden, bij hen. En vindt dat plaats, dan is zo'n mens in ernstige mate
'bezeten '.
10. Over het
roken van tabak en andere dwaasheden
Ed Hfd.59 De Heer: "Ik zeg het u en gij
kunt het voor waar aannemen: de meeste ziekten worden bij de mens veroorzaakt
door hun helse inwoners, voor wie zij zelf de weg in hun vlees banen en
velen beginnen reeds in hun jeugd met de school voor de hel. Opdat ze echter
niet zullen merken dat ze in hun vlees vreemde gasten van een smerig soort
herbergen, proberen deze geesten niet alleen het vlees van hun gastheren zo
zinnelijk mogelijk te stemmen, maar ze werken ook in die zin op de ziel dat
deze zich zeer goed gaat voelen bij allerlei wereldse dingen.
Deze
wereldse dingen zijn (vooral) dingen die met de 'mode' te maken hebben! -Het
bekoorlijke lichaam moet volgens de mode gekleed zijn, het haar in de krul
gezet en het lichaam van welriekende parfums voorzien zijn. En bij de mannen
mag het duivelse gepaf van sigaren niet ontbreken en menig jonge, modegevoelige
onnozele hals verrookt, als hij wat geld bezit, op één dag vaak zoveel dat tien
armen daar voldoende brood van zouden kunnen kopen.
Weet gij
echter ook wat deze rookmode te betekenen heeft? De boosaardige inwoners doen
hun best de ziel reeds tijdens het leven aan de duivelse rook en stank te
wennen, opdat ze na het verlaten van het lichaam haar stinkend gezelschap niet
direct gewaar wordt en het ook niet al te snel zou merken als dit fraaie
gezelschap haar totaalonopgemerkt naar de derde hel leidt
Hieruit kunt
gij echter gemakkelijk afleiden waarom Ik meerdere malen tegen het hoogst
afschuwelijke roken van tabak heb geageerd.
11. Wenken met
betrekking tot de voedingswijze
J.L. Heilkr. p.ll. In het algemeen: regelmaat in
alles, zoals in het eten, drinken, slapen, baden, wassen en uitgaan. In het
bijzonder: onthouding van alle zure en gekruide spijzen en dranken en vooral
van bier en koffie. Als nog ergens zuiver gerste- of hopbier zou zijn
te krijgen, zou een matig gebruik ervan niet nadelig werken, hoewel ook niet
heilzaam, ofschoon het typische eigenschappen bevat die vertragend werken en
heel erg deprimeren.
Maar bier
zoals dat thans bijna algemeen verspreid is, voedt niet en lest geen dorst,
maar het verdooft alleen maar en is een waar gif.
En koffie is verreweg
het slechtste wat de mens uit het plantenrijk voor zijn genot heeft gekozen.
Deze vrucht is louter en alleen voor paarden, ezels, kamelen, dromedarissen en
dergelijke dieren geschapen, (maakt deze levendig) en maakt hun zenuwen sterk.
Bij de mens echter werkt deze boon volledig tegengesteld; bij de mens verontreinigt
hij het bloed buitengewoon en prikkelt de genitaliën. En niets maakt het
lichaam -vooral dat van vrouwen -minder ontvankelijk voor een genezend medicijn
dan juist de koffie.
Aan verse
meelgerechten (deegwaren) hetzij bouillon die getrokken is uit zuiver en gezond
vlees of ook in verse, niet te vette melk gekookt moet -indien met mate
genuttigd -boven alle andere spijzen de voorkeur worden gegeven. Ook andere
levensmiddelen -met uitzondering van bonen en linzen -kunnen genuttigd worden,
bijvoorbeeld grutten van maïs, in water of melk, als soep of pap, goed
gekookte rijst als zachte pap, ook gierstepap klaargemaakt in bouillon of melk.
Ook goed gekookt vlees kan geen kwaad, men moet het alleen met gekookt fruit,
appels, peren of pruimen eten en wel in beperkte hoeveelheid, want het vlees
bevat typische zielespecifica, welke van een lagere, ruwere soort zijn. Door
het fruit worden deze eigenschappen wat geneutraliseerd en komt dit eten ook de
zieken goed van pas.
De psychische
voedingseigenschappen van de te eten kruiden (groenten) en wortelen ( ook van
de aardappels) zijn nog veel onzuiverder dan die, welke zich in het vlees van
het dier bevinden en het gebruik ervan moet tijdens een medische behandeling
achterwege blijven.
12. Het
voorbeeld van de Heer wat betreft de goede voeding
Gr.]oh.Ev. X/210 De Heer: " Wil een mens
naar lichaam en ziel volkomen gezond blijven, dan moet hij vanaf zijn jeugd in
kleine hoeveelheden met zuiver voedsel worden gevoed.
I<ijk naar
Mij! Naar het lichaam ben Ik ook een mens, eet en drink echter steeds één en
dezelfde spijze en les Mijn dorst met eveneens een zuivere, goede en gezonde
wijn -echter altijd met mate en heel gericht. En wat Ik thans voor uw ogen
nuttig, dat nuttigde Ik reeds in Mijn kinderjaren, zoals ook de meeste van Mijn
discipelen, die vrijwel allemaal vissers waren en van de vissen moesten leven.
Voor de overvloed van de gevangen vis kregen ze geld en daarvoor kochten ze de
noodzakelijke kleding, brood, zout en ook wijn die ze met water dronken. En
vraag hun nu of één van hen ooit door een ziekte is getroffen, afgezien van die
ene waarop Ik niet nader wil ingaan. Ik zeg je: als de mensen trouw waren
gebleven aan het voedsel waarop ze door de profeet Mozes waren gewezen, dan
hadden de artsen met hun medicijnen bij hen nooit iets te doen gehad. Maar toen
zijn ze, net als de heidenen op de manier van de Epicureeërs, begonnen hun
lichaam met honderden zogenaamde lekkernijen vol te stoppen en ze zijn daardoor
in korte tijd aan allerlei ziekten ten prooi gevallen."
13. Over het
vraagstuk van het vegetarisme
G.M. 12-9-1870 Elke onnatuurlijke dood is een
gewelddadige ingreep in het door Mij bepaalde leven van een dier en bij deze
handeling vindt daarom een ontbinding van een aantal specifica plaats, die bij
een rustig leven van het dier gebonden in het lichaam en het bloed van het dier
zouden slapen en geen schade zouden aanrichten. Door de gewelddadige dood wordt
het bloed alsook het vlees van het dier veranderd. Er treden processen op, die
dan gedeeltelijk door het louteringsproces van het vuur bij het koken en braden
worden opgeheven, maar nooit helemaal worden uitgeschakeld; daardoor heeft het
menselijk lichaam, hoewel niet meteen, maar toch na verloop van tijd bepaalde
ziekten die optreden aan zulk voedsel te danken, in het bijzonder bij dieren
die, zoals bij de dieren die in het wild voorkomen, onder angsten in een
buitengewone staat van opwinding hun leven verloren.
Een nog diepere
grond met betrekking tot het eten van vlees ligt hierin dat de dieren, van
welke soort ook, naar hun wijze van voelen in dezelfde mate verschillen als de
mens. Want er bestaan vreedzame en kwaadaardige, strijdlustige en goedmoedige
dieren. Dat het vlees van het ene dier eveneens hemelsbreed van dat van het
andere moet verschillen, spreekt voor zich. Wie zich dus weet te onthouden van
het eten van vlees of het zeer matig gebruikt, behoedt zich op die manier voor
een aantal specifica of elementen op geestelijk vlak, die een ander
gedachteloos in zich opneemt. Wat echter zijn geestelijk leven aangaat, wint
hij slechts zo veel dat de één aan zijn ziel een gezond lichaam biedt, terwijl
de ander gemakkelijker door ziekten en wantoestanden wordt geplaagd waarvan
hij de oorzaak niet weet te ontdekken.
Wanneer gij
doordrongen zijt van de zuivere geest van het medelijden en een dier niet
wenst te doden, alleen opdat zijn vlees in uw eigen vlees zal veranderen, doet
gij daaraan goed. Want van alles waarvan de mens als geestelijk wezen overtuigd
is, zal hij niet het tegendeel doen omdat zoiets alleen maar een schadelijke
invloed op hem kan hebben. Dat het eten van vlees nu helemaal verboden moet
worden en als voedingsmiddel van de mens moet worden uitgebannen, is daarom
niet nodig. Als Ik iets dergelijks zou hebben gewild, had Ik u immers
lichamelijk zo kunnen toerusten dat gij, zoals bijvoorbeeld de os, de ezel,
het paard niets anders zou kunnen verdragen dan alleen maar gras en kruiden,
plantaardig voedsel of alleen vruchten.
Omdat Ik
echter de mens tot heer over deze wereld aanstelde, gaf Ik hem ook een lichaam
dat het hem mogelijk maakte in elk klimaat en van alle produkten te kunnen
leven.
Omdat, zoals
voor zich spreekt, het teveel schadelijk is, heeft de mens ook, naast
het vermogen van alles te genieten, zijn verstand gekregen om in dit opzicht
de juiste maat in acht te nemen. Ik gaf hem de middelen en de bekwaamheid (
alles te genieten ), maar daarnaast wilde Ik (in hem) ook de basis leggen om
zijn lusten en begeerten te bestrijden en niet van zijn m~ag een afgod te
maken!
Deze strijd,
die voor Mij in geestelijk opzicht het eerste en (belangrijkste) is, is het
basisprincipe van uw vegetarisme. Het maakt uw ziel sterker door strijd, bij
matig eten houdt het uw tichaam gezond, opdat het als een krachtig instrument
voor de ziel dienst doet!
14. Over het
vraagstuk van vlees als voedsel
Gr.]oh.Ev. V/239 De Heer: "In geval van
nood kun je het vlees van elk dier eten en het zal goed voor je zijn. Want elk voedsel
waarop de mens vanuit een noodzakelijke behoefte is aangewezen, is door Mij
gereinigd -alleen moet hij daarbij een nog grotere matigheid in acht nemen. Het
vlees van de varkens is goed; het geslachte dier moet echter heel goed leeg
bloeden, vervolgens zeven dagen in zout en azijn met tijmkruiden liggen.
Daarna moet men het uit die marinade halen, moet men het goed met linnen
afdrogen en het vervolgens enkele weken in de rook van goed hout en kruiden
ophangen tot het helemaal hard en volledig droog wordt. Als men het dan wil
nuttigen, moet men het van te voren koken in een deel water en een deel wijn
met tijm en peterselie; daarmee heeft men goede en gezonde voeding op tafel;
deze dieren moeten evenwel steeds in de winter worden geslacht.
Zoals dat met
de varkens het geval is moet ook met de andere onreine dieren worden omgegaan,
wil het vlees ervan, bij een matig gebruik, niet schadelijk zijn voor de mens.
Wat evenwel voor de dieren van het land geldt, geldt ook voor allerlei
gevogelte en voor allerhande zeedieren!"
DEEL V
B
VASTEN EN ASCESE
1. Het echte
vasten
Gr.Joh.Ev. VII 185 De Heer: "Door een echt
vasten en bidden tot God wordt de ziel weliswaar vrijer en geestelijker,
maar niemand wordt zalig door het pure vasten en bidden, maar slechts doordat
hij in Mij gelooft en de wil van de Vader in de hemel doet zoals Ik die u
verkondig en verkondigd heb. Dat kan echter ook iedereen zonder te vasten en
zonder zich te onthouden van bepaalde spijzen en dranken.
Wie echter
iets in overvloed heeft en op een waarachtige manier de naastenliefde in
praktijk brengt, vast waarachtig en zo'n vasten is God welgevallig en de mens
dienstig tot het eeuwige leven. Wie veel heeft, geve ook veel en wie weinig
heeft hij dele ook dat weinige met zijn nog armere naaste; daardoor zal hij
zich schatten in de hemelen verzamelen! Het geven is echter op zich reeds
zaliger dan het nemen. Wie echter voor God waarachtig en tot het eeuwige leven
van de ziel dienend wil vasten, moet uit liefde voor God en de naaste niet meer
zondigen, want de zonden bezwaren de ziel zodat ze zich moeilijk tot God kan
verheffen.
Wie net als de
Farizeeërs en andere rijken zich te buiten gaat aan vraatzucht en doof is voor
de stem van de armen, zondigt tegen het vastengebod, evenals ook elke hoereerder
en echtbreker.
Als gij
aangetrokken en verlokt wordt door het bekoorlijke lichaam van een maagd of
door de vrouw van iemand anders, wend dan uw ogen af en onthoud u van de lust
van het vlees en gij hebt hierdoor waarachtig gevast!
Indien
iemand u heeft beledigd en vertoornd, vergeeft hem; ga heen en kom tot een
vergelijk met hem en gij hebt hierdoor goed gevast! Wanneer gij degene die u
kwaad heeft gedaan, het goede terug doet en zegent wie u vervloekt, vast gij op
een waarachtige manier.
Wat de mond
tot zich neemt om het lichaam te voeden en sterker te maken, verontreinigt de
mens niet; maar wat uit de mond komt als laster, kwaadsprekerij, smerige
woorden en vuile taal, lasterpraat, vloeken, valse getuigenis en allerlei
leugens en godslastering, verontreinigt de mens. En wie zo handelt houdt zich
niet aan het waarachtige vasten. -Want waarachtig vasten betekent zichzelf in
alles verloochenen, de hem opgelegde last geduldig op zijn schouders nemen en
Mij navolgen; want Ik Zelf ben van ganser harte zachtmoedig en geduldig.
Of iemand
echter dit of dat eet om zich te verzadigen is onbelangrijk; alleen moet
iedereen erop letten dat de spijzen zuiver zijn en wel degelijk gegeten kunnen
worden.
Indien gij uw
lichaam lange tijd gezond wilt houden, moet gij vooral met het eten van
vlees op uw hoede zijn. -Het vlees van gestikte dieren dient de
gezondheid van de mens helemaal niet, omdat daardoor boze geesten in de
zenuwen van het lichaam worden opgewekt. En het vlees van de als onrein aangeduide
dieren kan slechts dan gezond genuttigd worden als het zo wordt klaargemaakt
zoals Ik u reeds heb aangeduid. Wanneer gij, Mijn discipelen, in Mijn Naam er
in de gehele wereld en onder allerlei volkeren erop uit zult trekken, zult gij
eten wat men u zal voorzetten! Houd echter maat bij het eten en drinken, dan
zult gij op de echte manier vasten. Al het andere is echter bijgeloof en een
grote dwaasheid van de mensen, waarvan ze verlost zullen worden als ze het zelf
willen."
2. Over
zwelgen en ware zelfverloochening
Gr.Joh.Ev. I 1207
De Heer: "Het zwelgen en brassen maakt de ziel zinnelijk en materieel;
zij wordt overladen, en het lichaam kan niet alle afval van de ziel opnemen, en
het gevolg is dat het afval in de ziel blijft. Dat bedrukt en benauwt haar,
zodat zij alle middelen en wegen zoekt om het te veelopgehoopte afval te laten
verdwijnen. En die wegen bestaan dan uit allerlei ontucht, hoererij, overspel
en nog meer van die zaken.
Maar omdat de
ziel daarvan een zekere lustprikkel ondervindt, wordt ze vervolgens steeds
wellustiger en wellustiger en richt zich daarna nog meer op het zwelgen en
brassen, en ze wordt uiteindelijk geheel zinnelijk en in geestelijke
levenszaken volkomen duister, daardoor hard, gevoelloos en tenslotte slecht,
trots en hoogmoedig.
Wanneer zo'n
ziel haar geestelijke waarde op grond van de nu aangegeven levenswijze heeft
verloren en ook noodzakelijk moest verliezen, en daardoor geestelijk dood is
gegaan, begint zij letterlijk uit haar afval een troon op te richten, en
tenslotte stelt ze er een eer in en denkt dat ze aanzien heeft vanwege haar
grote hoeveelheid afval.
3.
Verschillende raadgevingen en wenken
Gr.joh.Ev. IV/167 (12,14) (NO DI.2,p.480) a) De
Heer tot mensen die te onpas willen vasten: "Het lichaam heeft omwille
van zijn tijdelijk voortbestaan evenals de ziel voeding en versterking nodig,
als ze in het inzicht en de kracht van het willen wil groeien. Een overdreven
en ongegrond vasten is om die reden eveneens een dwaasheid en kan zelfs net als
een te overdadig zwelgen tot zonde leiden. Wie in de ware orde wil leven, zij
matig in alles; want elke onmatigheid moet in de loop der tijd nadelige
gevolgen voor lichaam, ziel en geest hebben. Eet en drink daarom heel welgemoed
en wees daarbij opgewekt en dankbaar!"
Gr.joh.Ev. V/222 (6-7) (NO DI.2, p.480) b) De Heer:
"Er zijn mensen die allerlei vastendagen streng in acht nemen, omdat
ze van mening zijn hierdoor het hemelrijk te verdienen; zij zullen zich echter
heel erg vergissen! Ik wil daarmee niet zeggen dat gij zwelgers, brassers en
zuipers moet worden, maar gij moet altijd in alles matig zijn!"
Lao, Hfd.2 (4-6) (NO, DI.2, p.482) c) Paulus aan de
gemeente van Laodicea: "Wanneer iemand zegt, leert en eist dat die en die
spijs niet mag worden gegeten omdat ze volgens Mozes onrein is! -dan antwoord
ik daarop: Mozes en de profeten zijn in Christus vervuld en (van de wet)
bevrijd; de Heer heeft ons echter geen spijzen verboden doordat Hij Zelf at en
dronk met zondaars en tollenaars en uitgeroepen heeft: "Dat wat gij eet
maakt u niet onrein; maar wat uit uw hart komt als lasterpraat en begeerten,
dat zal de mens steeds onrein maken!"
Gr.joh.Ev.VII/156 (4-7) (NO, DI.2, p.480) d) De
Heer: "De mens kan zich wel helemaal van de wereld afzonderen zoals
de kluizenaars van KarmeI en Sion, die niet naar een vrouw kijken en zich
schamel met wortels, bessen, wilde honing en Sint-Jansbrood voeden. Ook
castreren ze zich zelfs omwille van het Rijk Gods, omdat ze dan in geen enkele
verzoeking komen een gebod te overtreden. Maar tot welk nut en voordeel alles?
! Ik zeg het u: dat levert hen niets op en de andere mensen ook niets! Want God
heeft de mens verschillende krachten, gaven en mogelijkheden niet daarom
gegeven dat hij deze in een kluizenaarshut als kluizenaar verslaapt, maar dat
hij overeenkomstig de geopenbaarde wil van God actief is en daarmee zichzelf en
zijn naaste tot nut is! Zo heeft God tot de mens ook nooit gezegd:
"Vermink je en castreer je, opdat je niet door het lichaam van de vrouw
wordt geprikkeld!", maar God sprak tot Adam toen Hij hem de vrouw schonk:
"Ga heen, vermeerdert u en bewoon de aarde!" En bij Mozes staat er:
"Gij zult geen ontucht en hoererij plegen, niet begeren de vrouw van uw
naaste en gij zult niet echtbreken!"
