Bethabara aan de
Jordaan
Jezus hield zich op in de woestijn, vlakbij Bethabara, en was
bijna aan het eind van Zijn veertig dagen vastenperiode. Bethabara lag bij
Kapernaum vlak tussen Zebulon en Naftali, aan de Galilese zee. In deze periode getuigde
en doopte Johannes over Hem aan de Jordaan. Beiden waren dertig jaar ervoor,
door een engel aangekondigd, dat zij geboren zouden worden met een speciaal
doel. Nu was dit doel reeds in werking getreden. Johannes getuigde over Hem,
dat Hij het Licht was dat de mensheid zou verlichten en Zijn Licht kan nooit
doven. Ook sprak Johannes over hem, dat hij niet waard was om Zijn schoenveters
te knopen. Johannes doopte eerst bij Bethabara, waar hij leefde en later in
Enon, in de buurt van Salim, waar wel veel water was. In die tijd was er ook
soms weinig water in de Jordaan.
Johannes wist niet dat hij de aartsengel Michael, die met Lucifer
streed en won en ook om het lichaam van Mozes streed. Hij was en ook de
vroegere Elia. Dat verklaart, waarom hij het een en ander ontkende. Nu kwam
Jezus naar hem toe en liet Zich door Hem dopen en de eerste aankomende
discipelen herkenden in Hem een meester en volgen Hem. Jezus hield zich op in
de woestijn, vlakbij Bethabara, en was bijna aan het eind van Zijn veertig dagen
vastenperiode. Bethabara lag bij Kapernaum vlak tussen Zebulon en Naftali, aan
de Galilese zee. In deze periode getuigde en doopte Johannes over Hem aan de
Jordaan. Beiden waren dertig jaar ervoor, door een engel aangekondigd, dat zij
geboren zouden worden met een speciaal doel. Nu was dit doel reeds in werking
getreden.
Nu kwam Jezus naar hem toe en liet Zich door Hem dopen en de
eerste aankomende discipelen herkenden in Hem een meester en volgen Hem. Maar
Nathánaël ging staan en zei tegen de gasten: 'Beste vrienden en broeders! Nog
maar een paar maanden geleden was ik visser in de omgeving van Bethabara aan de
rivier de Jordaan, niet ver van diens uitmonding in zee. En de Heer begaf Zich
(van Kapernaum uit het huis van de overste Cornelius, de broer van Cyrenius)
naar het huis van Simon Petrus, dat in de buurt van Bethabara lag, waar
Johannes vroeger verbleef. - Een paar landwegen gaans hiervandaan is een
herberg. Mijn vissersknechten hebben aan zee nog volop werk.
Op dat bericht gaat de menigte snel naar Bethabara. Maar langs de
weg tussen de beide plaatsen (opm. Bethabara en Kapernaum) aan de Galilese zee.
Maar Ik zeg: 'Laten we nu eerst het morgenmaal gebruiken, en gaan we daarna
meteen naar een huis van een bekende van Mij een paar honderd meter achter
Kapérnaum, zodat het hier in Nazareth wat rustiger wordt!” (opmerking: zou
Bethabara dan een kleine kilometer achter Kapernaum gelegen hebben?) Tijdens de
gesprekken van de Farizeeën en schriftgeleerden met leerlingen, brengen zij met een man of acht een aan jicht lijdende
man op een bed, om hem door Mij te laten helpen! Het huis (van de overste
Cornelius?) was echter dermate omringd door mensen, dat het voor die acht
mannen niet mogelijk was om de zieke in het huis bij Mij te brengen. Ze waren echter
bang dat Ik al gauw zou vertrekken en, omdat het huis aan de zee lag, en aan de
zeezijde door een kleine uitgangsdeur naar zee zou gaan en ergens heen zou varen. Voor de Moravische nederzetting
in Noord-Carolina, zie Bethabara Historic District. Deze ingang neemt tekst van de International Standard Bible
Encyclopedia enige modernisering.
Een deel van de Madaba Kaart tonen Bethabara, Βέθαβαρά
το τού άγίου
Ιωάννου τού
βαπτίσματος: Bethabara,
de plaats van de St.
Johannes doop.
De
opgegraven overblijfselen van de doop site in "Bethany Beyond the
Jordan", bevindt zich in het hedendaagse Jordanië . Bethabara ( / b ɛ θ æ b ər ə / Beth- ab -ər-ə ; בית עברה;
bēth'ăbhārāh;
Βηθαβαρά, Bethabara, "huis van de
doorwaadbare plaats, de plaats van de kruising"), in het huidige Jordanië : Volgens aan de King James Version (na Textus Receptus van het Nieuwe Testament [ 1 ] de plaats waar Johannes de
Doper doopte (Johannes 1:28 ). Het Nieuwe Testament in het Grieks volgende Codex
(Sinaiticus , Vaticanus , Alexandrinus , Ephraemi ) leest "Bethany." Het onderscheidt zich van het Bethany van Lazarus en zijn zusters als de Jordaan . Diezelfde Bethabara getuigd van in zowel de 6e eeuw na Christus (Madaba Kaart) [ 4 ] en in de Joodse Talmoed. [ 5 ] Verschillende suggesties zijn gedaan om de metingen uit te leggen.
