Getuigen van het Evangelie
[via Jakob Lorber
ontvangen in 1840 van de Heer]:
Ieder
blij hart dat je in Mijn naam verkwikt hebt, zal eenmaal een nieuwe hemel vol
zaligheden zonder maat en tal voor je worden, en het zal je reeds op deze Aarde
verkwikken zoals geluk dat kan en het zal je de echte vrede teweeg brengen -
een vrede die de wereld niet kent! bron: GJE2-186
Maar in deze dagen wordt
het rijk van God geweld aangedaan; en die het niet met geweld naar zich toe
trekken, zullen het niet bezitten. GJE3-9 [2]
De reden
waarom dit getuigenis in het evangelie niet zo volledig is gegeven, is steeds
dezelfde: omdat het ten eerste toen gebruikelijk was om zo te schrijven, dat
alleen de hoofdpunten opgetekend werden en dat al het andere wat de begrijpende
lezer vanzelfsprekend vond, weggelaten werd; ten tweede omdat het heilige
levende in het Woord niet verontreinigd en ontheiligd werd. Daarom is op die
manier ieder Bijbelvers een graankorrel met een flink stevig omhulsel, waarin
de kiem voor een oneindig leven en de onmetelijke, volle wijsheid daarvan
verborgen rust. (GJE 1-24-18)
Zoals God
Zelf in ieder Bijbelwoord Zijn eigen volkomen eeuwige leven is, zo is Hij het
ook in ieder mens die Zijn volle levenswoord in zich opneemt en het behoudt.
Wie daarentegen het Woord van God uit de mond van de Zoon niet aanneemt, dus de
Zoon niet gelooft, die zal en kan het leven ook niet ontvangen noch in zich
waarnemen of voelen en de toorn van God, die het gericht is van de dingen die
geen leven hebben behalve dat van het onvermijdelijk onderworpen zijn aan een
eeuwig onveranderlijke wet, zal net zolang op hem blijven rusten als zijn
ongeloof in de Zoon voortduurt, zegt Johannes de Doper. (GJE 1-24-15)
De Heer is
door Zijn eigen Woord lijfelijk mens onder ons geweest en Zijn Woord is God,
Geest en lichaam, dat wij de ‘Zoon’ noemen. (GJE 1-24-14)
Toen Jezus
vele wonderen deed onder de Joden, dat ook ter gehoor kwam van heidenen en
bijgelovige volken, ontstonden later overdreven verhalen en een groot aantal
valse evangeliën en daardoor werd het echte evangelie verminkt. (GJE 1-25-5)
Meteen daarna vragen
Johannes en Matthéus Mij of zij dit allemaal op
moeten schrijven. IK zeg: "Dat kunnen jullie voor jezelf doen, maar voor
het volk behoef je dat niet op te schrijven, want dat is nog zo'n tweeduizend
jaar te jong om dat te begrijpen. Aan de zwijnen moet men de parels nooit voor
werpen, omdat ze die kost helemaal niet weten te onderscheiden van het
slechtste zwijnenvoer. Maar voor jullie en voor een paar anderen kunnen jullie
dat in elk geval wel opschrijven." En de beide leerlingen doen dat ook met
passende beeldtekens ter onderscheiding van dat, wat zij in Mijn opdracht met
gewone Hebreeuwse lettergrepen hebben opgeschreven. De geest van God is op de
volgende manier te herkennen: iedere geest die belijdt dat Jezus Christus in
het vlees is gekomen, is uit God, en iedere geest die niet belijdt dat Jezus
Christus in het vlees is gekomen, is niet uit God, maar dat is de geest van de
antichrist, waarvan jullie gehoord hebben dat hij zal komen en die nu reeds in
de wereld is. GJE2-218 [13-15] - (Joh.4:
1-3)
Het is zo dat in
oorsprong slechts de beide evangeliën van Johannes en Matthéus
geheel authentiek zijn, en ook de geschiedenis der apostelen, de brieven, en de
openbaring van Johannes. De beide evangeliën van Marcus en Lucas hebben ook hun
duidelijke en heilige waarde, hoewel ze in menig detail van dat van Matthéus afwijken. - Nu we dit ook weten, gaan we weer
verder met de evangelische tocht. GJE2-174 [16]
Uit de overdreven
verhalen ontstonden later een groot aantal valse evangeliën en daardoor werd
het echte evangelie verminkt. GJE1-25 [5]
De jonge FARIZEEËR
voegt daar aan toe: "Hoogste gebieder! Dat dacht ik zoeven ook! Wij kunnen
nu wel de weg van al het heil gerust en blij betreden, maar hoe moet het met de
vele miljoenen die niet de gelegenheid hebben uit de bron te putten en iedere
vraag met de grote meester des levens zelf te bespreken?" GJE3-15 [5]
IK zeg: "Ook daar
is voor gezorgd! Want na Mij blijft de hemelpoort steeds open staan en dat wat
wij hier nu bespreken, zal over meer dan duizend jaar ook woordelijk gehoord en
opgeschreven worden, alsof het voor de ogen plaats vond van degenen die bijna