De
mens moet dus in de wereld werkzaam zijn en vanuit een vrije wil aan de slechte
verleidingen weerstand bieden. Hierdoor wordt de ziel sterk en de kracht van
Gods Geest zal haar doordringen!"
Gr.Joh.Ev.VII /141 (15) (NO DI.2, p.483) e)De Heer:
"Indien iemand gezondigd heeft, dan moet hij met degene tegenover wie
hij zondigde tot een vergelijk komen, en als hij voortaan niet weer zondigt,
worden hem zijn zonden ook vergeven. Maar door bidden, vasten en kastijden
wordt aan niemand zijn zonden kwijtgescholden, zolang hij daar zelf niet mee
ophoudt."
Gr.Joh.Ev. VIII /42 (3) (NO DI.2, p.481) f) De
Heer: " Weg met het in zak en as zitten, weg met het zich kastijden
en vasten, met het offeren van bokken en met alle andere tempeloffers vanwege
de vergeving der zonden; want ze hebben voor Mij niet de geringste waarde! Stel
daar echter een standvastige en onwrikbare wil tegenover, waardoor gij uw leven
waarlijk betert! Leg u toe op een daadwerkelijke liefde tot God en tot de
naaste en met het volle geloof in God en Zijn menswording in Mij! Want alleen
dat heiligt de mens en maakt de ziel sterk in Mijn Geest, die in haar
heerst!"
H. I /99 g) Luister! Wie heeft u het vasten opgelegd?
Waarom eet je niet als je honger hebt? Heeft Jehova je dit bevolen ? Of denk je
dat je God hierdoor een dienst bewijst als je, door jezelf te straffen, te
vasten, tegen je eigen aard ingaat.
God heeft de
mens niet geschapen om zichzelf onhoudbare, dwaze wetten voor te schrijven.
Maar hij moet in overeenstemming met de goddelijke orde leven, moet naar de
nodige behoefte van het lichaam eten en drinken en moet God bekennen en Hem
boven alles liefhebben en zijn medemens als zichzelf. Zie, dat is alles wat
God van jou en van u allen vraagt en Hij geeft u geen ander gebod dan dat van
de liefde. Weet in je hart dat God geen vreugde schept in je dwaze knechtschap,
maar alleen in je liefde en vrijheid!
DEEL V
C
UIT JEZUS'
JEUGD
1. Vrolijk
ochtendmaal
J.J Hfd.228 ...Toen alles op de eettafel stond,
werden ook direct heel smakelijk klaargemaakte vissen op tafel gezet. En
Cyrenius was heel erg verbaasd dat Jozef reeds in alle vroegte zo'n
hoeveelheid verse vis had kunnen krijgen. En Jozef wees naar de grote Jonatha
en zei schertsend: "Kijk, als men zo'n meestervisser als vriend heeft,
hoeft men niet ver te gaan en men heeft de vissen al! "
Cyrenius
glimlachte toen en zei: "Ja, daarin heb je gelijk. Waarlijk, in zulke
omstandigheden kan men altijd over verse vis beschikken en wel heel in het
bijzonder als Hij nog in het huis vertoeft!"
En
Jozef hief zijn handen op en sprak met een diep ontroerd hart: "Ja,
broeder Cyrenius, en dan nog wel Hij, die wij allen nooit waardig zullen zijn!
Hij zegene ons allen deze goede ochtendmaaltijd, welke ons kracht mag geven,
onze ledematen mag versterken, en onze liefde tot Hem, de Allerheiligste!"
2. Het
lievelingsgerecht van het kind Jezus
JJ.
263 (11-16) ...Allen begaven zich naar de eetkamer, alwaar het ontbijt reeds
Voor de gasten gereed stond. Toen het Kind echter de vissen op tafel zag
staan, glimlachte Het en liep naar Salome en zei tegen haar: "Maar wie
heeft jou dan gezegd dat Ik graag vis eet? Hiermee heb je Me heel erg blij
gemaakt! Want kijk, dit is vooral Mijn lievelingsgerecht! Ik eet weliswaar ook
graag honingkoeken, alsook vleesbouillon met tarwebrood, maar Ik eet toch
liever vis dan alle andere gerechten."
3. Koude vis
met olie en citroensap
II Hfd.215 Allen gingen weer het huis binnen en
volgens de wil van het Kind gingen ze aan tafel. De drie grote vissen lagen
daar nog onaangeroerd en waren intussen koud geworden; in deze toestand mogen
ze meestal niet door de joden worden genuttigd. Omdat de zon echter nog niet
was ondergegaan, mochten de vissen nog wel worden gegeten; ze moesten alleen
weer op het vuur worden gezet en goed verwarmd worden.
Het Kind zei echter:
"Jozef, laat dit maar zoals het is! Want van nu aan mogen de vissen ook
koud worden gegeten, als ze tevoren maar zijn gebakken. Laat echter, in plaats
van ze opnieuw te braden, citroenen en goede olie brengen en deze vissen
zullen dan beter smaken dan wanneer ze opnieuw zouden worden gebakken!
Jozef volgde
direct de raad van het Kind op en liet een grote mand citroenen en een flink
vat vol verse olie brengen.
Cyrenius was
de eerste die een flink stuk van de vis nam en er olie en het sap van een
citroen op sprenkelde. En toen hij begon te eten kon hij niet genoeg de
heerlijke smaak van de zo klaargemaakte vis roemen.
Hier
glimlachte het Kind en sprak heel vriendelijk: "De Heer is de beste
kok!" En men kan dan ook koude vis met citroenen en olie eten. En wel om
de reden dat de koude, maar goed gebakken vis is als de toestand van de
heidenen, het citroensap is als de hen verenigende en saambindende kracht uit
Mij en olie is als Mijn Woord dat tot hen is gericht. Begrijp je nu waarom de
vis, zoals op deze manier bereid, beter smaakt?"
Allen waren
daarop geroerd en ze verbaasden zich zeer over de wijsheid van het Kind.
4. God
welgevallige gasten
II 141 (11-24) Het Kind liet echter Cyrenius
bij zich komen en sprak tot hem: "Cyrenius, veel heb je gedaan om Jozef,
de reinste man op aarde, vreugde te bereiden. Vandaag richt je een grote,
heerlijke gastmaaltijd aan. Wat drie werelddelen aan goeds en edels
voortbrengen is hier vandaag verenigd! Ook daarin doe je goed. Want voorwaar,
door de eeuwen heen viel nergens een huis een grotere eer ten deel -als nu het
jouwe! Want je hebt (in Mij) Hem nu voor je, voor wie alle hemelse machten hun
aangezicht bedekken.
Maar één ding
zou je hebben vergeten! Zend je dienaren uit en ze moeten allerlei armen,
blinden, lammen, kreupelen en gebrekkige mensen hierheen brengen! Maak voor
deze mensen ook een tafel gereed en onthaal ze feestelijk. En zie, dan zal
alles goed zijn."
Cyrenius
kuste daarop het Kind en volgde meteen Zijn raad op. En na verloop van een uur
was de zaal met armen gevuld.
DEEL V
D
TAFELGEBED,
ZEGENBELOFTE, LIEFDEMAAL
1. Tafelgebed
REL 11/254 Lieve, heilige Vader! Gij schenkt alle
mensen op aarde spijs en drank. Degenen die voordat ze de spijzen tot zich nemen
in hun hart tot U komen en U danken en om Uw bijzondere zegen smeken, zullen
door het eten dan ook waarachtig worden gevoed. Degenen die echter denken dat
zoiets helemaal niet meer nodig is, omdat een gerecht dat eenmaal op tafel
staat toch al reeds is gezegend en dat het een bijgelovige domheid is de
spijzen nog een keer nagezegend te willen hebben -hen dient ze niet tot zegen,
noch lichamelijk noch geestelijk. Want men kan U niet genoeg loven, liefhebben,
prijzen en U danken en de volheid van Uw zegen zal niemand tot schade zijn.
-Daarom, zegen ons Uw gaven, o Gij heilige Vader!
2.
Zegenbelofte
Gr.}oh.Ev. IX/II (11) De Heer raadt iemand die
van een ernstige maagkwaal is genezen aan: "Vraag voor het eten God uit de
grond van je hart dat Hij voor jou en alle mensen spijzen en drank moge
zegenen. En Hij zal zo'n bede altijd verhoren. En elk voor de mens bestemd
voedsel zal jou goed doen en zal je lichaam waarachtig voeden en sterker
maken."
3. Liefdemaal
Gr.}oh.Ev. IX/166 De Heer: "Gij weet dat
alle priesters -de joodse zo goed als die onder de heidenen -bepaalde
uiterlijke heiligings en zuiveringsmiddelen hebben, waarvan ze het gebruik,
onder bedreiging met alle verschrikkingen en de vreselijkste tijdelijke en
eeuwige straffen, aan hun aanhangers opdringen.
Ik zeg u
echter: aan dit alles zal bij u in de toekomst een volledig einde komen! En Ik
zal hem, die zich in Mijn Naam van zulke middelen tot heiliging en zuivering
zou willen bedienen, met toornige ogen aanzien. Het is voldoende dat gij hem,
die Mijn Leer in zijn hart heeft aangenomen in Mijn Naam doopt en dat gij hem
omwille van de orde een naam geeft, en Ik zal hem sterk mal(en.
Dan moogt gij
ook in Mijn Naam en in Mijn Liefde hen die een levend geloof in Mij hebben en
Mijn geboden onderhouden van tijd tot tijd, zo gij dit hebt, brood en wijn
geven tot Mijn gedachtenis. Waar gij zo’n liefdemaal onder u zult houden, zal
ook Ik onder u, bij u en in u zijn, zoals nu in levende lijve. Want het brood
dat uw liefde tot Mij zal bieden, zal gelijk zijn aan Mijn lichaam en de wijn
aan Mijn bloed, dat spoedig voorvelen zal worden vergoten.
Dat alleen is
voor u als een uiterlijk teken voldoende, dat echter alleen maar door de
liefde waarde voor Mij zal hebben."
DEEL VI
A
KLEDING, RUST
EN SLAAP
1. Kleding
Gr.]oh.Ev. VI /123 (17) a) God heeft de mens zonder kleding geschapen en
Hij schiep de mens gelijkvormig aan Zich en God had behagen in de gestalte van
de mens omdat ze in alles gelijk was aan Zijn harmonie. God wees er.~e mens ook
op dat hij voor zichzelf kleding moest maken opdat hIJ daarmee zijn lichaam
tegen de kou zou kunnen beschermen. Maar daarom leerde God de eerste mens niet
dat hij kleding zou maken om daarmee op een hovaardige manier te pronken.
En
God leerde de mens nog minder opgesmukte kleding te maken om slechts daarin God
op een waardige manier te kunne~ aanbidden. Kleed u daarom weliswaar naar uw
stand, maar eenvoudig, en hecht aan rok en mantel geen andere waarde dan
alleen die dat ze het lichaam bedekken. Wat meer is, is uit den boze en draagt
geen goede vruchten.
Gr.]oh.Ev. VI /128 (15) b) Sommige armen zeggen:
"Heer, wij zijn niet waardig aan uw tafel te zitten en onze kleding is te
schamel en smerig voor u allen die heren zijn en goed gekleed gaan!" ,
De H~er antwoordt:
"Doe wat Ik u leer, dan zal uw kleding ook spoedig beter worden! De
mens is en blijft, als zijn innerlijk zich voegt naar Ml In orde, een mens ook
in de meest schamele kleding "
Gr.]oh.Ev. I/52 c) De Heer: "Zie Maria, de
moeder van Mijn lichaam! Ze heeft schone witte kleding aan en draagt daarover
een heel gewone blauwe schort, en ze is goed genoeg gekleed! Haar hoofd is
meestal bedekt met een vierkante doek tegen de zon, net zoals bij alle vrouwen,
die Mij uit Galilea en Judea zijn gevolgd, en zo passen ze bijzonder goed bij
ons gezelschap."
d)
Verbondenheid met de natuur -niet week worden!
Gr.Joh.Ev. III /211 (3-9) De Heer: "Vriend,
Adam en zijn eerste nakomelingen hadden noch tenten noch hutten of voor alles
gerieflijk ingerichte huizen. De aarde en een schaduwrijke boom was alles wat
ze hadden en ze rustten heel veel nachten onder de blote hemel en ze waren
gezond en sterk. Ze vervaardigden niet eens een bedekking voor hun lichaam; een
vijgeloof slinger om hun schaamte te bedekken was alles waarmee ze hun lichaam
kleedden en ze bereikten een leeftijd van enkele honderden jaren!
Nu hebben de
mensen echter elk levenscomfort uitgevonden en in plaats van een verloren
paradijs er vele honderdduizenden zelf gemaakt, en kijk, nu is een leeftijd
van honderd jaar een wonder geworden! Kijk, de verwekelijking van de mens is
daaraan schuld, waardoor ze zichzelf van de natuur van dit hemellichaam
vervreemden, dat in alles de bestemming heeft de mensen te dragen, te voeden en
sterk en gezond te houden!
Wees daarom
Mijn vriend niet bezorgd om een slaapplaats! De goede en gezonde bodem van de
aarde zal u allen heel goed herbergen! Wie eenmaal door slaap wordt overmand,
rust op een kussen van steen heel goed uit; hindert de steen onder het hoofd
hem, dan is de mens nimmer moe en heeft geen rust nodig; hij kan weer opstaan
en aan het werk gaan!
Zachte bedden
maken de mens week en onttrekken aan zijn ledematen de nodige kracht. En een
te lange slaap verzwakt de ziel en maakt de spieren van het lichaam slapper.
Het wezen van de mens lijkt op dat van een zuigeling die de beste voeding
krijgt aan de borst van de moeder. En de kinderen die lange tijd van een
krachtige moeder borstvoeding kregen -verondersteld dat de moeder zo gezond is
en op een natuurlijke wijze leeft als Eva -worden sterk en de strijd met een
leeuw zal hen niet vermoeien.
In dezelfde
mate is ook het wezen van deze aarde een ware moederborst voorde mensen indien
ze zich door allerlei onnodige verwekelijkingen niet van haar vervreemden.
Mozes zei:
"Eer uw vader en uw moeder, dan zult gij lang leven en het zal u goed gaan
op aarde!" Daarmee duidde Mozes niet alleen op de biologische vader en de
biologische moeder, maar net zo goed ook op de aarde en haar kracht die steeds
nieuw leven verwekt. De mens behoort die kracht niet de rug toe te keren, maar
hij moet haar werkelijk in hoge ere houden en hij zal daarvoor de zegen ontvangen,
die Mozes lijfelijk heeft beloofd."
2. Rust
a) Rusttijden
in de geestelijke wereld
GS 11/72 en 6 Ook de geest heeft, om krachtig
te worden, tijden van rust nodig wat de Heer reeds bij het eerste
scheppingsverhaal liet weten, doordat Hij na de bekende zes dagen waarin Hij
de schepping voltooide een zevende rustdag heeft ingesteld.
En in de tijd
dat Christus leefde heeft de Heer Zelf laten zien, dat Hij na gedane arbeid net
als elk ander mens heeft gerust. Daarom moeten ook de geesten hier (in de
geestelijke wereld) rustperioden hebben, waarin ze zich weer sterk kunnen maken
voor een nieuw handelen.
Ook hier (in
de hemelen) beschikken de zaligste geesten niet over een steeds even hoge graad
van innerlijke wijsheid uit de Heer, maar er vindt ook hier een verandering
van de toestand plaats, die te vergelijken is met de toestand van
activiteit en de daarop volgende toestand van rust. -In de toestand
van activiteit is iedereen naar behoefte uitgerust met de diepste wijsheid van
de Heer; maar in een toestand van rust heeft niemand dit nodig, maar wel ook
hier een bepaalde sabbatrust in de stille, heimelijke liefde voor de Heer.
b) De Heer als
Voorbeeld
Gr.Joh.Ev. IX/152 Enkele discipelen vroegen Mij:
"Heer en Meester, sedert wij bij U zijn, merken wij dat Gij steeds ruim
een uur voor zonsopgang, ook als het winter is, in de vrije natuur bent en dat
Gij net als wij vrolijk bent over de verschijnselen in de wereld der natuur, en
we hebben er reeds vaak over nagedacht hoe het kan dat Gij in de dingen en
verschijnselen op een kleine vlek als deze aarde nog een welbehagen
schept!"
Ik sprak:
"Alles wat hier immers is, is toch Mijn eeuwige liefde, belichaamd voor
uw ogen! Hoe zou Ik dan geen welbehagen in Mijn liefde scheppen, die toch van
eeuwigheid in eeuwigheid alles in alles is?! -Dat Ik Mij echter steeds reeds in
de vroege ochtend, zoals ook vaak tot in de late avond, graag in de vrije
natuur ophoud heeft een dubbele reden: want in de eerste plaats moet gij
daaruit Ieren dat ook in de ziel van de mens de geestelijke morgen, net als die
van deze aarde, vroeg moet ontwaken en vervolgens ( dat) Ik Mij in zo'n vroege
ochtend in de mens net zo zal verheugen, zoals Ik Mij voor u zichtbaar heb
verheugd in elke nieuwe ochtend.
En in de
tweede plaats moet gij uit Mijn onafgebroken en vroege ochtendbezoeken de
activiteit en de ware ijver Ieren kennen en zult gij ook hierin aan Mij gelijk
zijn en de mensen aan wie gij Mijn Evangelie zult prediken daaraan herinneren.
Want slechts door de ware ijver en door een vroeg bezig zijn is het voor de
mens mogelijk in zichzelf het ware Rijk Gods te bereiken en het dan ook voor
eeuwig te behouden. Dat Ik echter ook de avonden graag in de open natuur
doorbreng, daarmee wil Ik laten zien dat de mens ook tijdens de avonden
van zijn aardeleven actief moet zijn om het innerlijke levenslicht krachtiger
te maken. Gij kunt daaruit opmaken dat een vrij e rust 's avonds pas dan een
ware zaligheid wordt, als men reeds van de vroege ochtend tot de avond volop
actief is geweest."
c) Ware rust
en het nietsdoen
Gr.Joh.Ev. 1/220 De Heer: "Wat de mens
zich met zijn eigen hem geschonken krachten niet zelfstandig verschaft, dat
kan en mag God hem ook niet geven zonder hem daardoor te oordelen!
Wees allen
daarom niet alleen slechts hoorders van Mijn woord, maar enthousiaste daders,
dan pas zullen jullie de zegeningen daarvan in je waar gaan nemen! Want het
leven bestaat uit doen, en niet ui t het ongebruikt laten van de
krachten waarvan het leven afhankelijk is, en het leven moet zelfs door de
aanhoudende werkzaamheid van de gezamenlijke krachten eeuwig in stand gehouden
worden; want in het 'zich ter ruste leggen' bevindt zich geen blijvend leven.