GA Smith (HGHL) suggereert dat Bethany ( huis van het schip ) en Bethabara ( huis van de doorwaadbare plaats ) namen zijn voor dezelfde plaats. Bethabara is ook
geïdentificeerd met Bethbarah, die echter, was waarschijnlijk
niet op de rivier de Jordaan , maar onder de streams stroomt in het ( Richteren 7:24 ).
Het is interessant
op te merken dat de Griekse Septuagint Codex Vaticanus (LXXB) leest, Baithabara voor Hebreeuwse Masoretische tekst Beth-'ărābhāh , een van de steden van Benjamin ( Jozua 18:22 ). Een andere oplossing wordt gezocht in het idee van een
verbastering van de oorspronkelijke naam in Bethanië en Bethabara, de naam die
de medeklinkers n, b en r na Beth. In Jozua 13:27 ( Septuaginta , Codex Vaticanus) vinden
we, Baithanabra voor Beth-nimra (Masoretische tekst), en Sir George Grove in Woordenboek van de Bijbel (artt. "Bethabara" en "Beth-nimra")
identificeert Bethabara en Beth-Nimra .
De ligging
van de laatste was een paar mijl boven Jericho (zie Beth-nimra ), en direct toegankelijk naar Jeruzalem en in
geheel Judea (vergelijk Mattheüs 03:05 ;Marcus 01:05 ). Deze visie heeft veel in haar voordeel. Dan opnieuw, zoals G. Frederick Wright opmerkt: "De traditionele plaats is bij de doorwaadbare plaats ten oosten van Jericho, maar als volgens Johannes 1:29 , Johannes 01:35 , Johannes 01:43 was het slechts een dagreis van Kana van Galilea , terwijl volgens Johannes 10 : 40 ; Johannes 11:03 , Johannes 11:06 en Johannes 11:17 , het twee of drie dagen van Bethany was, dan moet het juist zijn
via de rivier in de richting van Galilea.
Conder ontdekte een bekende ford
buurt Beisan genoemd Abarah , nabij de monding van het dal van Jizreël . Dit is 20 mijl van Cana en 60 mijl van Bethanië, en alle
voorwaarden van de plaats aansluiten bij de geschiedenis." De
kleine woestenij van Bethabara aan de overzijde van de Jordaan - Joh. 1:
27-28 - Ook deze tekst is een vervolg op de voorgaande en is meer geschiedkundig
dan geestelijk, want hiermee begint in eerste instantie de bekende en op een
bepaalde manier nog geheel stoffelijke opname van de apostelen. Het vindt
plaats in dezelfde omgeving waar Johannes verbleef, en wel in Bethabara, een
zeer armelijk, door arme vissers bewoond gehucht, en dat is dan ook de reden
waarom de beide leerlingen al zo snel naar het onderkomen vragen, en eigenlijk
van Mij willen weten in welke hut Ik woon.
Omdat Ik
Mij, vóór de doop, veertig dagen in deze omgeving had opgehouden en Mijn
menselijke wezen door vasten en andere oefeningen op het komende geven van
onderricht had voorbereid, is het geschiedkundig logisch, dat Ik daarom in dit
gehucht ergens een onderkomen moest hebben dat in dezelfde woeste en zeer
onherbergzame omgeving lag die Ik voor Mijn doel het geschiktste achtte. De
beide leerlingen wisten wel dat Ik al enige tijd in deze omgeving woonde, want
ze konden Mij al wel ettelijke malen daar gezien hebben, zonder echter te
vermoeden wie Ik was.
Daarom
vroegen ze ook niet direct naar Mijn eigenlijke geboorteplaats, maar slechts
naar het onderkomen in het plaatsje Bethabara, dat voor het merendeel uit
schamele vissershutten bestond, die uit leem en biezen opgetrokken waren en
vaak nauwelijks zo hoog waren, dat een man er rechtop in kon staan. In zo'n hut
woonde Ik ook; Ik had deze hut met Mijn eigen handen tamelijk ver in de
woestijn gebouwd. Uit die tijd dateren nog heden de kluizenaarswoningen, die in
bijna alle christelijke landen voorkomen. Het was, van de plaats waar Johannes
predikte, niet ver naar dat onderkomen; ook nog op een van de onherbergzaamste
plaatsen van deze woestijn stond!