tweeduizend jaar na ons de aarde betreden zullen. En een ieder die in de
toekomst ergens over zal twijfelen, zal uit de hemelen heel duidelijk ingelicht
kunnen worden. Want hierna zal iedereen zelfs door God onderricht moeten worden
en degene die zijn lering niet van God krijgt, zal niet in het vreugdevolle
rijk der waarheid binnengaan." GJE2-15 [6]
Matthéus en Johannes lezen nu nogmaals wat ze
deze nacht allemaal hebben opgeschreven van Mijn woorden, waarbij ze echter tot
de vervelende conclusie komen dat zij ondanks hun vlijtig opschrijven toch nog
grote stukken missen. Johannes vraagt Mij dan of Ik hun het ontbrekende wil
dicteren. Maar op Mijn wenk stelt Rafael zich beschikbaar en completeert in een
oogwenk alles. En als de beiden daarna hun aantekeningen nog een keer
doornemen, vinden zij geen hiaten meer en is alles helemaal in orde. Ook Simon
Juda bekijkt het opgeschrevene en constateert dat er
volgens hem niets verloren is gegaan van alle gesprekken en lessen die in deze
nacht zo royaal als haast nog nooit eerder hebben plaatsgevonden. Ook het
redden van de dertig is uitgebreid vermeld en dat doet de leerlingen veel
genoegen. GJE3-18 [3-5]
Johannes en Mattheus als synoptiker – dwz ooggetuigen – Mattheus zou naar Afrika zijn gereisd en heeft zijn
originele Evangelie meegenomen – de pseudo-Mattheus
namens Rabbas, een schrijver uit Sidon,
die de aanwezige afschriften en de vertellingen van het volk samen opschreef en
dit als Evangelie uitgaf. Daar is echter ook de stapel van ruim vijftig evangeliën
ontstaan, die tijdens de eerste grote kerkbijeenkomst van het Morgenland als
apocrief verbrand werd, hetgeen zeer juist was. Wat Ik zei en wat Ik deed is in gedeelten door de andere
drie evangelisten opgetekend. Het innerlijk woord is het zogenaamde profetisch
woord – 1 Petr.1:19 – profeten waren zeer vroom levende mensen en zij konden of
hadden de gave om voor alle mensen wijze dingen te zeggen – zij waren de
vertegenwoordigers van Gods wil op Aarde.
David zei: de Heer sprak met mij zoals
een mens tot een mens spreekt – 1 Sam.23:2,3 – Er zijn genoeg voorbeelden
zoals: Jes.37:26,27, 48:3, 51:16, Jer.1:19, Matth.10:20, Lukas 10:16, Joh.14:16
en 1 Joh.4:8,16, Joh.15:26, 16:12, Lukas 12:11,12, Hand 9:5,10,11,17. Johannes deed dit ook in weinig woorden verdeeld
over acht verzen, zoals het in de Schrift staat. Nu vroeg Mattheus
aan Mij, of hij deze gebeurtenis ook op zou schrijven. ‑ Maar Ik zeg
tegen hem: 'Dat hoeft niet! Als we morgen naar Kapernaüm
gaan en als Ik daar weer Mijn leer verkondigen en tekenen doen zal, ‑ dan
moet jij die opschrijven! Zet de genezing van de melaatse in Sichar, die Ik daar genas toen Ik van de berg afkwam, ook
nog bij Mijn Bergrede!'
Mattheus zegt: 'Heer,
volgens mij heeft U in Sichar twee melaatsen genezen;
welke moet ik opschrijven'?' Ik zeg: 'Er zijn er wel meer dan twee genezen;
maar die ene is voldoende, die Ik aan de voet van de berg genas en waartegen Ik
zei, dat hij zich aan priester Jonaël, wiens naam je
niet op behoeft te schrijven, moest tonen en de gave moest offeren, die Mozes
als een bewijs voor God voorgeschreven heeft! Want wie Mij niet vanwege dit ene
teken gelooft, die zal Mij ook niet geloven, als Ik honderd tekenen voor hem
deed! Schrijf daarom van al die tekenen alleen datgene op, wat Ik je zojuist
beschreef!
De
evangeliën HG1.03 beschrijft: ‘Hoe vaak zijn de vier Evangeliën verdacht
gemaakt; gelden ze daarom in de harten van de ware bekenners
van God dan minder?’ Tegen Mattheus zei Jezus: ‘En
jij schrijver Mattheus, noteer dat. Ik zal vanwege
het ongeloof hier in Mijn eigen geboorteplaats nog maar weinig tekenen doen.
Zelfs in de laatste tijden zal de gehele wereld daardoor weten wat voor harde
en ongelovige klanten de burgers van Nazareth in Mijn tijd waren!’
‘Uit
Egypte heb Ik Mijn Zoon geroepen, Hij zal Nazoreeër
genoemd worden’. [Jesaja 1:11] spreekt van ‘spruit’
[Hebr. Nezer], de Nezer uit
de wortelstok Isaï, de vader van koning David. Hun
ongeloof zal eens hun onverbiddelijke rechter zijn, die zij van de duizendmaal
niet eenmaal kunnen weerstaan. Waarlijk, zeg Ik je, eerder en gemakkelijker
zullen alle hoeren, echtbrekers en dieven in het Godsrijk binnengaan, dan deze
ongelovige bokken en lomperds. [GJE2-25]
UpToDate 2023-2024