Dat bepaalde
gevoel van welbehagen dat de rust jullie geeft, is niets anders dan een
gedeeltelijke dood van de voor het leven nodige krachten; wie het steeds
prettiger vindt om zich over te geven aan het rustende nietsdoen, vooral aan
het geestelijke nietsdoen, die omarmt daardoor steeds meer de werkelijke dood,
waar ook geen God hem zo gemakkelijk uit zal bevrijden!
Ja, er is ook
een echte rust die volleven is, maar dat is een rusten in God en dat is
het onbeschrijflijk zaligmakende gevoel van tevredenheid over het bezig zijn
volgens de wil van God. Dit zalige gevoel van tevredenheid en het duidelijke
besef steeds volgens Gods orde te hebben gehandeld, is de bewuste echte rust in
God, die echter volleven is, omdat die veel energie en aktie veroorzaakt.
Iedere andere
rust die bestaat uit het stoppen van de levenskrachten, is echter zoals reeds
gezegd, in zoverre een echte dood, als de mate waarin de verschillende levenskrachten
zich onttrokken hebben aan het werk en daarmee niet meer verder gaan.
Zoals het
lichaam echter door te veel slaap steeds meer afsterft, net zo en nog veel
sterker uit zich dat bij de ziel, als ze steeds meer nalaat om volgens Mijn
woord en wil bezig te zijn. Als het nietsdoen zich echter eenmaal in een ziel
genesteld heeft, dan nestelt zich daar ook de zonde; want het nietsdoen is
niets anders dan eigenliefde, die iedere bezigheid voor iemand anders des te
meer ontvlucht, omdat ze in wezen niets anders wil dan dat alle anderen ten
behoeve en ten nutte van haar zullen werken! Vermijdt daarom vooral het nietsdoen;
want dat is het echte zaad voor alle mogelijke zonden!
Na gedane
arbeid is een matige rust goed voor de ledematen, maar een overmatige rust is
slechter dan helemaal geen rust."
d) Lof der
werkzaamheid
Gr.Joh.Ev. 1/221 De Heer: "Alleen
voortdurende werkzaamheid voor het algemeen welzijn van de mensen is goed! Want
al het leven is een vrucht van de voortdurende en onvermoeibare activiteit van
God en kan daarom slechts door ware werkzaamheid in stand gehouden worden en
voor de eeuwigheid bewaard blijven, terwijl uit het nietsdoen alleen maar de
dood voor de dag komt en komen moet.
Leg je handen
op je hart en besef, hoe het steeds maar door dag en nacht werkzaam is! Alleen
van die werkzaamheid hangt het leven van het lichaam af; als het hart echter
eens stil gaat staan, is het denk Ik -met het natuurlijke leven wel
gedaan! Zoals echter de rust van het lichamelijke hart duidelijk de dood van
het lichaam is, zo is ook de vergelijkbare rust van het hart der ziel, de dood
van de ziel!
Het hart van
de ziel heet echter 'liefde', en het kloppen van dit hart uit zich in de echte
en complete werken der liefde. Het voortdurend uit liefde handelen is derhalve
de nooit moe wordende polsslag van het hart der ziel. Hoe vlijtiger dat
zielehart slaat, hoe meer leven er in de ziel komt, en als zich daardoor een
voldoende hoge levensenergie in de zielontwikkeld heeft, zodanig, dat deze de
goddelijke, allerhoogste levensenergie evenaart, dan wekt zij het leven van de
goddelijke geest in zich op. Deze geest, die puur leven is, omdat hij de
onvermoeibare hoogste activiteit zelf is -vloeit dan in de hem door de werken
der liefde geheel gelijk geworden ziel, en dan is het eeuwige onvergankelijke
leven in de ziel volledig begonnen! Zie je, dat is nu allemaal het gevolg van
werkzaamheid, maar nooit van luie rust! Ontvlucht daarom de rust en zoek de
volle werkzaamheid, en je loon zal het eeuwige leven zijn!
e) Meditatie
en innerlijke zelfbeschouwing
Gr.Joh.Ev. 1/224 De Heer: "Waarlijk. Ik
zeg jullie: Er is voor een mens niets heilzamer dan zo nu en dan zichzelf
innerlijk te onderzoeken! Wie zichzelf en zij n krachten ontdekken wil, moet
zich meermalen zelf onderzoeken en innerlijk bekijken."
Enigen weten
echter niet hoe ze een begin moeten maken met de innerlijke zelfbeschouwing, en
vragen dat aan Mij. Dan zeg Ik: "Rust en denk in stilte goed na over
jullie doen en laten, over de jullie welbekende wil van God, en of je deze hebt
opgevolgd tijdens de verschillende periodes van je leven. Op deze manier heb
je je innerlijk onderzocht en daardoor bemoeilijk je het binnendringen van de
satan in jezelf steeds meer. Want deze probeert met al zijn energie om de
innerlijke zelfbeschouwing van de mens, door middel van allerlei nietszeggende
begoochelingen te verhinderen. Want als de mens eenmaal door oefening wat
vaardigheid heeft verkregen in de beschouwing van zijn innerlijk, dan ontdekt
hij in zichzelf ook heel gemakkelijk en heel snel welke valstrikken de satan
voor hem heeft opgezet, en dan kan hij deze behoorlijk onklaar maken en
vernietigen en tijdig maatregelen nemen tegen alle toekomstige valsheid van
deze vijand.
Jullie weten
nu waaruit de innerlijke zelfbeschouwing bestaat. Doe daarom van nu tot aan de
middag in stilte zo'n oefening en laat je intussen door geen uiterlijke
gebeurtenis storen!"
f) Ware
sabbatviering
GS 11/76 'Gij zult de sabbat heiligen'. -Wat
wil dat zeggen? -Wanneer is het eigenlijk sabbat? Op aarde geldt dat men op de
als sabbat aangegeven feestdagen absoluut geen knechtelijke arbeid mag
verrichten, waaronder alle beroepsarbeid moet worden begrepen. Het is echter
wel toegestaan festiviteiten te organiseren en op te voeren, te spelen en als de
heidenen te dansen.
-Het is aan te
raden één dag voor sabbat te vasten om op de sabbatdag des te beter en meer te
kunnen zwelgen. -Daarom is het de gastheer ook toegestaan zijn spijzen te
verkopen. Dat betekent derhalve op een rechtschapen manier de sabbat heiligen.
-Alleen mag er geen arbeid op het veld en op de akker worden verricht die niet
gezegend is; al het andere is op de sabbat geoorloofd.
De Heer heeft
echter laten zien dat men ook op de sabbat heel gevoeglijk kan werken en iets
goeds tot stand kan brengen. Wanneer echter de Heer Zelf op de sabbat heeft
gewerkt, dan geloof ik dat elk mens over meer dan voldoende bewijs beschikt om
te weten dat onder 'heiliging van de sabbat' iets heel anders moet worden
verstaan dan niet te werken, noch iets ter hand te nemen wat nuttig en vruchtbaar
is.
Wat wordt
echter bijgevolg onder sabbatsheiliging verstaan? Wat is de sabbat? Ik wil het
u heel in 't kort zeggen: de sabbatdag is noch de zaterdag noch de zondag noch
de een of andere, andere dag in de week of in het jaar, maar hij is niets
anders dan de dag van de Geest in de mens, het goddelijk licht in de menselijke
geest, de opgaande zon van het leven in de menselijke ziel. Dat (alleen) is de levende
'dag van de Heer' in de mens, die hij voortdurend meer en meer moet herkennen
en heiligen door al zijn handelingen die hij verricht uit liefde voor God en
vandaar ui,t uit liefde voor zijn naaste.
Omdat de mens
echter deze heilige rustdag van de Heer in de drukte van de wereld nooit kan
vinden, moet hij zich echter uit de wereld terugtrekken en deze dag van het
leven, van de heilige rust Gods, in zich zoeken.
Daarom was ook
aan het volk der Israëlieten opgedragen tenminste één dag in de week ervoor te
bestemmen zich van wereldse zaken te onthouden en deze dag alleen naar het
leven in zich te zoeken. Maar men beschouwde de wet louter uiterlijk, materieel
en langs deze weg kwam men tenslotte zo ver dat men niet eens de Heer van de
sabbat herkende, Hem, de heilige Vader, toen Hij, door onbeschrijfelijk grote
liefde gedreven, tot Zijn kinderen op aarde kwam!
Ik bedoel, uit
deze woorden zou het u volledig duidelijk kunnen zijn wat dus onder de
'heiliging van de sabbat' begrepen moet worden en hoe deze in stand dient te
worden gehouden.
En
tegelijkertijd zou het u ook duidelijk kunnen zijn of uw zondagsheiliging wel
naar waarheid de indruk van een sabbatheiliging maakt, of men door middel van
een kerkdienst van een uur, gevolgd door louter werelds vermaak wel tot de
innerlijke, eeuwig levende rustdag van de Heer kan geraken ?
3. Slaap
a) Nachtrust
op ligstoelen
Gr.Joh.Ev. V/169 De Heer: "Ik zeg u in
lichamelijk medisch verband dat de mensen hun leven met ruim een derde zouden
verlengen indien ze in plaats van hun platte bedden voor zichzelf goede
rustbanken en ruststoelen zouden klaarmaken, op de manier zoals je ze hier
ziet! Want met de horizontale slaapplaatsen heeft de bloedsomloop tussen dag en
nacht onder een te sterke verandering te lijden, waardoor alleen al voortijdig
allerlei hindernissen in de spijsverteringsorganen en voedselorganen optreden.
Maar als op deze manier (op ruststoelen) de nachtrust wordt doorgebracht, zal
alles vele jaren zonder moeilijkheden in goede orde verlopen.
Abraham, Isaäk
en Jakob sliepen allen slechts in bepaalde rust en leunstoelen, ze kenden geen
horizontale slaapplaats en ze bereikten daarom een zeer hoge leeftijd terwijl
hun zielover alle krachten bleef beschikken. Toen later de mensen daar echter
niet meer op letten, leefden ze meer dan twee keer zo kort.
Deze
horizontale houding is echter het meest nadelig voor zwangere vrouwen; want in
de eerste plaats worden daardoor de kinderen al in het moederlichaam misvormd
en verzwakt en ten tweede vloeien hun zware bevallingen meestal voort uit de
horizontale houding. Dit zij u om gezondheidsredenen gezegd! Wie zich hiernaar
zal richten, zal er de lichamelijk goede gevolgen van merken.
Dan moet gij
in de zomer ook, indien mogelijk, meer in de open natuur dan in de vertrekken
en bedompte hutten doorbrengen -gij zult de goede gevolgen ervan al gauw
merken! Alleen in de winter kan men de matig verwarmde, maar steeds schone en
droge vertrekken gebruiken. Wie aldus leeft in overeenstemming met de oorspronkelijke
orde en verder met spijzen en drank nuchter leeft, zal weinig met artsen en
apotheken te maken hebben."
b ) Over het
droomleven
Gr.Joh.Ev.111
/135 (3-5) De ziel draagt als een wereld in het klein alles in zich wat de
aarde in hoge mate in en op zich bevat en omvat. Waar nu de zintuigen van het
lichaam in de slaap als het ware dood en inactief rusten, schouwt de ziel, die
niet kan slapen en ook niet sterft, uit de materiële voorstellingen het ene na
het andere in zich, wekt deze op momenten tot leven en klaart op als ze met
iets moois en aangenaams in aanraking is gekomen. Is de ziel echter met iets
slechts en lelijks in aanraking gekomen, dan wordt ze ook in de droom angstig
en doet ze veel moeite het verschijnsel dat haar stoort door middel van een
volledige terugkeer in haar stoffelijk lichaam kwijt te raken. Wat een ziel in
zo'n eerste graad van geestelijk schouwen in een droom ontwaart, is dan
weliswaar geen objectieve, maar slechts een lijdende, subjectieve realiteit
zonder samenhang. Want ze schouwt hier slechts op de (haar eigen) materiële manier
haar eigen wereld conglomeraat en is daarbij gedeeltelijk actief en voor een
deel passief.
Gr.Joh.Ev. 1/37 De Heer: "Wat de ziel in
de droom schouwt, dat is afhankelijk van haar aard. Is de ziel bezig met het
ware en goede, wat Ik jullie leer om te geloven en te doen, dan ziet zij in de
droom ook het ware en kan daaruit het goede voor het leven halen; is de ziel
echter bezig met het verkeerde en boze, dan zal ze in de droom ook het
verkeerde zien en daar het boze uit maken.
Of de zielook
begrijpt wat ze in de droom ziet, dat is natuurlijk een heel andere zaak. Want
net zoals jullie niet alles opnemen en begrijpen wat je ziet in de buitenwereld
waarin je overdag leeft, zo begrijpt de zielook niet alles wat ze in háár
wereld ziet.
Als in jullie
echter de geest opnieuw wordt geboren, zoals Ik dat in Jeruzalem aan Nicodémus
heb uitgelegd toen hij 's nachts bij Mij kwam, dan zul je alles in je opnemen
en begrijpen en geheel en al doorleven."
c) Dromen en
hun betekenis
Ed Hfd.67 De meest gebruikelijke en iedereen bekende
visioenen zijn de nachtelijke dromen. Men kan hier de vraag stellen: Wie droomt
er eigenlijk en wat stellen de beelden van de droom voor?
In de gewone
slaap droomt enkel en alleen de ziel en dit dromen is niets anders dan een
verward schouwen van de ziel in haar eigen omstandigheden, waarin echter geen
samenhang bestaat, maar wat min of meer te vergelijken is met de beelden zoals
die in een zogenaamde caleidoscoop bij elke beweging veranderen en nooit als
één en hetzelfde beeld tevoorschijn komen.
Dit zonder
enige samenhang zien van omstandigheden en toestanden vindt z'n oorzaak hierin
dat de ziel zelf niet in verbinding staat met zowel de buitenwereld als ook in
het bijzonder met haar geest. Dit soort visioenen hebben voor de ziel geen
ander nut dan enkel en alleen dat ze zich na zo'n droom nog kan herinneren hoe
het er in een absolute toestand met haar voorstaat. Wanneer zij de dromen
samenvat, ja waar mogelijk zelfs opschrijft, kan de ziel daaraan een goed beeld
van haarzelf ontlenen; want de dromen laten haar zien hoe ze in zichzelf is,
wat haar belangrijkste begeerten en haar strevingen zijn, en hoe trouwens haar
algehele toestand is en eruit zal zien als ze volledig los van het lichaam is.
Dit soort
dromen worden noch door uit de hel afkomstige geesten en nog minder door
hemelse geesten in de ziel teweeggebracht, maar het zijn geheel eigen
scheppingen van de ziel, die ze zich nu eens wel dan weer minder, soms helemaal
niet herinnert; bij een nog volledig natuurlijk mens hangt het er hoofdzakelijk
van af hoe het met zijn zenuwgeest is gesteld. Neigt hij zich meer tot de ziel,
dan zal de mens zich bijna elke droom precies herinneren; voelt hij zich echter
meer tot het lichaam aangetrokken en is hij gewoonlijk in de slaap daarmee
verbonden dan zal de mens zich ook weinig of zelfs niets van zijn dromen
herinneren -wat gewoonlijk bij die mensen het geval is die erg zinnelijk en
puur materialistisch zijn.
Maar geheel anders staat het met bepaalde heldere dromen, waarbij
het voor de dromer lijkt alsof het beeld van de droom werkelijkheid is, zodat
hij daarna bij het ontwaken nauwelijks kan zeggen of het om een droom of om de
werkelijkheid gaat. Dergelijke visioenen of dromen behoren niet tot de
ziel, maar tot de geesten die haar omgeven of deze nu goed of boosaardig zijn.
Gaat het om boze geesten, dan zal de ziel en door haar ook haar lichaam,
volledig uitgeput uit zo'n droom ontwaken; zijn deze visioenen echter het werk
van goede geesten, dan zullen lichaam en ziel gesterkt ontwaken. Beide
soorten visioenen zijn alleen maar nuttig voor de ziel en brengen haar geen
schade toe; in de slechte visioenen moet ze een waarschuwing zien, uit de
goede visioenen kan de ziel kracht putten. Deze visioenen worden daarom zo
sprekend omdat de geesten die ze in het leven roepen allereerst de zenuwgeest
van zijn materiële dienst losmaken en het met de ziel verbinden. In zo'n
toestand kent de ziel een natuurlijk gevoel omdat ze in een samenhang met haar
zenuwgeest verkeert en om die reden krachtiger is om de sterkere beelden, die
van grotere betekenis zijn, in zich op te nemen en te behouden.
Tot deze groep
van innerlijke visioenen behoort ook het zien van de somnabulen
(slaapwandelaars) alsmede het schouwen in de zogenaamde zwavel-ether-narcose.
Deze visioenen hebben om die reden ook reeds in zichzelf een bepaalde samenhang
en een bepaalde orde omdat hier de ziel door de haar omringende geesten reeds
een mee; 'klare wijn' wordt ingeschonken. In zulke visioenen worden door de
geesten niet zelden aan de ziel toekomstige gebeurtenissen getoond; voor de
geesten is dit niets bijzonders omdat ze de orde der dingen kennen, waarin ze
onherroepelijk op elkaar moeten volgen en omdat ze zelf de makers van deze
orde zijn.
Dit (soort) visioen
heeft met andere woorden ook het een en ander te zeggen. Niemand moet het
echter, zoals eens de heidenen, voor een zogenaamd onveranderlijk fatum (lot)
houden; want ondertussen behoort desalniettemin niemand nadelig in zijn
wilsvrijheid te worden beïnvloed. Wil iemand in ernst iets anders dan wat de
geesten hem in dit visioen hebben laten zien, dan hoeft hij zich alleen maar
tot Mij te richten of de zaak anders mag worden en zij verandert ook, als hij
maar gelooft en erop vertrouwt, want Ik alleen kan alle dingen op elk moment
veranderen. Om die reden moet niemand te zeer vanwege zulke niet zelden
voorkomende visioenen schrikken, want zijn ze goed dan hoeft niemand ervoor te
schrikken en zijn ze slecht, dan is het mogelijk dat er een verandering in optreedt.
Natuurlijk, wie er evenwel vast in gelooft en Mij tot niet meer kracht in
staat acht dan zijn visioen, mag er van uitgaan dat het zo zal plaatsvinden.
Het menselijk gevoel is echter wel zo zwak dat het reeds uit de zeer simpele
dromen graag en vaak vol vertrouwen allerlei toekomstige gebeurtenissen
afleidt, en de mensen hebben reeds zekere regels opgesteld, dat na bepaalde
dromen bepaalde dingen moeten gebeuren; zo'n uitleg naar opgestelde regels van
dromen en de bepaalde gevolgen ervan is natuurlijk net zo dom als hij die de
regels ervoor heeft opgesteld.