De nacht is
helder en het is niet ver naar Zijn hut (vanaf Bethabara waar ook Petrus was). Langs
de weg, die nog enige tijd langs de oevers van de Jordaan slingerde,
troffen wij Philippus aan, eveneens geboortig uit Bethsaïda (zoals ook Andreas
en Petrus, de twee broers). Johannes de
doper verliet een paar maanden geleden Bethabara . en predikte en doopte aan de
grote Jordaan in de buurt van Jeruzalem. (vermoedelijk Jericho?) - Hij
doopte eerst aan de kleine Jordaan en leerde ook in Klein Bethabara. Daar was
hij veilig. Daarna ging hij waarschijnlijk al gauw naar de grote Jordaan en de
grote woestenij van Bethabara. Bethabara, woestijn overzijde Jordaan.
Op deze
voorliggende vraag moet gezegd worden, dat met de uitdrukking –woestijn- niet
zozeer de kleine woestenij van Bethabara aan de overzijde van de Jordaan
gelegen, bedoeld werd, maar veel eerder de geestelijke woestijn in de
harten van de mensen. De woestijn van Bethabara, waar Johannes inderdaad
leefde, predikte en doopte, was voor dit doel slechts daarom gekozen,
opdat de mensen konden zien hoe het er in hun eigen hart uit zag, namelijk
net zo woest, leeg, zonder edele vruchten, maar vol dorens en distels, allerlei
onkruid en vol adders en ander verwerpelijk kruipend gedierte.
En in die
menselijke woestijn treedt Johannes op als een ontwaakt geweten, wat hij
zuiver geestelijk gezien ook is, en predikt boetedoening ter vergeving van de
zonden en bereidt zo voor de Heer de weg naar de harten van de tot een
woestijn geworden mensen. Er waren
circa honderd mensen in het huis van Jezus bij Maria in Nazareth. Men zocht Jezus en er werd gezegd, dat de
Leermeester Zich niet in Kapernaüm, maar in de buurt van Bethabara bevindt.
Maar langs de weg tussen Kapernaüm en Nazareth, dus langs de weg tussen de
beide plaatsen aan het meer van Galilea, ontdekken de leiders van de menigte
een andere grote groep mensen bij een huis; ze gaan erheen en vragen wat er aan
de hand is. En men zegt, dat Ik in het huis ben.
Jezus begaf zich naar het huis van Simon
Petrus, dat in de buurt van Bethabara lag, waar Johannes vroeger werkte. Toen
Ik echter in het eenvoudige, maar ruime huis van Petrus kwam, lag daar zijn
schoondochter, een goed en meestal zeer werklustig en flink meisje van ongeveer
twintig jaar, met hoge koorts in bed en ze was zeer angstig en had veel pijn.
(Matth.8:14,15) - MARKUS 29 - Bethabara, een kleine woestijnvlakte of
woestenij, gelegen aan de overzijde van de Jordaan, rechts boven van het meer
van Galilea. Een zeer armelijk en door arme vissers bewoond gehucht of
plaatsje.
Een streek
waar het zeer onherbergzaam is. Dit plaatsje bestond 2000 jaar geleden voor het
merendeel uit schamele vissershutten, opgetrokken uit leem en biezen. Men kon
er amper rechtop in staan. Bethabara had destijds visrijke oevers aan de
Jordaan. De stoffelijke opname van de eerste discipelen (Andreas en....) vindt
plaats in dezelfde omgeving waar Johannes verbleef, en wel in Bethabara, een
zeer armelijk, door arme vissers bewoond gehucht. Het is geschiedkundig
logisch, dat Ik daarom in dit gehucht ergens een onderkomen moest hebben dat in
dezelfde woeste en zeer onherbergzame omgeving lag die Ik voor Mijn doel het
geschiktste achtte.
Het
plaatsje Bethabara, dat voor het merendeel uit schamele vissershutten bestond,
die uit leem en biezen opgetrokken waren en vaak nauwelijks zo hoog waren, dat
een man er rechtop in kon staan. Uit die tijd dateren nog heden de
kluizenaarswoningen, die in bijna alle christelijke landen voorkomen. Het was,
van de plaats waar Johannes predikte, niet ver naar dat onderkomen; Jezus
bewoonde het armelijkste hutje, wat daarbij ook nog op een van de
onherbergzaamste plaatsen van deze woestijn stond! Bethabara aan de rivier de
Jordaan – niet ver van de uitmonding in de zee – Johannes de doper was in
gesprek tegen een ieder - hij was
onverbiddelijk en hij had een vlijmscherpe tong – behalve bij Jezus.
