Eigen gedachten in de sferen van het geestelijk
Rijk
Onlangs
hield ik mij dagenlang bezig of er aan gene zijde [in de geestelijke wereld]
elkaars gedachten gelezen konden worden. Alleen al de gedachte daaraan zou ik me
eigenlijk wel onvrij kunnen voelen. Je kunt denken wat je wilt [de wet van de
vrije gedachte van de wil], maar hoe zit het dan met de ‘bescherming’ van je
eigen denkwereld?! Er is aan gene zijde eveneens toch vrijheid in het denken,
maar misschien zou dat aan banden gelegd worden, als elke gedachte ‘gelezen’
wordt, en niets daar, maar ook helemaal niets verborgen blijft!....Geen privé
in je eigen innerlijke privégedachtewereld? Nergens ‘ruimte’ waar je met je
eigen gepeins zou kunnen ‘terugtrekken’? Daarop zocht ik antwoorden.
Enige
tijd daarna moest ik in mijn privésfeer iemand naar een oogkliniek brengen.
Vlug graaide ik nog een boekwerkje uit mijn Swedenborg-
en Jakob Lorbercollectie.
Ik wist niet wat ik in de wachtkamer te lezen zou krijgen. Wat
ik las, waren precies [tot mijn grootste verwondering] de antwoorden, die ik op
mijn vragen kreeg.
In
het boekwerkje van Swedenborg: ‘De Goddelijke
Drie-eenheid verklaard’ volgens de geloofsbelijdenis van Athanasius,
dat een uittreksel uit een werk van Emanuel Swedenborg
is, die dit in 1912 publiceerde bij de Academy of the
New Church – Bryn Athyn, PA. USA, staat het volgende beschreven:
‘Al de gedachten van een mens verspreiden zich in de
geestelijke wereld in iedere richting, zo ongeveer als de lichtstralen van
een vlam. Omdat de geestelijke wereld uit hemel en hel bestaat, en de hemel uit
ontelbare gezelschappen en evenzo de hel, daarom moeten de gedachten van een mens zich noodzakelijkerwijze in
gezelschappen verspreiden.’
‘Alle
gedachten van de mens verspreiden zich dusdanig in zo’n richting, en dat heeft
men tot nu toe niet geweten, omdat er niets bekend was over de aard van de
hemel of de hel. Dat deze gezelschappen bestaan, en dat er bijgevolg een
verspreiding van ’s mensen gedachten plaats vindt, en in een andere wereld dan
die waarin zijn natuurlijk gezicht zich uitbreidt. Want de gedachte
van een mens is als het gezicht van zijn ogen.’
‘Het
is de liefde van de mens, welke zijn gedachten in de gezelschappen bepaalt; goede
liefde richt die gedachte in hemelse gezelschappen en slechte [egoïstische]
‘liefde’ in helse gezelschappen. De
liefde van de mens is vergelijkende
wijze als vuur en zijn gedachten zijn
als lichtstralen, die daaruit voortkomen; Wanneer de liefde goed is, dan
zijn de gedachten, die als stralen daaruit voortkomen; Wanneer de liefde kwaad
is, zijn de gedachten, als stralen daaruit, valsheden.’ Joh. 14:20,21: ‘het
licht is de waarheid van het geloof en de warmte is het goede van de liefde!’
Daar boven [in de hemelse sferen] verbinden die gedachten
zich met gelijksoortige gezelschappen, deze schikken zich daarin en enten als
het ware zich daarop zo volledig, dat de mens met die gezelschappen geheel en
al één wordt.
Er kan niet de minste gedachte bestaan,
zonder dat die in een of ander gezelschap wordt opgenomen, niet
door de individuen of engelen van dit gezelschap, maar door de
genegenheid van de liefde, waaruit en waarin dat gezelschap bestaat. Vandaar dat de engelen, van die [gedachte]-invloeiing niets merken, noch ook door haar op enige wijze
worden gestoord.
‘Terwijl
de mens in deze wereld leeft, is hij [al] in verbinding met de hemel, en ook in
medegezelschap met de engelen, ofschoon noch de engelen noch de mens daarvan
iets weten. De oorzaak van deze onwetendheid ligt hierin, dat de gedachten van
de mens natuurlijk zijn en die van de engelen geestelijk, en die twee maken één
geheel, alleen door overeenstemmingen. Daar een mens door de gedachten van zijn
liefde ingevoerd is in gezelschappen van de hemel of van de hel, is het, dat
bij zijn intrede in de geestelijke wereld, wat
onmiddellijk na zijn dood plaats vindt, zijn hoedanigheid bekend wordt
enkel en alleen door de verspreiding van zijn gedachten in gezelschappen: en op die wijze wordt iedereen onderzocht…’
[opmerking: zie ook een beschrijving hierover in het Jakob
Lorber Bulletin van 2017]
‘Ook
wordt hij omgevormd door de toelating van zijn gedachten
in de hemelse gezelschappen, en veroordeeld door de invoering van zijn denken
in de gezelschappen van de hel.’ [A.V. 1093]
‘Na de fysieke geboorte opent de mens in de loop van de
tijd voor zichzelf de hemel of de hel, en gaat hij binnen in de gezelschappen
en al gedurende zijn leven in deze wereld en een inwoner wordt van het ene of
het andere gezelschap!’
’…Al zijn gedachten worden vormen die hij ziet, en zijn wil wordt een
voldongen feit. Zijn woorden zijn vastberaden en één met de gedachte en de wil.
De [ether]-ruimte heeft niets meer met hem te maken, en het tijdsverloop heeft
hem de laatste minuut getoond. Want in het vrije geestelijke zijn hoort, ziet,
voelt, ervaart, denkt, wilt, handelt en spreekt hij over tijd en ruimte heen;
d.w.z. voor hem is er maar één tegenwoordige tijd, waarin een eeuwig verleden
en een eeuwige toekomst vriendelijke hem de handen reiken. En zijn oog is qua zinnelijkheid
zo dicht bij de eindeloze verre dingen als zijn eigen gedachte.’ [Saturnus, hfdst. 44:18]
‘Daarom moet elke gedachte worden vastgehouden en mag
geen tweede een eerste verdringen. In de geest is dit doorgaans het geval, want
wie niet standvastig is, is niet geschikt voor het Hemelrijk van God. Zoals
ook de Heer zelf zegt: ‚Wie zijn hand aan de ploeg slaat en omziet, is niet
geschikt voor het Rijk van God.’
Geestelijke Zon, deel 2, hfdst. 18:2
….’Dat ook de geringste gedachte die een mens ooit had,
hetzij op deze of ook op een andere Aarde, eeuwig onmogelijk ooit verloren gaat
of kan gaan. De geesten, waarvan de gedachten, woorden en ideeën
en daden door Gods wil zo'n nieuwe wereld vormen, beseffen in hun volmaakte
toestand al gauw dat die wereld een gevolg is van hun gedachten, ideeën,
woorden en daden, en zij belasten zich dan erg graag en met een groot gevoel
van zaligheid met de besturing, leiding, vorming en het algehele levend maken
en de doelmatige, inwendige organisatie van het hemellichaam en uiteindelijk
ook van alle dingen en wezens, die op zo'n hemellichaam moeten bestaan.
GJE4-57:4
UpToDate 2023-2024