Deze beelden
die zich in de droom aan de ziel voordoen zijn ( echter) welovereenkomsten met
de toestand van de ziel, maar geenszins voorspellingen van toekomstige
gebeurtenissen.
Ziet, een dergelijk
geloof is dan een kwaad dat aan de ziel schade kan toebrengen omdat de ziel
zich hierdoor kan gewennen vanwege zulke dingen het vertrouwen in Mij helemaal
te laten varen!
Ofschoon zulke
simpele dromen enkel en alleen met de ziel te maken hebben, hebben de domme
uitleggingen daarvan te maken met geestelijk gespuis. Dit bekruipt bij zulke
gelegenheden het vlees zoals de bromvliegen een mesthoop, zuigt daaruit zulke
psychische droomvisioenen en bepraat dan de ziel met zulke onnozele
waarzeggerijen, die op zich niets anders dan afval van zulke slechte
geestelijke bromvliegen zijn.
d) Over het
slaapwandelen
Ed pag.244 Het slaapwandelen wordt veroorzaakt rond de
periode van de volle maan door het intenser worden van het magnetisch fluïdum
van de aarde. Als de maan in het volle licht van de zon staat drijft het (van
de maan terug stralende) licht het magnetische fluïdum in zekere zin weer naar
de aarde terug, waardoor de aarde er dan mee wordt overspoeld. En mensen die
door verschillende inwerkingen van hetzij het water de lucht of het voedsel in
hun bloed meer metaal hebben, bezitten dan het natuurlijk vermogen juist dit
terugstromende fluïdum geleidend op te nemen.Als hun zenuwen dan op die manier
hiermee zijn gevuld en hinderlijk op de ziel beginnen te drukken, ontwaakt
deze of ze maakt zich veeleer los van haar lichamelijke banden en wil zich van
het drukkende lichaam ontdoen.
Het lichaam
beschikt daarnaast over een bijzonder karakteristieke zenuwgeest, die zeer
sterk verwant is met in de eerste plaats het magnetisch fluïdum, in de tweede
plaats echter net zo.sterk ver:want met de ziel, die juist door deze zenuwgeest
met het lichaam is verbonden en ermee overeenstemt. Wanneer de ziel zich nu uit
de voeten zou willen maken, wekt ze ook de nauw met haar verbonden zenuwgeest
op, en deze vanzelfsprekend het lichaam, en op die manier kan dan het
zogenaamde slaapwandelen plaatsvinden; het lijkt alsof drie mensen die aan
elkaar zijn vastgebonden achter elkaar aan gingen. De geest blijft echter in de
ziel, daarom is hij ook actief. Wanneer zo'n slaapwandelaar zijn blik naar de
maan richt en vaak op daken en kerktorens klimt gebeurt dat omdat hij zich
boven de magnetisch geladen diepte van de aarde wil verheffen, zodat hierdoor
de enorme overvloed aan dit fluïdum afneemt, opdat vervolgens het lichaam weer
in staat zou zijn door middel van de zenuwgeest zijn ziel samen met de geest
weer op te nemen en te herbergen. Wanneer het lichaam nu weer vrij is geworden,
draagt de ziel het door de zenuwgeest weer naar de oorspronkelijke plek terug
en verenigt zich daar weer volledig met het lichaam.
DEEL VI
B
LEEFTIJD,
STERVEN, DOOD
Gr.Joh.Ev. VIII /16 (11 13) De Heer: "Bewandelt
voortaan de wegen die Ik u getrouw heb getoond, dan zult gij weinig hoeven te lijden
en uw heengaan van deze wereld zal niet moeilijk zijn! Alleen zij die door
allerlei typisch wereldse zaken hun ziel te sterk in hun vlees hebben laten
opgaan, zullen aan het eind van hun leven meestal door bitter lijden worden gekweld;
want zo'n ziel moet, opdat ze niet volledig in haar vlees ten onder gaat, met
groot geweld daarvan worden losgemaakt en dit moet dan ook in het lichaam grote
pijn teweegbrengen. En dat is nog goed voor de ziel, omdat ze door de pijn en
het lijden van haar vleselijke lusten wordt gereinigd en daardoor in het
hiernamaals gemakkelijker vooruitkomt op haar weg naar het geestelijk leven.
Geheel
wereldse mensen echter, die in geen God geloven en daarbij toch tot op hoge
leeftij d gezond blijven en aan het eind van hun leven ook een snelle en
pijnloze dood sterven, hebben het loon van hun leven ook reeds op deze wereld
ontvangen en voor hen valt in het hiernamaals moeilijk nog iets te
verwachten."
2. Over de
doodsangst
Gr.Joh.Ev.
IV/127 (1,3,6-8) a) De Heer: "Het ontstaan van iets, van een ding,
een wezen of juist van een mens vrolijkt de mens op, maar het zichtbare
sterven, het zich oplossen, vooral als het de mens betreft, heeft op zich weer
iets droevigs dat elk menselijk gevoel steeds met weemoed vervult. Ik vraag echter:
ja, waarom is dit dan het geval als de mensen toch nog enig geloof hechten aan
de onsterfelijkheid van de menselijke ziel? Allereerst komt deze droefheid
voort uit de vrees voor de dood.
Is een ziel
eenmaal volledig wedergeboren en heeft ze haar weg in een waarachtig leven
gevonden, dan is natuurlijk al het verdriet en de loze vrees voor het sterven
en aftakelingsproces verdwenen; maar bij zielen die nog niet de ware innerlijke
levensvoltooiing hebben bereikt, blijft nog altijd iets aanwezig van het verdriet
om hun gestorven naaste en in hen zelf blijft nog altijd iets achter van de
vrees voor de dood waarvan ze op deze wereld slechts dan volledig vrij zijn als
hun ziel in hun geest en de geest in haar groot is geworden.
Zoals echter
in een trage ziel steeds een grote vrees voor elke ernstige en
voortdurende activiteit huist, zo komt in de zielook uit dezelfde bron de
vrees voor de dood voort, ja zelfs voor een tamelijk gevaarlijke ziekte.
Gij zult ook
reeds vaker in de gelegenheid zijn geweest om te ervaren dat erg ijverige en
werkzame mensen lang niet zo'n grote vrees voor het sterven hebben als mensen
die het werk schuwen en daarbij meer belust zijn op een goed luxueus leventje;
en deze angst verdwijnt niet voordat zulke zielen een werkelijke bezigheid
hebben opgepakt. Gij denkt natuurlijk dat deze angst alleen maar een gevolg is
van de onbestemdheid aangaande de kennis omtrent het hiernamaals. Ik zeg het u
allen echter: deze angst is alleen maar een gevolg van de diep wortelende
traagheid van de ziel en omdat de ziel heimelijk vermoedt dat met het wegvallen
van het lichaam haar voortbestaan zeer actief zal zijn, is ze hierover
ontroostbaar en wordt ze door een soort koorts bevangen, waaruit dan ook een
soort onzekerheid over het toekomstig voortbestaan blijkt."
Gr.]oh.Ev. VI /133 (6-7) De Heer:"Zodra een
ziel begint de ware God als buiten haarzelf zijnde te kennen en door het
gevoel van haar liefde tot Hem, Hem echt reëel waar te nemen, is ze reeds vrij
van de banden van de goddelijke almacht, en zij behoort dan ook steeds meer
haar zelf toe en is bijgevolg zelf de schepster van haar eigen zijn en leven
en daardoor tot in alle eeuwigheid een onafhankelijke vriendin van God. Als het
echter zo is, dan verliest het werkelijke wezen in feite immers helemaal niets,
als van dit wezen het verder nergens toe dienende lichaam wordt weggenomen,
opdat het sneller zijn uiteindelijke bestemming kan bereiken."
Gr.]oh.Ev. V/133 (7-8) c) De Heer: "Wie
zou de dood moeten vrezen als hij in grote helderheid het eeuwige leven in zich
draagt en in zichzelf volkomen heer over het leven is geworden en heel
duidelijk weet dat degenen die wel het lichaam kunnen doden beslist niet meer
in staat zijn aan de ziel en haar eeuwige levensgeest schade te berokkenen.
Met het wegvallen van het lichaam behaalt de ziel voor altijd een nooit uit te
drukken overwinning, waartegen alle schatten van deze aarde nooit op kunnen
wegen! -Wie dit in zichzelf als een diep besef aangaande de grondslag van het
leven ervaart, hoeft toch geen vrees voor de dood van het lichaam te
hebben?!"
Gr.]oh.Ev. VI/68 (1-4) d) De Heer: "De
vrees voor de dood van het lichaam vindt eigenlijk niet z'n oorzaak in het
onbestemde bewustzijn van het leven van de ziel nadat het lichaam er niet meer
is, maar veeleer in de liefde voor de wereld en in de eigenliefde. Door deze
beide vormen van liefde wordt de ziel steeds meer één met het lichaam en het
gevolg daarvan is dat ze juist daardoor het gevoel van het sterven, van het
vergaan, heengaan steeds meer maakt tot iets wat van haar zelf is en daardoor
leert ze allerlei angst en vrees kennen.
Zie de
oervaderen van de mensen van deze aarde kenden geen vrees voor de dood van het
lichaam, maar verlangden er vaak naar dat ze bevrijd zouden worden van het
gebrekkig geworden lichaam!
Ze hadden
vanwege hun Gode welgevallige levenswandel van tijd tot tijd helderziende
blikken en gezichten in het hiernamaals en hadden zich zo een helder en waar
bewustzijn over het leven van de ziel na het afsterven van het lichaam eigen gemaakt.
Maar in deze tijd is immers bijna elk geloof in God bij de mensen gedoofd! Waaruit
zou bij de mens het heldere bewustzijn van het leven van de ziel na de dood van
het lichaam nog voortkomen ? ! -Waar men reeds algemeen twijfelt aan het
fundament van het leven is het toch niet verwonderlijk dat men over het
voortbestaan van de eigen ziel na de dood van het lichaam in grote twijfel
verkeert."
Gr.Joh.Ev. XI 130 (9-18) e) De Heer: ...Toen
we alleen waren zei Raël tegen Mij: "Heer en Meester, ik ben een
zondigmens die het niet waard is dat Gij met Uw voet dit huis heiligt; maar ik
weet ook dat Gij bovenmatig barmhartig zijt en mij daarom alle tot nu toe
begane dwaasheden in mijn leven zeker zult vergeven als ik U diep uit mijn
hart daarom vraag. En derhalve vraag ik U, Heer en mijn God, allereerst daarom:
dat Gij ml] n grote zwakheden niet aanziet en dat Gij mij wilt vergeven waarin
ik ooit bewust en onbewust heb gezondigd!"
Ik sprak:
"Raël, al je zonden zijn je allang vergeven; want Ik ben geen God die
straft, maar een God van Liefde. Hoe zou Ik dus over iets toornig kunnen zijn
wanneer het een mens, zoals gij bent, ernst is met zo'n vraag zoals jij die
naarvoren brengt?! Ik ben echter in de wereld gekomen om de grote last van de
zonden, die de mensen in hun grote blindheid op zich laden, te verdelgen en
voor hen de weg naar de grootste gelukzaligheid vrij te maken. Maak je daarom
geen zorgen maar om je zonden, 't meest die van vroeger, die bij het heengaan
van deze aarde met je mee zullen gaan, zoals ook de goede werken je zullen
vergezellen! Ze zijn door Mijn Liefde uitgewist! -Zeg echter wat je nu nog
bedrukt; want er is iets wat voor jou bijzonder belangrijk is, waarom je in 't
geheim met Mij wilt spreken!"
Raël sprak:
"Heer en Vader, ik dank U uit het diepst van mijn hart voor Uw woorden! In
mij leeft nu nog sterker de wens, die mij bezielde, sedert ik U heb gezien.
Zie, ik ben oud, mijn lichaam is broos en kan nauwelijks meer behuizing aan
mijn ziel bieden! De hoop de uitverkorene van God nog te kunnen zien, heeft
dit vermoeide lichaam tot nu toe staande gehouden, en nu deze hoop in
vervulling is gegaan, vraag ik U Heer en Vader: laat Uw knecht in vrede ten
grave dalen opdat hij voor Uw Rijk, dat hij nu met eigen ogen heeft aanschouwd,
een krachtiger instrument kan zijn dan thans met dit lichaam nog mogelijk is!
Zou ik onder Uw ogen kunnen sterven, dan zou ik voorzeker de dood niet smaken
en veilig en vredig het Rijk binnengaan dat Gij ons beloofd hebt!"
Ik sprak:
"Raël, deze wens draag je reeds lang in je hart en je moest er ook daarom
uiting aan geven opdat je zielook van deze laatste druk bevrijd wordt. Wat
betekent de dood van de mens eigenlijk? Niets anders dan dat de rijpe vrucht
van de boom valt; dit vallen geschiedt ook als vanzelf, zonder enig toedoen
van de vrucht. Is de mens in zijn innerlijk wezen zodanig gelouterd om als
rijpe vrucht beschouwd te worden, dan zal het zich losmaken van de rijpe ziel
van de stam, het lichaam, ook zonder enige dwang geschieden. Dit moment treedt
echter bij de mens, die volgens Mijn wil heeft geleefd, aldus op dat hij ook
zonder Mijn tegenwoordigheid geheel zonder pijn, ja zelfs met de meest
blijmoedige gewaarwordingen, van dit aardse bestaan overgaat in het geestelijk
leven.
Jij hebt
echter, alhoewel je niet aan het leven hangt, een bepaalde bezorgdheid voor dit
moment en je denkt, gesterkt door Mijn aanwezigheid, heel makkelijk dit, naar
het jou schijnt, onaangename keerpunt te nemen. Ik zeg je echter dat je ook
deze vergeeflijke menselijke zwakheid moet overwinnen, opdat je geloof dat jou
tot nu toe heeft behouden en waardoor je deze hoge leeftijd bereikte daarmee
nog krachtiger worde; want het geloof in Mij moet immers het beste en enige
middel zijn om alle dreigende verschrikkingen van de dood te overwinnen.
Is de mens tot
volledig geloof gekomen en heb Ik hem ingegeven dat voor hem het moment is
gekomen zich te ontdoen van de banden van het vlees omdat hij zijn aardse taak
heeft volbracht, dan zal Ik hem zelfs de kracht schenken om zichzelf van de ketenen
te bevrijden en hij ontslaapt voor de ogen van de zijnen zacht in vrede. Dat
is de dood zoals hij moet zijn, maar slechts in uitzonderingsgevallen kan
optreden, omdat de mensen het moment van het sterven meer vrezen dan al het
andere en niet door natuurlijke slijtage, maar door gewelddadige vernietiging
van het lichamelijk organisme de overgang veroorzaken. Een verkeerde manier
van leven is daarom ook de oorzaak van de vele ziekten die met de eigenlijke
dood niets te maken zouden moeten hebben, omdat het sterven niet door deze
ziekten bepaald dient te worden, maar omdat de ziel daar helemaal rijp voor
is. Jij, Mijn Raël, vat dit daarom niet zó op dat Ik je een wens weiger, als Ik
je zeg: leef nog enige tijd! Vat dat niet op als een straf, maar oefen je ook
nog om deze laatste rest van het toegedaan zijn aan het aardse te delgen om met
Mij verenigd Mijn Rijk binnen te gaan!"
3. Over de
zelfmoord
Gr.Joh.Ev. VI/162 (11),163 (2) a) De Heer: "
Wat baat het de mens als hij met dit aardse leven de hele wereld zou winnen,
maar schade zou lijden aan zijn ziel ?! Wat kan zo'n mens dan geven om zijn
ziel te verlossen?! Daarom dient de mens dit stoffelijk leven alleen daartoe te
benutten om daardoor het eeuwige leven van de ziel te winnen. Stelt de mens zijn
stoffelijk leven niet in dienst daarvan, dan is hij er zelf schuld aan dat hij
het leven van zijn ziel verliest of het tenminste zó verzwakt dat de ziel als
gevolg daarvan aan gene zijde zeer lange tijd nodig heeft om tot zichzelf in te
keren, zodat ze vervolgens in staat is over te gaan tot een wat helderder en
beter leven vanuit de geest."
Een Oudste:
"Heer, ik heb er veel over nagedacht hoe men het stoffelijk leven niet
zou liefhebben, maar veeleer zou moeten verachten en mijden om daardoor het
leven van de ziel te winnen en te behouden. Zoveel is me nu wel duidelijk
geworden. Maar ik zit toch nog met een punt dat mij niet helemaal duidelijk is.
Er bestaan mensen die ware aartsvijanden van hun eigen leven zijn en als ze er
om de een of andere reden genoeg van hebben beroven ze zich van het leven. Met
name deze mensen zouden toch het leven van de ziel moeten winnen! -Wat is Uw
opvatting hierover?
De Heer: "Heeft
God hun het stoffelijk leven dan daarom gegeven opdat ze het zouden
vernietigen? ! Het stoffelijk leven is het door God aan de mens gegeven middel
waarmee hij het leven van de ziel voor eeuwig kan en moet winnen. Welnu, als
hij echter dat middel tevoren vernietigt, waarmee zou hij dan het leven van de
ziel moeten behouden en eigenlijk tevoren moeten winnen?! Ik zeg je: zelfmoordenaars
-als ze tenminste niet krankzinnig zijn -zullen heel moeilijk of zelfs ook
nimmer het rijk van het eeuwige leven bezitten! Want wie eenmaal zo'n vijand
van zijn leven is, in hem bestaat geen liefde voor het leven; een leven zonder
liefde is echter geen leven, maar betekent de dood."
Gr.Joh.Ev. IV/152 (1,6-8,10-12) b) De Heer: "Als
iemand zich het leven beneemt omdat hij door iemand anders te zeer in zijn
grote hoogmoed werd vernederd en hij geen mogelijkheid ziet daarvoor wraak te
nemen, is dat de ergste vorm van zelfmoord met voorbedachte rade. Zo'n
zelfmoord kan aan een ziel nooit meer volledig goed gemaakt worden.
Duizenden en
nog eens duizenden jaren zullen nodig zijn om zo'n ziel weer enigszins een
omhulling van haar dorre, van elke liefde verstoken schijnledematen te geven,
laat staan een incarneren van haar gehele wezen; want incarnatie is immers
juist een resultaat van liefde en wekt ook weer liefde op.
Daarnaast
bestaan er mensen die vanwege een vrouw zelfmoord plegen; ook zulke
zelfmoordenaars zullen eens heel moeilijk tot een voltooiing van hun leven
kunnen komen.