Die plek
was gekozen omdat het in de harten van de mensen een geestelijke woestijn was –
een gehucht, bewoond door arme vissers – een woeste zeer onherbergzaam omgeving
– het rivierwater was in die tijd troebel, onrein en ook vol van stinkende
wormen. Hier stond Johannes de doper onder een wilg aan de Jordaan. Heer, dat
is woordelijk de treurige geschiedenis van Johannes die doopte aan de rivier de Jordaan niet ver van de
woestenij bij Bethabara, waar deze rivier in zee valt, er doorheen stroomt
en zich vervolgens naar de Dode zee richt.
Toen Ik
-zoals reeds vermeld - van de aangekomen leerlingen van Johannes gehoord had
wat voor Mij al eerder vaststond - want anders zou Ik niet al 's morgens het
hele grote gezelschap op het juiste moment van Mij weggestuurd hebben -, verliet Ik terstond Nazareth en ging met de
twaalf leerlingen naar de zee bij Sibarah en stapte daar in een schip en voer
naar de streek boven Bethabara. Op het schip vertelden de leerlingen
Mij hoe zij die de dag verder nog onderwezen en wat zij gedaan hadden, en Ik
prees hen daarvoor. Velen waren er uit
Kana in Galiléa en Kana in Samaria, velen uit Jesaïra, velen uit Kis en
Sibarah, uit Kapérnaum, Chorazin, Caesarea, Genezareth en Bethabara.
Zij hadden
nog in vele andere plaatsen over Mij gesproken, zodat uit al die markten en
stadjes een grote massa volk ten dele over zee en voor een deel te voet in de
woestenij bij Mij kwam, natuurlijk met allerlei zieken en gebrekkigen. Zoals
gezegd, was de dag nog maar nauwelijks aangebroken, toen tegen de duizend Mij
volgende pelgrims Mijn verblijfplaats vonden en omringden. De verblijfplaats die Ik in de woestenij had uitgekozen was een ruime
grot zonder geheime uitgangen. Deze grot lag tamelijk hoog en het geboomte
stond er dicht omheen. Voor de grot was ook een heel ruim vrij plateau, waarop
voor enige duizenden mensen meer dan genoeg plaats was, en op dit plateau
hadden zich dan ook de mensen met hun zieken een plaats gezocht.
IK zei
tegen de leerlingen: "Daarvoor hoeven de mensen niet naar de markten te
gaan; geven jullie hen maar te eten! (Matth. 14:16) Om te drinken hebben ze slechts water nodig, en daarvoor zijn hier
rijke bronnen genoeg." Toen
ging Ik helemaal alleen op een dichtbij zijnde kale berg en bad daar om
Mijn vleselijke mens nog sterker te verenigen met de Vader. Ik bleef daar op
die bergtop helemaal alleen (Matth. 14:23) en kon zelfs met de lichamelijke ogen bij de heldere maneschijn heel
goed waarnemen hoe het schip van de leerlingen, dat al midden op zee was, want
de zee was hier niet zo breed, erg te lijden had van de golven, die door
een tamelijk sterke tegenwind tegen het schip sloegen. (Matth. 14:24)
-
ANDRÉAS
zegt: "Voor zover ik weet ligt er nu geen schip aan de woeste kust; daarom
vraag ik mij af: Hoe zal Hij ons volgen? Als
Hij over land wil gaan, kost het Hem ruim veertien uur om onderlangs over
Sibarah en Kis daar te komen waar wij willen landen; wil Hij echter langs de
bovenzijde van de zee daar komen, dan kost Hem dat twee volle dagreizen, want
onze zee is daar het breedst, met diepe inhammen en uitgestrekte moerassige
stukken." Mijn God, als Hij, aan wie hemel en aarde gehoorzamen, van
ons af zou willen, dan kostte Hem dat toch slechts een ademtocht en dan stonden
wij aan het andere eind van de wereld, net
zoals Hij ongeveer drie weken of hoogstens een maand geleden in het
hooggebergte van Kis, dat we hiervandaan nog goed kunnen zien, (OPM. VANUIT
RICHTING BETHABARA MIDDEN IN HET NOORDEN VAN HET MEER VAN GALILEA GEZIEN) ook
slechts een ademtocht nodig had en daar maakten wij een bliksemsnelle reis door
de lucht en waren in een ogenblik bij Hem op de berg! bron: GJE1-101 [2,4],
1-115 [2,15], 1-115,116 [1], 1-5
[7], 1-8 [1-10], 1-9 [3], 2-106, 2-128,
1-99, 2-82 [8], 2-95 [1,5,6,11,19], 2-06 [3] en 2-96 [6] - 1-51 [9] en
1-99 [6]
UpToDate 2022