Vervolgens
bestaan er zelfmoordenaars die in het geheim een grote misdaad hebben begaan,
waarop, daarvan zijn ze zich bewust, een uiterst smadelijke en pijnlijke
doodstraf staat. Ze weten dat hun misdaad openbaar moet worden. Wat gebeurt er
dan gewoonlijk? Zo'n geniepige misdadiger raakt door zeer grote angst en
terechte gewetensnood tot de grootste en donkerste wanhoop en wurgt zichzelf.
Zo'n ziel verschijnt aan gene zijde in het skelet van haar voorcreaturen.
Kortom, wanneer een ziel eens, meestal op grond van een slechte opvoeding,
ontbloot is van elke liefde, ook van die voor zichzelf, dan is ook de gehele
ziel doordrongen van de hel als de ergste vijand van het leven, en wordt
daardoor in zich zelf een vijand van het eigen leven en zijn, en zal steeds proberen
op de een of andere pijnloze wijze dat te vernietigen! Bij zo'n totale
vijandigheid tegenover het leven moet tenslotte alles uit zijn levensvoegen
vallen, en zo'n ziel kan dan aan gene zijde toch onmogelijk anders dan
helemaal in de bijzondere vormen van haar oerleven opgelost verschijnen en dat
slechts in hun kale geraamten die enkel en alleen het noodzakelijk gericht met
zich meedragen.
Wanneer dan
aan gene zijde een zelfmoordenaar zich op de aldus beschreven manier vertoont,
dan kunt u zich wel voorstellen hoe lang het duurt en hoe moeilijk het is eer
zo'n ziel eens zover komt weer de gedaante van een menselijk skelet aan te nemen,
en vervolgens uit zichzelf vlees en huid te krijgen.
Maar bij u
komt nu de vraag op of zo'n zielook een bepaalde pijn lijdt. En Ik zeg u: soms
de grootste en meest brandende, soms ook weer helemaal geen pijn! Wordt ze
omwille van een nog altijd mogelijk doen herleven door de voor dit doel
naderende geesten om zo te zeggen geraakt, dan ondergaat ze in haar delen een
erg brandende pijn; komt de ziel dan echter weer tot rust dan is in haar noch
een gevoel, een bewustzijn, noch derhalve een bepaalde pijn aanwezig. Er
bestaat echter daarnaast nog een aantal vormen van zelfmoord, waarvan de
gevolgen echter niet zo kwaadaardig op de ziel inwerken als de zojuist
beschreven vormen van zelfmoord; maar geen enkele zelfmoord kan goede gevolgen
voor de ziel hebben."
4. Over het
sterven en de dood
Gr.}oh.Ev. V/75 (2-3,5-6) a) De Heer:"Wie het
lichaam heeft aangenomen, zal daar ook weer afstand van moeten doen, en of dat
nu met of zonder pijn gepaard gaat, is een volkomen onbelangrijke zaak; want na
de scheiding heeft alle pijn, die bij deze wereld hoort, opgehouden te bestaan.
Want de lucht die de ziel van de mens in de andere wereld zal inademen, zal
heel anders zijn dan de lucht van deze materiële wereld hier. Waar de dood niet
meer bestaat, daar is ook geen werkelijke pijn meer omdat de pijn die het
lichaam ervaart steeds alleen maar het gevolg is van een gedeeltelijk losweken
van de ziel van het lichaam.
Hiermee is
echter helemaal niet gezegd dat een ziel in haar zuivere toestand soms zonder
gevoel en gemoedsbeweging zou zijn -want zonder dat zou ze immers dood zijn;
maar ze zal in de wereld die aan haar wezen beantwoordt alleen niets vinden dat
haar benauwt, bedrukt en beklemt en daardoor een pijnlijk gevoel teweegbrengt;
en daarom zal ze ook geen pijn kennen.
De
belangrijkste oorzaak van pijn, die steeds slechts door de ziel echter nooit
door het lichaam wordt ervaren, is dus de druk die een of ander te traag en dus
ook te zwaar geworden deel van het lichaam op een of ander levensdeel van de
ziel uitoefent. Daarom is bij tijd en wijle elke ziekte te genezen als men de
hoeveelheid vlees weet te verlichten; maar voor de ouderdom van het lichaam
bestaat geen verlichting meer, hoewel een mens die in ware harmonie leeft nog
tot op zeer hoge leeftijd in 't algemeen weinig van pijn zal merken. Zijn
lichaam zal tot het laatste uur nog heel volgzaam en soepel blijven, en de
ziel zal zich langzamerhand heel zachtjes van haar lichaam kunnen losmaken en
tot de eigenlijke, beste en waarachtige orde kunnen overgaan. Ze zal weliswaar
ook niet verlangen dat ze zichzelf op hoge aardse leeftijd van haar lichaam zal
moeten scheiden; wanneer echter tot haar de voor haar hoorbare, gelukkig stemmende
roep uit de hemelen zal uitgaan: kom uit je kerker en ga in tot het meest
vrije, eeuwige en waarachtige leven!, dan zal ze echter ook geen seconde
aarzelen haar vergane aardse behuizing te verlaten, om naar buiten te treden in
de lichtende domeinen van het ware, eeuwige leven."
b) Over de
voortijdige dood
Gr.Joh.Ev. VI/55 (3-7) De Heer: "Toen bij
de mensen allerlei hoogmoed en daarmee een heel leger van de meest dwaze zonden
tegen Gods geboden en tegen de wetten van de natuur ingang vond, kwamen pas
door eigen schuld allerlei ernstige ziekten onder de mensen. De op die manier
verzwakte mens kon dan ook geen gezonde kinderen meer verwekken. Zulke reeds
in het moederlichaam kwijnende kinderen moesten langzamerhand ook steeds meer
en meer door allerlei ziekten worden getroffen en moesten in elke fase van hun
leven sterven
Uit het feit
dat zoiets nu gebeurt moet gij niet afleiden dat God dit om de een of andere
ondoorgrondelijk geheime bedoeling onder de mensen heeft gelast; maar Hij heeft
het toegelaten opdat de mensen in de eerste plaats door de ziekten weerhouden
zouden worden veel te zondigen en in de tweede plaats dat ze door de bittere,
pijnlijke ziekten zich meer van de wereld afkeren, in zichzelf zoeken, hun zonden
bekennen, deze verfoeien en aldus in geduld en overgave aan de goddelijke wil
zalig kunnen worden.
Dit is dus ook
bij kinderen het geval. Wat moet er van een lichamelijk gebrekkig kind op deze
aarde terecht komen, vooral bij ouders die zelf in zonde zijn geboren ?! Wie
zal ze opvoeden en wie zal ze van hun kwalen genezen?! Is het daarom niet beter
dat ze van de wereld worden weggenomen en daarna in het speciaal voor hen bestaande
kinderrijk door de engelen worden grootgebracht?!
Ik zeg u: God
weet alles en zorgt ook voor alles! Maar omdat de meeste mensen in de huidige
tijd God helemaal niet meer kennen en niets van Hem weten, hoe kunnen ze dan
weten wat God doet en wat Hij verordent tot hun mogelijk heil?!
Zou God als
gevolg van de zonden van de mensen de ziekten die daarbij passen niet hebben
toegestaan, dan zou meer dan de helft van de mensheid totaal ten onder gaan en
de aarde zou volledig een hel worden, en zou vernietigd in dode puinhopen in de
oneindige kosmos ronddwalen, zoals dit zichtbare heelal met haar sterren en
werelden reeds soortgelijke voorbeelden kan laten zien, waarover Mijn discipelen
u verder kunnen vertellen."
Gr.Joh.Ev. VIII /81 (2,3,5) c) Een schriftgeleerde:
"Alle aartsvaders en profeten, die ook strikt volgens Uw hun geopenbaarde
wil hebben geleefd en gehandeld, zijn tenslotte toch gestorven, en wij allen
zullen ook zeker moeten sterven omdat Gij Zelf ons reeds bij verschillende
gelegenheden duidelijk en helder hebt gewezen op het afvallen van het vlees van
de ziel; nu zei Gij echter dat er voor hem die Uw Leer aanneemt en metterdaad
zal opvolgen geen dood zal bestaan. Hoe moeten we dat begrijpen ?"
De Heer: "Bedoelde
Ik dan dat een mens die overeenkomstig Mijn Woord zal leven ook lichamelijk op
deze aarde zal voortleven?!
Naar het
lichaam zal elk mens vanzelfsprekend sterven, en zijn lichaam zal de dood
zeker niet zien, voelen en smaken, -maar des te meer de ziel van een zondaar
die zijn leven niet overeenkomstig Mijn Leer betert en op een waarachtige
manier boete doet! Want bij wie de ziel nog helemaal in het lichaam en zijn
zinnelijke lust opgaat en daarmee vergroeid is, bij die mens zal de ziel juist
de dood zien, voelen en smaken als voor het lichaam het stervensuur is gekomen.
Een ziel echter, die overeenkomstig Mijn Leer in haar Geest uit Mij reeds op
deze aarde volledig is wedergeboren, zal zo'n dood zeker eeuwig nooit zien,
voelen en smaken omdat ze in het volste en helderste levensbewustzijn zich
vrij van elke kwelling van het lichaam zal losmaken wanneer Ik haarvoor eeuwig
tot Mij zal roepen. En indien iemand van u om Mijn Naam door de heidenen ter
dood wordt gebracht, zal hij lachen en jubelen dat hij als bloedgetuige bevrijd
wordt van zijn lichaam en hij zal zelfs in de smart van het lichaam
gelukzaligheid en verrukking ervaren."
Gr.Joh.Ev.
11/232 (6-7) d) De Heer: "Hoewel de wezens in overeenstemming met hun
geestelijke voltooiing volkomen vrij zijn in hun bestaan, dat onafhankelijk
van het goddelijk zijn is, zou zo'n als het ware zelfstandige onafhankelijkheid
echter niet van lange duur kunnen zijn indien deze niet reeds van eeuwigheid
hierdoor God vanuit Zijn orde, en daarmee één geheel vormend, van tevoren zou
zijn vastgesteld. Deze reeds eeuwen bestaande vaststelling is echter zo
volstrekt wezenlijk voor alle geschapen wezens dat daardoor aan elk geschapen
wezen eeuwige bestendigheid is gegeven.
Daaruit blijkt
nu ook als vanzelf dat geen ding dat ooit door God tot welk bestaan dan ook is
geroepen, onmogelijk ooit kan vergaan en teniet kan gaan. Wel kan de vorm
veranderen en vanuit een minder edele vorm kan het in een steeds edeler vorm
overgaan, ook omgekeerd, zoals we dit gezien hebben in het geval van de geesten
die het eerst zijn geschapen; maar van wat God eenmaal tot een bepaald bestaan
heeft geroepen, kan niets meer worden vernietigd. "
DEEL VII
Over het leven
met en zonder God
1. Waar geen
arts meer kan helpen. ..
Gr.Joh.Ev. X/148 De Heer had op een dag de
blinde en lamme zoon van een herbergier genezen. De herbergier zei: ,,O Heer
en Meester, nu is het mij volkomen duidelijk dat Gij alleen zeer wijs zijt en
in alles gelijk hebt. De mensen zijn altijd zelf schuld aan alle kwalen
waardoor ze lichamelijk en geestelijk worden geteisterd. Maar wie was er schuld
aan dat deze mij n zoon, die steeds vanaf zijn vroege jeugdjaren mij het meest
dierbaar en het meest godvruchtig was, blind en lam is geworden ?"
De Heer: "Kijk
vriend, hier speelden drie hoofdoorzaken een rol! De eerste oorzaak was
jouw te grote voorliefde voor deze zoon. Als hij ook maar enigszins last van
pijn in zijn hoofd dreigde te krijgen moesten meteen alle artsen die je kende
bij hem komen om hem te genezen. Door hun sterke middelen hebben ze bij hem een
tamelijk heftige catarre in het hoofd doen ontstaan, waaronder zijn ogen leden,
en de zoon werd blind.
De tweede
oorzaak: toen de zoon blind was geworden, wilden de artsen hem weer ziende
maken, gebruikten innerlijk en uitwendig sterke, echter volledig verkeerde
middelen en je zoon werd daardoor dan ook spoedig over zijn hele lichaam
verlamd.
De derde
oorzaak: Ik wist hier wel van, liet echter toe dat dit jou zou overkomen en wel
om de volgende reden: in de eerste plaats heb je vervolgens ook je andere
kinderen een grotere liefde betoond en ben je ze beter gaan opvoeden. In de
tweede plaats ben je gaan inzien dat een rechtgeaarde jood ook bij de
lichamelijke kwalen steeds zijn vertrouwen meer op God dan op de meestal blinde
en onwetende artsen van deze wereld moet stellen. -En in de derde plaats liet
Ik het ook daarom toe, omdat Ik wel wist dat Ik naar je toe zou komen om je met
de genezing van je zoon een teken te geven dat Ik de Heer ben en dat voor Mij
niets onmogelijk is.
Hieruit zul je
nu wel inzien wat er allemaal toe bijdroeg dat je zoon gedurende lange tijd
blind en verlamd was.
Er is echter
nog een.andere, voor jou op dit moment nog volledig onbegrijpelijke, geheime, innerlijke,
geestelijke reden die jou echter pas in het andere leven duidelijk zal worden.
Die kun je echter nu uit Mijn mond voor jezelf en je zoon horen; noch jijzelf
noch je zoon stammen, wat de ziel betreft, af van deze aarde, maar van boven,
dat wil zeggen van een andere aarde die in de oneindige ruimte van de hemel
haar baan gaat. Want alles wat zich voor jou aan de onmetelijke hemel als een
blijvend gesternte voordoet is hemellichaam na hemellichaam, en geen daarvan is
zonder aan jullie gelijksoortige, verstandelijke mensenwezens, doch Mijn
kinderen draagt alleen deze aarde. Maar vraag Mij daar nu niet verder naar! Als
je in de geest volmaakt zult zijn, zal jouw innerlijk oog ook op dit punt tot
groter inzicht geraken."
2. Beloften en
raadgevingen
H 1/1,2 en 3 Zeg aan de zieken dat ze niet
moeten treuren om hun ziekte maar dat ze zich ernstig tot Mij moeten richten en
volledig op Mij moeten vertrouwen! Ik zal hen troosten. En een stroom
kostelijke balsem zal zich in hun hart uitstorten en de bron van het eeuwige
leven zal onuitputtelijk in hen openbaar worden. Zij zullen genezen en
verkwikt worden zoals het gras na een donderbui.
Zeg echter aan
de minnaars en de maîtresses: wie in het vlees wandelt, wandelt
in de dood en zijn lust zal spoedig het voedsel van de wormen worden. Slechts
hij die in de geest wandelt komt tot het licht, de oerbron van al het leven;
zijn deel zal eeuwig bestaan en zal zich vermeerderen.
Zeg aan de verslaafden
van kleding en hen die elke mode willen volgen dat zij naakt voor
hun rechtvaardigste Rechter zullen staan. Hun pracht zal als een illusie
vergaan; hun heerszucht zal in de meest onderdanige slavernij worden
veranderd, en ze zullen zich eeuwig voor hun dwaasheid moeten schamen. Is dan
niet de grootste dwaas hij die zich voorneemt een mesthoop te willen vergulden,
de edelstenen echter in plaats van in goud in de smerigste drek te laten
zetten! Het licht houden ze voor duisternis en de duisternis voor het licht!
Zeg de
angstige moeders: ze moeten hun dochters niet opvoeden in de vrees voor
mannen en de wereld -want wat men vreest, gehoorzaamt men blindelings in de
verzoeking, en de overwinning zal zijn aan hetgeen gevreesd wordt; maar ze doen
er beter aan ze op te voeden in godsvrucht en liefde voor Mij, opdat Ik overwinnaar
word, opdat de dochters de wereld verachten en in Mijn onbegrensde Liefde
opgaan. Ze zullen hen niet, om de liefde van een echtgenoot te winnen overal
heen leiden, maar tot Mij moeten zij hen brengen! En Ik zeg je: niet één van
hun verlangens zal ongezegend en onvervuld blijven! Want Ik ben een rijke God,
die van alles oneindig veel bezit, die alles in overvloedige mate kan geven en
ook wil geven.
Zeg je vrienden
en broeders in alle liefde: Ik, jullie liefdevolste Vader, heb reeds Mijn
beide armen uitgestrekt om jullie allen voor eeuwig aan Mijn hart te drukken.
Ze zullen zich immers niet van Mij keren, maar strak zullen ze in Mijn
aangezicht kijken en Mijn oog zal het hun zeggen, ja luid verkondigen hoezeer
Ik hen liefheb en hoe oprecht Ik het met hun meen. Zeg hun: Ik heb hun zonden
voor Mijn ogen weggedaan en heb ze gewassen zo wit als sneeuw; er bestaat nu
geen belemmering meer. Ik wil voor hen geen onzichtbare Vader meer zijn; zij
moeten Mij altijd zien en zich in Mij verheugen. Al hun zorgen zullen ze voor
Mij neerleggen!
O, met welk
een vreugde zal Ik voortaan voor hen zorgen! -O, wat betekenen alle vreugden en
zaligheden van Mijn hemel voor Mij, de Vader, tegenover die door Mijn lieve kinderen
als enige, waarachtige Vader bemind te worden! Zie, alle zaligheden geef Ik u
voor deze ene, die Ik slechts voor Mij heb bestemd. En daarom mogen Mijn kinderen
ook niemand anders dan Mij en ook alleen maar Mij hun Vader noemen; want Ik ben
het met recht en buiten Mij bestaat er niemand.
3. Troostend
licht voor hen die hulp zoeken
Gr.Joh.Ev. V/169 De Heer: "Ik zal voor elk
ernstig streven een hulp, kracht en steun zijn! In tijden van nood zal Ik
niemand verlaten die steeds trouw in het geloof en Mij liefhebbend Mijn weg
heeft bewandeld. Is hij echter door de verleidingen van de wereld van Mijn weg
afgedwaald, dan heeft hij het aan zichzelf te wijten als hij in tijden van
nood het zonder Mijn hulp moet stellen en wel zo lang tot hij die afgedwaald
is, zich in diep berouwen geloof tot Mij zal richten.
Ik zal
weliswaar eeuwig één en dezelfde trouwe Herder blijven en Ik zal zoeken naar de
schapen die verdwaald zijn. Maar het schaap moet wel beginnen te blaten en zich
laten vinden in overeenstemming met de hem eigen en onaantastbare vrije wil.
Wie zich op
welke manier dan ook belast voelt met de last van het leven, die zijn kracht te
boven gaat, hij kome tot Mij en Ik zal hem sterken en verkwikken! Want juist
daarom geef Ik menigeen een grotere last te dragen opdat hij zijn zwakheden
voelt en dan oprecht tot Mij komt en Mij dan om voldoende kracht vraagt
waardoor hij de grote last van zijn leven gemakkelijker kan dragen. En Ik zal
hem in elke verdrukking van het leven kracht schenken en hem het ware licht
geven, zodat hij de duistere wegen van het leven op deze wereld kan begaan.
-Wie echter de te zware last wel voelt, maar niet ootmoedig tot Mij komt,
heeft het aan zichzelf te wijten dat hij bezwijkt onder de te zware last van
het leven op aarde."
4. Liefde, het
alles genezende middel
Gr.Joh.Ev. 111/48 De Heer: "Ik zeg
het u, alles in de mens is dood, op de liefde na! Laat daarom uw liefde
in overvloed in uw gehele wezen werkzaam zijn en voel de liefde in elke vezel
van uw wezen -.dan hebt gij in u de overwinning op de dood! En wat in u dood
was, is door uw liefde overgegaan in het niet te verwoesten leven, want de
liefde die zichzelf voelt en die vanuit zo’n gevoel ook begrijpt is het leven
zelf, en wat in haar overgaat, gaat ook in het leven over!"
5. De arts die
op meer dan één manier gezond maakt
J.L. 10-5-1842 Je kunt dus de dubbel zieke vrouw van
U.I:I.W. op haar verjaardag schrijven -hoewel bij Mij elke dag een verjaardag
tot eeuwig leven is.
Ze zou zich
reeds lang in volledige gezondheid mogen verheugen indien ze volledig op Mij
zou vertrouwen. Alleen omdat haar vertrouwen maar half is, is zij dus ook maar
ten dele gezond. Wat kan Mijn hulp echter in zo'n geval uitrichten als die weer
direct door de een of andere wereldwijze arts teniet wordt gedaan?
En heb Ik dan
naast een arts ook iemand uit de nood van zijn lichaam geholpen, wie is zich
daarvan bewust en geeft Mij dan de eer omdat zijn geloof in die zin
halfslachtig is omdat hij met weet of Ik of de arts hem geholpen heeft? Wanneer
echter Mijn hulp slechts in zekere zin dus mee moet sjokken met de hulp van de
dokter, zie, dan gun Ik me ook de tijd en zeg: naar de wijze waarop er gewerkt
wordt, wordt er betaald! Wie hier het best betaald wordt, zal ook het meeste
werk moeten verrichten!
Wat zou het
echter de ziel en derhalve ook de geest, welke het leven van de ziel is, baten
indien Ik de lichamelijk zieke zou willen helpen overeenkomstig de geneeskunst
van de dokter? Zou hij, als hij direct zou genezen, niet ook zijn volledige
vertrouwen in de arts stellen, maar Mijn hulp slechts als een hersenschim
beschouwen en Mij derhalve langzamerhand volledig overbodig achten ?
Welnu, om die
reden heb Ik met de lichamelijke zieken niet veel van doen. Indien de arts
echter vertrouwen in Mij zou hebben en Mij alleen de eer zou geven en met hem
ook de zieke, dan zou dat weliswaar iets anders zijn en Mijn hulp zekerder dan
in het geval de arts zich daarover nog afkeurend uitlaat wanneer iemand die
weer beter is geworden in zijn bijzijn uitroept: "De goede God heeft mij
geholpen!" -de arts er dan echter aan toevoegt: "Als God je heeft geholpen,
waarom heb je mij dan bij je laten roepen? Je had je meteen tot je God kunnen
richten om hulp te vragen! Alleen ik, de dokter, heb je hier geholpen door mijn
kunst en wetenschap!"
Waarvoor word
Ik dan in werkelijkheid gehouden, als Ik na de arts en de chirurg iemand ben
die achteraan sukkelt? Ja, iemand, die achteraan sukkelt, iemand die na een
goede kuur ook niet op de geringste dank aanspraak kan maken, maar slechts
geheel in het verborgene steeds ijverig moet werken voor de winst en voor de
eer van de artsen -net zoals een soldaat die zich ook voor de eer van de een of
andere veldheer moet laten doden! O kijk, voor zulk werk voel Ik Me dan toch
iets te goed en Ik zal Me er dan ook altijd voor hoeden Me voor zulke
smadelijke soldij te lenen.
Wil je echter
helemaal gezond worden, vertrouw je dan helemaal aan Mij toe, meer dan je je
toevertrouwt aan je Ouden en je artsen, anders kan Ik je niet helpen. Door Mijn
grote erbarmen kan Ik wel toestaan dat je halfziek door de artsen wordt
verzorgd; maar helemaal gezond worden is erg moeilijk of word je nooit!
Als je zou
weten hoe graag Ik menigeen zou willen helpen als hij alleen maar in vol vertrouwen,
geloof en liefde tot Mij zou komen! Maar nu komen de besten met nauwelijks een
vierde deel geloof, een zesde deel vertrouwen en met een achtste deelliefde.
Kijk, bij zulke verhoudingen kan Ik bij wat voor een ziekte dan ook weinig
doen! Dit zeg Ik je echter op deze voor jou belangrijke dag, aangezien Ik je
helemaal gezond wil maken. Begrijp echter goed wat dat betekent: volledig
gezond! -Dit alles zeg Ik, je geliefde Jezus.
6. Genezing
door geestelijke ommekeer
I.K.L. 10-11-1893 O lieve kinderen, dat gij toch eens
wijs wordt en Mijn handelen zou begrijpen! Ik ben immers niet gekomen om uw lichaam
van zij n kwalen te bevrijden, maar Ik ben daarom in deze wereld
gekomen om uw zielen door de gebreken van het lichaam te louteren en
te reinigen. In plaats dat gij Mij nu voor zo'n genadige hulp dankt,
wilt gij dat Ik van u afneem wat tot uw (ziele-)heil dient! O, wat zijt gij nog
blind! En hoe langmoet Ik nog bij jullie zijn eer gij het ware van het onware
onderscheidt en naar het licht verlangt en u tot het waarachtige zijn bekeert
in plaats van de schaduwen de schijn na te jagen!?
Gij denkt nu
bij uzelf: Ja, als elke zorg die wij dus aan het lichaam besteden een dwaasheid
is en we niet meer voor het lichaam zouden zorgen, dan zou het toch gauw
nergens meer toe in staat zijn en zijn doel missen, namelijk te dienen als
instrument door middel waarvan de ziel gelouterd en gereinigd wordt.
De zorg voor
het lichaam is toch iets wat met ons instinct te maken heeft en het is zelfs
onze plicht, waarom wordt deze zorg vervolgens als iets afkeurenswaardigs
voorgesteld?"
Welnu lieve
kinderen, op deze manier voor het lichaam zorgen keur Ik beslist niet af.
Luister daarom verder naar Mij, dan zult gij merken waar Ik naar toe wil. Ziet,
gij allen die met een of ander lijden en lichamelijk gebrek behept zijt, gij
hebt dit merendeels aan u zelf te wijten, -hetzij door een onmatig leven wat
betreft eten en drinken of door onkuisheid in menig opzicht, zij het ook alleen
maar in de vorm van onreine gedachten. Ook al werden die gedachten nooit
werkelijkheid en zullen z,e dat ook nooit worden, toch is het een spelen
met de zonde, welke dood doet ontstaan. AI die andere uitspattingen en zonden
wil Ik helemaal niet aanroeren, want ze zijn een gruwel en de ondergang van de
hele wereld. Zij die met dit gif uit de hel zijn behept, zullen met moeite het
Rijk Gods zien. Richten we ons echter nog tot hen wiens ziekte een erfdeel van
ouders en voorouders is. Dat zijn degenen die Ik vanaf de moederschoot wil beschermen
tegen het slangengif van de wereld. Doordat ze hun kruis als het ware mee in de
wereld brengen, worden hun zielen vroeger rijp en ze zijn om die reden voor Mij
al gauw krachtige instrumenten. Want door het vroegtijdig ontwaken van hun
ziel is hun geest reeds één met Mijn Geest. In de wereld worden zij gering
geacht vanwege hun lichamelijke zwakheid; maar juist daarom nemen ze een
vooraanstaande plaats in het rijk van de geest in en zijn voor dat rijk ook
eerder rijp.
Maar nu hebben
we nog een derde groep en dat zijn degenen die door teveel aardse arbeid zijn
verzwakt, een groep die zich in tweeën laat delen, namelijk degenen die vanuit
een overmatige hebzucht naar aardse goederen zich schade berokkenden en degenen
die van uit nood en armoede meer deden dan hun krachten toelieten.
l(jjk, hier
hebben we in het kort het belangrijkste deel van alle menselijk lijden in z'n
algemeenheid, waarvan de dragers het merendeel van de huidige mensheid uitmaken
en deze mensen zijn het tot wie Ik zeg: "Jullie streven ( door middel van
uiterlijke middelen voor het lijden gespaard te blijven) is tevergeefs!
Richt je
zorgen niet op de schijn, maar op het zijn! Beschouw jullie aardse,
lichamelijke lijden als een rechtvaardige boetedoening voor jullie zonden en
bekeer je vanuit de grond van je hart, dan zal het beter met jullie gaan, al is
dit niet voor het lichaam dan zeker voor jullie ziel! Daarvoor ben Ik gekomen
om jullie ziel eens en voor altijd te redden! Zie daarom af van alle pogingen
je te ontdoen van het kruis dat noodzakelijk is voor het heil van jullie
zielen. Mijn bedoeling met jullie betreft het geestelijke, maar jullie zinnen
zij n slechts op het aardse gericht. Daarom begrijpen jullie Mijn handelen en
de bedoelingen van Mijn Liefde niet. Ik wil jullie echter toch niet aan je lot
overlaten, maar wil jullie met hemels, vaderlijk geduld en lankmoedigheid ook
voortaan verdragen en jullie dichter tot het eeuwige licht leiden. Want Mijn
Liefde wil niet dat er iemand verloren zal gaan, maar dat allen boete doen."
7.Over h et
ware streven naar heil
Gr.Joh.Ev. V/89 e.v. De Heer: "Ik zeg je:
onder bepaalde, waarachtige verhoudingen is alles goed op de aarde en brengt
door het ware gebruik zegen voor lichaam, ziel en geest en voor de reine is
alles zuiver en voor hem die zelf een licht is geworden, zal er geen nacht meer
bestaan. Maar door een dom, verkeerd gebruik dat in strijd is met de orde der
dingen moet tenslotte zelfs het beste slecht worden -in plaats van zegen en
heil -vloek en onheil brengen !
Je weet dat het
water de menigvuldigste en allerbeste eigenschappen bezit en voor een leven in
overeenstemming met de natuur van de mens, dier en planten het onontbeerlijkste
element is. Maar indien de mens in de diepte van de zee een woning zou willen
bouwen om daarin met de vissen te huizen, zou hij in zo'n woning snel de
lichamelijke dood vinden. -Precies zo is het vuur net als het water een
noodzakelijk element om te leven; wie zich echter in een vuur zou storten in de
mening zich daardoor een nog grotere volheid van het leven toe te eigenen, zal
al gauw als as geen vonk van leven bezitten!
En zo gaat het
met alle dingen! Zelfs de giftigste planten en dieren zijn een grote zegen voor
deze aarde; want ze zuigen de slechte giftige stof uit de lucht in zich op.
Hun wezen is zo toegerust dat het gif, dat aanwezig is in de geheelongegiste
levensgeesten van de natuur, hun geen schade aan hun natuurlijk leven kan
berokkenen. Laat daarom deze dingen in hun voor de aarde tot nut zijnde gebieden
in rust bestaan! Tracht met name volmaakte mensen te worden -ja, wordt zo
volmaakt zoals jullie Vader volmaakt is, dan zal al het gif van de planten en
van de dieren jullie niets kunnen deren!
Wordt toch
eens weer diegenen waartoe gij geroepen zijt en wat de aartsvaderen waren,
waaraan elk schepsel gehoorzaamde. Wordt door het opvolgen van Mijn Leer
heersers over de schepping van uw Vader in Zijn orde, en bij omstandigheden van
dien aard zal er geen vijandschap meer bestaan noch onder u, noch tussen u en
de schepselen die aan u onderworpen zijn! Indien gij echter niet overeenkomstig
deze orde leeft, zult gij de oude vloek en de onvrede weer over u afroepen.
In deze tijd
zal Mijn Rijk op deze aarde weliswaar veel kracht behoeven en zij die het zich
niet krachtdadig weten toe te eigenen zullen het niet in hun bezit krijgen.
Later zal het echter gemakkelijker gaan; maar zonder een bepaalde strijd, op
z'n minst een strijd met zichzelf, zal de mens Mijn Rijk reeds op deze aarde
niet kunnen verwerven. Want zoals reeds dit aardse leven alleen maar strijd is,
hoeveel meer het ware, geestelijke leven uit het hiernamaals vooral wanneer dit
reeds op deze wereld tot uitdrukking moet komen. Maar de strijd zal evenwel
voor een ieder die God waarachtig liefheeft altijd een gemakkelijke strijd zijn!
Want dit zij aan elk van Mijn waarachtige vrienden gezegd, dat Mijn juk zacht
en Mijn last licht is! ...
Want wie dit
alles begrijpt en trouw in acht neemt, zal vast en zeker de bekroning van het
leven verwerven en hij zal de dood nimmer voelen, noch op een of andere wijze
waarnemen. Want wie reeds in het lichaam het eeuwige leven van de geest in zich
heeft opgewekt, zal in het afsterven van het vlees niets anders dan een hem boven
alles gelukkig stemmende bevrijding in het volle bewustzijn van zij n meest
volmaakte Zij n als ten volle waar en goed ervaren, en zijn gezichtsveld en
levenskring zullen oneindig verruimd worden. "
8. De
bescherming in de ark van Noach
Gr.]oh.Ev. 1II/13 l(ijk, toen in de tijd van Noach
de vloed over de aarde kwam, welke bewoond werd door een tot in haar diepste
wezen verdorven mensheid, doodde de vloed in de uitgestrektheid van de wereld
alles; alleen Noach en zijn kleine gezin en de dieren die Noach in zijn bouwsel
mee kon nemen, bleven gespaard evenals de vissen in het water. Hoe kon Noach en
zijn gezin echter hoog boven de golven van de grote vloed, die alles doodde,
blijven bestaan? Kijk, hij bevond zich in een stevig bouwsel, en deze helse
vloed moest de ark gehoorzaam op zijn rug dragen!
Deze dodelijke
vloed ten tijde van Noach bestaat echter in geestelijke zin ook op de grond
van deze aarde. En Ik zeg je dat deze geestelijke en voortdurende zondvloed
van Noach voor het leven van de mens van deze wereld niet minder gevaarlijk is
dan de natuurlijke zondvloed van weleer uit de tijd van Noach.
Hoe kan men
zich echter beschermen tegen de verdrinkingsdood in de geestelijke zondvloed?
Ik zeg je: wat Noach lichamelijk deed, dat moet men nu op geestelijk vlak doen
en men is voor altijd tegen de grote geestelijke zondvloed beschermd! Met
andere woorden: men moet weliswaar overeenkomstig de orde van God ook aan de
wereld geven wat van de wereld is -maar vooral aan God wat van God is! De 'ark
van Noach' is de echte nederigheid, naastenliefde en liefde tot God van een
mens. Wie werkelijk deemoedig is en vol zuivere, onbaatzuchtige liefde tot God
de Vader en tot alle mensen en er steeds naar streeft alle mensen, voor zover
mogelijk, in Gods orde te dienen -die drijft behouden over de golven van de
zonden van de wereld die anders zo gemakkelijk tot de dood kunnen leiden. En
aan het eind van zijn aardse levensbaan, als voor hem de vloed zal afnemen en
terug zal stromen naar haar duistere diepten, zal zijn ark in het levende
Godsrijk een welbereide rustplaats vinden en zal hem die zij heeft gedragen
eeuwig woning bieden.
9. Ken u zelf!
Gr.]oh.Ev. V/125 De Heer: "Getroost u alle
moeite en ga bij u zelf na of gij niets nalaat, opdat gij aan het eind van uw
leven niet moet zeggen: kijk, nu heb ik tien tot twintig jaar achtereen alles
gedaan wat de goddelijke leer mij opdroeg om te doen, en toch ben ik nog steeds
niet verder gekomen, merk ik nog altijd niets van een bijzondere verlichting
in mij, en van het zogenaamde eeuwige leven ervaar ik ook nog maar bitter
weinig in mij! Waaraan ontbreekt het dan nog?
Daarom zeg Ik
tot u: ga nauwgezet bij uzelf na of uw hart niet wordt bekropen door welke
wereldse gedachten aan voordeel dan ook, of door een hoogmoed bij tijd en
wijle, een bepaalde overdreven zuinigheid die een jongste zuster van de
gierigheid is, de eerzucht, overdreven gevoel voor rechtvaardigheid, het gelijk
willen hebben, vleselijke wellust en dergelijke, zaken die uw hart en dus ook
uw ziel gevangen houden! Zolang dat bij de één of bij de ander het geval is,
zal hij geen deel hebben aan de Belofte, dat wil zeggen deze zal in hem niet
geheel in vervulling gaan. Want kijk alleen maar naar de most en de zuivere,
geestrijke wijn in een vat of leren zak! Zolang zich grove en vreemde bestanddelen
in de most bevinden zal deze gisten en niet zuiver kunnen worden; zijn deze
echter geheel en al verwijderd, dan wordt het steeds rustiger in het vat, de
most wordt zuiver en wordt een heldere, geestrijke wijn. Vaak zal er bij menigeen
niet veel ontbreken van het volledig in bezit nemen van het Rijk Gods in zijn
ziel en toch zal hij er geen bezit van nemen, omdat hij zichzelf te weinig
onderzoekt en er niet op let waar zijn ziel soms nog aan aardse zaken is
gehecht. Zal hij zich evenwel nauwgezetter onderzoeken, dan zal hij gauw
ontdekken dat hij juist nog zeer gevoelig is en al door een kleinigheid
beledigd is.
"Ja",
zegt nu iemand, "mag een mens dan helemaal geen eergevoel hebben?" O
ja, zeg Ik, de mens kan zeker een eergevoel hebben, maar dat moet een zeer edel
eergevoel zijn! Heeft een kleingeestig mens u beledigd, wordt daarom niet boos
op hem, maar ga naar hem toe en zeg hem: "Vriend, je kunt mij op geen
enkele manier beledigen; want ik hou van je en van alle mensen! Wie mij
vervloeken zegen ik en wie mij kwaad doen, hen doe ik naar beste vermogen alleen
maar het goede! Het is evenwel niet netjes dat een mens iemand anders beledigt;
laat dat daarom in het vervolg voor je eigen heil achterwege! Want je zou bij
je steeds groeiende drang om te beledigen eens op iemand kunnen stuiten die
jou dit zeer kwalijk zou nemen en die jou dan zeker op een bijzonder
onaangename manier last zou kunnen bezorgen!"
Wanneer gij
aldus met iemand, die u beledigd heeft, praat zonder de geringste wrok in uw
hart, hebt gij het edele en goddelijke eergevoel in uw hart volkomen recht
gedaan. Zodra gij echter daarover een nog zo geringe wrok in uzelf bespeurt en
bitter en onvriendelijk op zo'n mens reageert, is dat nog een gevolg van een in
uw ziel verborgen hoogmoed, die alleen al meer dan voldoende is om de eenwording
van uw ziel met Mijn lichtgeest in u te verhinderen.
Of iemand
onder u wordt meerdere keren door dezelfde arme om een aanzienlijke aalmoes
aangesproken. Gij hebt het goed en zou de arme nog duizend keer zoveel kunnen
geven dan gij reeds gedaan hebt; maar zijn tot op zekere hoogte onbeschaamde
optreden raakt u diep en u wijst hem de deur met de verklaring dat hij niet zo
vaak hoeft te komen en niet moet denken dat men hem steeds, telkens wanneer het
bij hem opkomt, een aalmoes zal geven.
Ja, ziet, voor
een mens van deze wereld mag dit heel verstandige taal lijken, en het mag juist
zijn dat de bedelaar zo wordt terechtgewezen; maar degene die de arme op die
manier tegemoet treedt is dientengevolge nog lang niet geschikt voor Mijn
Rijk, waarin Ik Mijn zon laat schijnen over goede en slechte mensen tot
voordeel van al het geschapene.
Dezelfde
straal die de vergulde paleizen van de koningen verheerlijkt en in de wijnrank
de edelste van alle sappen zuivert, doet rijpen en zoet maakt, licht ook over
poelen en riolen en neemt geen aanstoot aan het gekwaak van de kikvorsen en
het getjirp van de krekels. Uit zo'n terughoudendheid spreekt ook nog iets
karigs en de karigheid en de al te economische zuinigheid onderscheidt zich in
weinig van de gierigheid en maakt de levensmost van de ziel troebel. En zolang
dat nog voortdurend het geval is kan uit de ziel geen zuivere en geestrijke
levenswijn ontstaan.
Wie echter,
welgesteld als hij is, in het geven slechts een werkelijk grote vreugde
schept en er de arme helemaal niet op aankijkt dat hij hem reeds meerdere keren
een kleine gave schonk, hij is wat dit betreft waardig Mijn Rijk binnen te
gaan, als hij tenminste geen andere kleine onvolkomenheden in zijn ziel meer
heeft.
Daarom zei Ik
tegen u dat gij u steeds in alles exact moet onderzoeken en dat gij u zodanig
ontwikkelt, dat uit uw levensopvatting blijkt dat het u duidelijk voor ogen
staat dat gij van alle aardse ballast vrij zijt."
10. Bij de
horlogemaker
B M Hfd.21 Ja, mij n God, gij hebt gelijk en ik hou
van u en waardeer u bovenmatig vanwege uw wijsheid en de daarmee verenigde
kracht, liefde, geduld en volharding! Als gij alleen vriendelijker met mij zou
praten, zodat ik uit Uw woorden niet voortdurend in volle omvang en intensiteit
mijn verdoemd zijn moet aanschouwen, dan zou ik allang gewoonweg van U houden!
Maar juist deze, alles doordringende scherpte van het woord vervult mij eerder
met een soort geheime vrees dan met liefde voor U! Ontzie mij dus als gij met
mij praat, dan zal ik met al mijn krachten van u houden!
De Heer: "Vriend,
wat verlang je van Mij, dat Ik het jou niet in overvloedige mate te deel liet
vallen, zonder dat jij Me er dringend om had gevraagd? ! Denk je dan dat alleen
iemand die vleiende woorden spreekt een echte vriend is of iemand die uit
louter eerbied het niet waagt iemand de waarheid onder de neus te wrijven 1! -
O, dan vergis je je heel sterk! Je bent iemand van wie weinig goeds valt te
vertellen! Er is geen edel werk, waaruit je liefde blijkt, dat jou siert! Heb
je ooit iets gedaan dat voor de wereld de schijn had edel en goed te zijn, dan
was dat echter louter kwaad. Want al jouw handelen was niets anders dan een
kwalijke politiek, waarachter een of ander geheim heerszuchtig plan verborgen
lag!
Gaf je ergens
aan iemand een kleine aalmoes, dan moest de gehele omgeving daarvan notitie
nemen; zeg -was dat christelijk, omdat de rechterhand toch niet behoort te
weten wat de linker doet?!
Gaf je iemand een
zogenaamd goede raad, dan had je die ook altijd zo ingekleed dat het
uiteindelijk koren op jouw molen was! Toonde je je minzaam, dan was dat alleen
maar om degenen die onder je stonden zo duidelijk mogelijk jouw grootheid in
te prenten!
Was de toon van
hetgeen je zei vriendelijk, dan wilde je daarmee dat bereiken wat de sirenen
met hun gezang proberen te bereiken en de hyena 's met hun gejank achter het
struikgewas! Je was voortdurend een heel gretig roofdier!
Kortom, geen
haar aan jou was goed, en je verkeerde reeds volledig in de hel! God de Heer
erbarmde zich echter over jou, greep jou en wil je (nu volledig) vrij maken van
alle banden van de hel! -Denk je dan dat zoiets mogelijk zou kunnen zijn zonder
je erop te wijzen hoe het met jou is gesteld!
Heb je op
aarde ooit gezien wat de horlogemakers met een kapot horloge doen, zodat het
weer hersteld wordt en gebruikt kan worden -Kijk, ze nemen het tot in de
kleinste delen waaruit het bestaat uit elkaar, onderzoeken dan elk deeltje
nauwkeurig en maken het schoon, maken recht wat krom is, polijsten de ruwe
delen en ze vullen aan waar ergens iets ontbreekt en tenslotte zetten ze het
horloge weer in elkaar, opdat het op die manier weer aan zijn doel zou
beantwoorden! Denk je dan dat zo'n horloge dat helemaal stuk is weer zou kunnen
gaan lopen als de horlogemaker het alleen maar aan de buitenkant mooi op zou
poetsen, maar het binnenwerk zou laten voor wat het is?!
Op precies
dezelfde manier ben ook jij een horloge, waarvan ook geen enkel tandrad in orde
is! Wil jij hersteld worden, dan moet je ook uit elkaar worden gelegd in geheel
je wezen dat verziekt is! Alles moet naar buiten aan het licht van de eeuwige,
onkreukbare waarheid, opdat je jezelf kunt aanschouwen en zien hoe alles in en
aan jou geheel bedorven is!
Heb je eerst
inzicht gekregen in al je gebreken, dan pas kunnen de rasp, de vijl, de tang en
tenslotte ook een borstel om te poetsen en te polijsten worden gebruikt, om van
jou weer een mens te maken in de orde van God en wel een geheel nieuwe mens;
want deze huidige mens is geheel en al onbruikbaar! Omdat Ik dit alles met jou
doe zeg Me, verdien Ik daarom niet jouw liefde!
11. Over de
zegen van het gebed
I.KL.23-2-1893
Lieve kinderen! Zie, het gebed is het dat Mij tot jullie en jullie tot Mij doet
komen. Het gebed is de weg naar Mijn hart. In het gebed ligt een verborgen
kracht, die uit Mijn hart stroomt. Hoe meer gij bidt, des te meer kracht kan Ik
u verlenen en des te inniger wordt de band met Mij. Wie in het gebed tot Mij
komt, waarmee dat ook moge zijn, zal nooit zonder een antwoord, zonder een
troost, zonder een verzekering van Mijn Liefde en aanwezigheid blijven.
Natuurlijk
versta Ik hieronder een oprecht gebed dat uit de diepte van het hart opstijgt
en niet alleen een ijdel gebrabbel van de lippen, waarvan het hart niets voelt
en niets ondergaat, wat dus alleen maar een 'plichtmatige' handeling is, een
tribuut waarvan men denkt dat men het Mij schuldig is -dat noem Ik geen bidden.
Dan heb Ik veel liever dat men niet bidt dan zo'n gebed dat de harten niet
verwarmt, maar alleen nog maar kouder maakt.
Onder een
waarachtig gebed versta Ik niet de uren of ogenblikken die gij Mij schenkt
wanneer u door de nood of een of andere beproeving wordt gedreven en waarin
gij de God in tijden van nood aanroept, die toen gij gelukkig was allang was
vergeten, waaraan gij nu echter denkt omdat gij Zijn hulp nodig hebt. Zie, ook
dat is geen oprecht gebed (hoewel Ik in de meeste gevallen daarmee genoegen
moet nemen)!
Een waarachtig
gebed is een gebedsleven, een leven met Mij en in Mij. Wie zo leeft heeft het
eeuwige leven en zal de dood niet zien, voelen en smaken!
Wie zijn leven
overeenkomstig Mijn Woord inricht, bidt in de ware zin zonder op te houden. Wie
Mij in zijn hart heeft, bidt steeds; want zijn gedachten zijn steeds op Mij en
op Mijn liefde gericht, en wat hij doet en begint doet hij met het oog op Mij.
En zijn vreugde bestaat hierin dat hij voortdurend met Mij verkeert, dat hij
Mij dient door de liefde van zijn hart. -Dat wil zeggen: bidden met het hart
zonder ophouden. En wie aldus doet, hem zal Ik verhoren en zegenen.
Vandaag is dit
Mijn zegen groet aan u van uw Vader Jezus. Amen.
12. Het ware
geloof
RBI 11/280 (4 e.v.) Het is heel mooi, loffelijk
en goed over Mij en Mijn Rijk van gedachten te wisselen, maar nog mooier,
loffelijker en beter is het zich geducht te oefenen in de zaken aangaande de
hemel! Natuurlijk moet men eerst weten voordat men tot zaken kan overgaan. Weet
men echter eenmaal wat men moet doen, dan moet men -handelen! En een onopvallende
daad waarmee men goed doet, is dan beter dan veel te weten zonder tot de daad
te komen!
Want al is de
daad nog zo onopvallend, toch zal er iets uit tevoorschijn komen, op de daad
volgt altijd een vervaardigd werk; maar uit het pure weten volgt niets als het
niet in het handelen overgaat. Wat zou het een pottenbakker baten als hij nog
zo bedreven was in de kunst van het vormgeven van potten, maar nooit klei op de
draaischijf zou leggen en zijn kennis in werk zou proberen om te zetten ?
-Evenzo is het geloof een wetenschap van het hart. Zolang het echter niet in
het werk wordt gesteld, is het zo goed als dood. Slechts het vanuit het geloof
volbrachte werk geeft er pas het leven aan.
13.
Profetenscholen, wegen om tot geestelijke voltooiing te komen
Gr.Joh.Ev. IX/56 (10 e.v.) De Heer, gevraagd
naar de oude profetenscholen, zegt: " ...Reeds vanaf hun geboorte reine en
goed opgevoede knapen van godvruchtige ouders, natuurlijk ook vooral diegenen
onder hen die lichamelijk volkomen gezond en sterk waren, werden door de
rechters en priesters (van het volk van Israël) in deze zogenaamde
profetenschool opgenomen, waarin ze allereerst het lezen, schrijven en rekenen
machtig moesten worden. Vervolgens werden ze gedegen in de Schriften
onderwezen, dat wil zeggen in de boeken van Mozes en ook in de kennis van
landen en volkeren op deze aarde voor zover de mens bekend.
Daarnaast
werden ze ook uiterst zorgvuldig aangespoord de geboden van God niet alleen te begrijpen,
maar ze ook strikt en zoveel mogelijk vrijwillig en zichzelf bepalend in acht
te nemen. Hierbij werden ze, elk naar zijn leeftijd en naar de graad van zijn
geestelijke ontwikkeling, aan menige toets en beproeving blootgesteld, opdat ze
bij zichzelf tot de vaste overtuiging kwamen in hoeverre ze reeds de kracht
bezaten om de wereld en al haar verlokkingen te weerstaan.
Ze moesten
vooral behoed worden voorde traagheid, de moeder van alle andere zonden en
kwaad; daarom werden ze dan ook aangezet tot allerlei lichamelijk werk dat in
overeenstemming was met hun krachten.
Waren ze
eenmaal in elke zelfverloochening en zelftucht groot en sterk geworden, dan
werden ze door de wetenschap van de analogieën tot hun innerlijk geleid,
waardoor ze tot het levend geloof en tot een onbuigzame wil onder de eenwording
met de welbekende en ook reeds vanaf de jeugd steeds nauwgezet in acht genomen
wil van God geraakten. Hierdoor waren ze dan ook in staat menig teken te
verrichten, omdat de wil van h un eigen ik één was geworden met de wil van God,
en het geloof als een waar, levend makend licht uit de hemelen geen twijfel in
hun verlichte harten meer toeliet.
Was dit alles
eenmaal in de ware en levende orde bereikt dan werden de leerlingen -juist
door het levende geloof en door de eigen wil die zich in elk handelen met de
wil van God had verenigd -elk naar zijn eigen capaciteit met de Geest Gods
vervuld, waardoor hun innerlijk oog werd verruimd en ze daardoor ook
toekomstige dingen en gebeurtenissen in overeenkomstige beelden konden
voorzien, die ze vervolgens voor het nageslacht optekenden.
Wie eenmaal in
deze toestand, waarin hij visioenen kreeg, geraakte kwam ook tot het innerlijke
levende woord en hoorde aldus de stem van Jehova in zich, en dat was het
'Godswoord' dat de profeet als uit de mond van God aan de mensen verkondigde en
eigenlijk verkondigen moest, omdat hij door de in hem heersende geest van God
daartoe werd aangespoord.
En zie, zo zag
de school van de profeten eruit. En op de aldus beschreven wijzen werden de
mensen in een officiële en ware levensschool tot profeten gevormd.
Maar ook
werden vrome, steeds vast in Hem gelovende, Hem vanuit hun hart liefhebbende
mannen tot waarachtige profeten opgewekt, vaak zonder eerst de school bezocht
te hebben. ..
In de toekomst
zullen er wel heel veel scholen worden opgericht. Daaruit zal echter wel een
enorm aantal valse profeten, maar slechts zeer weinig ware profeten
overeenkomstig de wil van God, voortkomen.
Want waarlijk,
Ik zeg je: voortaan wordt slechts hij een profeet en ziener die in Mij gelooft,
Mij boven alles en zijn naaste als zichzelf liefheeft en Mijn leer werkelijk
opvolgt. -En niet ieder die gelovig 'Heer, Heer' tot Mij roept, zal Mijn Rijk
binnengaan, maar slechts hij die Mijn wil, zoals deze duidelijk in Mijn leer is
uitgesproken, doet. Weest gij daarom dan ook niet alleen ijdele hoorders, maar
directe daders van Mijn Woord, dan zal ook u het ware Rijk Gods innerlijk ten
deel vallen
Verwacht
echter nooit dat het Rijk Gods, als het Rijk van het innerlijk leven, ooit met
bepaalde uiterlijke tekenen en met schitterend praalvertoon tot de mensen zal
komen, maar het is innerlijk in u aanwezig! Wie het op de door Mij getoonde
manier in zichzelf zoekt en daar niet vindt, zal het tevergeefs in de gehele wereld
en alle hemellichamen zoeken.
Het pad dat
naar het ware en levende Rijk Gods leidt is dus een heel smal pad dat vaak met
allerlei doornig struikgewas is begroeid. Nederigheid en totale
zelfverloochening is zijn naam. Voor de mens van deze wereld is het volledig
onbegaanbaar.
Wie echter in
Mij gelooft en Mijn geboden onderhoudt, zal zijn voeten niet aan de doornen op
het pad naar het Rijk Gods verwonden. Alleen een serieus begin is moeilijk.
Wanneer men echter ernstig blijft zoeken en men niet door allerlei overwegingen
van wereldlijke aard zwakker wordt gemaakt, is het heel eenvoudig om het Rijk
Gods in zichzelf te bereiken. Want in het geheel oprecht streven naar het
Godsrijk is Mijn juk zacht en de door Mij opgelegde last gemakkelijk te dragen.
En Ik zal de eersten die naar het ware Rijk Gods zoeken steeds luid in hun hart
toeroepen: "Komt allen tot Mij, die vermoeid en belast zijt! Ik Zelf kom u
reeds meer dan halverwege tegemoet en wil u volop kracht schenken en
verkwikken!"
Zij die echter
slechts 'Heer, Heer!' roepen, wier belangrijkste zorg de dingen van deze wereld
zijn, en alleen maar terloops streven naar datgene wat het Rijk Gods is, tot
hen zal Ik zeggen: "Wat roept gij wereldse mensen tot Mij en wat jammert
gij?! Mijn hart heeft jullie nog nooit gekend. Over hetgeen gij u zorgen maakt,
daarvandaan zal ook de hulp moeten komen die gij verlangt!"
Waarlijk, Ik
zeg u: zulke mensen zullen in dit bestaan heel moeilijk ooit het ware en
levende Rijk van God in zichzelf vinden en ze zullen zich tegenover hun
medemensen slechte leraren, zieners en profeten tonen! En in het hiernamaals
zal het voor zulke halfdode zielen nog onvergelijkbaar veel moeilijker zijn
het Rijk van God in zichzelf te zoeken en te vinden!
leder mens
moet hiervoor, zolang de dag duurt, werken; want komt daarna de nacht, dan is
het moeilijk om eraan te werken. "
14. Meer
woorden aangaande het leven met en zonder God
H. 1/4 (4-5) a) De Heer: "Indien iemand
zijn liefde op de materiële wereld vestigt, dan wordt zijn liefde door de
macht van de dood vernietigd en het gevolg is dan het lot van de materie of de
dood. Wie zijn liefde echter op Mij richt en zich aan Mij hecht, verbindt zijn
liefde met de Liefde of met het Leven van alle leven, en zal zelf geheel en al
van leven vervuld zijn."
H I /160 (7) b) De Heer: "De mens hoeft
zich maar om één ding zorg te maken en die zorg bestaat hierin God, de heilige
Vader, altijd te zoeken, niet alleen in tijden van nood, maar ook op wegen
waaruit Mijn liefde blijkt! En wie Hem daar als het allerhoogste goed heeft
gevonden, zal Hem niet direct weer de rug toekeren, maar altijd bij Hem blijven,
-anders zal hij steeds zijn onmacht gewaarworden, nog voordat hij ten halve
gekeerd is, en pas door bittere ervaringen zal hij moeten inzien dat hij zonder
Mij tot niets in staat is!"
H I /160 (8-10) c) De Heer tot de eigenwillige
Adam: "Wanneer iemand Mijn Naam roept, maar Mij zijn rug heeft toegekeerd,
waarlijk hij zal niet verhoord worden zolang hij niet zijn hart en aangezicht tot
Mij heeft gekeerd! Maar gij moet wel bedenken dat zo'n ommekeer steeds vurig op
de proef zal worden gesteld, en dan zal blijken hoezeer zijn hart van ernst
vervuld is; -want de wereld rondom je zal geweldig tekeer gaan -en er zal geen
ander woord worden verhoord dan alleen dat van het hart. Begrijp dit goed en
keer Mij nooit de rug toe, maar Iaat je overal door Mij vergezellen en
leiden!"
Gr.Joh.Ev. IX/139 (6-7) d) De Heer tot Judas
Iskariot: " Wie meer op heeft met de wereld en van haar houdt krijgt vroeg
of Iaat zeker het loon dat de wereld voor haar vrienden steeds beschikbaar
heeft: de dood! -Mijn Rijk is echter niet van deze wereld en wie de kant van
Mij kiest, zijn loon zal het eeuwige leven zijn! Laat je wereldse hart daarvan
doordrongen zijn!"
Gr.Joh.Ev. IX/149 (16) e) De Heer: "Wie
dit lichamelijke leven liefheeft omwille van de wereld zal het leven van de
ziel verliezen. Wie het echter niet liefheeft om Mijnentwille zal het voor
eeuwig in Mijn Rijk behouden!"
Gr.Joh.Ev.
IX/118 (24-25) f) De Heer tot een koppige schriftgeleerde die wijst op
het zware lot van vele gelovigen: "De door God bezielde mensen zullen het
levensgeluk altijd het meest ervaren; want zij weten waartoe zij in deze wereld
zijn geplaatst, en als zij lijden weten zij ook waarom. Zij hebben geen vrees
voor de dood van het lichaam omdat ze het eeuwige leven van de ziel reeds in
alle helderheid in zich hebben en ook de macht van de geest Gods. Wat bezit
daarentegen een mens die zwelgt in de geneugten van de wereld? Waarvan wordt
hij zich tenslotte bewust? Van de dood, waarachter zich geen leven aan hem zal
openbaren -en wanhoop is tenslotte zijn lot!"
Gr.Joh.Ev. VIII /217 (13-14; 16-18) g) De verlichte
overste van de Essenen Roclus op de vraag van een Griek wat men moet doen om de
hulp van God te verkrijgen: "Men moet allereerst met een oprecht hart in
deze God geloven, zich onder alle omstandigheden aan Zijn geboden houden, Hem
vervolgens boven alles liefhebben en zijn medemensen als zichzelf! Wie dat
niet doet zal bij God geen gehoor vinden! Ik en mijn broeders doen dat evenwel
en we hebben ook de onmiskenbaarste bewijzen dat onze alleen ware God altijd
bereidwillig onze beden verhoort mits we Hem niet om iets dwaas verzoeken.
Richt u daarom vanuit een diep gelovig hart tot onze God, zoals tot de beste
Vader."
Gr.Joh.Ev. VIII
/16 (10-11) h) Afscheidswoorden van de Heer aan bekeerde Indische
wijzen: "De Vader is goed en heeft geen welgevallen aan het lijden van de
mensen. Maar Hij verhindert ook niet dat de mensen hierdoor getroffen worden,
wanneer ze louter vanuit een hang naar de wereld de Vader vergeten, geen geloof
hebben en zichzelf in alles begeven wat hun last moet bezorgen. Wandelt steeds
op de wegen die Ik u trouw heb gewezen, dan zult gij weinig hoeven te lijden en
uw afscheid van deze wereld zal niet moeilijk zijn."
H 11/51 (1-5) i) De Heer: " Waarlijk, Ik
zeg u, wie Mij volgt bewandelt de goede weg en zal niet verdwalen op zijn
levenspad naar het Leven. Wie kan evenwel zonder licht 's nachts op een bosweg
wandelen ? De wereld echter is het bos en het aards bestaan van de mensen is de
weg en de tijd (van de zielen) in het lichaam is de duistere nacht. Ik ben evenwel
een waarachtig, onbedrieglijk Licht en Ik ben de Weg en het eeuwige Leven
Zelf."
Gr.Joh.Ev. IV/166 (6) k) De Heer: "Wanneer
in de mens alles hemels is geworden, wordt ook zijn omgeving hemels. De dagen
worden hemelse dagen en de nacht wordt tot een rust van de hemel, vol van het
heerlijkste licht voor de zuivere met haar geest verenigde ziel van de mens.
H 111/10 (9) I) De aartsengel Zuriël: "Ons leven
is Gods leven, wij kunnen leven wanneer en waar we willen -zodra wij het
fundament van het leven aanschouwen en begrijpen, als we ons hart naar God
hebben gericht, dan leven we reeds een volmaakt leven hetzij in het vleselijk
lichaam of in de reine geest, dat maakt geen verschil!"
GS 1/98 (13)
m) De Heer tot verloste zielen in het rijk van de geesten: "Met Mij
zijt gij tot alles in staat, zonder Mij evenwel tot niets! Het is ook altijd
goed om bij Mij te zijn! Buiten Mij is er echter nergens een bestaan dat
duurzaam zou zijn; want Ik alleen ben de Weg, de Waarheid en het Leven! Wie in
Mij blijft door de liefde en Ik in hem heeft het Licht, de Waarheid en het Leven!"
Appendix.
JAKOB LORBER (1800-1864) en de werken van de nieuwe
openbaring.
De uiterlijke gebeurtenissen in het
leven van Jakob Lorber, die op 22 Juli 1800 in Kanischa (Oostenrijk) werd
geboren en zich als muziekleraar, musicus en componist vestigde te Graz, bleven
bescheiden tegenover zijn roeping tot 'schrijfknecht van God', die hij in zijn
veertigste levensjaar door het innerlijke Woord ontving en waaraan hij
vervolgens tot aan het einde van zijn leven in onwankelbare trouw gehoorzaamde.
Op 15 Maart 1840, toen hij in zijn
morgengebed was verzonken, hoorde hij een innerlijke stem, die uit zijn hart
scheen te komen en hem duidelijk toesprak: 'Sta op, neem je griffel en
schrijf!' Lorber gehoorzaamde deze geheimzinnige stem, nam zijn pen en schreef
woord voor woord op wat hem innerlijk gedicteerd werd. De eerste zinnen
luidden: 'Zo spreekt de Heer tot iedereen en dat is waar, getrouwen gewis. Wie
met Mij spreken wil, kome tot Mij en Ik zal hem het antwoord in zijn hart
leggen. Echter alleen maar de reinen, wier hart vol deemoed is, zullen de klank
van Mijn Stem vernemen.'
Er was hem juist een aanstelling als
kapelmeester in Triëst aangeboden, doch hij wees deze af en volgde zijn
roeping door het opschrijven van het in zijn binnenste gedicteerde woord en dat
deed hij tot aan zijn dood in 1864.
Zijn biograaf en vriend gedurende
tientallen jaren, Karl Gottfried Ritter von Leitner, bericht daarover: 'Het
gezicht rustig en luisterend, ononderbroken schrijvend, nooit stokkend, nooit
zich bezinnend, gleed zijn pen over het papier.' Zo ontstond in een
tijdsverloop van 24 jaren een uniek werk, dat heden 25 boekdelen van ongeveer
500 bladzijden vult, de kleinere geschriften niet meegerekend.
Er is voor deze stille,
uitermate bescheiden en deemoedige man Jakob Lorber beslist geen voorbeeld te
noemen en geen 'categorie' te vinden, of we hem nu als mysticus of als ziener
beschouwen, dan wel, zoals in zijn tijd het geval was, als een mediamiek genie.
De mensheid ontving middels hem een werkelijk omvattend antwoord op haar
duizenden jaren oude vragen naar het vanwaar, het waarheen en het waarom van
het leven. Lorbers door Goddelijke inspiratie ontvangen geschriften bieden een
geestelijke beschouwing der wereld, die niet alleen de christelijke
vernieuwingstendenties, maar ook de wetenschap, ja het hele levensgevoel van
de hedendaagse mens verklaren. Zijn werken zijn even tijdloos als actueel.
Wij laten hier een korte samenvatting
volgen, die Dr.Walter Lutz als inleidend overzicht publiceerde in het
tijdschrift 'Das Wort'.
Tien voornaamste punten uit De nieuwe
openbaring door Jakob Lorber.
1. De grondslag der wereld
Volgens Lorber bestaat er geen stof in
de betekenis die het materialisme daaraan geeft. Alles is energie, namelijk
Gods- of geestkracht, gesplitst in allerkleinste oerstofdeeltjes
(oerlevensvonken). Ook het vroeger als kleinste deeltje beschouwde atoom is een
uit talloze deeltjes bestaand levend universum in het kleinste formaat
(vergelijk hiermee de nieuwste ontdekkingen der kernfysica). Uit de oergronddeeltjes
(tegenwoordig elektronen of kwanten genaamd) - die niets anders zijn dan
zelfstandig gemaakte gedachtenkrachten van God - is de hele wereldruimte
planmatig opgebouwd.
2. Het wezen van God
God is de eeuwige oneindige geest, de oerkracht
en het fundament van alle zijn. Zijn voornaamste eigenschappen zijn liefde,
wijsheid en wilskracht. Zijn heilige geest vult het heelal (de 'wereldziel' van
de antieken). Maar deze oneindige algeest heeft een innerlijk machtscentrum,
van waaruit als uit een zon gedachten en wilskracht in de schepping
uitstromen, om na een grote kringloop tot levensvoleinding weer terug te keren.
In dit oermachtscentrum bevindt zich God als bestaand Wezen en wel in de
hoogste van alle levensvormen: als volkomen 'Geest-Oermens'. (God schiep de
mensen naar Zijn beeld). Vanuit dit oermachtscentrum is de geest van God
eeuwig scheppend bezig. De hele schepping is een geweldig ontwikkelings- en
vervolmakingproces van de Goddelijke gedachten en ideeën. Het voltrekt zich
onder ontzagwekkende, door rustperioden gescheiden tijdperken
('scheppingsdagen, van eeuwigheid tot eeuwigheid').
3. De geestelijke oerschepping
Aan de voor ons zichtbare stoffelijke
schepping gingen geestelijke scheppingen vooraf. God heeft toen uit de als het
ware buiten zichzelf geplaatste oerlevensvonk grote geestelijke wezens
geschapen volgens Zijn beeld (oer-aartsengelen), die zelf meerdere aan hun
gelijke geestelijke wezens in het leven konden roepen. Zo ontstonden legioenen
grote geestelijke wezens (engelen), die zich volgens het ordeningsgebod van de
Gods- en broederliefde zouden ontwikkelen, tot ze aan Godgelijk zouden zijn.
Een deel van deze wezens verviel onder leiding van hun hoofdgeest Satana
(Lucifer) krachtens hun vrije wil in grenzeloze eigenliefde en
zelfverheerlijking. Volgens de eeuwige ordening moest echter de voedende
levensstroom uit God opdrogen voor degenen, die van God afvallig werden.
Daardoor verstarden ze als het ware en verdichtten ze zich tot hulpeloze
massa's. Door verdichting van de geestelijk-etherische oeressenties
(materialisatie) ontstonden zo in de scheppingsruimte de oernevels van de
materie of van de wereldstof.
4. De stoffelijke materiële
schepping
Zouden
de gevallen oerwezens eeuwig in de ban van hun gericht blijven of toch nog tot
voleinding teruggevoerd worden in Gods heilige levensorde? De goddelijke liefde
erbarmde zich over de gevallen geestenwereld. Met behulp van de trouw gebleven
engelgeesten bouwde de Schepper het materiële universum uit de oernevelen van
de wereldstof, door deze in te lijven en tot nieuw leven te brengen; dit
beeldt in zijn geheel het verhaal van de 'verloren zoon' uit. (hiermee is het
ontstaan van de wereld volgens Kant-Laplace geestelijk verklaard). Hiermee
begon God in de talloze wereldsystemen en op de wereldgloben een verlossing van
de in de materie gebonden wezens.
5. Doel van het natuurleven
Op alle hemellichamen worden door het
Goddelijk bestuur de verstarde wereldstofmassa's meer en meer losgemaakt. Deze
losgemaakte luciferische levensvonken worden door de engelen, de dienaren van
de Schepper, naar diens liefdevolle en wijze heilsplan in de rijken van de
natuurwereld gebracht en wel in steeds nieuwe geestelijke louteringsscholen.
Dit gebeurt doordat ze - tot steeds meer omvattende verbintenissen of 'zielen'
verenigd - in steeds hogere levensvormen trapsgewijs door het mineraal -,
planten - en dierenrijk worden omhoog geleid. (Darwins ontwikkelingsleer vanuit
een allesomvattend geestelijk gezichtspunt). De 'natuurzielen' worden op deze
geestelijk lichamelijke weg geleid tot de bouwen het gebruik van hun tijdelijk
levensomhulsel (alle scheppingen van de drie natuurrijken). Ze beginnen
daardoor hun tegen Gods ordening ingaande zelfzucht zo langzamerhand te
overwinnen en zich tot de hemelse ordening van dienen in wederzijdse liefde te
bekeren (opbouw van gemeenschappelijke verbintenissen, organismen). Het
evangelie predikt ook de verlossing van alle creaturen door de macht van de
liefde.
6. De mens - het einddoel
van deze ontwikkeling
De op deze manier uit de luciferische
materie opgestegen mensenziel moet - onder invloed van de haar ingeblazen,
goddelijke geest - of liefdesvonk - zich nu in het aardse leven waar maken.
Door vrijwillig de liefdesgeboden van God te gehoorzamen zal de mens zich
steeds verder tot een waarlijk kind van God ontwikkelen, om tenslotte als hij
dat doel bereikt heeft, tot de ware vrijheid en zaligheid van het eeuwige
leven binnen te gaan.
7. Het wezen van Jezus
Toen de schepping zover was gerijpt
dat ze de diepste onthulling van de goddelijke liefde - de Godheid als 'Vader'
- kon begrijpen, koos God de naar het uiterlijk zo onaanzienlijke aarde voor de
grootste liefdedaad van Zijn erbarming uit. Hier, waar de innerlijkste geestkern
van Lucifer in de ban wordt gehouden, hulde God Zijn geestmenselijk
oermachtscentrum in het gewaad van de materie ('en het Woord werd vlees'.). In Jezus
Christus trad God Zelf het mensenrijk binnen om deze en tevens alle
geesten uit de oneindigheid te onderrichten. Als machtigste getuigenis van Zijn
liefde trok Hijzelf het kleed van de materie aan om de gevallenen uit het
gericht te verlossen en de gelouterden dan in het Vaderhuis terug te voeren
(gelijkenis van de verloren zoon).
De geest van Jezus, het heilig
oermachtscentrum van God, is de 'Vader'. De ziel van Jezus (en zijn
lichaam), dat wil zeggen het menselijke, is de door de Vader geschapen 'Zoon'.
De in de oneindigheid uitstralende
Godskracht, uitgaande van de Vader door de Zoon, is de 'Heilige Geest'.
En zo zijn in Christus de Vader, de
Zoon en de Heilige Geest verenigd (de oplossing van het drie-eenheidvraagstuk).
Jezus: 'Wie Mij ziet, ziet de Vader', en: 'Ik en de Vader zijn één!'.
8. De heilsweg tot de geestelijke
wedergeboorte
Als de enige tot de voleinding en
eeuwig leven in God voerende weg predikte Jezus de grondwet van de
gehele schepping: 'Heb God boven alles lief en de naaste als jezelf. Noch
uiterlijke goede werken (ontvangen van het sacrament), noch uiterlijke
geloofsgerechtigheid (geloofsbelijdenis), zijn voldoende; ze zijn hoogstens
hulpmiddelen op de heilsweg van de zuivere daadkrachtige liefde, de oergrond
van alle zijn. Is met behulp van Gods geest in de mens de zuivere hemelse
liefde tot onbeperkt heerser geworden, dan is de mens aan het gericht der
materie ontgroeid en heeft hij de geestelijke wedergeboorte bereikt. Dan
vermag de gelouterde ziel, die met de haar ingeplante geest uit God dan
volledig verbonden is, tot een waar kind van God uit te groeien, één met haar
Schepper en hemelse Vader en ze heeft dan eeuwig deel aan de volheid van Zijn
goddelijke levens - en werkingskrachten.
9. De verdere ontwikkeling in het
hiernamaals
De
meeste mensen van de aarde treden na de dood van hun lichaam nog onvolmaakt in
de fijnstoffelijke sfeer van het hiernamaals binnen. De goddelijke liefde biedt
hen daar nieuwe mogelijkheden om zich te scholen, zodat tenslotte allen -zij
het vaak op moeilijker en pijnlijker manier - toch nog tot voleinding komen.
Want het goddelijk plan van een algemene verlossing kent geen eeuwige
verdoemenis!
Om dit einddoel te
bereiken komen de nog onrijp uit het leven scheidende zielen aan 'gene zijde',
dat wil zeggen in de voor de aarde onzichtbare, geestelijke wereld eerst in
een soort droomleven. Hier valt hen tot hun belering een door hen beschermende
machten geleid innerlijk geestelijk schouwen ten deel, dat al naar gelang van
hun goede of boze instelling een paradijselijke verrukking of een helse pijn
bij hen oproept. Hemel en hel zijn dus geen plaatselijke bepalingen, maar
geestelijke ontwikkelingsstadia van de ziel. Sterk op zichzelf gerichte,
aardegebonden zielen worden ook wel verder opgevoed door opnieuw in het leven
geroepen te worden (reïncarnatie) op andere stoffelijke werelden of soms ook
op deze planeet.
10. Het doel der voleinding
Zielen, die zich op aarde of in het
hiernamaals tot zuivere Gods- en naastenliefde lieten louteren, geraken in een
steeds nieuwe en gelukkig makende werkelijkheid. Hun geestelijk zien en innerlijke
kracht nemen toe in de drie opeenvolgende hemelen, in overeenstemming met de
zuiverheid en sterkte van hun liefde. De eindeloze opklimming in gelukzaligheid
van de voleindigde wezens bestaat uit een steeds dieper erkennen van God, een
steeds grotere liefde tot Hem en al Zijn schepselen, alsook in een steeds
intensiever medewerken aan het verheven werk der schepping als de openbaring
van alle zijn en leven. Deze korte aanduidingen laten al zien dat bij Lorber
sprake is van een omvangrijke geestelijke religie, logisch opgebouwd volgens
een vastomlijnd plan. Ze brengt ons een verheven levensleer van de zuiverste
liefde en grootste daadkracht, waarvan de Godheid, de Vader in Jezus, de
grondslag vormt. De volle rijkdom en veelzijdigheid van de leer maakt zich
evenwel pas dan kenbaar, als men de Lorberwerken
grondig bestudeert. Ze bieden juist
datgene, waarnaar de hoogste geesten van onze generatie diep en ernstig
streven: een synthese te vinden tussen de Heilandsleer van de Bijbel en de
ontwikkelingsgedachte der wetenschap. Dat leidt tot een overeenstemmend, aan
geen confessie gebonden Christendom, dat door zijn karakter van liefde en de
diepte van zijn erkenning alle mensen tot een edelgezinde geestes- en
levensgemeenschap vermag te verenigen.
UpToDate 2023-2024